Dries
Krijn
weet
alles
van
de revue
tnn)@[k®[n] ED(§[n) [o)©®§ ffdW
ZATERDAG 3 FEBRUARI 1979
EXTRA
PAGINA 23
ster van de Bouwmeester-revue.
Johan Bu:
•k Lou Bandy .de man van de schlager-revue.
.eerste echte radio-revue.
AMSTERDAM - „De geschiede
nis van de revue, is een ge
schiedenis met een politieke
achtergrond. Revue, dat was
oorspronkelijk politiek theater.
Jaah, geëngageerd theater, 't
was helemaal maatschappij
betrokken. Als je in de historie
terugkijkt, dan kom je steeds
weer tegen dat de zeden en ge
woonten van de tijd in revue-
vorm worden gehekeld, aan de
kaak gesteld. Het echte hekel
spel, dat is eigenlijk de basis
geweest voor de revue".
Aldus Dries Krijn, sinds een aan
tal jaren acteur met pensioen,
maar geenszins in ruste! Want
Krijn wordt nog regelmatig ge
vraagd voor gastrollen, zelfs tot
bij de Opera. De trots van Dries
Krijn is dan ook dat hij zichzelf
een all-roundspeler kan noe
men, een vakman die je weinig
hoeft te vertellen. Een man die
ook na zijn 65e, de leeftijd
waarop voor toneelspelers
geen vast dienstverband meer
mogelijk is, er niet aan dacht
stil te gaan zitten. Mogelijk dit
jaar, anders begin volgend jaar
zal er van zijn hand een boek
verschijnen, waarin de revue in
Nederland is uitgediept. Krijn
heeft er enkele jaren met
groeiende geestdrift aan ge
werkt en verzamelde een
enorme hoeveelheid interes
sant materiaal.
Graafwerk
In zijn sfeervolle Amsterdamse
grachtenwoning met achter
huis, op de zolderverdieping
die hij als werkruimte gebruikt,
doet Dries Krijn zijn historisch
graafwerk voor mij nog eens in
kort bestek over. Dat betekent
vele uren praten. Geanimeerd
praten, want de kleine, immer
voortdribbelende Krijn is vóór
alles een gezelligheidsmens,
wiens verhalen kostelijk
zijn.
Dries Krijn: „Het is bij toeval be
gonnen. Marian Bollinger, de
vrouw van Wim Vesseur (de
corontwerper), hield een ten
toonstelling over de revue in
haar theatergalerie. Ze vroeg
me: Dries, zou jij bij de opening
geen inleiding willen houden,
jij weet wel iets op dat gebied.
Dat deed ik en er waren men
sen die dat leuk vonden. Ik
sprak daar ook de heer Alexan
der van het Toneelmuseum. Hij
zei: We zitten bij het museum
eigenlijk met een gat wat de re
vue betreft en hij vroeg me of ik
daar niet iets aan kon doen. En
dat vond ik weer leuk".
Frankrijk
Krijn toog aan het werk. Eerst
puttend uit herinneringen,
want in zijn jeugdjaren deed
hijzelf veelvuldig aan revue-
werk. Krijn: „Ik wilde me er
steeds meer in verdiepen, hoe
meer ik er mee bezig was. Er
bestaat bijna geen literatuur,
over. Ik wist toen ook nog niet
wat er precies bestond, maar
wel wat ik nodig had en waar ik
moest zoeken. Ik ben altijd erg
op Frankrijk georiënteerd ge
weest en er is wel veel Franse
literatuur over. Mijn uitgangs
punt was de oorsprong te vin
den en die ligt in Frankrijk. Zo
ben ik erachter gekomen dat
het woord Revue in december
1978 precies 250 jaar geleden
voor het eerst werd gebruikt.
Let wel, de naam, 't genre be
stond al".
Zoveel materiaal verzamelde
Dries Krijn, dat een complete
uitgave van zijn Revue-spit-
werk onbetaalbaar is. Daarom
vroeg De Walburgpers, de uit
gever waarbij het boek zal ver
schijnen (en die zeer veel uit
nemend historisch materiaal
op toneelgebied in zijn fonds
heeft, waaronder als meest re
cente het boek Eduard Verka
de) of Krijn ermee akkoord
ging dat alleen de historie van
de Revue in Nederland dus
zonder het Franse voorspel,
gebruikt zou worden.
Dries Krijn: „De uitgever wil er
een heel aantrekkelijk en rijk
geillustreerd boek van maken.
Het is natuurlijk wel een beetje
jammer, dat die Franse oor
sprong er dan niet bij betrok
ken is, maar ik ben toch maar
gezwicht. Maar in eerste opzet
waren mijn onderzoekingen
bedoeld voor het Toneelmu
seum, doch toen ik zoveel ma
teriaal kreeg, dacht ik: dat zou
eigenlijk voor een groter
publiek toegankelijk moeten
zijn, niet alleen maar op de
plank moeten liggen van het
museum. Daarom ben ik erg
blij met De Walburgpers, ik zit
daar in goed gezelschap".
Marivaux
Overigens is Krijn achter schitte
rende voorvallen in de Franse
revuegeschiedenis gekomen,
die hij heerlijk anekdotisch
opdist. Zijn bewerking dat re
vue alles met toneel te maken
heeft, wordt gestaafd door zijn
Marivaux-verhaal. Krijn: „In
het begin van de achttiende
eeuw had je in Frankrijk kleine
kermistroepjes die allerlei
kleine revuutjes opvoerde, als
La ceinture de Venus en Le
monde renvers. Voor één van
die troepjes, dat geleid werd
door twee Italiaanse broers,
schreef Marivaux een spel dat
La surprise de l'amour heette.
Dat was in 1722 en het werd een
enorm succes. Maar Marivaux
was een eerzuchtig man, hij
herschreef het stuk voor de
Comédie Frangaise Deze voer
de het in 1728 op en het werd
een reuze flop... tot groot leed
vermaak van de Italiaanse ko
medianten.
Dat leedvermaak was niet
vreemd, want die kleine troep
jes mochten alleen optreden als
ze een soort belasting betaal
den aan de Comédie Frangaise
des Italiens. Nou, na die sof
schreven de Italiaanse broers
een theaterstuk dat La Revue
des Theatres heette. Daarin he
kelden ze dat hele theaterbe-
stel. Marivaux werd flink op de
hak genomen en de gevestigde
gezelschappen kregen hevige
kritiek vanwege het misbruik
dat ze maakten van de kleine
groepjes. Vooral de Opéra
moest het ontgelden en het
stuk werd weer een enorm suc
ces. Onvrede binnen het thea
ter, dat is niet van de laatste
tijd. Ook toen was het een soort
theateroorlog, maar de Fransen
vochten die uit op de floret, niet
met de houwdegen."
In Nederland kwam de eerste re
vue in 1889 tot stand. Krijn
„Die werd geintroduceerd door
August Reydmg, bouwkundig
ingenieur. Reyding was geim-
poneerd door de wereldten
toonstelling in Parijs en zijn re
vue heette dan ook De Eiffelto-
ren. Ze is opgevoerd in de Sa
lon des Variétées in de Amstel-
straat door het toneelgezel
schap van Henry Poolman. In
september, want september
was vanouds de kermismaand
en dan ging zoiets er wel in. Het
had veel succes en een jaar later
kwam Reyding weer met een
revue, wederom met succes. In
1891 verscheen Reydings ver
maarde revue De Doofpot. Dat
gebeurde naar aanleiding van
het bezoek van de Duitse keizer
Wilhelm II in juli 1891.
De Taptoe, die op de Dam werd
gehouden liep helemaal uit de
hand. De mensen braken door
de afzetting hèen en de politie
ging er met de wapenstok op
inhakken. Dat is dus ook niet
van de laatste tijd. Het kostte de
hoofdcommissaris van politie
zijn baan en ook de burgemees
ter moest aftreden. De revue
was daarop geschreven en door
de herkenbaarheid een gewel
dig succes. Ik heb die revue nu
helemaal gereconstrueerd en er
zelfs de muziek van terug ge
vonden".
Dronken Piet
Toen kwam Henry ter Hall, mu
zikant bij de marine, en aange
stoken door de successen van
de revue-serie, stortte hij zich
ook in het revue-avontuur.
Dries Krijn: „Ter Hall is degene
die de revue in ons land tot
wasdom heeft gebracht. Henry
speelde ook zelf. Hij was dan
Dronken Piet, een echte ko
miek, en het ging toen steeds
meer de variétékant op. Ter
Hall maakte er een voor elk wat
wils programma van, zoals nu
André van Duin en de Moun-
ties en zo nog doen. De revues
van Ter Hall werden overge
nomen door Bouwmeester ju
nior en later kwam Louis Da
vids erbij, die meer het geënga
geerde geluid liet horen.
De echte schlager-revue ont
stond met Lou Bandy in 1933.
Bij hem was de titel steeds ge
bonden aan het hoofdmotief.
Denk aan Zoek de zon op en
aan Schep vreugde in het leven.
En weer later kwamen Snip en
Snap een daarmee werd de eer
ste echte radio-revue geboren,
met de microfoon op het toneel.
Dat betekende weer een echte'
doorbraak".
Tot 1964
Dries Krijns boek, dat als titel bij
de uitgever Revue in Neder
land kreeg, loopt van 1889 tot
1946. Waarom niet tot nu
toe?
Krijn: „Ik ben opgehouden in
1946 omdat ik vind dat er daar
na geen echte geschiedenis
meer inzit. Slees wijk was er
nog, zijn kinderen kunnen die
geschiedenis wel weer schrij
ven. Daar komt bij dat 't
publiek nu bepaalt wat er ge
beurt. Onder het motto: elke
lach is een knaak waard ge
beurt het nu allemaal heel wat
ongenuanceerder. Ik heb het
niet over het talent, dat is zeker
aanwezig.
Zelf heeft Dries Krijn uitgebreid
praktijkervaring in het oude
revue - leven opgedaan.
„Ja, ik moest wel. Ik heb aan tal
van revues, grote en kleinere,
meegewerkt. Maar van de tien
vond ik er maar drie echt leuk.
Wat moest ik anders, ik was
broodacteur en als je geen vast
engagement bij een gezelschap
had, moest je toch blijven wer
ken. En ik verdiende heel be
hoorlijk, ook in de slechte tijd.
Ik werd nog eens opeens tot
zanger gebombardeerd, omdat
ik een goed dragende stem had.
Werd ik aangekondigd voor de
radio als Dries Krijn, tenor!
Nou ja! Ik heb godbeter nog
duetten gezongen met Gré
Brouwensteijn. I k heb van alles
gedaan. In het City-theater
hing ik als acrobaat nota bene
in de nok van de tent. Daar tra
den de Kentons op en één van
de drie acrobaten werd ziek. Ik
zei, nou ja, ik kan wel een voor-
en achterplankie maken, ik wil
het wel proberen. Haha-
ha!"
ATHENE-Toen in 1821 de Turken de Atheen-
se Akropolis moesten verdedigen tegen de
Griekse opstandelingen, begonnen zij de
zuilen van de tempels te vernielen omdat zij
het daarin zittende lood nodig hadden voor
hun kanonnen. Eén der meest legendari
sche opstandelingenleiders, Makriyannis,
zou toen hebben aangeboden hun lood te
leveren op voorwaarde dat ze de tempels
ongeschonden lieten. Aan hem worden ook
de woorden toegeschreven: „zelfs als ze ons
tienduizenden talers geven, dan nog zullen
we de oudheden niet weggeven. Voor dit
marmer hebben we gevochten".
Generaal Makriyannis wordt nu weer veel
vuldig aangehaald door degenen die zich
verzetten tegen een voorgenomen tentoon
stellingvan Griekse kunstschatten in Parijs
en New York.„Tegen de ontworteling van
onze Oudheden" heet een foto-tentoonstel
ling die, na een week in Athene, nu ook
langs andere Griekse steden trekt. Op Kreta
en Samos zijn actiegroepen gevormd van
personen die zeggen, „met hun eigen li
chamen" de uittocht uit de plaatselijke mu
sea te willen verhinderen van oudheden die
op de lijst staan die door de regering is sa
mengesteld.
De bedoeling is dat in het Parijse Louvre in
april een expositie begint, gewijd aan
Griekse kunst van de Aegeische Wereld. De
155 stukken uit Griekenland (beelden, ke
ramiek, goudwerk, munten etc.) zullen
worden aangevuld met 55 schatten uit het
Louvre zelf en dit geheel zal vervolgens
naar het Metropolitan Museum in New
York worden overgebracht. De voorwerpen
zullen na een jaar weer in Griekenland te
rug zijn.
Die tentoonstelling in New York heeft de
meeste verontwaardiging opgeroepen bij
de Grieken, in wier ogen Amerikanen niet
veel goed kunnen doen. Het MetroDolitan
Museum, zo luidt één beschuldiging, is een
particuliere instelling die op vaak dubieuze
wijze aan zijn bezittingen is gekomen. Met
Zwitserland -zijn de VS, het enige land dat
het Unesco-verdrag nog niet heeft getekend
waarbij staten zich verplichten verant
woording af te leggen van de wijze waarop
zij aan hun kunstschatten komen. In alle
ernst wordt hier nu gesproken van een ge
vaar dat Griekse kunstschatten in handen
komen van de mafia waar het museum al
lang mee samenwerkt; deze zou er afgiet
sels van kunnen maken en deze vervolgens
terugsturen...
En waarom moet Griekenland kunstschatten
exposeren, terwijl het British Museum, het
Louvre en het museum in München vol
staan van schatten uit Griekenland, langs
slinkse wegen daaruit weggesleept toen de
Turken er nog heer en meester waren?
De Griekse minister van cultuur Nianias, ver
antwoordelijk voor de hele aangelegenheid,
bijt fel van zich af. Alle voorzorgen, met
inschakeling van de allermodernste me
thoden op technisch gebied, zijn genomen
voor een goede begeleiding van de schat
ten. Waarom zou Griekenland als enig land
verstek moeten laten gaan bij de „over
stroming aan tentoonstellingen" die zich de
laatste jaren in internationale samenwer
king voordoet? Frankrijk stuurde de Venus
van Milo naar Japan, de Sowjet-Unie haar
Skytische schatten, Egypte stuurde zijn
Toet-ach-Ammon naar de VS waar de ten
toonstelling nu al bijna vijf miljoen kijkers
heeft getrokken, Italië vertoonde de kunst
schatten uit Pompeji en de Piëta van Mi
chelangelo die tenslotte schade leed, niet op
haar reis, maar terug in Rome-
De 155 Griekse stukken, aldus Nianias, zijn
niet de allerbekendste, ze zijn op één na ook
niet groter dan een meter, hun afwezigheid
zal niet leiden tot grote schokken bij toeris
ten die ze in Griekenland verwachten. Inte
gendeel, de tentoonstelling zal op den duur
het toerisme naar Griekenland bevorderen,
zoals ook bij Egypte is gebleken.
En wat is 155 op een totaal van 500.000 oudhe
den die grotendeels spreekt van een goede
gelegenheid, eens wat „opgravingswerk" in
de musea zelf te verrichten en bepaalde an
dere dingen te projecteren in plaats van de
tijdelijke afwezige.
De tegenstanders, met in hun gelederen veel
archeologen en oud-directeuren van musea
(de „zittende" directeuren houden zich me
rendeels gedeisd) betogen dat veel stukken
veel te kwetsbaar zijn om de reis te maken,
de prachtige bronzen offerschaal uit Delphi
bijvoorbeeld die door een mansfiguur om-
hooggeheven wordt, uit de 6de eeuw v.Chr..
Ze herinneren eraan dat de Venus van Milo
wel degelijk enige schade heeft opgelopen
bij haar door minister Malraux doorgedre
ven reis. Ze hebben ook ontdekt dat Dene
marken alle „uitvoer" van oudheden bij de
wet verbiedt.
Zo n wet was er ook in Griekenland, en de
meeste archeologen zijn nu des duivels
omdat afgelopen zomer, terwijl ze allemaal
aan het graven waren, door het zg. „zomer-
parlement" (een kleine, doorwerkende sec
tie van de volksvertegenwoordiging) ach
teloos, en zonder veel publiciteit een wet is
aangenomen, no.654, waarbij de Archeolo
gische Raad, tevoren een autonoom li
chaam, beslissingsbevoegdheid wordt ont-
i de regering in staat wordt ge
steld, op eigen initiatief kunstschatten het
land te doen uitgaan. Er wordt gesproken
van „Amerikaanse pressie" en gesugge
reerd dat de tentoonstelling in het Louvre
later is ingevoegd om die capitulatie voor
Amerikaanse druk te camoufleren.
Ook wordt de spot gedreven met wat Grie
kenland voor zijn oudheden terugkrijgt:
een expositie van impressionistische mees
ters. Alsof Renoir en Degas ook maar-in de
verste verte zouden concurreren met de on
sterfelijke werken van meesters uit de mil
lennia vóór Christus...
Deinzen de tegenstanders niet terug voor wat
chauvinisme, ook de regering hakt naar
hartelust met de nationalistische bijl. Deze
tentoonstelling die het authentieke-Gneks
karakter van het gebied van de Aegeische
Zee bewijst kan alleen maar gunstig zijn
voor de nationale zaak in een periode dat
Turkije het continentale plat" onder die
zee betwist. Het Amerikaanse publiek is
van de historische achtergrond van deze
kwestie nauwelijks op de hoogte, aldus de
minister. Ook de drie miljoen Griek-Ame
rikanen zitten ernaar te snakken, hun land
genoten deze dingen te laten zien, en we
mogen hen niet teleurstellen.
FRANS VAN HASSELT