KE&Q9B
tb(f Ifü 0 fë te
Nooit op
zondag...
'ZATERDAG 3 FEBRUARI 1979
PAGINA 21
Door
J. Heuvelman
Hij wordt zo langzamer
hand een legende: Dries
van Wijhe, die, zoals het
een goed Nederlander
betaamt, zowel op de
flets als op de schaats
uitstekend uit de voeten
kan. Het is niet denk
beeldig dat er te zijner
tijd, als Dries zijn sport-
carrière al lang en breed
heeft beëindigd, net zo'n
aureool om hem blijft
hangen als dat bij Jaap
Eden het geval was. Dat
er bij overlevering ge
romantiseerd over „Dol
le Dries" zal worden
verhaald.
Dat ligt voor de hand,
want de boerenzoon uit
het Gelderse Ooster-
wolde is een uitzonder
lijk sportman. Niet al
leen vanwege zijn op
zienbarende prestaties,
maar zeker ook in zijn
doen en laten. Onge
compliceerd en recht
voor z'n raap. Soms ook
een tikkeltje onbehol
pen, zoals vorige week
in Bovensmilde weer
eens bleek.
Daar vertraagde Dries de
prijsuitreiking omdat
hij het gebouw waarin
hij de eerste prijs in ont
vangst mocht nemen,
niet kon vinden. En dat
terwijl de secretaris van
de plaatselijke ijsclub
hem voorging in de
tocht van de ijsbaan
naar de gereformeerde
kerk, waar de prijzen
werden verdeeld. Om
onverklaarbare redenen
sloeg Dries echter links
af waar de secretaris
rechtaf ging. Het duurde
nogal een tijdje voordat
de zoekgeraakte Dries
van VVijhe te bestemder
plekke verscheen, onder
luid gejuich van zijn
bewonderaars.
Luttele minuten later
wachtte hij onder het
genot van een sigaretje
(„De longen zijn nu toch
uitgerekt") en een bee-
renburger zijn beurt af
om uit handen van de
voorzitter de hoofdprijs
in ontvangst te ne-
Boertje
Van Wijhe stoort zich ner
gens aan en gaat zijn ei
gen gangetje. Het laat
hem bijvoorbeeld koud
dat ze hem in het westen
van het land als een
„raar boertje van
buut'n" beschouwen.
Toch hebben de Rand
stedelingen respect voor
hem, maar eigenlijk al
leen in zijn hoedanig
heid als sportman. Dries
weet dat drommels
goed, maar heeft maling
aan wat de mensen, ook
in zijn directe omge
ving, over hem den
ken.
„Dries is een bijzondere
jongen, en dat is-ie", zou
C. Joh. Kieviet zeggen,
de auteur van het kin
derboek Dik Trom. Een
baan heeft Dries niet.
Als hij werkt doet hij
dat als hulpje op de ou
derlijke boerderij. Maar
Van Wijhe heeft ook niet
veel geld nodig. „Met 25
gulden per week kan ik
rondkomen", liet hij on
langs weten. In een Ami
van 125 gulden trekt hij
door het land. Van het
ene parcours naar het
andere, van ijsstadion
naar ijsstadion en de
laatste tijd van ijsbaan
naar ijsbaan.
Poen de auto eens dienst
weigerde, schafte hij
zich bij een sloper een
afgedankte motor van
het gelijknamige merk
aan en distilleerde
daaruit eigenhandig een
nieuwe, uitstekend
functionerende kracht
bron voor zijn tweede
hands karretje.
Verbazing
En zo wekte Dries in de
loop der jaren al heel
wat verbazing. Eerst in
het noorden en oosten
van het land, waar hij al
snel een drietal bijna
men verwierf. „De Dol
le", omdat hij als een gek
tekeer pleegde te gaan in
de koers; „Boemerang",
omdat hij na zijn meest
drieste demarrages
weer werd opgeslokt
door het peloton, gelijk
het sikkelvormige
voorwerp van de Au
stralische inboorlingen
dat, na weggeworpen te
zijn, weer bij de werper
terugkomt zonder het
doel te hebben bereikt.
Zijn derde bijnaam is
„Keizer van Kerkdorp",
het gehucht waar hij
huist in een woonwagen
naast de ouderlijke
boerderij.
Landelijke bekendheid
verwierf Dries in 1973,
toen "Tiij als volslagen
outsider op het slopende
Cauberg-circuit Neder
lands kampioen wiel
rennen bij de amateurs
werd. Stuntwerk zoals
alleen hij dat kan leve
ren. De titel had geen
enkele invloed op zijn
carrière. Hij ging ge
woon op de oude voet
verder, zonder ook maar
enige vorm van preten
ties te hebben gekregen.
De commercie rukte wel
aan hem, net zoals dat
nu trouwens het geval
is. Een sexclubhouder in
Zwolle zag in Van Wijhe
een schitterende en
doeltreffende reclame
zuil. In eerste instantie
slaagde hij voortreffe
lijk. Op de persconferen
tie in de Zwolse strip-
teasetent meldden zich
tientallen „hijgende"
sportjournalisten en de
club kreeg landelijke
bekendheid.
Sexclub
Lang profiteerde deze „he
te geldschieter" niet van
De Dolle, die al spoedig
zijn overeenkomst met
de sexclub ongedaan
maakte. „Ik wil mijn
moeder geen verdriet
doen", zo lichtte hij zijn
besluit destijds toe.
In 1974 verscheen Dries
voor het eerst als mara
thonschaatser op de ijs-
pistes. Ondanks zijn ge
brekkige techniek won
hij al meteen een aantal
wedstrijden over hon
derd ronden. Nu een
langdurige vorstperiode
voor een stevige korst
natuurijs op kanalen en
meren zorgde, baarde
hij opzien door de ene na
de andere tocht te win
nen, ongeacht de lengte
van het traject.
De organisatoren wrijven
zich in de handen als
Dries aan het vertrek
verschijnt. Want dat be
tekent spektakel.
Zijn lijst met successen
zou ongetwijfeld veel
langer zijn geweest als
Van Wijhe ook zondags
actief was. Maar dan
respecteert hij de Dag
des Heeren, geheel in
stijl met zijn hervormde
opvoeding. Dries' ou
ders zijn daar erg blij
mee, in tegenstelling tot
de bezigheden van hun
beresterke zoon in de
sport. „Sport is iets voor
ijdele mensen", stellen
pa en moe Van Wijhe on
omstotelijk vast.
Maar wat je ook van Dries
kunt zeggen, ijdel is de
32-jarige vrijgezel zeker
niet. Wel uniek, zoals
bijgaande monoloog
van Dries duidelijk
maakt.
KERKDORP - „De laatste dagen word ik belaagd door
journalisten. Ze willen allemaal een mooi verhaal van mij.
Dat schijnt er bij de kranten goed in te gaan. De mensen
lezen ook graag gekke dingen. Twintig procent van de
lezers is écht geïnteresseerd in sport, maar de rest wil
alleen maar gekkigheid. En de journalisten denken dat ik
daar goed voor ben. Ik help ze daarbij nog een beetje, want
vaak zeg ik tegen die lui: fantaseer er maar wat bij. Hoe
gekker, hoe mooier ze het vinden. Het kan me niets sche
len. Ze mogen alles over me schrijven. Ik zal er nooit wat
van zeggen. Ik lees het niet eens".
„Maar ik heb er geen enkel belang bij om in de publiciteit te komen. Wat heb
ik er nou aan om bij jullie in het dagblad te staan. Daar word ik toch
niets wijzer van? Als ze me bellen, weiger ik alle interviews, maar als ze
me op de man af vragen, zeg ik nooit nee. Dat telefoneren is ook een heel
gedoe. Thuis hebben we geen telefoon en dan bellen ze de buurvrouw. Dat
mens wordt e
Geen televisie
,£)e AVRO-televisie wilde een hele dag opnamen bij me thuis maken. Wat ik
zoal doe. Dat heb ik geweigerd. Ook al omdat mijn moeder dat perse niet
wilde hebben. Geen tv hier in huis!, zei ze tegen mij. Ze moet niets van
zulke dingen hebben. Mn moeder weet totaal niets van sport af. Ik zal het
nog sterker vertellen: ze weet niet eens wat er in de wereld te koop is. Ze
komt het dorp niet uit. Mijn vader gaat wel eens naar de veemarkt in de
buurt, maar mijn moeder is niet uit Oosterwolde weg te slaan. Maar het
is een reuze aardig mens, hoor. Ze slooft zich dag en nacht voor me
uit".
Mijn vader en moeder zijn gelukkig met wat ze hebben. Van kleurentelevi
sie en andere luxe moeten ze niets hebben. Als er thuis een stoel stuk gaat,
gaan ze bij wijze van spreken eerst kijken of er ergens nog een goede
tweedehandse is te vinden. Goed eten en hard werken, dat is voor hun
alles. Met mijn sportactiviteiten houden ze zich ook niet bezigZe zijn nog
nooit wezen kijken. Wel zegt moeder altijd tegen mij: Dries, pas op datje
niet valt. Maar ze voelen zich gelukkig en daar gaat het toch om".
„Voor mijn ouwelui fiets en schaats
ik zondags niet. Ik ben hervormd
opgevoed en nog altijd ga ik naar
de kerk. Maar als ik er zit ben ik in
gedachten aan het fietsen. De
preek hoor ik niet. Als de domi
nee amen zegt en de dienst is af
gelopen, denk ik bij mezelf: waar
heeft die man het toch over ge
had. Maar ik vind het helemaal
geen ramp hoor dat ik op zondag
niet fiets. Ik heb het graag voor
mijn ouders over. Ze zorgen goed
voor mij. Ik heb niks te klagen.
Mijn vader heeft me een stukje
grond gegeven en daarop heb ik
een woonwagen gezet waarin ik
de nachten doorbreng. Als het
nodig is help ik mijn vader op de
boerderij".
„Vorig jaar hebben ze mij uit de ww
gegooid. Die lui hadden gelezen
in een krant dat ik had gezegd dat
de staat mij sponsorde via de ww.
Dat pikten ze niet. Deze week heb
ik ze van de ww weer od bezoek
gehad. Met een tas kranteknip
sels bij zich. Daarin stonden al
lerlei verdiensten vermeld. Ik
heb gezegd dat ik de ww hele
maal niet meer nodig heb nu ik
zoveel geld heb gewonnen. Ik red
me wel. Voorlopig kan ik twee
jaar vooruit. Straks ga ik ook
startgelden vragen in de wieier-
criteria. Ik wil nu profiteren van
deze succesvolle ritten. En dat
lukt me ook. Daar ben ik niet
bang voor".
„Organisatoren van wielerwed
strijden zullen over de brug moe
ten komen. Net als na mijn Ne
derlands kampioenschap. Daar
aan heb ik ook flink wat ver
diend. Er zijn trouwens ook or
ganisatoren die mij geld bieden
onder voorwaarde dat ik allerlei
gekke dingen doe. Maar daar pas
ik voor. Ik doe niets op comman
do. Dat kan ook niet, het moet
allemaal spontaan gaan. Ik kan
niet gemaakt leuk doen".
Ja is ja
„Momenteel word ik overstelpt met
reclame-aanbiedingen. Ik zeg
echter overal nee tegen. Ik heb nu
een goede sponsor, Barry Adema.
Dat is iemand die me uitstekend
heeft behandeld en me nooit in de
steek heeft gelaten. Als ik hem
aan de kant zet, kan ik vrachten
geld verdienen. Maar zo ben ik
niet. Ik ben echt wel gek op geld,
maar als ik eenmaal ja tegen ie
mand heb gezegd is het ja. Voor
deze man hoef ik de publiciteit
ook niet op te zoeken. Hij laat me
helemaal vTij".
„Aan verplichtingen heb ik een he
kel. Toen ik kampioen werd ben
ik ook gevraagd door bonds
coach Middelink voor de selectie
van het wereldkampioenschap.
Maar dan moest ik gericht trainen
en dat is niets voor mij. Drie keer
per week naar Papendal. Mij niet
gezien, die trainingskampen.
Middelink maar in zijn grote auto
op de claxon drukken en ik fiet
sen. Op die manier hoeft het voor
mij niet. Dan heb ik er geen aar
digheid meer in. Sport is voor mij
alleen maar plezier. Als dat niet
meer zo is, stop ik er onmiddellijk
mee. Ik voel me ook helemaal
geen topsporter. Als schaatser
train ik ook zoals ik zelf wil. Lek
ker tussen het publiek en af en
toe een praatje maken met een
bekende. Lekker gezellig. Ik heb
eens in zo'n groep meegetraind.
Dat was stomvervelend, op
commando hard en zacht rij
den".
„Vorig jaar heb ik een half seizoen
bij de profs gefietst. Dat was een
afknapper. Profwielrennen heeft
niets met sport te maken. Dat is
complete handel. Ik ben blij dat
ik het heb meegemaakt, maar ik
word voor geen geld weer prof.
Welke aanbieding er ook komt.
Al zou ik er bij wijze van spreken
tien tot twintig jaar van kunnen
leven, ik begin er niet weer aan.
Ik wilde het gewoon een keertje
beleven. Meer wil ik er niet van
zeggen want daarvoor is de wie
lersport me te lief'
Stunt
„Als 15-jarige ben ik met fietsen
begonnen. Ik weet nog goed dat
ik met een tweedehands fietsje
thuis kwam. Mijn vader moest er
niets van hebben. Hij wilde dat
ding gelijk met een bijl vernielen.
Later hebben ze er thuis mee le
ren leven dat ik fietste en werd er
zelfs niets gezegd toen mijn zusje
aan wielrennen ging doen. Dat ik
in 1973 Nederlands kampioen
werd, was natuurlijk een enorme
stunt. Ik kwam goed naar boven
en toen ik na 100 kilometer in de
kopploeg zat dacht ik: even door
zetten en dan word je vierde. Dat
zou erg mooi zijn. Meer was vol
gens mij niet mogelijk omdat ik
altijd maar criteria van 80 kilome
ter rijd. Op karakter ben ik toen
doorgegaan. Ik kwam zelfs op
een gegeven moment alleen
vooruit. Knetemann, Van den
Bunderen Fedorden Hertog, met
wie ik in de kopgroep zat, hadden
nooit gedacht dat ik weg zou blij
ven. Maar ze lieten het aan elkaar
over om mij terug te pakken. En
toen nam ik de remkabel in mijn
bek en ging keihard door. Ik zat
wel goed kapot. Mijn benen wa
ren tweemaal zo dik, maar als ik
eenmaal goed op gang ben kan ik
ook doorgaan".
„Dat heb ik met schaatsen ook. Ik
herstel erg snel. Ik ben eens ge
test op zo'n fiets-ergometer, sa
men met een groep marathon
schaatsers. Niemand bleek zo
snel van een inspanning te her
stellen als ik. Reuze interessant
was dat. Daarom kan ik ook wel
acht, negen keer achter elkaar
demarreren. Dat is mijn grote
kracht".
Hebzuchtig
„Ik ben anders blij dat het is gaan
dooien. Ik merkte gewoon dat ik
hebzuchtig werd. Er waren wel
eens wedstrijden waarin ik me
had voorgenomen het rustig aan
te doen, maar dat lukte me nooit.
Als ik eenmaal de schaatsen on
der heb, ben ik helemaal gek. Dan
ben ik écht De Dolle. Mijn opa zei
altijd: bezit van de zaak, is het
eind van vermaak. Nou, dat is ook
zo. Je wilt steeds meer. Met een
tweede plaats begin ik al te mop
peren. En dat is eigenlijk tegen
mijn manier van sport bedrijven
in. Winnen is helemaal niet be
langrijk voor mij. Na die 200 km
op het Veluwemeer feliciteerde
een man mij die ongeveer 60e was
geworden. Maar hij was gelukki
ger dan ik, omdat hij voor het
eerst zo'n wedstrijd had vol
tooid".
„Ik heb meer voldoening van een
zeventiende plaats in een cyclo
cross dan aan een eerste in een
schaatsmarathon. Dat crossen
vind ik het mooiste dat er is, on
danks het feit dat ik er geen ster
in ben. Daarvoor mis ik het loop
vermogen en de behendigheid. Ik
heb groot respect voor een jon
gen als Snoeijink. Die werkt
normaal en wint elk jaar zo'n der
tig koersen op de weg en ook nog
vele malen in het veld".
„Glorie en vernedering liggen erg
dicht bij elkaar in de sport. Dat
heb ik gemerkt na mijn kam
pioenschap, toen ik voor die
sexclub ging rijden. Eerst was het
hele dorp uitgelopen om mij te
huldigen. Veertien dagen later,
nadat bekend was geworden dat
ik een sex-sponsor had, hoorde je
ze in het dorp roepen: Kruisigt
hem, kruisigt hem. Heel Ooster
wolde was in rep en roer. Dat kón
niet, voor zo'n hoerentent rijden.
Je was gelijk niet meer in tel.
Voor mijn moeder heb ^k die
sponsor toen weer aan de kant
gezet. Dat mens wist niet eens
wat een sexclub was. Ik heb haar
eerst nog voorgehouden dat het
om een shag-club ging, maar de
mensen in het dorp hebben het
haar precies uitgelegd".
Levensgenieter
„Ik ben een echte levensgenieter.
Negen jaar lang heb ik bij Staats
bosbeheer gewerkt. Vaak bleef ik
zomaar een dag of nog langer
weg. Dat ging op den duur niet
meer. natuurlijk. Toen hebben ze
gezegd: je neemt ontslag of je
krijgt ontslag. Ik heb de eer maar
aan mezelf gehouden. In die tijd
ben ik met mijn vriend Willem
van Boven met een oude auto
naar Spanje gegaan. De bedoe
ling was dat we die kar daar zou
den verkopen en op de fiets terug
zouden gaan. Dat hebben we ge
weten... Het is een tocht gewor
den om nooit te vergeten. Het be
gon al bij de grens. Die kerel van
de douane vroeg ons of we wat
hadden aan te geven. Nee,
snauwde Willem hem toe. Die
man had dat verstaan en zei in
gebroken Hollands dat we de wa
gen even aan de kant moesten
zetten. Ze hebben ons alles uit la
ten pakken en de auto van binnen
en buiten onderzocht".
Met veel moeite konden we die brik
vervolgens slijten in Spanje. Die
Spanjolen vertrouwden ons niet,
maar uiteindelijk lukte het ons
dat ding voor 100 peseta's, zo'n
vijf gulden, te verkopen. Vrijwel
zonder geld gingen we toen op
huis aan. Dat werd een ver
schrikking. Honger en ellende
hebben we geleden. We konden
haast nergens naar binnen om
wat te eten. Het was allemaal snot
en smeer van het fietsen. We
konden alleen in chauffeurscafés
terecht. Elke morgen zo vroeg
mogelijk opstaan en dan maar
weer op de grote plaat rammen,
richting Nederland. We hebben
er een week over gedaan, 1500 km
afzien".
„Ze zeggen wel dat ik van dag tot
dag leef, maar in een stil ogenblik
denk ik ook wel eens aan de toe
komst. Dan stel ik me voor dat
mijn vader en moeder er niet
meer zijn. Ik zou hier niet alleen
willen wonen. Maar misschien
ben ik dan al een vrouw tegen het
lijf gelopen. Dan zal ik gewoon
moeten werken. Niet dat ik daar
bang voor ben hoor, dan zal ik
ook karakter tonen. Ik heb twee
handen aan m'n lijf en daar kan ik
heel wat mee doen. 5lu kan ik
doen en laten wat ik wil en dat
bevalt me uitstekend. Maar ik
kijk toch wel zover vooruit dat als
ik morgen een baantje bij de ge
meente kan krijgen ik dat on
middellijk zou accepteren. Dan
maar wat minder fietsen en
schaatsen".