nieuw 'Commissie moet zeggen wat er mankeert' „Strikte onpartijdigheid DISCUSSIE IN EEN LEIDS KOFFIETENT PAGINA 4 VARIA VRIJDAG 2 MAART 1979 door Sjak Jansen Elke ochtend, steevast om tien uur, ga ik de stad en regio in, op zoek naar mensen en dingen voor deze rubriek. Tips en wensen voor "Publiek", kunt u tot klok slag tien aan mij kwijt, tel. 071-144941, toestel 215. Schriftelijke reacties zijn ook zeer welkom. Gisteren even binnengewipt in de kofTietent aan de Jan van Houtkade. Zoals de gewoonte is in elke Leidse kofTietent, was ook daar de rook te snijden, de koffie lekker en goedkoop en de gezelligheid als vanouds. Na een uitvoerige discussie tus sen het tiental aanwezige lie den uit de bouw, waarin men unaniem tot de conclusie kom t dat het afgeleverde werk van vroeger meer solide is dan dat van nu, wordt het gesprek op eens over een heel andere en voor buitenstaanders veel in teressantere boeg gegooid: het nieuwe postkantoor aan.de Breestraat. Postkantoor De eersteeen wat kalende, op leeftijd zijnde, man: "Heejoh, dat nieuwe postkantoor is al geopend hè?" Helaas: zijn woorden gaan op in het geroe zemoes. Niemand hoort het. De eerste lurkt nog eens aan zijn bolknak, blaast de rook langzaam uit hetgeen telkens gepaard gaat met het naar buiten komen van het puntje van zijn tong) en herhaalt hetgeen hij zei, nu echter met een wat luidere stem; "„Hee joh, dat nieuwe postkan toor is al geopend hè". De tweede, een gebaarde derti ger: "Nieuw postkantoor? Waar dan?". De eerste weer: "Nou joh aan de Breestraat". De tweede weer: "Aan de Breestraat?" De derde, een modieus geklede man van een jaar of 25: "Komt daar een nieuw post kantoor dan?". De eerste weer: "Wist je dat dan niet? Ach kom, maak dat de kat wijs". Gisteren zag ik er al t het kantoor zitten". "Waar dan?" De tweede, een tikkeltje ver baasd: "Joh. je zegt wel in de Breestraat, maar waar dan?" De eerste weer: "Nou tegen over die bioscoopDe derde: "Tegenover de bioscoop?" De tweede: "Ach joh, jij bedoelt Rijnland, je bent in de war met Rijnland". De derde: "Zie je wel, joh, je lult. D'r is hele maal geen nieuw postkantoor aan de Breestraat. Vertel mij wat". De eerste, kwaadgeworden om dat hij niet wordt geloofd en daardoor zich half verslik kend in de sigarerook: "Wat krijgen we nou. Denken jullie dat ik hier een beetje voor de gein sta te lullen. Ik ben er verdorie toch zelf langsgelo pen, gisteren. Maak. het nou een beetje. Mot ik me door jul lie een beetje van de wijs laten brengen? Ja, ik ben me daar belatafeld" De derde, enigszins tegemoet komend: "Maar man, vertel nou es duidelijk wat je be doelt". De eerste weer: "Joh, dat heb ik toch al gezegd. Te genover die bioscoop joh, luis ter dan verdorie". Wacht es De tweede nu: "Hee makker wacht es". (Er gaat schijn baar een lampje bij hem branden). "Wacht es effetjes, nou begrijp ik wat jij bedoelt. Jij hebt het over dat nieuwe gebouw van de PTT, daar aan de Breestraat. Maar dat wordt geen postkantoor. Kom Eén van de vele Leidse koffietentjes (hier, op archieffoto aan de Jan gezelligheid als vanouds. Houtkade): de rook te snijden, de koffie lekker c nou, daar komt de telefoon centrale in. Joh,je kan me veel vertellen maar dat De derde, ineens wakker ge schud: "Nou je het zegt. Ver domd joh, je hebt gelijk. Daar heb ik laatst es iets over gele zen. Ja waarachtig, dat zou naar de Breestraat verhui zen". Wanhoop De eerste, nu geheel verzonken in totale wanhoop, blijft even stil. Zal hij zijn gesprekspart ners in hun wijsheid laten of zal hij ze een uitbrander ver kopen. Hij is volkomen van slag af, vergeet al enige se conden aan zijn sigaar te lur ken. hetgeen hij toch om de haverklap deed. Juist op het moment dat de eerste zijn woede tot ontbranding wil la ten komen, wordt ieders aan dacht volkomen afgeleid door een nogal lijvige man, die een grote zak koffie komt brengen. Vlotte babbel Deze slaat direct in het brand punt van de belangstelling hetzij door zijn vlotte babbel, hetzij door zijn kale hoofdHij schijnt er al eens vaker ge weest te zijn want, nauwelijk is-ie binnen, of hij roept tegen een vierde aanwezige (een ge pensioneerde man): Joh heb jij geen gulden om je koffie te betalen? Nou dan zal ik het mooi met je maken. Als jij mij het bewijs kan leveren dat je geen gulden bezit, dan geef ik je een rooic zodat je fijn een weekje met je vrouw naar Limburg kunt". De vierde, eveneens goed van de tongriem gesneden: "Geef mij eerst maar die rooie en als ik dan uit Limburg terug ben, zal ik jou bewijzen dat ik geen gulden meer bezit. Is die fijn Hilariteit Algehele hilariteit. Een mooie gelegenheid om het laatste slokje koffie naar bin nen te gieten en op te stappen. Een maal buiten kom ik tot het besef geen rooie cent meer op zak te hebbenToch maar even geld halenJuist, in het nieuwe postkantoor aan de Breestraat. Laat ik daar nou voor 'n gesloten deur komen. Zie je wel, wat bazelt die eerste toch. Een 'practical joke' soms Ferry Rondagh, gepasseerd voor Europees Parlement: DEN HAAG - Steun krijgen van 26 afdelingen en dan toch op een volstrekt onverkiesbare plaats terecht komen. Dat is Ferry Rondagh (39) uit Voorschoten overkomen. Zijn naam prijkt op de*26e plaats van de voorlopige kandida tenlijst van de PvdA voor de Europese verkiezingen. En waar de Nederlandse socialisten zo'n tien plaatsen in het Europese parlement zijn toebedacht, kan Rondagh het dus wel vergeten als de partijraad het advies opvolgt van wat in de praktijk de com missie-Pronk is gaan heten. Jan Pronk, de oud-minister van ontwikkelingssamenwerking, is voorzitter van de Onafhankelijke Commissie Kandidaatstelling Europees Parlement. Andere PvdA-prominenten die daar zit ting in hebben zijn onder anderen Max van den Berg, Meinie Epe- ma. Wouter Gortzak, Gerard Heijne de Bak en Hans Kom brink. Geluiden die binnen de PvdA worden gehoord zijn dat deze commissie haar eigen voor keur nogal heeft laten prevaleren boven de uitspraken van de afde lingen van de partij. Feit is dat de overigens door de partijraad zelf gekozen commissieleden van te voren criteria hebben vastgesteld die zeer ruim te interpreteren zijn en daardoor alle mogelijkheden bieden om met de kandidaten in een bepaalde richting te schui- Ferry Rondagh heeft op die proce dure geen kritiek. „Dat de com missie zich niet houdt aan de volgorde zoals die door de uit spraken van de afdelingen tot stand is gekomen, vind ik vol strekt legitiem. Maar wat ik de commissie verwijt is dat zij niet duidelijk aangeeft waarom dat is gebeurd". Rondagh heeft laten blijken zeer graag een zetel in het Europees Parlement te willen bezetten. Als enige van de 51 kandidaten heeft hy alle afdelingen benaderd met een pamflet waarin hij zijn opvat tingen over Europa uiteenzet. Een bijna on-Nederlandse han delwijze dus. Rondagh is sinds 1970 binnen de PvdA actief, aan vankelijk als voorzitter van de af deling Voorschoten en tot voor kort als afgevaardigde naar het gewest Zuid-Holland. Hij is nog altijd lid van de EG-commissie de Multi Media Commissie en de Brede Commissie Buitenland; sinds 1979 is hij plaatsvervan gend lid van de partijraad. De meeste bekendheid deed Ron dagh wellicht op als oprichter van het Charta Comité, dat zich sinds 1977 inzet voor dissidenten in Tsjechoslowakije. Hij heeft gewerkt bij het ministerie van buitenlandse zaken, was van 1974 tot 1977 algemeen secretaris van de Europese Beweging en is sinds 1977 directeur voorlichting van het Fondation Européenne de la Culture. Rondagh tast in het duister omtrent de vraag waarom de commissie- Pronk hem met zo'n lage plaats op de voorlopige kandidatenlijst heeft gewaardeerd. De commis sie geeft daar in haar advies aan de partijraad (die op 24 maart de definitieve lijst vaststelt) ook geen duidelijk verklaring voor. Achter nummer 26 prijkt slechts de naam van Rondagh, en diens adres. „Ik zou graag willen zien hoe de commissie de criteria heeft afge wogen. Ik vind vooral dat de poli tieke criteria veel méér uitge werkt hadden moeten worden, om de kiezer een idee te geven waarom de lijst zo is samenge steld. Als er over iemand wordt opgemerkt dat hij in het buiten land heeft gewerkt en later lid is geworden van de gemeenteraad van Delfzijl, dan zegt me dat niet zoveel". Kolonel Tjassens, bevelhebber in Libanon: Ferry Rondagh: "Ik ben de enige kandidaat geweest die aan alle afde lingen heel duidelijk heeft laten weten wat hij van Europa vindt". „Je moet niet vergeten dat elke af gevaardigde naar het Europees Parlement zo'n 300.000 stemmen vertegenwoordigt. Terwijl er so wieso met de kandidaatstelling weinig naar het publiek wordt toegewerkt. De enige invloed die de achterban heeft gekregen is de stem die de afdelingen aan een kandidaat konden geven. Het verbaast me dat dat dan niet erg zwaar heeft gewogen. Als je dan iemand een heel eind omhoog haalt (bij de eerste tien zijn twee kandidaten te vinden voor wie slechts twee afdelingen hun voorkeur hebben uitgesproken), en iemand anders omlaag, dan moeten daar politieke argumen ten voor gegeven worden". „Ik ben de enige kandidaat geweest die aan alle afdelingen heel dui delijk heeft laten weten wat hij van Europa vindt. Als daar iets aan mankeert, dan moet de commissie zeggen wat er aan mankeert. En als de commissie zegt dat de verschillende opvat tingen over Europa in de toe komstige fractie weerspiegeld moeten worden, dan moet de s aangeven wat die ver schillende stromingen zijn. Niet alleen ik heb daar recht op. maar ook de afdelingen die my ge steund hebben en in mijn mani- festje iets hebben teruggevonden van wat hen aantrekkelijk lijkt". „Verrassend" noemt Rondagh het dat op de top tien van de kandida tenlijst geen enkele Zuidhollan der is te vinden, hoewel dat de provincie met de meeste PvdA- leden is en bovendien een gebied met specifieke Europese problemen. Al geeft hij toe dat een blik op de kaart van Europa duidelijk maakt dat zo'n argu ment niet doorslaggevend kan zijn. Maar dat geldt nog minder voor een uitspraak over vier kandidaten die boven Rondagh zijn geplaatst en over wie de commissie onder meer opmerkt „dat hun visie op de Europese problematiek in druk maakte op de commis- VELP (GPD) - „Ik vind het vrese lijk dat in Libanon geweld wordt gebruikt, dat wel. Maar over het conflict zelf zal je uit mijn mond geen mening horen. Ik draag nu een blauwe VN-baret". Kolonel J. Tjassens (45) uit Velp, hoofd ope raties van de landmachtstaf, laat zich geen politieke uitspraken ontlokken over het conflict in Li banon. Zo vlak voor zijn vertrek naar het hoofdkwartier in Na- qoura, waar hij dezelfde functie gaat vervullen, voelt hij er niets voor om de witte kleur van de VN-vredesmacht, symbool van de neutraliteit, te vertroebelen. Want strikte onpartijdigheid is het wapenmerk van het VN- vaandel. Dat dienen ook de jon gens van het Zuidlaren-bataljon, dat deze maand naar Zuid-Liba- non afreist, goed te beseffen, zegt hij. „We zitten in een glazen huisje. On ze onpartijdigheid k^n gemaakt en gebroken worden door ieder individu. Een briefje van een sol daat aan zijn moeder of vriendin, waarin sympathieën voor be paalde groeperingen worden uit gesproken, kan rampzalig^ ge volgen hebben. Je bent VN-sol- daat, die geen vijanden heeft, maar die door zijn aanwezigheid vrede tracht te bewerkstelli gen". Overigens vindt de kolonel niet dat de Nederlandse regering haar buitenlandse beleid dient af te stemmen op de neutrale pusitie van ons bataljon in het conflict. Hij zegt: „Onze regering heeft een volstrekt eigen verantwoorde lijkheid en heeft de vrijheid een mening over de gang van zaken daar te ventileren. Het zou voor de eenheid wè, fijn zijn als de boude uitspraken over het Mid den-Oosten niet als zoete brood jes over de toonbank vliegen. Luchthartigheid zou onprettig zijn". Kolonel Tjassens, getrouwd en va der van drie kinderen, wordt met ingang van april hoofd operaties bij de internationale staf van de VN-vredesmacht in Zuid-Liba- non. Hij volgt een Nepalees op, die dan afzwaait. Ook zes andere Nederlandse officieren krijgen staffuncties op het hoofdkwartier van de Unifil (United Nations In terim Forces in Libanon). Tjaösens vertrekt zondag in alle vroegte naar zijn nieuwe werk gebied. De eerste maand van zijn detachering zal hij zich vooral be zighouden met de begeleiding van het 44e Pantserinfanterieba- taljon uit Zuidlaren, dat deze maand in Zuid-Libanon gesta tioneerd wordt. Het „bedruipen" van de eenheid zal een van zijn belangrijkste taken blijven. „Ne derland", zegt hij, „heeft juist een belangrijke job geclaimd om zorg te dragen voor de eigen eenheid. In de staf van de VN-vredes macht kun je werkelijk een vin ger in de pap hebben om de be langen van het 44e zo goed moge lijk behartigen". De andere taken die Tjassens op zijn schouders krijgt, betreffen de operationele inzet van de VN- troepen. In de praktijk komt dat erop neer dat hij zich bezig gaat houden met het schrijven van bevelen, controle op naleving van het VN-mandaat, overleg met aan de vredesmacht deelnemende naties, contact met de plaatselij ke bevolking en de strijdende partijen en het verdelen van het grondgebied onder de verschil lende VN-eenheden. Uit militair-technisch oogpunt noemt hij zijn taak uitermate in teressant. „Het is een bijzonder verantwoordelijke job, boven dien is het zo volstrekt onge woon. Je moet samenwerken met officieren van twaalf tot veertien naties, waaronder bijvoorbeeld de Fiji-eilanden en Nepal. Men sen waarmee je nog nooit samen gewerkt hebt". Ideële overwegingen spelen bij de Velpse kolonel niet zo'n grote rol. „Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik daar een vredesmissie moest gaan vervullen. Voor mij geldt het motto: Niet melken, niet zeuren, gewoon doen". Tjassens vindt het overigens wel terecht dat de Nederlandse regering het 44e beschikbaar heeft gesteld voor Libanon; Een besluit >dat vooral in Den Haag inzet was van felle discussies. Nuchter stelt hij vast: „We hebben vaak het vin gertje omhoog van zo en zo moet het gebeuren in het buitenland. Als de VN vindt dat het inzetten van een troepenmacht nodig is en daarvoor een beroep doet op Ne derland, dan mag de regering zich niet aan haar verantwoorde lijkheid onttrekken. Als je A zegt, moetje ook B zeggen". Kolonel Tjassens ziet het functio neren van het Zuidlaren-bataljon met vertrouwen tegemoet. Hij heeft geen enkele twijfel over het vakmanschap van Jan Soldaat, die door tegenstanders van de vermaatschappelijking van het leger afgeschilderd worden als ongedisciplineerde, goed-be- taalde, ruggegraatloze kwatta- soldaatjes. „Onze dienstplichtigen hebben voldoende opleiding achter de rug om hun taken in Libanon goed te kunnen vervullen. Het werk daar is eenvoudig. Het be staat voor het overgrote deel uit wachtlopen, patrouilleren, pos ten en fouilleren. Dat is geen punt. Onze mensen beheersen dat goed. En dat geldt ook voor onze „genezerikken", monteurs en koks". Veel belangrijker is de discipline die opgebracht moet worden. De jongens zullen uiterst correct en gedisciplineerd op moeten tre den. De sfeer van „ouwe jongens krentenbrood", die hier nog wel eens heerst, kan daar niet. Een auto aanhouden, mensen laten uitstappen, is geen probleem. Wel het benaderen van die meti- sen. Je hebt voor 95 procent te maken met eenzame burgers die wars zijn van geweld en die je niet minderwaardig kunt behande len". Het Nederlandse bataljon zal vol gens kolonel Tjassens, naast zijn politietaak, ook daadwerkelijk aan hulpverlening kunnen gaan doen. „Kijk", zegt hij, „in het ar me en achtergebleven gebied komen we met 800 man hoogge schoolde lieden, van medische specialisten tot automonteurs en genisten, die met het beste mate rieel zijn uitgerust. Tot een ver- loskoffer toe. Daarmee moet in het land enorm veel goeds te doen zijn. We kunnen daar een bijzonder dankbare taak vervul len voor de plaatselijke bevol king. Ook mijn chefs staan bij zonder positief tegenover activi teiten op het gebied van de hulp verlening". Kolonel Tjassens beseft dat hij straks letterlijk tussen twee vu ren komt te zitten, maar die op het eerste gezicht benarde positie beangstigt hem niet, „ook al ben ik niet zo'n flinke jongen die ner gens bang voor is. Door de publi citeit is er een verkeerd beeld ontstaan over de situatie daar. In Nederland denkt men dat er zon der pauze oorlog gevoerd wordt. Maar daar is niets van waar. Er gaan soms weken voorbij zonder dat er een schot valt. Er is wel eens wat gebeurd, maar dat bete kent niet dat je je hoofd voortdu rend gedekt moet houden. Ik wil het ook niet bagatelliseren, want een vakantietrip is het zeker niet. Maar ik ga niet met lood in myn schoenen denken van: ik ben va der van een gezin met drie kinde ren en ik kom nooit meer terug. Van één ding ben ik vast over tuigd", zegt hij. En dan zeer be slist: „Over een jaar ben ik te rug".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 4