Een groen gordijn een vriendelijk gezicht Te weinig aandacht voor het werkende meisje IN EMANCIPATIEBELEID: Geen reageer buisbaby voor Amerikaanse vrouwen Anti-slip Wina Borns nutteloze lyriek DONDERDAG 8 MAART 1979 EXTRA PAGINA 19 Baby Louise, de veelbesproken „reageerbuisbaby" die onlangs in Engeland op de wereld is gehol pen, heeft volgens het Ameri kaanse gezinsblad McCall's veel teweeg gebracht onder kinderlo ze echtparen in de Verenigde Sta ten. Naar schatting zijn er in de VS meer dan een half miljoen vrouwen die niet op natuurlijke wijze zwanger kunnen worden doordat hun eileiders dezelfde afwijking vertonen als die van de moeder van de reageerbuisbaby. Het nieuws dat het in Engeland (en kort daarna ook in India) ge lukt is om een buiten het lichaam bevrucht eitje terug te zetten in de baarmoeder voor een „nor male" verdere ontwikkeling, heeft veel Amerikaanse vrouwen die in dezelfcte situatie verkeren nieuwe hoop gegeven, die echter voorlopig niet te honoreren is. McCall's laat enkele vooraan staande Amerikaanse gynaeco logen aan het woord, die spreken over „een bombardement van verzoeken" door tot nu toe on vruchtbare vrouwen die een soortgelijke bevruchting zouden willen ondergaan. Het resultaat van het Britse experiment blijkt ook door te werken bij sommige Amerikaanse adoptie-instellin gen, waar een aantal kinderloze echtparen zich van de wachtlij sten heeft laten afvoeren in het vertrouwen dat ze binnen afzien bare tijd via zo'n revolutionaire bevruchtingstechniek alsnog een eigen kind zullen kunnen krij gen. Maar volgens het artikel in McCall's is in de VS alle weten schappelijk onderzoek op dit ge bied een jaar of drie geleden vrij wel volledig stilgelegd, in af wachting van een rapport dat strenge medische en ethische richtlijnen voor alle research op dit terrein zal moeten geven. De meeste ongelukken gebeuren in huis. En veel daarvan hebben plaats in keuken en vooral bad kamer. Valpartijen door „slip pen" in de badkuip of de douche- bak zijn aan de orde van de dag. Heel wat kinderen vallen zich da gelijks stevige builen na zo'n slippertje in bad of douche. Eenvoudige, kleurrijke oplossing: plak zelfklevende stickers in kuip of bak, en het gevaar is na genoeg geheel de wereld uit. Maak de ondergrond eerst goed droog en vooral vrij van zeepres ten en andere ongerechtigheden. Anders hechten de stickers niet goed. Jan Brusse, "onze man in Parijs", heeft eens een reportage ge maakt over de gere nommeerde wijnkel ders in de catacom ben van Parijs. Hij mocht daar een wijn proeven, die zo'n tachtig jaar oud was en voor de ogen van het Nederlandse kijkerspubliek ging Brusse af toen hij met veel aplomb een wijn bewonderend keurde, die volgens de echte wijnproe ver naast hem niet meer te drinken was. Dergelijke taferelen dringen zich onwil lekeurig aan je op bij het lezen van het Wijnboek van Wina Born. Wijnproeven heeft blijkbaar iets sacraals. Het ritueel wordt in opperste concentratie vol trokken en de be tovering verbreekt als de proever goed keurend met de tong klakt Je kunt niet zeggen, dat Wina Born de moeite heeft genomen iets aan dat mystieke sfeertje te doen. In tegendeel zelfs. Haar would-be poezie dringt het wijndrin- ken zo mogelijk nog verder terug in de exclusiviteit. Te meer daar in haar Wijnboek eigenlijk bijna alleeh de grote wijnen aan bod ko men. In elk geval krijg je de neiging om in de bistro in het vervolg maar ge woon de open wijn te nemen, dat be spaartje de afgang la Jan Brusse bij het schijnbaar zo nood zakelijk wijnproe ven. Niettemin staan er aardige wetens waardigheden in het Wijnboek. Veel in formatie over het proeven (toch wel), kiezen, kopen en op slaan van wijn. Wina Born vertelt iets over de geschiede nis van het wijn- drinken, over het decanteren, de gla zen en de prijzen. En dat alles gewikkeld in de onvermijdelij ke terminologie, die echte wijndrinkers schijnen te moeten bezigen. Wat voor beelden: Chablis, de droogste, de teerste, de meest subtiele; in zuidelijke warme kruidigheid geu rende rode Hermi tage; witte wijnen met een nauwelijks merkbare roze blos. Toegegeven, een goed ontwikkelde smaak is een uiterst plezierig zintuig en de wijn een prima middel om dat te benadrukken, maar dat is toch nauwe lijks een reden je zo te verliezen in wolli ge lyriek als Wina Born dat doet. Op pagina 56 schrijft ze: "Een wijn te jong drinken is ook erg - en dat komt helaas veel voor. "Ik ween om bloemen in de knop gebroken," dichtte Willem Kloos en hij dacht daarbij niet aan wijn, maar ik wel." Waarmee voldoende is gezegd. WIM SCHEURER Wina Borns wijnboek; uitgeverij Zomer Keunig; prijs f. 22,50. Badpakken en bikini's versierd met ruches, kralen en kettinkjes en vooral bij de badpakken een diepe V-hals uitsnijding. Dat zijn de nieuwe kenmerken van de Tweka-collectie voor de komen de zomer. De kleuren zijn steen rood, bordeaux, olijfgroen, grijs, staalblauw, purper en beige. Voor de dessins zijn vrij nieuw in de Tweka-collectie de vruchten die op "strategische" plaatsen zijn aangebracht, de kruiden en gedroogde bloemen. 1Zo'n ijzeren rekje waarte gen klimplanten groeien, kan op den duur een ondoordring bare plantenwand worden. Door regelmatig snoeien houdt u de planten mooi in model en kan er toch licht uw kamer bin nenkomen. We zien de laatste jaren achter steeds meer vensters een „le vend" gordijn. Geen vitrage maar een gordijn gevormd door klim- en hangplanten. En wees nou eens eerlijk, brengen planten ook niet veel meer gezelligheid in huis dan een stukje stof? Zo'n groen gordijn kunnen we op diverse manieren verwe zenlijken De eenvoudigste 2. Asparagus sprengerii is uitstekend geschikt voor het maken van een groen gordijn Met enkele van deze planten maakt u een hele groene "wa terval" voor het raam. manier is wel de hoog- groeiende potplanten ge woon op de vensterbank plaatsen, samen met de klimmers. Boven in het ven ster op een aparte plank wor den de hangplanten gezet. Ook kunnen de hangplanten in potten met touwen aan het plafond opgehangen wor den. Met een beetje handigheid kunt u ook een lattenwerk boven aan het venster maken- Daarlangs kunt u dan planten leiden en daar kunt u ook bloempotten aan ophangen. Erg leuk, zo'n pergola in huis en nog mooier als u hem aan de buitenkant van het huis laat doorlopen, zodat het één geheel lijkt. En dan kunt u tot slot ook nog overwegen om een klimrek voor het raam te maken waar tegen de planten omhoog kunnen klimmen. Wel moet u dan voldoende ruimte overla ten om ook zo nu en dan zon der al te veel problemen de ramen te kunnen zemen. Plaats Voor elk venster kan zo'n groen gordijn op de een of andere manier gerealiseerd worden, mits u wel bij de aanschaf van de planten rekening houdt met de ligging van het ven ster. Het spreekt eigenlijk voor zich dat voor een noord- raam niet dezelfde planten gebruikt kunnen worden als voor een zuidraam. Toch houden veel mensen daar weinig of geen rekening mee, waardoor veel teleurstellin gen ontstaan. Daarom hier onder een opsomming van planten die voor de verschil lende vensters een goed groen gordijn kunnen vor men. Noordraam Klimplanten: Groene Rha- phidophora, Cissus, Hedera (klimop), Monstera (gaten- plant), Rhoicissus, Philoden- dron. Hangplanten: Aspara gus (sierasperge), Tradescan- tia, Chlorophytum (graslclie), Soleirolia (slaapkamcrgcluk). Opgaande planten: Aspidis tra, Cyperus (parapluutje), Dieffenbachia, Fatshedera, Fatsia (vingerplant), Ficus benjamina, Schleffera. Oost- westraam Klimplanten: Ampelopsis (ka merwingerd), Cissus, Clero- dendron, Gloriosa (prachtle- lie), Jasminum (jasmijn), Hoya (wasbloem), Plumbago (mannetrouwX Pereskia (bladcactus), Stephanotis (bruidsbloem), Syngonium. Hangplanten: Campanula (Ster van Bethlehem), Aspa ragus (sierasperge), Saxifraga 3. Op een plank boven in het venster kunnen hangplanten zoals deze Aeschynanthus en de Tradescantia een goed plaatsje vinden. (moederplantje), Aeschynan thus Columnea, Scindapsus, Zebrina, Piper (peper). Op gaande planten: Ardisia, Cy perus (parapluutje), Begonia, Cordyline, Dieffenbachia, Draceana. Zuidvenster Hangplanten: Ceropegia (lan taarnplantje), Senecio her- reianus (erwtenplantje). Klimplanten: Ipomoea (pis- potje), Passiflora (pas siebloem), Plumbago (man- netrouw), Thunbergia (Su zanne met de mooie ogen), Bougainvillea, Abutilon. Op gaande planten: Sparmannia (kamerlinde), Oleander, Co- leus (siernetel). Acacia, Eu phorbia milii (christusdoorn), Citrus, Yucca (palmlelie), Ci troengeranium. DEN HAAG - In het kader van de emancipatie van de vrouw is wel veel aandacht besteed aan de werkende (gehuwde) vrouw en aan de vrouw die opnieuw wil gaan werken. Maar wer kende meisjes komen nauwelijks aan de orde. Weliswaar hebben de werkende jongeren in de afgelopen jaren duidelijk laten merken dat zij er zijn en hun positie in de maat schappij veranderd willen zien, maar het feit dat „de werkende jongeren" in meerderheid uit werkende meisjes bestaan is minder bekend. In de bestaande informatie worden deze meisjes vaak getypeerd als onbereikbaar, ongemotiveerd, kansarm en zon der beroepsmogelijkheden. Of als „de bruidjes van morgen" die weinig gemotiveerd zijn en een huwelijk zien als ontsnappings mogelijkheid uit vervelend mo notoon werk dat ze nu doen. Over hun leefwijze, werk en toekomst verwachtingen bestaat weinig feitelijke kennis. Met deze conclusies wordt een rap port ingeleid dat geschreven is in opdracht en onder verantwoor delijkheid van de EK (de in 1974 ingestelde Emancipatie Kom missie die de regering gevraagd of ongevraagd, adviseert over het voeren van een emancipatiebe leid). De EK is van mening dat de groep werkende meisjes tot nu toe in het kader van het emanci patiebeleid te weinig aandacht heeft gekregen. Het rapport, dat een stimulans moet zijn voor de ontwikkeling van een dergelijk beleid, is kortgeleden versche nen onder de titel „Werkende meisjes, een terreinverkenning", en is geschreven door dr. Geertje Thomas, hoogleraar in de vrou wenemancipatie aan de Land bouwhogeschool in Wageningen en adviserend lid van de EK. De groep die in het rapport be schreven wordt zijn de meisjes in de leeftijd van zestien tot en met achttien jaar die geen volledig dagonderwjs meer volgen. Ze kunnen in loondienst zijn, thuis werkzaam, of werkloos. Als ze werken volgen ze daarnaast soms een part-time opleiding. Meestal zijn de werkende meisjes te vin den in de onaantrekklijke ba nen. Ter verduidelijking van hun situa tie geeft de samensteller van het rapport in het tweede hoofdstuk een inventarisatie van de positie van meisjes in het algemeen in onderwijs en beroepswereld (waarbij ze aantekent dat de be schikbare onvolledige statistie ken het onmogelijk maken om een duidelijk beeld te krijgen van de meisjes tussen vijftien en acht tien die „tussen wal en schip van onderwijs en beroepsarbeid val len"), en van de veelzeggende verschillen in hoeveelheid en soort „genoten" onderwijs tussen meisjes en jongens. Zoals de sterke opsplitsing-naar-sekse in het lager onderwijs: slechts drie procent meisjes bij de leerlingen van het lager technisch onderwijs in het cursusjaar 1975-1976, slechts één procent jongens bij de leerlingen van het lager huis houd- en nijverheidsonderwijs in hetzelfde cursusjaar. Voor de jongens is dat lager tech nisch onderwijs een duidelijke beroepsopleiding, voor de meis jes is „de huishoudschool" dat veel minden het is aan de ene kant wel een voortbereidende opleiding voor beroepen in de verzorgende en verplegende sec tor, maar aan de andere kant ook nog steeds een nadrukkelijke voorbereiding op de (afhankelij ke) huisvrouw- en moederrol in de maatschappij. Op de arbeids markt krijgen meisjes met een dergelijk diploma het steeds moeilijker door de concurrentie die ze ondervinden van kandida ten met een hogere opleiding. In Nederland werken, in vergelij king met de omliggende landen, nog altijd weinig vrouwen bui tenshuis (iets meer dan dertig procent van de vrouwen van 15 tot 65 jaar, volgens cijfers van 1975). Van dit percentage bui tenshuis werkende vrouwen is de helft jonger dan 25 jaar. Het ni veau van het werk is voor de meisjes en vrouwen veel lager dan voor mannen: bij de Rijks overheid werkt bijna 80 procent van de in dienst zijnde vrouwen in de laagste rangen, voor de mannen is dit percentage 45. In de industrie doet de helft van de arbeiders van 21 jaar of ouder ge schoold werk, maar dit geldt poor sleihts 63 procent van dezelfde categorie vrouwen. Volgens een recent onderzoek in 900 Nederlandse bedrijven, ver richt door de loontechnische dienst van het ministerie van so ciale zaken, zegt 85 procent van de ondervraagde functionarissen dat in hun bedrijf bij het aanstel- lingsbeleid onderscheid wordt gemaakt tussen vrouwen en mannen (vaak gaat het daarbij om vooroordelen: klanten zou den bijvoorbeeld niet met een vrouw over technische zaken willen praten). In ruim de helft van de betrokken bedrijven wordt onderscheid gemaakt by aanstelling of promotie, en wor den (nog) geen maatregelen overwogen om dit onderscheid op te heffen. Gegevens over de deelname aan bedrijfsscholen la ten zien dat tussen 1975 en 1977 geen vrouwelijke leerlingen meer in de bedrijfsscholen worden aangetroffen (in het jaar daarvoor waren er nog 65 vrouwen in op leiding bij een bedrijfsschool). Aan de hand van deze en andere gegevens wordt de toekomst, wat betreft de emancipatie van de wereld van arbeid en beroep, als „niet opwekkend" geschetst. Beroepskeuze in de mist Bij de beroepskeuze blijkt dat meisjes, die geen voortgezette dagopleiding hebben gevolgd (of zo'n opleiding hebben afgebro ken), vaak minder weten van de mogelijkheden voor beroeps keuzevoorlichting en daar dan ook minder gebruik van maken, dan meisjes met een voltooid voortgezette opleiding (een ver schijnsel dat trouwens ook blijkt op te gaan voor de jongens in deze situatie). Ook de ouders zijn niet op de hoogte. Drie van de vier werkende meisjes hebben niet om advies gevraagd bij een ad viesinstantie voor beroepskeuze. Als men wel om advies heeft ge vraagd is dat meestal gebeurd via de school, en daarnaast via het gewestelijk arbeidsbureau. Dat zou erop kunnen wijzen dat de afstand tot de instanties voor voorlichting over beroepen en beroepskeuze (te) groot is. Uit eerder verrichte onderzoeken naar de situatie van de werkende jongeren is gebleken dat meisjes zowel als jongens weinig weten over de opleidingsmogelijkhe den in een bedrijf, en dat bedrij ven het vaak ook niet belangrijk vinden om op zulke mogelijkhe den te wijzen. Maar meisjes den ken ook minder vaak dan jongens dat ze door het volgen van een opleiding een betere positie in het bedrijf zouden kunnen krij gen, ze laten zich ook vaker niet inschrijven bij een arbeidsbu reau dan jongens, en slechts 5 procent van de 16- en 17-jarige werkende meisjes is aangesloten bij een vakbond (tegen 20 procent van de jongens). Wat de toekomstverwachtingen van werkende meisjes betreft stelt Geertje Thomas vast, dat de gegevens hierover maar zeer summier zijn, en dat meer infor matie hierover dringend nodig is. Een interessant (en ook Voor het emancipatiebeleid belangrijk) punt is volgens haar, dat werken de meisjes individualistisch han delen en denken, de fijne of nare dingen die hen overkomen als iets persoonlijks zien, en niet denken in categorieën als „vrou wen" of „arbeiders". Ze meent dat het erg moeilijk zal zijn om werkende meisjes bij het eman cipatieproces te betrekken, zo lang deze meisjes niet of nauwe lijks weten wat vrouwenemanci patie inhoudt, of er tegen zijn- Een directe benadering met emancipatiedoelstellingen zal dan ook waarschijnlijk weinig zin hebben. Achterstand De achterstandsituatie van wer kende meisjes is niet alleen te verklaren uit achterstanden in het school- en beroepsleven. Thomas noemt een aantal facto ren die deze situatie nog aanmer kelijk verscherpen. Onder in vloed van hun sociaal milieu kie zen meisjes (voor zover in dit ver band dan nog van „kiezen" kan worden gesproken) vaker voor een lagere beroepsopleiding. Dit geldt ook voor jongens, maar meisjes krijgen daarnaast te ma ken met de extra handicap dat hun lagere beroepsopleiding nauwelijks een beroepsopleiding kan worden genoemd. De keuze van het lager huishoud- en nij verheidsonderwijs hangt nauw samen met de (milieugebonden) verwachtingen van de opvoeders over de toekomstige rol van het meisje: huisvrouw en moeder. Doordat de toekomstige school keuze voor veel kinderen al plaatsvindt bij de overgang van vijfde naar zesde klas op de lagere school, komen de voorlichtende instanties op het terrein van school- en beroepskeuze te laat met hun service (nog afgezien van het feit dat toekomstige wer kende meisjes en hun ouders de weg naar zulke instanties niet we ten te vinden). Dat het lager be roepsonderwijs nog altijd sterk „naar sekse opgesplitst" is, be lemmert de onafhankelijke be roepskeuze die aansluit op ie mands mogelijkheden, inplaats van op het toevallig meisje of jongenfje zijn. Voor werkende meisjes zijn er tenslotte in het be roepsstelsel slechts een beperkt aantal slecht betaalde banen, on der vaak ongunstige werkom standigheden. In het vormings werk is tot nu toe „teleurstellend weinig aandacht" geschonken aan de specifieke situatie van de meisjes onder de werkende jon geren. Vanuit de vakbeweging wordt tegenwoordig wel gepro beerd om de werkende meisjes zo ver te krijgen dat ze zelf opkomen voor hun rechten als werkneem ster. Maar de beruchte vicieuze cirkel werkt ook hier door: zelf tonen de werkende meisjes tot nu toe nog te weinig belangstelling voor hun eigen achterstandsitua tie. Ten aanzien van het overheidsbe leid wordt in het rapport opge merkt, dat er geen speciale aan dacht is voor de achterstand van de werkende meisjes, en dat er te gemakkelijk vanuit wordt ge gaan dat een op „werkende jon geren" gericht beleid automa tisch ten goede komt aan de wer kende meisjes. Geertje Thomas concludeert dat de werkende meisjes binnen het overheidsbe leid speciale aandacht verdienen op grond van hun achterstand in scholing (zowel ten opzichte van jongens, als ten opzichte van meisjes uit beter gesitueerde mi lieus), en hun over het algemeen slechte en zeer eenzijdige toerus ting voor beroepsarbeid. In het laatste hoofdstuk van haar rap port legt zij een aantal „kritische vragen" voor aan de beleidsin- stanties die zich bezighouden met de positie van werkende meisjes.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 19