Blik in de weekbladen EISEVIERS DONDERDAG 8 MAART 1979 DEN HAAG - De pliecrisis van 1973-1974 is zeer leer zaam geweest voor de problematiek waarin we nu verkeren. Sedertdien is er organisatorisch wel het een en ander op touw gezet waardoor we beter zijn voorbereid op gebeurtenissen, zoals die in Iran, waardoor onze olievoorziening gevaar kan lopen. Dit wil niet zeggen dat in een crisissituatie geen last zal worden ondervonden. Zo blijkt uit een gesprek met mr. A. A. T. van Rhijn, plaatsvervangend directeur- generaal van de energievoorziening bij het ministerie van economische zaken. Internationaal zowel als natio naal bestaan er nu afspraken, die het mogelijk maken snel ler en beter te reageren dan ruim vijf jaar geleden. Het is nu dan ook mogelijk de ont wikkeling van dag tot dag te volgen. De eventuele moei lijkheden zijn dan ook niet op de zeer korte termijn (deze winter of dit voorjaar) te ver wachten, maar in de komende winter. Van Rhijn houdt hierbij een slag om de arm ten aanzien van de omvang der tekorten, omdat nog niet be kend is hoeveel olie Iran zal gaan uitvoeren als het land al thans opnieuw op de markt komt. In de huidige situatie heeft ook Nederland te maken met de feiten dat Saoedi-Arabié en, in mindere mate, andere olie producerende landen hun produktie hebben opgevoerd en dat er grote voorraden zijn in de westerse landen. Of die positie ook kan worden be houden is ook afhankelijk van het ween hoe kouder het blijft hoe meer de extra voor raden worden aangesproken. Ingeteerde voorraden moeten straks weer op peil worden gebracht. De vraag of er bij het begin van de volgende winter weer van een sterke voorraadpositie kan worden gesproken is nog niet te beantwoorden. Ook afgezien van de Iraanse si tuatie moeten we ons wél rea liseren dat er toch problemen zijn voor Nederland, aldus Van Rhijn. We moeten naar een situatie toe dat we onze sterke olie-afhankelijkheid kunnen verminderen. De olieproduktie komt nu uit een verhoudingsgewijs te klein gebied, de OPEC-landen hebben een monopolie en daarom blijft de voorziening kwetsbaar. Op wereldniveau zijn de olievoorraden zeer groot. Het probleem dat de zgn. fysieke reserves uitgeput raken, speelt pas na het jaar 2000. Zorgelijk Maar concreter is - zie ook Iran - de zorgelijke situatie die ont staat als de olie die er wel is niet beschikbaar komt. Bij voorbeeld door de wens van de olieproducerende landen hun economie niet dol te draaien, een standpunt dat van hun kant uiteraard be grijpelijk is. Maar landen als Nederland, die sterk afhan kelijk zijn van import, zien zich daardoor geconfronteerd met de mogelijkheid dat zij voorzieningstékorten zouden kunnen krijgen. - Een situatie zoals die in 1973 dreigde? Van Rhijn: „Inderdaad, toen enkele landen (Nederland, de VS, Denemarken en Portu gal) een olie-embargo van de OPEC-landen opgelegd kre gen. Er was wel eens over ge dacht wat je dan moest doen, maar de realiteit was onvól- doende onder ogen gezien. Verder dan een aantekening in een bureaula waren we op het ministerie niet gekomen. Er bestonden wel algemene maatregelen in het kader van de zgn. economische verde digingsvoorbereiding en in ternationale regelingen naar aanleiding van de Suezcri- Er bestond een verdeelschema voor Europese landen in het kader van de OESO (Organi satie voor Europese Samen werking en Ontwikkeling). Maar het bleek toen niet mo gelijk de overige landen in zo'n regeling mee te krijgen. Onder druk van de interna tionale politieke situatie was men benauwd om het ver deelschema in werking te zet ten. Landen die er gunstig af kwamen, hadden weinig be hoefte hun goede positie op te geven ten behoeve van ande ren. Ook in EG-verband viel niets te bereiken, weliswaar werd op een topconferentie in Kopenhagen een afspraak voor „solidariteit" gemaakt, maar er gebeurde niets. En daarna was de crisis al weer voorbij". Doorzichtig - Wat is vervolgens ge beurd? Van Rhijn: „Amerika riep begin 1974 een conferentie in Was hington bijeen met de belang rijkste OESO-landen om een voorstel tot oprichting van het Internationaal Energie Agentschap te bespreken. Dat IEA is toen ook tot stand gekomen, het moest zich be zighouden met: het zoeken van oplossingen voor de olie- voorziening op langere ter mijn; het maken van een ver deelschema voor tekortsitua- ties; opzetten van samenwer king tussen producenten en consumentenlanden". „Die opzet is verder uitgewerkt en mede op aandrang van Nederland, West-Duitsland en Denemarken is een werk stuk gemaakt over het door zichtig maken van het olie- marktgebeuren om te zien wat er omging op dat gebied. Inmiddels had ons land daarmee geen ongunstige er varingen, want van het goed verdelen der beschikbare olie heeft Nederland door het op treden van de oliemaat schappijen in 1973 en 1974 duidelijk geprofiteerd". „Op een aantal belangrijke pun ten is het IEA toen snel van de grond gekomen, mede door het in Parijs stichten van een centraal bureau. Maar het op zetten van een brede samen werking tussen producenten en importeurs stuitte op te veel problemen. De bereid heid tot overleg was niet zo groot, in dit verband moet worden vermeld dat ook de zgn. Noord-Zuiddialoog, waarvoor het IEA mede een aanzet gaf, mislukte". MrAA.T. i Rhijn „Wat wel lukte was het opstel len van een verdeelschema. Daarbij zat het crisisgcbeuren van '73 en '74 nog duidelijk in het geheugen. Besloten werd dat de beste manier van vel deling die op consumptieba sis was, hoewel de VS met een grote eigen produktie daar moeilijkheden mee had. In het kader van dit systeem werd de verplichting vastge legd tot voorraadvorming. die in EG-verband al bestond en waarvoor de OESO een aanbeveling aan zijn leden had gedaan. De EG schreef 90 dagen voorraad voor, maar op consumptiebasis (natio naal verbruik dus), terwijl het IEA 90 dagen op importbasis (eigen produktie) voor schreef'. „Voor ons land dekken beide voorschriften elkaar wel. Het komt er nu op neer dat als er een tekort wordt geconsta teerd van zeven procent, ver geleken met de meest recente basisperiode, het schema dan in werking treedt. Het IEA- bureau kan de regeling star ten, het bestuur kan die be slissing met meerderheid van stemmen terugdraaien bin nen acht dagen. Het heeft wel moeite gekost die bevoegd heid aan het IEA te geven, Nederland met name heeft daarvoor hard moeten vech ten". Grote voorraden - Heeft het verdeelschema al gewerkt? Van Rhijn: „Tot dusver niet, in de eerste fase van het Iran- conflict (november 1978) wa ren we er dichtbij. Toen bleek dat rekening kon worden ge houden met de bereidheid van landen als Saoedi-Arabië en Koeweit de produktie iets op te voeren. Het gaat er maar om hoeveel tekort je zonder moeilijkheden kan verwer ken, gezien tegen een con- Door Kees Cornelisse „Voor Nederland is dit wel be langrijk, want een kwart van onze olie-import kwam tot dusver uit Iran. We zouden wellicht al in de problemen zijn gekomen als andere pro- duktielanden niet tot dusver voor opvang zorgden. Maar onze voorraden zijn nog groot genoeg; er is aanzienlijk meer aanwezig dan de 90 voorge schreven dagen. Wat het ver deelschema van de IEA be treft, dat zit zo in elkaar dat minimaal 7 en nooit meer dan 10 procent op het verbruik wordt „gekort", afhangend van de omvang van het tekort. Het verschil tussen de aan voer en het gekorte verbruik mag worden gedekt door in tering op de verplichte 90-da- genvoorraad" „Op die manier hoeven we dus niet te vrezen voor ernstige verstoringen van de econo mie op korte termijn. Het komt er dus op neer dat als een bepaald uitvoerland uit valt, zoals nu Iran, de olie stroom over andere landen wordt herverdeeld. De IEA- staf wordt voor dit werk bij gestaan door een adviesraad, waarin ook de grote oliecon cerns zijn vertegenwoordigd. Daardoor komt bij de IEA di rect de informatie over voor zieningssituatie en het trans port binnen, want de maat schappijen regelen zelf de herverdeling". - Kunnen er dan toch nog problemen ontstaan? Van Rhijn: „De maatschappijen treffen dus onderlinge deals, zoals zij in 1973 en 1974 dat ook deden. De concerns, die ons land bevoorraden, zorgen er dus voor dat olie uit andere produktielanden naar Ne derland komt, opdat Neder land aan zijn gegarandeerde volume komt. Problemen kunnen dan voortvloeien uit de verschillende kwaliteiten ruwe olie. Saoedi-Arabië bij voorbeeld levert hoogzwave- lige olie, zodat de raffinade- riien dus extra ontzwave lingsmaatregelen moeten treffen om aan de milieu-ei sen te voldoen" „Mochten er nog andere problemen zijn, dan kan de IEA aanwijzingen geven om ei*voor te zorgen dat een even tueel nadelig behandeld land toch aan zijn trekken komt. Wat Nederland betreft is er nog een aparte factor, omdat wij voor een deel in de West- duitse behoefte voorzien. West-Duitsland heeft minder raffinagecapaciteit dan het produkten afneemt, wij voor zien voor een stuk in die pro dukten. Afgesproken is nu dat wij West-Duitsland moe ten blijven leveren, als daar uit last ontstaat moeten wij die dragen. Daarvoor krijgen we wel de nodige ruwe olie terug" EG-problemen Een apart vraagstuk bestaat trouwens nog doordat Frank rijk geen lid is van de IEA. politieke redenen spelen daarbij een rol. Frankrijk vaart een eigen koers, ge kenmerkt door een sterke band tussen oliebeleid en na tionale politiek. Daarnaast houdt dit beleid in het voorop stellen van de eigen staatso liemaatschappij. Zulke feiten hebben weer invloed op het EG-beleid, dat niet verder is gekomen dan wat aanvullen de maatregelen. Een echt Eu ropees energiebeleid is nog steeds niet van de grond ge komen. Er is in de EG, ten onrechte, in het verleden te weinig aan dacht op de olie gericht. Des te meer nadruk werd gelegd op de kernenergie, als bron van de toekomst. Maar de doorbraak van de olie ver traagde juist de vooruitzich ten voor kernenergie, waarna vervolgens de huidige problemen uit de overheer sende rol van de olie voortvloeiden. Het gebrek aan overtuiging met betrek king tot de politieke nood zaak en de kortzichtige wens om een eigen nationaal beleid te voeren, zoals in Frankrijk en Engeland, werken vertra gend. De EG zou als eenheid binnen de IEA een belangrijker rol kunnen spelen als de leden een gelijkgericht gemeen schappelijk beleid voerden. Er zijn wel initiatieven op het gebied van energiebesparing, kolenvergassing, onderzoek van nieuwe energiebronnen en opslagmogelijkheden voor kernafval. Maar dat zijn be scheiden projecten tot dus ver, terwijl besef van onder linge solidariteit en noodzaak tot ingrijpen bij crisissituaties tot een versterkt beleid zou den moeten leiden. Maatregelen - Welke maatregelen worden in crisissituaties nationaal ge nomen? Van Rhijn: „Dat is een vrij in gewikkeld stelsel. Er is in de eerste plaats een crisis-mana- gementgroep van vier man, die full-time sedert lang hiermee aan de gang is, onder verantwoordelijkheid van economische zaken. Het gaat hierbij om ambtenaren die de opzet nu hebben geregeld, een crisisorganisatie op pa pier hebben gezet en be schikken over de benodigde basisgegevens, met name dus over statistisch mate riaal". ,In geval van nood wordt, evenals in 1973, het Rijksbu reau voor Aardolieprodukten opgericht, dit in samenwer king met tal van andere mi nisteries en met de oliemaat schappijen. De mensen die dit bureau gaan bemannen worden op dat moment rijksambtenaar. Daarmee vermijden we iedere schijn dat de maatregelen door de olieconcerns zouden worden voorbereid. Ook al hebben de maatschappijen technische 'inbreng, zij bepalen niet het beleid" ,Wat de maatregelen betreft, sommige ervan bestaan nog altijd in de vorm van het maximumsnelheidsgebod van 100 km en het advies de gordijnen te sluiten. Dan valt natuurlijk te denken aan an dere algemene maatregelen als autoloze zondagen, kor tingen in leveranties voor in dustrie, verwarming, vervoer Daarbij komt dan een onthef fingenbeleid te pas in het ka der waarvan beoordelingen moeten worden uitgevoerd. Deze organisatiegroep is nu twee jaar bezig en zal waar schijnlijk dit jaar geheel ge reed komen". - Houdt dat in dat bij gebleken urgentie toch een organisatie in werking kan treden? Van Rhijn: „Dat kon in 1973 snel, dankzij veel goede wil, het zou nu nog sneller kun nen. Het verschil is dat er toen te weinig basisgegevens wa ren om te kunnen handelen, maar dat materiaal zal het CBS gaan verschaffen. We zijn nu in staat als het nodig is prioriteiten te stellen voor het doorgaan met leveren. Volks gezondheids- en veiligheids doeleinden staan hoog op de lijst, uiteraard ook de indus triële activiteiten, zoals de chemische industrie (denk maar eens aan het tekort aan vuilniszakken dat vijf jaar geleden ontstond door ge brek aan nafta). „Dat kan dan inhouden dat er gekort zal worden op oliele vering voor particulier ver voer. Daartoe zal overgegaan worden als er een langere pe riode van minder aanvoer aan de gang is. Maar met de voor raad van 90 dagen kan nog zeer veel worden gedaan. Pas als de voorraad op het peil van 45 dagen is gekomen moet er een discussie komen welke aanvullende maatregelen er nodig zijn. Werkelijke distri butie moet ook geloofwaardig worden gepresenteerd en zal dus niet zo snel van kracht worden. Er is wel een nieuw systeem voor in opbouw, waarbij gebruik wordt ge maakt van automatiserings mogelijkheden" Voorraadvorming - Een centrale rol speelt bij dit alles de voorraadvorming, hoe is die nu precies gere geld? Van Rhijn: „Daarvoor is opge zet het ICOVA, het Interim Centraal Orgaan Voorraad vorming Aardolieprodukten. Aan de voorbereiding van dit onderdeel is drie jaar ge werkt, ook daarbij kwam veel statistisch materiaal te pas. De basis is de Wet Voorraad vorming Aardolieprodukten, waarbij importeurs en raffi naderijen worden verplicht voorraden aan te houden. Een deel van die voorraden wordt door een centraal orgaan be heerd, omdat er behoefte be staat aan specifieke nood voorraden naast de werk- voorraden die de maatschap pijen altijd al hebben" „Mede in verband met extra kosten van opslag e.d. is be sloten in stichtingsverband samen te werken, waarbij de overheid ondersteunend op treedt. De extra kosten wor den overigens in de toekomst door een speciale heffing be streden. Alle vöorraadplich- tigen dragen een zodanig deel van hun voorraad aan het ICOVA over, dat dit orgaan 15 dagen voorraad in totaal gaat beheren. Het gaat om een volume van 600.000 ton waar van een derde bij de oliemaat schappijen in opslag blijft. Die opslagruimte wordt dan gehuurd". ,Op die manier zal gemakkelijk worden voldaan - en dat blijkt ook nu al - aan de eis voor een voorraad van 90 dagen, mede als gevolg van onze grote verwerkingscapaciteit. De voorraden van het bedrijfsle ven verminderen op deze manier niet en uiteindelijk komt zelfs een verbetering van de totale voorraad tot stand. Dat is zeker een natio naal belang. Het gaat dan ook om een permanente zaak, want het ICOVA is een voor schot op een definitief or gaan. Tijdelijk worden de kosten nu door een bepaalde afdracht van, de maatschap pijen gefinancierd, maar de omvang is nu nog be perkt" Luns en het CDA, dat is de voor naamste kost van de weekbladen deze week. "Wie volgt", staat er in grote letters op de omslag van El- seviers Magazine. René de Bok en J. Heinemans onderzochten de positie van Lou de Jong als directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. "Lou de Jong is zonder twijfel de drij vende kracht, de motor in het complexe radarwerk van oor logsdocumentatie. Maar langza merhand kan men zich niet aan de indruk onttrekken dat de mo tor kuren begint te vertonen", al dus Elsevier. Ferry Hoogendijk heeft het ook over de zaak Luns die volgens hem onnodig is uitgegroeid tot een "affaire" Luns. De stelling van de NAVO topman als zou het bekendmaken van zijn NSB lid maatschap een teken zijn van de toenemende radicalisering in Nederland, bestrijdt Hoogendijk. "Zijn lidmaatschap van de NSB is niet het verzinsel van een radi caal. Het is een feit waar ook hij niet omheen kan". Dezellae Hoogendijk had zaterdag voor de TROS radio een ge sprekje met minister-president Van Agt. Hij vond het blijkbaar zo opzienbarend dat het gesprek ook nog eens in zijn weekblad wordt afgedrukt. Lengte (1 pagi na) en inhoud komen aardig overeen met het traditionele schoolkrant interview. Wat te denken bijvoorbeeld van de vraag: "Hangt al die kritiek u soms niet de keel uit. Krijgt U nooit de neiging te zeggen waar doe ik het allemaal voor?" Vrij Nederlend kan weinig nieuws bijdragen over Luns. Ook hier het inmiddels bekende commentaar van Luns in het blad Propria Cu res in 1933 over het bombarde ment op het schip de Zeven Pro vinciën en de rol van de NSB in de vooroorlogse jaren. De schrij ver van het artikel, Martin van Amerongen, zegt na het overzien van de belangrijkste activiteiten van Luns in de jaren dertig dat, niet zozeer het beeld van een al dan niet bewuste fascist over heerst, maar veeleer de indruk van een reactionair met^ reeds toen even extreme als clowneske trekken. VN was ook aanwezig op dè AR partijraad van afgelopen zater dag. Het is een stemmig sfeerver- haal geworden: "Al aan de stem ming en de ambiance we dat wij een levend lijk aan het be graven waren". VN start een nieuwe serie. Ditmaal over de huizenmarkt die niet meer is wat die geweest is. De gouden tijden zijn voorbij, dat is duidelijk. Voor een grote groep huizenbezitters is de droom van het eigen woningbezit verandert in een nachtmerrie. De rubriek Terzijde is voor een groot deel gevuld met Luns en Lou de Jong: "Je kunt ook mer ken dat Lou de Jong met pen sioen gaat. Hij is bezig zijn bureau op te i De Haagse Post gaat in de zaak Luns op dezelfde manier te werk als in de zaak Aantjes. Net zoals bij de voormalig CDA-leider is een team verslaggevers gaan spit ten in het verleden. Veel levert dit graafwerk echter niet op. De ene door HP opgespoorde "getuige" beweert met grote stelligheid Luns met een NSB speldje te hebben zien lopen, de ander zegt weer dat hij Luns nooit met zo'n speldje heeft gezien. Hofland maakt zich boos over Luns' opmerkingen over de toe nemende radicalisering in Ne derland: "Maar zou je dan alleen maar in dit speciale geval, waarin het gaat om het lidmaatschap van een organisatie die zich als een van de alleronverdraagzaamste uit de geschiedenis ontpopte, John Jansen van Galen maakte een interessant portret van D'66 en het gevaar van de verrechtsing Hij peilde de mening onder een groot aantal kamerleden van de partij en sprak ook nog met een paar andere prominenten uit D'66. Voorzitter Glastra van Loon geeft een aardige definitie van de leden van D'66: "Het zijn in door snee de mensen die maatschap pelijk voldoende comfortabel zit ten om zich niet meteen zorgen te maken voor de dag van morgen en zich uit dien hoofde zorgen kunnen maken over de toekomst over de wereld waarin hun kinde ren moeten leven". Ischa Meijer sprak voor zijn week- boek met de tekenaar Peter van Straaten: "Ik hou niet van mo derne mensen. Ze kunnen me niet ouderwets, niet gek genoeg zijn. Afwijkend gedrag, daar ben ik dol op" hervormd nederland Een vraaggesprek tussen minister van defensie Scholten en Her vormd Nederlfcnd redacteuren Bert van Duyn en Kees Waag- meester veranderde al snel in een twistgesprek. Het levert zeer in teressante leesstof op. De minis ter is het oneens met het voorstel zoals dat aan de Hervormde Sy node is gedaan om zich uit te spreken tegen het bezit van kernwapens. Scholten: "Het is mijn stellige overtuiging dat als u in deze situatie de kernwapens eenzijdig verwijdert, wat het IKV in feite wil, dat U daarmee deze wereld in een instabiliteit brengt en een gevaar van oorlogsdrei ging die oneindig veel groter is dan de situatie van dit moment." Behalve over Luns wijdt het blad ook nog een commentaar aan het einde van de ARP. Hervormd Nederland hoopt dat de inhou delijke discussie over de politie ke opstelling als een wonder kan voorkomen dat het CDA aan de hand van de WD zonder meer blijft rondtollen in het grijze on geïnspireerde midden. De journalist aller tijden, Kuifje, siert de omslag van De Tijd. Dit in verband met de vijftigste ver jaardag van de stripheld. De Tijd, uitgave van de VNU, sprak met de voorzitter van de raad van be stuur van het concern, mr E. Bloembergen over Story en Mix, eveneens bladen uit de VNU ko ker. Hij heeft Story eenmaal he lemaal gelezen. Na afloop wist hij niet meer wat er in stond. Bloem bergen vindt het niet op de weg van particuliere ondernemingen liggen mensen voor te schrijven wat ze wel en wat ze niet moeten doen, antwoordt hij op de vraag of dit soort bladen de mensen in slaap sust. VNU is een commer ciële uitgeverij, geen zedelijk li chaam", aldus Bloembergen. Vanzelfsprekend suddert de dis cussie over het katholicisme naar aanleiding van de VPRO televisie uitzending ook rog na in De Tijd. Herman Hofhuizen schreef tien geboden op voor de anti-papist. Gebod nummer acht "Besef vooral op vrijdag: een roomse gluiper is zo schijnheilig dat hij op die dag uit versterving lekkere gebakken paling eet in plaats van gebakken biefstuk". MARK KRANENBURG

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 21