Tien verhalen over
"Met het brede penseel"
Willinks gele huis
Heruitgave van "Kunst in Beeld"
Boeken
kort
Oefening
baart kunst:
ook op
paard
VRIJDAG 2 MAART 1979
Dient men zich te schamen als
recensent, wanneer een zeker
boek te lang onbesproken in
de boekenkast een moedeloos
en stoffig leven lijdt? Kom
aan, hoe ouder de cognac hoe
beter, toch? En wie wat be
waart, die heeft yiat? Neenee,
smoesjes. Al maanden lang
rust ter recensie - zo beschei
den en deemoedig dat men er
bijkans een schuldcomplex
aan overhoudt - de tweede
verhalenbundel van stadge
noot (nou ja, Oegstgeest dan)
FB. Hotz onder de spattende
titel "Ernstvuurwerk" (uitg.
De Arbeiderspers, Grote ABC
nr .308, Amsterdamm 1978, f
23)50) in m'n boekenkastje
Ik heb het boekongetwijfeld als
laatste in Nederland, eindeljk
gelezen en ben gestraft voor
m'n getalm. Wat een pracht
boek, wat een schrijver!
De bundel bevat twaalf verha
len: "Gebeurtenissen, maar
ook personen in dit boek zijn
uitsluitend produkten van het
brein van de schrijver", ver
meldt de binnenpagina be
zorgd. Best mogelijk, maar
des te knapper dat de lezer
zich ogenblikkelijk vereenzel
vigt met de "ik-figuur" en
maar moeilijk kan geloven
dat de auteur geen eigen er
varingen heeft opgetekend.
Niet in het minst is dit een ge
volg van de wel zeer herken
bare "couleur locale", want
veel speelt zich af in Leiden en
omstreken. Daarbij hanteert
Hotz een uiterst vaardige en
levendige schrijftrant, dat het
lijkt alsof hij geamuseerd ou
de, wat vergeelde foto's, met
zorg en liefde in een lederen
boek geplakt bestudeert.
Geamuseerd èn met een vol
gehouden zelfspot en ironie.
Vergelijkingen
Vergelijkingen met Carmiggelt
of Elsschot(AudNuis deed dat
al in de Haagse Post) dringen
zich onweerstaanbaar op,
ware het niet dat Hotz vol
strekt uniek is. Milder en fijn
zinniger dan Carmiggelt en
wars van de stugge bitterheid
die doorklinkt bij Elsschot.
Het is moeilijk uit de verhalen
een favoriet te kiezen, al is me
vooral de mini-roman "Drij
vende mijnen" lang bijgeble
venzonder overdrijving of
potsierlijkheid wordt in dit
verhaal de burgerlijkheid ge
tekend van het gezin waarin
twee zusjes 'liefderijk' zijn
opgenomen: "Toen Toos een
tweede maal in bed gewaterd
had kreeg ze geen ontbijt
maar moest in haar nat on
dergoed staan wachten in de
waskamer. Ze wachtte tot de
anderen gegeten hadden en
hoorde ze jubelend de trap op
stormen. De deur stootte open
en de vier jongens sprongt>.
om haar heen en wezen me
treiterende vingers naar hec
op haar lijf geplakte goed.
Textiel bederven was hier een
werkelijke zonde. Er werd ge
proest en gegiecheld tot tante
het wel genoeg vond. De jon
gens verdwenen en de laatste
in de rij kreeg in de gang een
trap voor z'n enkel van An-
netje. Haar ogen waren zwart
en ze maakte het gebaar of ze
naar hem spugen wilde maar
zich bedacht", (p. 43).
Ingehouden
Een ingehouden suggestief ver
haal is ook "Voorjaar" waar
in de hoofdpersoon Lansberge
een dagje bij een veel jongere
vriendin doorbrengt; de
waarneming en vermelding
van enkele oudere huisgeno
ten treffen knarsend doel:
"Hoe kwamen zulke lelijke
dertigers (of begin veerti
gers?) aan zulke mooie kinde
ren. De vrouw zat zeugachtig
in haar broek geperst en de
vader, herinnerde Lansberge
zich vaag. had nog iets van
direct-na oorlog se armoe in
zijn lang, maar kalend haar.
De natuur is bij de voortplan
ting vergevingsgezind".
(p.80)
Of in het (alweer) schitterende
verhaal "Een laatste oor
deel", waarin de ik-figuur in
een bejaardentehuis een be
zoek aflegt aan een oude tan
te: "Tegenover haar, een tafel
verder, sliep een oude man in
eengezakt en gedeukt bij z'n
spelende portable radio. Nog
verderop staarde een vrouw
in een rolstoel boosaardig
naar buiten waar niets te zien
was dan het kalende herfstbos
en de lege weg. Een statisch
landschap", (p.90).
Observaties
In dergelijke, fotografisch
scherpe observaties strijden
humor, venijnigheid en me
dedogen een ingehouden,
maar machtige strijd om de
voorrang. Onafgebroken
twijfelt de lezer aan welke
kant hij moet staan, welk as
pect de voorkeur verdient en
wanneer de beslissende klap
wordt uitgedeeld.
De schrijver zelf houdt zich op
afstand, inwendig grijzend
ongetwijfeld. Net zo gemak
kelijk schakelt hij over op een
beeldende beschrijving van
de omgeving waarin hij een
volgende geschiedenis wil si
tueren: "Op zomerzondag-
middagen bevond ons gezin
zich meestal direct achter de
hoogopgeschoven ramen van
het bovenhuis aan de Leidse
RijnsburgerwegGeuren van
aarde, klinkers, bomen, ver
brandde benzine en stoom
drongen feestelijk binnen.
Mijn vader staarde dan mis
leidend ernstig naar het fiets
pad aan de overkant, waar
roodverbrandde meisjes van
af een uur of vier begonnen
terug te keren van het Kat-
wijkse strand naar de bin
nenstad. Hij volgde ze soms
even met de ogen, maar altijd
zo of hij afkeuring in de zin
had. Dikwijls uitte hij die ook:
"Kijk eens even hoe die daar
zich heeft toegetakeld"! zei hij
dan van een niet te mooie
meid in wonderlijk geachte
strandkledijMoeder, aan het
andere raam, keek mee met
schuddend hoofd en vader
bleef buiten verdenking"
("Een dubbel incident", p.140)
Dat vader in het vervolg van
het verhaal tegen de lamp
gaat lopen, dat voelt, de direkt
al beklemde lezer op z'n klom
pen.
Moeilijk
Nee, 't is moeilijk kiezen welk
verhaal of welk aspect van
Hotz' geweldige schrijvers
schap de voorkeur verdient:
tot de laatste bladzijde blijft
men ademloos geboeid. Het
slotverhaal "De opdracht"
heeft een (alweer: niet auto
biografisch?) effect en thema,
die de meeste lezers schrij
nend zullen kunnen meevoe
len.Hoe houdt een jongen van
de iets "betere" (midden)
stand zich staande tussen zijn
ruw uitgevallen mede-scho
lieren? De lezer huivert bij
voorbaat bij het vernemen
van het soort grappen en
grollen waarmee de beschre
ven schooljeugd zichzelf en el
kaar vermaakt: "Er was een
beperkt aantal variaties in
dit 'lol maken'. Iemands lad
der omdraaien wanneer die
op de bovenste sport stond in
het magazijn, was er een van.
Als het slachtoffer niet vloe
kend omlaag stortte, bleef hij
hangen als een bange aap aan
een boomtak, onder proestend
gelach van daders en snel ge
waarschuwde omstanders.
Verder: het 'knietje', dat was el
kaar in het voorbijgaan met
kracht een knie in het kruis
stoten, bij voorkeur in de gan
gen als er een leraar in aan
tocht was, zodat het van pijn
op de grond hurkend slachtof
fer geërgerd te horen kreeg
zich niet aan te stellen en on
middellijk op te staan. Dit al
les hoorde nog tot de vrien-
schappelijke aardigheden,
evenals het openrukken van
latrinedeuren in het washok,
met als variant een daar
aanwezige geluidloos nade
ren en in de rug trappen, zo
dat hij voorover sloeg tegen
het horribel besmeurde sani
tair, een inrichting die die
naam niet verdiende." p 202)
De afschuwelijkste grap waar
mee ook de ongelukkige
hoofdpersoon op gênante wij
ze te maken krijgt, zal ik niet
verklappen. Want een schrij
ver als Hotz moet men zelf le
zen: een ervaring waarvan
niemand spijt krijgt, een
schrijver waarop we zuinig
èn trots mogen zijn.
ROB VOOREN
Het gele huis
"De schakels van het leven" door
Arnold Bennett. In de vertaling
van Henk de Rijk verschenen bij
Elsevier Nederland in Amster
dam (f. 24,50).
Pa is van helemaal niets iets ge
worden. Hij heeft een drukkerij-
tje. Zoon wil eigenlijk iets anders,
maar zwicht voor de druk van pa
en gaat toch maar in de zaak. Dat
geeft natuurlijk conflicten. Maar
waarom zwijgt pa zo verschrik
kelijk halsstarrig over zijn verle
den? Waarom doet zoon zo onbe
grijpelijk aarzelend als hij einde
lijk eens een meisje-van-zijn-
dromen tegenkomt? Waarom
loopt dat lieve kind dan ineens
weg om met iemand anders te
trouwen? En zo zou men kunnen
doorgaan.
Arnold Bennett - aangeprezen als
een "rasverteller, geheel in de
traditie van de Engelse schrijvers
- heeft ons niet kunnen overtui
gen van zijn groot talent. Het is
inderdaad "met breed penseel
geschilderd" (zoals in de folder
staat), maar dat komt ons eerder
als langdradig dan als boeiend
over. Hij praat inderdaad over
kleine en grote mensen, maar erg
dichtbij brengt hij ze niet. Hij ver
telt ons inderdaad over een bot
sing tussen twee generaties, maar
dat kan maar al te gemakkelijk
als er aan beide zijden alleen
maar zwijgzaam onbegrip heerst.
Dan is het uiterst gemakkelijk tot
een conflict te komen. Van zulke
gemakken heeft Bennett zich te
vaak bediend om te kunnen over
tuigen. Zodat het dan wel een fa
milieroman is geworden, maar
weinig historisch
KOOS POST
Oorlog (1)
Sven Hassel omnibus. Uitg. Else
vier Boekerij. Prijs: ƒ.29,50.
Elsevier Boekerij heeft twee oor-
logs(bestsellers)romans van
Sven Hassel samengebracht in
één band: "Bataljon der ver
doemden" en "Frontkamera
den".
Sven Hassel, een zogenaamde
"Auslandsdeutscher" die werd
opgeroepen in Denemarken,
kreeg wegens een poging tot de
sertie uit Duitse krijgsdienst vijf
tien jaar dwangarbeid, maar
"mocht", toen de Tweede We
reldoorlog in volle omvang los
barstte, dienst nemen in een
strafbataljon.
Hij maakt in Rusland als gebrand
merkte tanksoldaat van het "Ba
taljon der verdoemden" de Duit
se opmars mee en beschrijft in
"Frontkameraden" de Furor
Germanicus (de Pruisische ziek
te) en de totale ontreddering van
de legers van het Derde Rijk.
Oorlog (2)
De oorlog blijft voor de uitgevers
een courant artikel, want naast de
omnibus van Sven Hassel ver
scheen bij Elsevier Boekerij
"Aanval uit zee" van Douglas
Reeman (prijs f 19,90). Het is het
verhaal over de Franse Soufrière,
"de grootste onderzeeër aller tij
den" die vóór zij voor de Vichy-
regering in actie zou kunnen ko
men bij verrassing wordt "over
genomen" door een Brits com
mando.
De Soufrière gaat een belangrijke
rol spelen in de bittere laatste da
gen van Singapore, dat op het
punt staat voor de Japanners te
capituleren.
De opperste verwarring in die laat
ste uren van Maleisië, de span
ning van de haast onmogelijke
raids die de Soufrière op Japanse
convooien moet uitvoeren en de
snijdende angst bij tegen (diep
tebom) aanvallen van de Japanse
vijand op de grote onderzeeboot,
waren voor Reeman de ingre
diënten voor een meeslepend
verhaal. Een oorlogsroman die
tenslotte ook nog gekruid wordt
met een flinke scheut romantiek,
want de commandant van de on
derzeeboot raakt tot over zijn
oren verliefd op de vrouw van een
voortdurend dronken koloniale
reder.
Eén opmerking: in de Nederlandse
vertaling van H. Corver wordt bij
herhaling gesproken over duik
boten, duikbootbasis en duik
bootkapitein. Dat mag van de
Grote van Dale, maar in marine-
kring is het gebruikelijk om over
onderzeeboten enz. te spreken.
RENÉ VOS
Filosofie
De Filosoof Ludwig Wittgenstein is
vooral bekend geworden door
zijn Tractatus logico-philosophi-
cus. (1922). Daarnaast heeft ook
Philosophische Untersuchungen
(1953) grote invloed gehad op de
hedendaagse filosofie. Kennelijk
is de belangstelling voor Witt
genstein nog niet tanende want
kortgeleden is van de hand van
Frans Boenders de bundel "Over
Wittgenstein gesproken" ver
schenen. Zoals de titel al doet
vermoeden een verzameling ge
sprekken. In dit geval gesprek
ken met voormalige studenten en
kenners van zijn werk die ïn de
zomer van 1977 bijeenkwamen
op een internationaal Wittgen
stein symposium in Oostenrijk.
In "Over Wittgenstein gesproken"
zijn de gesprekken van een aantal
kenners van de meester, zoals
Brian McGuinness, Jaako Hin-
tikka en Norbert Malcolm, sys
tematisch gerangschikt. In het
boek wordt vooral aandacht be
steed aan de biografische aspec
ten. Het boek bevat voorts een
overzicht van de door Wittgen
stein gepubliceerde werken.
"Over Wittgenstein gesproken".
Samengesteld door Frans Boen
ders. Uitgeverij Het Wereldven
ster. Prijs f 14,50.
BAS VAN KLEEF
Bijna veertig jaar geleden nam het plan van H.J. Smeding
om verschillende schrijvers over één bepaald onderwerp
te laten schrijven vaste vorm aan. Het onderwerp werd
een schilderij van Carel Willink; het gele huis. Tien, toen
al bekendé auteurs, namen de uitdaging aan en schreven
hun eigen verhaal over het huis, dat door Willink aan de
bestaande omgeving (de Amsterdamse Vossiusstraat)
onttrokken en in een andere omgeving werd geplaatst.
De schrijver Bordewijk, één van de interpreteren zoals hij wil. De be-
tien, was de bijna profetisch aan- perking is dan ook merkbaar in
doende dreiging van het huis de verhalen. Waar ze in hun ge-
blijkbaar eerder opgevallen,
want hij schreef in '39 al een ver
haal in De Groene en bracht zo
doende Smeding weer op het
idee om andere schrijvers te zoe
ken. Nu, zoveel jaar later, heeft
dat idee nog steeds niet aan origi
naliteit ingeboet. "Het gele huis
te huur" is de herdruk die uitge
verij De Kern ervan op de markt
heeft gebracht dan ook zeker
waard.
Smeding wilde door de keuze van
de auteurs zo breed mogelijk te
houden een soort doorsnede van
een gedeelte van het toenmalige
proza geven. Of dit gelukt is blijft
nog maar de vraag, want een
vaststaand onderwerp houdt on
getwijfeld een enorme beperking
in voor een schrijver, al mag hij
"Het paard- en pony handboek"
door Jane Kidd. Verschenen bij
uitgeverij L. X Veen in Wage-
ningen (f. 49,95).
meenschappelijke opzet uniek
zijn liggen de prestaties toch on
der het niveau van de individuele
schrijvers.
Alleen Bordewijk (die het onder
werp als enige echt zelf koos) wist
ver boven het gemiddelde niveau
van de andere schrijvers uit te
stijgen. Hij geeft na een uitge
breide beschrijving van het huis
het verhaal van de man weer die,
eenmaal volwassen het huis uit
zijn jeugd onder heel andere om
standigheden te zien krijgt dan
hij had verwacht.
Het effect dat Smeding met de uit
gaven van het boek beoogde is
ook ten dele verloren gegaan
doordat sommige schrijvers
(Coolen bijvoorbeeld) een totaal
ander verhaal schreven dan ze
plachtten te doen.
Wel kunnen de tien schrijvers
(waarvan er inmiddels vijf zijn
overleden) als vertegenwoordi
gers van het vooroorlogse genre
worden beschouwd. Alleen Anna
Blaman kon haar verhaal nog een
"oorlogstintje" meegeven. Na de
overval op Rotterdam in de mei
dagen van 1940 wist ze nog snel
een ander verhaal te schrijven
waarin de oorlog een neerslag
vond in de vorm van puin.
De meeste schrijvers hebben zich
niet aan de indruk die het huis
maakt kunnen onttrekken. Zon
der uitzondering zijn (of liever:
waren ze van mening dat het
sombere, naargeestige huis grote
invloed heeft op het leven dat de
bewoners er leiden.
De meeste schrijvers blijken een
persoonlijke relatie met het huis
gezocht te hebben. De ik-figuur
of hoofdpersoon wordt erdoor
gefascineerd. De "vloek" van het
huis komt in de bijdrage van
Emmy van Lokhorst het beste
naar voren: de ziekelijke jaloerse
vrouw die haar onmacht op het
huis projecteert.
Somberheid troef dus, behalve bij
het verhaal van Anne Mulder. In
haar luchtige verhaal wordt het
huis zelf aan het woord gelaten.
Een citaat:
"Willink had z'n ezel neergezet,
schuin tegenover het dubbele
huis met de twee deuren en de
twee stoepjes, waartussen de zuil,
die het balkonnetje droeg.
Toen was het begonnen.
"Het gaat om mij" zei de zuil en ze
had zich hoger opgericht en was
slanker geworden. Maar het bal
konnetje had haar weer naar be
neden gedrukt "Hij is voor mij
gekomen". En het had zich op
geblazen, zodat het ronder leek."
Toch wel verfrissend temidden van
de zware kost die "het gele huis te
huur" te bieden heeft. Maar on
danks het gezwollen taalgebruik
en de vele frustraties die daaraan
ten grondslag liggen is en blijft
"het gele huis te huur" een uniek
boek.
MIEP DE GRAAFF
Anna Blaman, F. Bordewijk, Hen-
riëtte van Eyk, Gerard Wal
schap, e.a.: "Het gele huis te
huur" (en verhuurd aan tien
schrijvers), uitgeverij De Kern,
prijs f 19,50.
Paardrijden kan men niet in een
gemakkelijke stoel leren. Hoe
goed het boek ook is...
We hebben het al eerder betoogd.
Ook in de ruitersport baart oefe
ning de kunst. Dat neemt niet
weg dat de praktische oefeningen
best een theoretisch steuntje
kunnen hebben. Misschien kun
nen zij zelfs niet goed zonder.
Want als men het allemaal nog
eens zwart op wit ziet staan kan
men beter begrijpen waar men
precies mee bezig is. Waarom
men dat zus en niet zó moet doen.
We zullen hier niet in details ver
vallen. Dat laten we liever over
aan iemand als Jane Kidd, die
met een team van specialisten
alles op een rijtje heeft gezet en zo
tot een bijzonder overzichtelijke
en door de honderden illustraties
ook uiterst bevattelijke handlei
ding voor de paardesport is ge
komen.
Het gaat niet alleen over het rijden
zelf. Het gaat ook over het kopen
van paarden, het verzorgen van
paarden, het fokken van paarden,
het deelnemen aan de wedstrijd
sport, de verschillende paarde-
shows, de ziekte van paarden en
zovoorts en zo verder. Alles op
sommen wat men in dit lijvige
boekwerk terug kan vinden zou
een wat langdradige bezigheid
worden.
Het doorworstelen van het boek is
trouwens ook een tijdpassering
waar men wel de aandacht bij
moet houden. Het is geen boek
dat zich snel laat uitlezen. Het is
voor alles een naslagwerk over
vele onderwerpen de paarden en
de paardesport betreffende. Uit
gebreide praktijkinformatie.
Nuttig voor al degenen die zich
met deze snel aan populariteit
winnende sport bezighouden.
Elsevier Focus heeft zich met to
meloze energie op de kunstboe
kenmarkt geworpen. Het gaat
wat deze markt betreft in de
meeste gevallen om boeken die
beogen een overzicht te geven
van wat er in het verleden op
kunstzinnig gebied is gepres
teerd. Overzichten van de beeld
houwkunst, van de tekenkunst,
van de schilderkunst, vaak voor
zien van fraaie kleurenfoto's en
tekst, die vrijwel altijd vertaald is
uit het Duits of een andere
vreemde taal.
Die vertaalde tekst graaft nooit erg
diep, is soms zelfs oppervlakkig
met het gevolg dat er meer dan
eens onzorgvuldigheden in slui
pen. En bijna altijd ontbreekt er
de verwijzingsliteratuur, tot er
gernis van degenen die wat meer
willen weten over hetgeen be
schouwd wordt.
Ook de nieuwste uitgave van Else
vier blijkt in dat opzicht niet vol
maakt. De uit negen lijvige delen
bestaande serie, die nu bij deze
uitgever verschijnt, werd eerder
onder dezelfde titel uitgegeven in
de jaren 1967-70, alleen toen in
achttien delen...
'Kunst in beeld' is de titel van deze
serie, die de kunst behandeld van
3000 vóór Christus tot in deze
eeuw, van Oost naar West en van
Noord naar Zuid. De eerste twee
delen van deze nieuwe uitgave
betreffen 'Egypte en het Midden-
Oosten' en 'De klassieke oud
heid'.
Er valt overigens veel te zeggen
voor een heruitgave van de oor
spronkelijk uit zoveel delen be
staande serie. Het verband tussen
naast elkaar bestaande culturen
of opeenvolgende kunstontwik
kelingen is overzichtelijker en
het is mogelijk om bij een heruit
gave fouten of onjuistheden te fil
teren en bij te blijven bij de
nieuwste ontwikkelingen op het
gebied van kunstgeschiedenis.
Vooral bij oudheidkundige on
derwerpen verandert nogal eens
de mening van archeologen en
kunsthistorici, zeker als er nieu
we ontdekkingen worden ge
daan, die bestaande theorieën
kunnen bevestigen of tegenspre
ken.
Na bestudering van deel twee, "De
klassieke oudheid" is de conclu
sie gewettigd, dat er niet zo bij
ster veel aan oen herziening van
de inhoud is gedaan. Bijzonder
jammer, want beide boeken zien
er goed verzorgd uit.
Bij elk gefotografeerd kunstwerk is
een kleine tekst toegevoegd, die
wat meer over het getoonde ver
telt. Elk hoofdstuk begint overi
gens met een inleiding over de te
behandelen periode. Maar juist
deze kleine teksten zijn de zwak
ke punten van deze uitgave. Al te
vaak kan men woorden lezen als
"schijnen", "doen denken", "zou
kunnen", "blijkbaar", juist daar
waar er volstrekte zekerheid be
staat.
Het is niet vreemd om de oudheid
met enige reserve tegemoet te
treden maar men behoeft niet al
les in twijfel te trekken. Een
voorbeeld van een onzorgvuldig
heid die bij een heruitgave niet
had mogen voorkomen, is de
tekst bij de beroemde "Portland
vaas" uit de tijd van Keizer Au
gustus (27vC-14 nC). Echter, de
Portlandvaas staat niet als zoda
nig in het register vermeld, noch
op de pagina waar zij is afgebeeld.
Een deel van de reliëfvoorstelling
op deze vaas is zichtbaar en de
verklarende tekst hierbij ver
meld dat deze reliëfs volgens de
zgn. oplegtechniek zijn vervaar
digd; de reliëfs zijn gesneden uit
de witte laag. V/at met "opleg
techniek" bedoeld wordt is niet
duidelijk. Het suggereert dat men
een witte laag op de vaas vast
hechtte en daarna uitsneed.
In feite werd de vaas ondergedom
peld in een witte engobe (dunne
kleilaag) en vervolgens uitgesne
den. Van een zgn. oplegtechniek
is geen sprake. Verder staat er dat
een vrouwelijk figuur op de an
dere kant van de vaas (waarom
dan geen tekeningetje erbij van
de gehele voorstelling) door een
zeedraak te onderkennen is als
een zeegodin.
Deze zeedraak is in werkelijkheid
een kleine zeeslang. Ondanks de
ze en andere tekortkomingen zijn
de twee eerste delen van de
"Kunst in beeld" serie overzich
telijk ingedeeld en van veel fraai
plaatwerk voorzien, wat het tot
plezierige naslagwerken maakt.
De prijs van de boeken is f 69,50
per deel, bij intekening op de ge
hele serie. De vertaling is van M.
Gerritsen.
JURRIAAN VAN KRANEN
DONK