I
PARIJS - Van de beroemde Pa-
rijse hotels staan er maar een
paar aan de top: de „Plaza
Athénée" met zijn oliesheiks,
de „Crillon" niet zijn diplo
maten en hoge ambtenaren,
het kleine „Hotel", het gehele
jaar vol met de rijksten onder
de snobs, en de „Ritz" aan de
Place Vendome, als de be
roemdste van alle.
Omdat „Ritz" een ander woord
is voor het allerbeste in de ho-
tellerie, boekte ik daar
éérst een kamer, op zoek
naar de waarheid achter de
hoge gevels van deze paleizen
van luxe. „De Ritz is niet lan
ger het privilege van een ge
fortuneerde klasse", zo lezen
we in een folder die de direc
tie over de hele wereld heeft
verspreid: „Ons hotel ont
vangt met open armen ieder
een die eenvoudigweg
droomt van het allerbeste
zonder dat het een fortuin
hoeft te kosten".
Op een vriezende wintermor
gen stuurde ik mijn beschei
den Citroën GS (bekend om
zijn roestende achteruitkijki
spiegeltjes) met iets meer
verve door de drukte op de
Place de la Concorde in de
richting van de Ritz. De lucht
was doorschijnend blauw, de
18e-eeuwse gevels lichtten
okerkleurig op in de tere zon:
het was weer voor wie
droomde van het beste. De
Place Vendome lag zwijgend
te wachten. Aan de ene kant
het sterfhuis van Chopin, aan
de andere het ministerie van
justitie, en daarnaast: de
Ritz.
Ik plofte mijn auto brutaal als
een hondebroodbaron pal
voor de ingang, scheurde
mijn weekendtas van de ach
terbank en schreed op de
draaideuren toe, de Citroen
als een doorgeprikte ballon
de rug toe kerend.
Onder de duisternis van de ar
caden maakte zich een man in
een verfomfaaid blauw uni
form los, die zo niet met open
armen, dan toch met uitge
strekte hand op mij toekwam
en het sleuteltje van de auto
overnam. Dichtbij gekomen,
zag ik dat de jongen paars zag
van de koude en dat het elek
trische kacheltje dat in een
nis naast de zoevende draai
deuren was opgesteld, het
niet deed. Het verhaal dat hij
me met bevroren stem deed,
verstond ik niet, maar ik be
greep dat alles goed was. Ik
zag mijn auto niet weer tot bij
het vertrek. Dezelfde jongen
nam toen na het in ontvangst
nemen van tien francs zijn pet
af, wat ik onverstandig vond,
gezien de klimatologische
omstandigheden.
Museum
De hall van de Parijse Ritz is
misschien niet de mooiste
van de wereld, maar wel de
indrukwekkendste. Ze is een
museum van de verbeelding.
Wie sinds de opening van het
hotel in 1898 (het jaar waarin
Wilhelmina tot koningin
werd gekroond) zich niet eens
of meer dan eens in deze hall
heeft laten zien, is zijn naam
in de geschiedenisboekjes
niet waard. Toch doet de di
rectie alles om ieder museum
aspect te vermijden. Men is
er zelfs bang van: potentiële
gasten zouden wel eens door
drempelvrees weerhouden
kunnen worden.
In ieder geval blijft de Ritz de
laatste schuilplaats van een
beroemde Franse schrijver
als Marcel Proust, die er tot
vlak voor zijn dood in 1922 ie
dere avond zijn vrienden ont
ving in een beroemd gewor
den salon. Anita Loos schreef
er „Gentlemen prefer blon
des". Hemingway en Scott
Fitzgerald dronken er tegen
elkaar op in een bar die nu tot
vergaderzaal is omgebouwd.
„A Diamond as big as the
Ritz" heette een van Scott
Fitzgeralds verhalen. Geen
ander Parijs' hotel was de titel
„diamond" waardig.
Als ik zonder struikelen op de
balie ben toegezeild en niet
zonder gêne mijn onbedui
dende naam bekend heb ge
maakt, wordt een vorsende
blik in mijn paspoort gewor
pen en maakt een heer uit de
wirwar zich los van het on
herkenbare type dat ook voor
geheime diensten wordt ge-
recruteerd. Hij brengt me
naar de lift en fluistert in het
Ritz-conciergê michel Regnez: zwijgen is goud Phquete van de grondlegger: César Ritz
voortglijden een mindere
beambte toe: „Zijn er nog
boodschappen voor mon
sieur?" De beambte kijkt
even over de schouder en
schudt van neen. „Haal je de
donder", sis ik tussen de tan
den, terwijl twee deuren van
een schuiven en we in een te
genvallende lift naar de vijfde
verdieping gaan.
Mijn kamer ligt aan het eind van
twee eindeloze gangen die
door een dikke muur ge
scheiden zijn. Geen enkele
versiering vrolijkt deze ka-
zerne-achtige tunnels op. De
mij toegewezen logeerruimte
bestaat uit een badkamer (een
onbehoorlijk aantal hand
doeken en spiegels, een bad
waarin een olifant kopje on
der gaat, overal Ritz-zeep
maar geen badschuim) en een
slaapkamer vol tafeltjes, een
antiquarisch bureautje en een
bed met gele lakens. In een
van de nachtkastjes is de ra
dio ingebouwd. Bij het om
draaien van een der knoppen
vielen twee stations tegelij
kertijd te beluisteren. Een
Franse nieuwszender ont
brak. Televisie wordt in de
Ritz als onheus beschouwd,
maar wie erop aandringt, kan
het krijgen zonder extra kos
ten. Champagne en bloemen
worden op de dure kamers
soms voor belangrijke gasten
neergezet. Mijn kamer kost
slechts 655 francs, dat is om
gerekend zo'n 325 gulden (de
ochtendkrant wordt ondanks
dat apart op de rekening ge
zet).
Ritz
Tegen het thee-uur daal ik de
trappen af waarlangs eens de
dronken knecht van Lord
Curzon - van de „Curzon-li-
ne" - ruggelings naar bene
den raasde, gevolgd door de
zelf werkzaam geworden ba
gage van zijn heer. Het is 1919.
De toenmalige Britse minis
ter van buitenlandse zaken
zag dan ook nog kans de man
op staande voet te ont
slaan.
De zaal waarin des middags de
thee wordt gebruikt, is een
van de mooiste van het hotel.
Boven de schouw hangt een
portret van de hertog van
Lauzun, officier en hoveling
van Lodewijk XIV, die dit
„hotel particulier" als eerste
betrok. De hoge ramen waar
door tijdens de lunch en nu
tijdens het beroemde thee
uur het licht schijnt over al
diegenen die dromen van het
allerbeste zonder dat het hun
fortuin kost, geven toegang
tot een van de drie Ritz-tuinen
die - in de zomer althans - zo
veel charme en „privacy" uit
stralen, dat de gasten een
voudig vergeten dat de Ritz
niet over een zwembad be
schikt.
Omdat 60 procent van de gasten
van het hotel tegenwoordig
uit Amerikanen bestaat, stij
gen ook hier de snerpende
neusgeluiden van hun taal
boven het beschaafde gerin
kel van het porselein uit. Ik
koop ter ere daarvan een
nummer van de „New Yor
ker", neem in mijn eentje een
vijfzitsbank in beslag en be
stel een kopje Ceylon-thee
met citroen. Een laatste blik
op een folder werpend waarin
staat dat de 430 man perso
neel als een grote familie
trappelend klaar staat me op
mijn wenken te bedienen,
verzink ik in bewonderende
dromerijen over César Ritz en
zijn hotelimperium.
De in 1850 in Niederwald (Zwit
serland) geboren César was
het 13e kind uit een boeren
familie. César liep achter de
koeien en werd voor niets be
ter geacht omdat zijn handen
te fijn waren. Eén van zijn
eerste nederige hotelbaantjes
vindt César in Brieg. Zijn
baas voegt hem toe: „Dat
wordt nooit wat met jou in de
hotellerie", een van die gou
den uitspraken die het men
selijk tekort ook bij bazen in
een zo schril daglicht plaat
sen.
Natuurlijk wordt het wel wat.
De geschiedenis van Césars
opgang vult een boek. Het
werd later geschreven door
Césars vrouw, de hoteldoch
ter Marie-Louise Beek. Om
een lang verhaal kort te ma
ken: Césars naam raakt ver
bonden aan alle grote luxe ho
tels van het oude Europa, la
ter ook in Canada en de Ver
enigde Staten. We noemen
slechts het Grand National in
Luzern, het Frankfurter Hof
in Frankfort, het Grand Hotel
in Monte Carlo. Later komen
de Savoy en Carlton in Lon-
.den, gevolgd door de eerste
Ritz, in de Britse hoofdstad,
en als laatste de Ritz in Pa
rijs.
Drie gaven
Ritz had drie in de hotellerie
hoogst belangrijke gaven. Hij
wist te luisteren, te zwijgen en
te onthouden. Daarenboven
was hij een genie. Hij verwierf
zich de nimmer aflatende
vriendschap van de toenma
lige Britse koning Edward
VII en daarmee van een on
schatbare clièntéle, het ver
trouwen van geldschieters als
baron Pfyffer, en de nimmer
falende medewerking van de
toenmalige keizer aller keu
kenprinsen Escoffier. Het
geluk bleef hem zelfs trouw
toen hij - kort na zijn 50e -
door een geestesziekte werd
getroffen waardoor hij alle
belangstelling voor zijn om
geving verloor, zijn vrouw
wist Césars poltiek glorieus
voort te zetten, evenals later
zijn zoon Charles, die pas eni
ge jaren geleden overleed.
Het is de 56-jarige jarige (uit
Geneefs protestantse ouders
stammende) madame Ritz die
als late echtgenote van Char
les de traditie ip ere
houdt.
De revoluties die op naam
van César staan zijn minder
de pêche melba (die Escof
fier in de Ritz-keuken be
dacht) dan wel de installatie
van badkuipen naast elk
slaapvertrek en van telefoons
op elke kamer.
Het Hotel Lauzun aan de Parij
se Place Vendome is Césars
laatste en moeilijkste opgave.
Het geld leent hij ditmaal van
zijn oude vriend Marnier La-
postolle, een kleine nogal
dikdoenerige wijnverbouwer
die een likeur had bedacht
waarvan César Ritz de eerste
teug mocht nemen. „Gewel
dig" sprak de machtige man.
„Hoe zullen we het noe
men?", sprak Marnier La-
postolle. Ritz keek de kleine
man spottend aan en zei: „Le
Grand Marnier". Lapostolle's
dankbaarheid kende daarna
geen einde meer.
Een tweede gebouw aan de Rue
Cambon wordt door me
vrouw Ritz in gereedheid ge
bracht als monsieur's wils
kracht is gebroken. Beide
panden worden door een lan
ge gang verbonden die er
duister en triest uitziet. César
heeft een laatste opflikkering
van zijn oude genialiteit. Hij
laat er 120 vitrines installeren,
waarin de chique winkels uit
de buurt hun waren kunnen
uitstallen, alles verlicht door
„de fee van de vooruitgang":
het wonder der elektriciteit.
Ritz sterft in 101» in een Zwit
serse kliniek. De oorlogshan
delingen maken het madame
onmogelijk om bij hem te
zijn.
Ganzelever
Tussen het moment waarop de
theekopjes worden opge
ruimd en het diner begint kan
ik een blik werpen op Césars
belangrijkste monumenten:
de keizerssuites en de ko
ningssuites met uitzicht op de
Place Vendome. De keizers-
suite - genoemd naar de em-
pire-inrichting - is mooier
dan Napoleons Malmaison,
de koningssuite - in de stijl
van Louis XIV - mooier dan
Versailles. De lijst van gasten
die hier verbleven tart de ver
beelding. De Amerikaanse
multimiljonaire Barbara Hut
ton huurde een van de be
roemde Ritz-suites op jaarba
sis zonder er ooit te zijn. Op
het ogenblik doet de keizers-
suite frs 2650 per nacht
(f1300).
De beroemde bar van de Ritz
ligt naast de ingang aan de
Rue Cambon. Hij is in restau
ratie en niet te bezichtigen.
Vlak daar tegenover ligt het
moderne restaurant voor de
dinergasten, de Espadon. De
folder van het hotel nodigt de
gasten uit hier bij het schijn
sel van kaarsen te komen ge
nieten van de produkten die
Escoffiers erfgenamen heb
ben uitgedacht. De Espadon
is een ruimte in hout en steen
met een plafond van op kurk
lijkende balken waarboven
zich iets als een plexiglas
koepel welft. Het 'kaarslicht'
komt uit kandelaars met elek
trische peertjes, gestold in de
vlam.
De bediening kan niet perfecter
zijn dan in de Ritz en de ex
pert die zich over mijn lot ont
fermt raadt me aan Paté de
foie gras (ganzelever) aan, die
in de keukens zelf is gemaakt.
Bij deze paté (frs.80) drink ik
op aanraden van de 'somme-
lier' (wijnkelner) een half
flesje Chateau la Faggéliere
le grand cru classé, 1969
(frs.70) bij ontbreken van een
door mij gevraagde grand cru
uit de Beaujolais, die naar la
ter bleek alleen op de kamer
werd geserveerd. Na de paté
begaat de ober een fout door
me de médaillon de veau Ste-
Alliance aan te raden, een an
dere specialiteit die uit een
kalfslapje bestaat dat weder
om met paté de foie gras is
gevuld, allerminst een heilige
alliantie met het voorge
recht.
Na de médaillon (frs.65) krijg ik
het gevoel van een gans die
met een steen om zijn hals
door het ijs begint te zakken
en zie van verder voedsel af.
In ruil daarvoor vraag ik een
kleine sigaar (frs. 13) en een
kopje (Amerikaanse koffie
voor frs.9). Als noodzakelijk
digestief laat ik het oog vallen
op een oude calvados, welke
echter niet van hoge leeftijd
voorradig is, hoewel - op het
etiket is geen jaar vermeld - in
de aangeboden vorm toch
aangenaam (frs. 18). De reke
ning schemert me bij onder
tekening voor ogen: met be-
dieningsgeld en een flesje wa
ter meegerekend
frs.294.-.
Na een enigszins onrustige -
want air-conditioned - nacht
word ik tussen de gele lakens
wakker door het lawaai van
een badkuip die gorgelend in
een belendend vertrek
leegloopt. Het ontbijt wordt
op een tafeltje binnenge
bracht, er zijn zelfgemaakte
croissants en betere koffie.
De jam komt uit fabrieks-
potjes. Bij mijn bezigheden
in de somptueuse badkamer
blijkt dat de pootjes van mijn
Braun-shaver te kort zijn voor
de geduchte stopcontacten.
De shaver weigert dan ook ie
dere functie. Tevens blijk ik
mijn haarborstel te zijn verge
ten. Ik krijg visioenen van 430
man onhoorbaar trappelend
personeel, dat als eén familie
voor me klaar staat en bel de
valet de chambre.
Een borstel zal worden ge
bracht, maar een shaver is er
niet. Na een kwartier wordt
gemeld dat de borstel nog
even op zich laat wachten,
maar er verschijnt wat hier
een gouvernante wordt ge
noemd, met een keurige sha
ver, ditmaal van Philips. Hij
werkt. De borstel is er na een
half uur nog niet en ik vraag
een van de trappelende per
soneelsleden om raad. Voor
gesteld wordt dat ik de kap
per zal bezoeken die zich op
de begane grond bevindt en
waar ik zeker een borstel zal
vinden. Ik wijs op mijn recht
overeind staande haren en
spreek twijfel uit over de ge
pastheid van een tocht in deze
toestand over de gangen en
langs de trappen van de Ritz.
Men stelt mij op dit punt ech
ter gerust.
Op de eerste verdieping aange
komen, zie ik een linnenjuf
frouw in haar linnenhokje, en
boven op haar linnen een
nieuwe steelloze keukenbe
zem. Een kort gefluisterd ver
zoek is al voldoende om me de
kans te geven - zonder toe
stemming af te wachten -
mijn scheiding met behulp
van de bezem in orde te bren
gen. Ik dank de madame eer
biedig en laat haar in verwar
ring achter.
Conciërge
In de Ritz hoeft niemand zijn
zorgen in de moordkuil te
werpen. Wat buiten de muren
van dit etablissement wel
licht vreemd zou worden ge
vonden, is hier heel gewoon.
Sterker nog: wie zijn wensen
en excentriciteiten in de Ritz
de vrije loop niet laat, kan
voor de helft van het geld net
zo comfortabel elders gaan
logeren. De service van de
Ritz - onzichtbaar, een sage,
maar er zijn boeken over vol
geschreven - is het funda
ment waarop Césars tempel
werd gebouwd. De hoge
priester heet er cqncierge. De
congierces van de Ritz zijn
even beroemd als eens Brit-
tanjes beste butlers, De grote
concierge van de Ritz heet
Michel Rengnez. Wat hij niet
over de groten der aarde weet
is het vermelden, zelfs in een
Londens zondagsblad, niet
waard. Het probleem voor
wie mannen als Michel iets
over hun werk willen vragen
is echter dat zij hun mond
nooit opendoen: beroepsge
heim.
Michel is een blozende, lachen
de man die heen en weer hupt
als een muppet. „Ik heb u gis
teren zien binnenkomen",
vertelt hij me, iets te olijk la
chend. „Was er iets niet goed
aan", vraag ik met knikkende
knieën. „U was buitenge
woon waardig", zegt Michel.
Ik denk wraak te nemen door
een moeilijke vraag te stellen:
„Wat is erger, een 'riche' of
een 'nouveau riche'? Zijn
oogjes verstarren tot die van
een duif. Het blijft even stil.
„Heb ik u goed begrepen",
vraag ik. „U hebt me goed be
grepen", antwoordt Mi
chel.
Mannen als Michel kunnen
wonderen laten gebeuren en
daarom staan ze in de Ritz. Ze
kunnen een treinwagon voor
een gast afhuren met op ie
dere tafel een kilo kaviaar, of
een loge bespreken in een
uitverkochte Opéra. Ze kun
nen uw dure overhemden
voor u kopen en u geld lenen,
uw auto verkopen en in de
winter Franse meloenen naar
uw vrienden in de Verenigde
Staten sturen. Coco Chanel -
die in de Ritz woonde en stierf
- probeerde iedere avond bij
thuiskomst van Michel te we
ten te komen welke vrouwe
lijke gasten bij de concurren
tie hadden gekocht. Michel
zal in dergelijke gevallen zijn
duive-ogen hebben opge
zet.
Haast
Het grootste probleem voor Mi
chel is de haast. In onze dagen
blijven de gasten gemiddeld
maar 1,8 dag, vroeger twaalf.
Identiteiten ontglippen hem.
Vriendschappen worden niet
meer gemaakt. Ook Ritz-di-
recteur Guy Moreau heeft de
ze problemen: „Vroeger had
den onze gasten niets om
handen, nu zijn het voor 80
procent zakenlui en er moet
overdag hard worden ge
werkt. We kennen de wensen
van onze gasten vaak niet
meer. Ook het personeel dient
tegen deze haast opgewassen
te zijn. Van de 400 die er hier
werken zijn er 300 gewoon
goed. Ik behandel mijn per
soneel als mijn gasten", aldus
Moreau, „want het is het per
soneel dat een hotel als de
Ritz maakt of breekt.
Chef-kok Serge Cocoynacq
zingt me in zijn propere keu
kens eenzelfde lied: niemand
heeft meer tijd en de indruk
wekkende gerechten van Es
coffier horen nu in een mu
seum. Enkele basisformules
bleven, zoals die van Escof
fiers sauzen.
Madame Monique Ritz, gebo
ren Ramseier, ziet nog alle
toekomst in de formule van
de Ritz. Ze wil geen Ritz na
bouwen, maar wijst op de
enorme successen van kas
teelhotels die de plaats zullen
innemen van hotels als de Hil
ton: „konijnehokken waar
niemand meer in wil". Ma
dame Ritz is presidente van
het „conseil d'administra-
tion" van het concern, welke
raad uit zeven van de grootste
aandeelhouders bestaat. Zij
zelf en de Griekse reder Niar-
chos behoren hiertoe. De
kleine doch ferme madame
heeft het etablissement van
boven tot onder in stijl geres
taureerd en ze slaat haar han
den ten hemel over de restau
ratie van de Ritz in Londen,
waarmee ze in het geheel
niets te maken heeft en wil
hebben.
Madame
Voor mijn vertrek nodigt ma
dame Ritz me aan haar lunch
tafel in de hoge vroeg 18e-
eeuwse zaal die met zijn
pasteltinten een verademing
is na de Espadon, om me
schadeloos te stellen voor de
overmaat aan ganzelever de
vorige avond.
Ik begin met zes vers knapperi
ge Ritz-oesters zo zuiver als
olievrij zeewater. De obers
zien eruit als biechtvaders en
ze brengen madame's lieve
lingswijn, een PouiLly-Fumé
van de gebroeders Ladoucet-
te en hun Loire-kasteel. Hij
blijft goed smaken, ook bij de
Blancs de St. Pierre, een bij
ons opbekende Middelland-
se-Zeevis.
Tot slot zijn er - uit het kook
boek van Escoffier- de crepes
roxelane: hele dunne flensjes
met citroen-soufflé en over
goten met frambozensaus.
Ook de koffie is plotseling be
ter en ik besef welke eer me
wordt aangedaan - anders al
leen weggelegd voor de
vrienden van het huis - als me
een glaasje uit de slinkende
voorraad cognac wordt inge
schonken die uit 1812 stamt
en waarvan César bij de ope
ning van het hotel een enkel
vat had weten te bemachti
gen.
Wat kostten deze lunch en deze
cognac? Wat kost het om een
voldragen gast van de Ritz te
zijn? Er was eens een jongen
en die vroeg een miljonair wat
een zeewaardig zeiljacht kost
te. Antwoordde de miljonair
„Zolang je dat blijft vragen,
jongen, ben je er niet aan
toe".
PAGINA 23
ZATERDAG 10 FEBRUARI 1979
Entree
Ritz-hotel Parijs:
drempelvrees
overwinnen.