De Koning is
het eens met
V. d. Klaauw
I
Naar een nieuw binnenlands bestuur
of: de functie van een prullenbak
ZATERDAG 10 FEBRUARI 1979
DEN HAAG - 44-26-24-17.
Wat geeft deze onregelmatige en niet eens complete
negatieve reeks weer?
En welk cijfer wordt er na de 17 ingevuld?
Op die tweede vraag kan alleen minister Hans Wiegel (binnenland
se zaken) antwoord geven. En die wil er niet over praten.
De eerste vraag zal voor menig kamerlid, provinciaal of gemeente
lijk bestuurder op te lossen zijn Aan de orde is de indeling van
Nederland in een groter aantal provincies dan de elf van nu. Nog
steeds aan de orde. Nog wel.
Op het ministerie van binnenlandse zaken mokt een ambtenaar.
"Voor ons hoeft het eigenlijk niet meer, maar Wiegel kan het
politiek niet maken om er nu mee te stoppen." Ook in het Haagse
provinciehuis lijdt het aanvankelijk enthousiasme danig onder
het besef dat veel energie tot nu toe voornamelijk gestopt is in een
ontmoedigend prullebakken-proces. Menig gemeentebestuur
der vindt, na sinds de jaren zestig karrevrachten aan papier te
hebben doorworsteld, dat alles eigenlijk net zo goed bij het oude
kan blijven. Een ook een enkel Zuidhollands statenlid heeft al
eens voorzichtig geopperd of er niet gekozen kan worden voor
wat plechtig heet de nul-variant.
Niet onbegrijpelijk
De bovenvermelde onrelgematige, en in ieder geval aflopende
reeks in herinnering roepend, mag worden geconstateerd dat
dergelijke reacties niet onbegrijpelijk zijn. Want hardnekkige
geruchten in Den Haag luiden dat de reeks inderdaad nog niet ten
einde is. En dat het volgende cijfer na de 17 moet zijn: 12. Twaalf
provincies, waarbij alleen een al dan niet vergroot Rijnmond een
nieuwe loot aan de stam betekent. Waarmee het faillissement van
de provinciale herindeling bereikt zal zijn.
Een trieste balans, want wat in Haagse termen wordt aangeduid
met "reorganisatie binnenlands bestuur; decentralisatie rijksta
ken; complementair bestuur" heeft simpelweg als achtergrond te
komen tot een betere en vooral duidelijker taakverdeling tussen
de drie bestuurslagen: rijk, provincies, gemeenten. Burger en
bestuur moeten dichter bij elkaar worden gebracht, dat is de
drijfveer achter de plannen. Een burger die nu te vaak de kans
loopt het (Haagse) bos in te worden gestuurd, of de weg dreigt
kwijt te raken in stempelland.
Een nuttige zaak dus, die plannen om tot een betere taakverdeling
te komen. Provinciale herindeling heeft daar alles mee te maken,
omdat juist de provincies volgens de plannen op steeds meer
beleidsterreinen zullen gaan opereren en steeds minder de func
tie van doorgeefluik tussen gemeente en rijksoverheid te ver
vullen zullen hebben.
De grote vraag
De grote vraag is: wat wordt straks het takenpakket van de nieuwe
provincies. De vorige minister van binnenlandse zaken De Gaay
Fortmann, had daar wel enige ideeën over, neergelegd in het
wetsontwerp "reorganisatie binnenlands bestuur". Zijn opvol
ger Wiegel heeft aangekondigd dat hij over dat takenpakket an
dere opvattingen heeft, maar hij heeft tot nu toe niet aangegeven
hoe die opvattingen luiden.
Intussen heeft hij wel aan de provincies gevraagd een oordeel te
geven over zijn visie op de provinciale herindeling: knip Neder
land in zeventien stukken. Volgens die plannen wordt Zuid-
Holland in een noordelijk en zuidelijk gedeelte gesplitst.
Gedeputeerde Boone"Je moet een scheve schaats kunnen rijden".
Logische reacties van de pro
vinciale bestuurders: hoe
kunnen we ons uitspreken
over de omvang van de nieu
we provincies als we niet we
ten wat die provincies straks
moeten gaan doen? Waarop
Wiegel weer met een weer
woord kwam in de geest van
"alles kan niet op alles wach
ten". Een waarheid als een
koe zonder twijfel, al rijst de
vraag of in dit geval de pro
vinciale herindeling toch niet
beter op de nieuwe taakver
deling kan wachten in plaats
van de omgekeerde weg
waarvoor Wiegel heeft geko
zen.
Het afstoten van taken door het
rijk is een proces, waarvoor
bij de meeste ministeries
weinig animo bestaat. Eén
van de vurigste pleitbezor
gers van de reorganisatie van
het binnenlands bestuur, de
Zuidhollandse gedeputeerde
Jan Hein Boone zegt: "Ik heb
zeker de indruk dat Wiegel er
wel voor knokt, maar hij heeft
het niet in het kabinet kunnen
De Zuidhollandse gedeputeer
de vindt dat het rijk veel te
bang is om wat van zijn taken
(en uiteraard de daarbij beho
rende financiën) af te staan.
"Je moet erkennen dat wan
neer je decentraliseert, het
ook een keer grandioos mis
kan gaan. De bestuurder,
moet in de gelegenheid ge
steld worden om een scheve
schaats te rijden. Provinciale
Staten zijn er dan voor om dat
te corrigeren. Maar zoals het
nu is: we zitten met handen en
voeten gebakken aan het
rijk."
Oneens
Boone is het volstrekt oneens
met de gedachte om alles bij
het oude te houden, een ge
luid dat ook een aantal Zuid
hollandse gemeentebesturen
heeft laten horen. "Als ge-
Boone, bezig aan zijn negende
jaar als lid van het dagelijks
bestuur van Zuid-Holland en
als zodanig al geruime tijd
nauw betrokken bij de hele
materie, zou liever vandaag
dan morgen tot de nieuwe
taakverdeling overgaan. "Zo
als het nu gaat er kan niets
gebeuren of er komt wel een
rijksinspecteur bij. De pro
vincie mag dan wel een plan
ning voor bejaardenoorden
maken, maar voor elk pietlut
tig verbouwinkje moeten we
toch eerst naar het ministerie
van CRM."
Deze herindeling van Zuid-
Holland staat minister Wiegel
voor ogen. Zuid-Holland in
tweeën. Provinciale Staten
moeten er volgende week hun
mening over geven.
meenten zeggen: ach, het gaat
toch wel goed, dan zeg ik: het
gaat niet goed, het gaat slecht.
De reorganisatie is met name
in het westen van het land bit
ter hard nodig. Juist in het
westen van het land, omdat
daar aantoonbare achter
standen zijn. Met het aantal
sportzalen komen we van alle
provincies vrijwel op de laat
ste plaats. Met onze welzijns
voorzieningen lopen we ach
teraan. Er is heel hard een be
stuurslaag nodig die integraal
zijn taken kan behartigen."
"Misschien dat andere provin
cies minder problemen heb
ben, maar Zuid-Holland, met
zijn drie miljoen inwoners,
waarvoor je acht gedeputeer
den heb, dat is veel te groot.
Als je als provinciaal bestuur
toestemming moet geven
voor bouwplannen (de arti-
kel-19 procedure) moet je af
gaan op wat de betrokken ge
deputeerde zegt. Terwijl je
merkt dat het eigenlijk nodig
is om op bepaalde plaatsen te
gaan kijken. Maar dat is een
illusie."
Twijfelachtig
Het is zeer twijfelachtig of de
haast die Boone wil maken
met de herverdeling van de
taken tussen rijk, provincie
en gemeente een algemene
wens is. Hij beseft dat zelf
maar al te zeer. Op de cynisch
bedoelde vraag of we er deze
eeuw nog iets van zullen mer
ken, reageert hij schouderop
halend. De procedure die
Wiegel tot nu toe heeft ge
volgd, oogst in de Tweede
Kamer evenmin veel bewon
dering. Zelfs zijn partijge
noot, VVD'er Evenhuis heeft
laten blijken, dat de minister
volgens hem op het verkeerde
spoor zit, door eerst voor een
herindeling van provincies te
kiezen en dan pas vast te
stellen wat die provincies
moeten doen.
Desondanks zullen Provinciale
Staten van Zuid-Holland a.s.
donderdag een voorlopig
standpunt gaan innemen over
de plannen die Wiegel met
hun provincie heeft- een ver
deling van Zuid-Holland in
een noordelijk gedeelte en
een zuidelijk gedeelte. Het
zuidelijk gedeelte moet vol
gens Wiegel bestaan uit
Rijnmond, de Drechtsteden,
de Krimpenerwaard en het
aan Gelderland grenzenden
gedeelte van Zuid-Holland.
Het noordelijke gedeelte, dus
met Den Haag, Leiden cn Al
phen aan den Rijn, wordt dan
eveneens een aparte provin
cie.
Traditiegetrouw zijn de
Zuidhollandse staten over de
toekomstige indeling uiterst
verdeeld. De verwachting is
dat een voornamelijk uit
CDA, WD en waarschijnlijk
ook uit D'66-leden bestaande
meerderheid zal kiezen voor
een tweedeling. Zij het dat de
algemene opinie zal zijn dat
de Krimpenerwaard (met uit
zondering van Krimpen aan
den IJssel) bij het noordelijk
gedeelte moet worden ge
voegd.
Een belangrijke PvdA-min-
derheid kiest voor een drie
deling. Die drie stukken zou
den moeten bestaan uit het
gebied dat nu door het
streekplan Zuid-Holland
West wordt bestreken (Den
Haag, Leiden, Delft); het ge
deelte waarvoor het streek
plan Zuid-Holland oost geldt
(Alphen aan den Rijn, Gouda,
Krimpenerwaard, Woerden);
ten slotte een vergroot Rijn
mond, uitgebreid met de
Drechtsteden en het reste
rende zuidelijke gedeelte van
de provincie.
De meest betrokken gedepu
teerde. Boone, kiest voor een
driedeling. Hij vreest dat bij
een tweedeling de provincies
nog altijd te groot zullen blij
ven. Allerlei gemeenschap
pelijke regelingen die ge
meentes in het leven hebben
geroepen, zullen blijven
voortbestaan. Het bezwaar'
tegen dat soort gewesten en
regelingen is, dat ze weinig
democratisch en voor de bur
ger nogal ondoorzichtig func
tioneren.
"Als je werkelijk de regionale
problematiek voorop wilt.
stellen zie ik dat op geen en
kele manier van de grond
komen, als het Goudse bij het
Haagse wordt gevoegd".
Boone beklemtoont in dusda
nig felle bewoordingen zijn
voorkeur voor een driedeling
dat de vraag rijst of een twee
deling voor hem wel accepta
bel is. "Ach, de staten doen
een uitspraak, die respecteer
ik vanzelfsprekend. Ik trek
daar geen i
DEN HAAG - „Gedu
rende de afgelopen vijf
tig jaar is in Nederland,
in alle westerse landen,
een stelsel ontstaan van
sociale zekerheid, fi
nanciële solidariteit. In
ternationaal, tussen sta
ten, is er op dat gebied
nog helemaal niets tot
stand gekomen. Daar
heersen nog jungle
verhoudingen, arme
landen kunnen ten op
zichte van rijke landen
geen enkele rechtsaan-
sprak doen gelden. Dat
is een pijnlijk en
ethisch gezien door
niets te rechtvaardigen
verschil".
Drs. Jan de Koning, minister
voor ontwikkelingssamen
werking in het kabinet-Van
Agt is door het wereldje van
de ontwikkelingssamen wer
kers in Den Haag en in de ar
me landen (de ontwikke-
lingsmafia, zeggen boze ton
gen wel eens) ruim een jaar
geleden met een flinke dosis
wantrouwen binnengehaald.
Niemand kon zich voorstel
len dat er na de energieke,
bijna fanatieke ontwikke
lingsminister Jan Pronk geen
kater zou volgen, een terug
zakken naar het kalme, voor
zichtig vooruitstrevende be
leid van de pre-Pronk-perio-
de.
„Het beleid wordt in grote trek
ken voortgezet", liet De Ko
ning in die tijd weten aan ie
dereen die er naar vroeg. Ook
nu nog legt de minister, af
komstig uit de landbouwwe-
reld en voormalig Europees
parlementariër, nadruk op
het feit dat het CDA, althans
de samenstellende delen er
van, het beleid van het vorige
kabinet steunden, dus ook
het beleid van Pronk.
Anders
Intussen is De Koning, ook los
van de politieke context van
het kabinet-Van Agt, natuur
lijk wel een heel andere mi
nister dan Pronk. Zelf zegt
hij: „Mijn werkwijze, ook hier
intern, is duidelijk anders. Ik
ben een groot voorstander
van overleg en teamwork. Ik
draag, als minister, de poli
tieke verantwoordelijkheid,
maar de zakelijke ondersteu
ning van de medewerkers is
onmisbaar".
Vertaald betekent dit dat De
Koning, in tegenstelling tot
Pronk, zich houdt aan de re
gels van het ambtelijke spel
lagere ambtenaren dienen
zich langs de hiërarchieke
weg tot de minister te richten
en niet rechtstreeks, zoals
onder Pronk heel normaal
was. Overigens is dat niet per
se een kwestie van ouderwets
hiërarchiek denken. Men kan
zich voorstellen dat leiding
gevende ambtenaren graag zo
ongeveer willen weten wat er
op hun afdelingen omgaat,
zonder te worden verrast door
plannetjes die achter hun rug
worden bekokstoofd door en
thousiaste lagere ambtenaren
samen met een al even en
thousiaste minister.
In tegenstelling tot CDA-frac-
tieleider Ruud Lubbers, is De
Koning het eens met Van der
Klaauw, die onlangs opzien
baarde met zijn uitspraken
over de relaties van Neder
land met de EG-partners en
de NAVO-bondgenoten, die
nu zoveel beter zouden zijn
dan tijdens het vorige kabi
net. „Ik geloof dat ook wel.
Onder het vorige kabinet was
er bij sommige bewindslie
den, met name bij mijn voor
ganger, een wat afhoudend
optreden ten opzichte van de
EG".
Pragmatisch
De Koning wil de problemen
rond de gespannen relatie
tussen de EG als behoudend
economisch blok, en de groep
van arme landen, pragma
tisch benaderen. Zo is hij ook
minder dan Pronk gekant te
gen de bevoorrechting die de
EG geeft aan de ACP-landen,
de (voornamelijk) voormalige
kolonies van EG-landen met
wie het Verdrag van Lomé is
gesloten. „Er ligt nu eenmaal
die historische gegevenheid
van de verplichtingen die een
aantal EG-landen heb
ben".
Gevaarlijker dan de „bevoor
rechting" van de Lomé-lan-
den, die economisch gezien
trouwens toch niet veel zoden
aan de dijk zet, gezien de ge
ringe industriële produktie
van deze landen (en dus de
geringe uitvoer van indus-
tneprodukten van deze lan
den naar de EG) vindt De Ko
ning de beperkingen die de
industrielanden opleggen aan
de hoeveelheden van bepaal
de artikelen die uit arme lan
den mogen worden inge
voerd.
Deze zogenaamde „kwantita
tieve beperkingen" gelden
met name voor de textielin-
voer. „Een land- als India,
waar ik kort geleden een be
zoek heb gebracht, klaagt
daar terecht over". De terug
houdendheid bij rijke landen
tegenover de invoer van
(vooral) eindprodukten uit
ontwikkelingslanden stoelt
op de vrees dat door de con
currentie van deze invoer de
eigen industrie economisch
in de knel zou komen.
De Koning: „Op dit moment
moet men die invloed niet
overdrijven. In totaal 7 pro
cent van de invoer van eind
produkten in ons land is af
komstig uit ontwikkelings
landen, al wordt het probleem
natuurlijk verergerd door het
feit datje die invoer met name
vindt in bepaalde sectoren,
zoals textiel, lederwaren,
scheepsbouw".
.Wanneer we ervan uitgaan dat
de welvaart in de arme landen
drastisch moet worden ver
groot - „Ik geloof dat onze
voorsprong in elk geval aan
zienlijk kleiner moet wor
den", zegt De Koning -, dan
rijst de vraag of die groei daar
mogelijk is zonder teruggang
hiér.
Gelovigen
„Dat weet niemand", ment De
Koning. „Er zijn wel gelovi
gen die menen dat dat niet
kan, vanwege tekorten aan
grondstoffen, vanwege ver
vuiling. Als dat zo is, dan
moet er een geheel ander stel
sel ontstaan op de wereld.
Dan zullen aanzienlijke cor
recties naar mijn mening no
dig zijn op de huidige vrije
markteconomie. Dat veron
derstelt een geordende
markteconomie, waar we nog
in geen velden of wegen aan
toe zijn".
Minister De Koning is trouwens
bepaald geen aanhanger
door-dik-en-dun van de vrije
markteconomie. „Ik vind dat
we een wereldeconomie zou
den moeten hebben die proble
men als de grondstoffen-
schaarste en de welvaartsver
schillen op de wereld be
heersbaar maakt. Maar voor
dat dat inzicht baan breekt,
zullen er nog heel wat jaren
verstrijken; jaren waarin we
te weinig zullen kunnen doen
voor de ontwikkelingslan
den, door gebrek aan onder
linge solidariteit".
„Vijf jaar geleden hebben we
afgesproken dat er een Ge
meenschappelijk Grondstof-
fenfonds zou komen. Die
vechtpartij is nu nog steeds
aan de gang, al is hij nu bijna
ten einde. Trouwens, als dat
fonds tot stand komt, zal het
een eerste bescheiden stapje
zijn naar een internationaal
rechtsstelsel, dat de armen
recht geeft op bijstand. Een
van de weinige voorbeelden
waarbij men op wereldschaal
een stukje altruïsme ten toon
zal spreiden".
Grondmotief
Voor minister De Koning is het
grondmotief voor ontwikke
lingssamenwerking, ontwik
kelingshulp, gelegen in het
recht van elk mens op een
menswaardig bestaan en op
de plicht van elk mens de sa
menleving zo te structureren
dat een ieder een menswaar
dig bestaan kan leiden. Niet,
zoals de cynici onder ons
wellicht veronderstellen, op
de vrees dat de verschoppe
lingen der aarde in opstand
zouden komen en onze rijk
dommen wel even zelf bij ons
zouden kunnen komen weg
halen als we niet tijdig zorgen
voor een vermindering van de
welvaartsverschillen.
De minister gelooft ook niet dat
dergelijke motieven, of zelfs
het wat vagere half-egoisti-
sche gevoel van „heden ik,
morgen gij", de doorslag
hebben gegeven bij het ont
staan van de sociale-zeker-
heidsstelsels in ons deel van
de wereld. „Er zijn natuurlijk
allerlei motieven geweest,
maar het hoofdmotief is in de
sociale geschiedenis toch ge
weest het besef voor het on
fatsoen dat gelegen is in het
feit dat mensen in de diepste
misère kunnen wegzakken,
en dat er dan aanspraak is op
solidariteit. Maar internatio
naal is dat besef er absoluut
nog niet".