Westerse zegeningen in armzalig Opper-Volta "Ha* wotftf© dl© VRIJDAG 29 DECEMBER 1978 PAGINA 15 OUAGADOUGOU (Opper-Volta) - Om te bevorderen dat je je toch nog in Afrika voelt zijn rond het zwembad een soort hutjes gebouwd. Opper-Volta in de Sahel is een van de armste landen ter wereld, maar „het eerste huis ter plaatse", het westerse hotel L'Independence in de hoofdstad Ouagadougou, zorgt ervoor dat het ongerief voor de blanke zeer beperkt blijft. Samen met de heren Van Ham en Van Dijk, die in Opper-Voltc kunst en nijverheid opkoper voor de verkooptentoonstel lingen van de Witte Paters, ge bruik ik een lichte lunch. Bij een temperatuur van boven de 40 graden reikt de Oppervol- taanse ober (maandloon: f210) correct gekoeld bier aan. Af en toe trekken we een verfrissend baantje door het blauwe bassin, en dan praten we onder het schaduwrijke hutdakje weer ontspannen verder over wat de blanken in Afrika hebben aan gericht. ,We hadden er natuurlijk af moe ten blijven", concludeert Van Ham, en na alles wat ik in Op per-Volta heb gezien knik ik gretig. „Koninkrijken in Ghana en Nigeria hadden stedenbouw en kleding toen de Portugezen er op hun blote poten kwamen om de zaak te ontwikkelen. Toen wij nog door de plaggen hut kropen hadden zij al riole ring. Maar wij hadden het wiel en het buskruit, zij niet, en dat werd het belangrijkste punt". Een koppel vieze vette gieren fladdert over het hotel. Ze zul len op weg zijn naar de naburi ge markt waar bokken in de openlucht worden geslach.'. onder het toeziend oog van tal rijke gieren en vliegen. Het stinkt er. Niet alleen naar dat vlees, voornamelijk ook naar de gevolgen van het feit dat een groot deel van de zes miljoen Oppervoltanen gedurig aan de diarree is. Maar daar komt de ober al- Een schrille tegenstelling, heet zoiets. Daar lees je vaak oven het airconditioned hotel te midden van de hutten. Het doet het ook goed op de foto. Maar het is de oppervlakte, het is iets dat je makkelijk ziet. De wer kelijke problemen van een land als Opper-Volta zitten veel dieper slechte, uitgeputte grond, droogte, geen eigen grondstoffen, nauwelijks we gen, verrot water, een zeer be scheiden gezondheidszorg en een volk dat voornamelijk be staat uit ongelettej-den. Overwinnaar „Ons siert bescheidenheid", zei een blanke me die al jaren in Opper-Volta woont. „Dat bete kent: hier niet als een overwin naar rondlopen, maar luisteren, veel luisteren. Het gebeurt zo weinig. Er is hier een witte vent geweest die de taal wou bestu-, deren, maar hij wist er eigenlijk al het nodige van. Hij ging de dorpen in en. begon werkwoor den te vervoegen. Iedereen knikte, het boek kwam uit en ze hebben zich hier rot gelachen, want er klopte geen zak van. Die man had niet geluisterd, hij had vanuit zijn wijsheid gezegd hoe het in elkaar zit, en als je het zo doet, knikken ze hier wel". Ook in een armzalig land als Op per-Volta kun je als blanke best een tijd rondhangen zonder veel van de ellende te merken en zonder je te realiseren wat een kindersterfte van 50 pro cent betekent. Grote steden als Ouagadougou en Bobodioulas- so hebben uitstekende restau rants met 's avonds gekleurde lampjes in de boom. De blanke kolonie eet er grote biefstuk ken voor f7,50. De wijn is wat prijziger, want die komt hele maal uit Frankrijk, en dat is een eind weg. Een curieus gebruik ter plaatse wil datje bijna uitsluitend door hoeren wordt bediend, een vorm van branchevervaging die in .Afrika meer voorkomt. Serveerster en prostituèe is hetzelfde vak en hoe meer blanken, hoe meer hoeren. Het is voor meisjes vaak de enige geld te verdie- Ave Maria In Ouagadougou proberen non nen daar wat aan te doen. Ze exploiteren het restaurant „Levend Water", waarin zii door Oppervoltaanse meisjes laten bewijzen dat je een uit stekend bord warm eten kunt serveren zonder van bedenke lijk allooi te zijn. Wel moet je je als gast erin kunnen vinden om 's avonds rond de klok van tien het bestek terzijde te leggen en massaal het Ave Maria aan te heffen. Oppervoltaanse meisjes opge groeid in de cultuur van de Mossi-stam, die het Ave Maria zingen. Op een missiepost bleef ik plotseling met ingehouden adem staan voor een foto in fraaie kleuren; een groep Op pervoltanen voor de grot te Lourdes. Op een avond ben ik achter een pater aan tussen al lerlei hutten doorgelopen tot het geroezemoes steeds dich terbij kwam: in het hartstikke donker stonden zo'n 100 dorpsbewoners in hun eigen taal de rozenkrans te bidden. Een schilderijtje van Maria te gen een hut, een olielamp er naast. In gesprekken met zeer vriende lijke en gastvrije paters word je ook weer bevangen door twij fels over de blanke aanwezig heid in Afrika. Missie en zen ding doen goede dingen op het gebied van onderwijs, hygiëne, gezondheidszorg. Ze kunnen je precies uitleggen dat een land als Opper-Volta hulp moet krijgen die hen onafhankelijk van ons maakt: goede putten, wegen, betere landbouwme thoden, zodat ze op den duur niet meer afhankelijk zijn van voedselhulp. Maar als ik dan aan een pater vraag wat er in al die jaren dat hij in Opper-Volta werkt is veranderd, begint hij met „Ze hebben nu allemaal een broek aan en dat was in het begin niet zo" Blanken in Opper-Volta. Voor het grootste deel zijn het Fran sen. Maar de Amerikanen zit ten er oók, en dus ook de Rus sen, en dus ook de Chinezen. Ze bieden tegen elkaar op in hulp en goede naam. In het kader van de verbroedering van beide volkeren hebben de Amerika nen zelfs de hoogbejaarde moeder van president Carter, miss Lilian, naar Opper-Volta gehaald. Op grote kleurenfoto's in de vitrines bij het gebouw van de Amerikaanse hulp in Ouagadougou kun je zien hoe ze het oude mens door het uit- gedroogde land hebben ge sleept. Je wordt er echt niet goed van. Pinda's „Je zou dit land alleen al enorm helpen door hun produkten voor normale prijzen te ko pen", hoorde ik van een Ne derlandse ontwikkelingswerk- ster. „De pinda's worden hier door de Fransen voor een krats gekocht en wat kosten ze wel niet als ze in Frankrijk zijn ge brand en in van die kleine cello- faanzakjes zijn gestopt? Het was veel beter als dat hier ge beurde. Het geeft werkgele genheid en pinda's zouden zo ook veel meer opbrengen". De vrouw die me dit vertelde woont op een afgelegen dorp in Opper-Volta. Ze heeft zich een rashaan aangeschaft: Het Fiere beestje heeft de plicht, die die aanschaf rechtvaardigde, ge daan: de kippen leggen nu ras eitjes. Die verkoopt ze voor een luttel bedrag als broed ertjes aan de mensen in de omringende dorpen en zo wordt de kippenstand ih de streek veredeld. Een klein, maar aardig voorbeeld van zin nige hulp. En zo doet de een dit, de ander dat. Maar misschien is dat ook wel weer het probleem: veel blanke hulpverleners zitten maar een paar jaar in Opper- Volta en dat is niet zo bevor derlijk voor de continuiteit in het werk. Een voedseldeskun dige: „Wij zogenaamde des kundigen maken de mensen hier natuurlijk horendol. Want steeds weer komt er iemand met dé oplossing voor het Op pervoltaanse probleem. Je hoort wat hier moet gebeuren is: goed ploegen. Ben je gek zegt een ander dan, dan verpest je de grond. Nee, wat je moet doen is: om een paar meter een geultje. Een geultje, ben je gek, zegt een derde dan, daar blijft het water in staan en dat is juist hartstikke slecht. Dit zo maar een voorbeeld om aan te geven hoe zoiets ongeveer gaat. En weetje waar je zo vreselijk moe van wordt: dat iedereen steeds weer dezelfde fouten maakt" In 1974 kwam Opper-Volta bijna dagelijks in fraaie kleuren op de televisie vanwege de grote droogte. Het was er toen inder daad extra droog, maar gewoon droog is het treurig genoeg bij na elk jaar. Je hoort vertellen dat er in 1974 extra veel magere koeien bijeen zijn gedreven terwille van de westerse televi sie. Als dat waar is blijkt maar weer wat je ars arm land moet doen om onze welwillende aandacht te trekken. Er kwam veel voedsel. Dat stilt op zo'n moment de honger. Maar boeren die altijd gewend waren pas graan te verkopen, als ze zelf een voorraad voor drie jaar hadden, slaan nu zelf weinig meer op, want je kuht het toch wel krijgen. Een vol gende droogteperiode wordt zo nog rampzaliger. Ik hoorde het steeds ween „Eigenlijk zou je geen voedselhulp moeten ge ven als je niet tegelijkertijd de landbouwmethoden verbetert. Anders is die hulp maar een tij delijke, op dat moment een aangename injectie, die de si tuatie op de lange termijn ech ter alleen maar slechter maakt". In hulp zit ook handel. Dat heeft met name de westerse zuivel- dtetf (ol@ aJ(9XSXSJ¥ O mdustrie goed begrepen. Na het Nestle-proces van enkele jaren geleden was ik die hele melkpoeder alweer vergeten, toen ik in Opper-Volta in een krantje een artikel las met als kop: „Het witte bloed van de blanken dat de kinderen doodt" Dat ging over melk poeder uit Leeuwarden. Het Nestlé-proces betrof een ge ding dat de Zwitserse melkreus Nestlé in 1975 heeft aange spannen tegen een actiegroep die aan een brochure over de gevaren van melkpoeder in de derde wereld de bondige titel had meegegeven: „Nestle doodt baby's" Dat mocht niet van de rechter, maar de firma kreeg wel te horen: „Dit bete kent geen vrijspraak voor Nestlé. De maatschappij zal haar verkoopmethoden voor babyvoeding in ontwikke lingslanden drastisch moeten herzien om te voorkomen dat de voeding die het leven van baby's moet behouden, levens gevaarlijk wordt" t Een moeder toont het blik melkpoeder waaruit zij haar kind voedt Zuigfles Niet dat de melkpoeder op zich niet deugt. Het zijn allerlei bij verschijnselen die de melk poeder in ontwikkelingslanden tot een bedenkelijk produkt maken. Het grootste gevaar zit in de zuigflessen die door de slechte hygiënische situatie niet goed kunnen worden schoongemaakt. De bacteriën die in de fles en de speen ach terblijven voelen zich in de melk zeef op hun gemak en zo zuigt de baby een zeer verder felijk drankje naar binnen. Re sultaat vreselijke diarree en dat kan met name in een heet tropisch land voor een zuige ling dodelijk zijn. Maar ook al wordt de melkpoeder met de grootste zorg bereid, dan zijn er nog tal van nadelen. Door de blikken melk met mooie namen als De Hollandse Baby raakt borstvoeding in onbruik, maar de dure westerse melkpoeder slorpt wekelijks bijna een derde van een ge zinsinkomen op. Mevrouw C. A. M. Wennen-van der Mey heeft als arts jaren in Afrika gewerkt en zag daar de gevaren van melkpoeder. Ze is nu in Nederland druk in de weer om belangstelling voor het onderwerp te kweken. „Een frustrerende zaak. Steeds weer worden gevaren gebage- tellisseerd. Er zitten kennelijk grote belangen achter. In eigen kring krijg je weinig bijval om dat medici ook nog al eens bo ter op hun hoofd hebben als adviseurs van zuivelfabrieken. En als je kritiek grote concerns raakt hoor je gauw: dat is poli tiek, wij houden ons alleen met wetenschap bezig". ,Maar ik voel het als mijn plicht vervelend te blijven doen. Want ik ben er heilig van overtuigd dat borstvoeding in een ont wikkelingsland het enige juiste is. Te meer daar in die borst voeding ook allerlei afweer- stoffen voor de zuigeling zit ten". „Maar hoe gaat dat: een vrouw in Afrika geeft borstvoeding, haar kindje wordt ziek, op die blik ken ziet ze een wolk van een baby en ze denkt dat mijn kind Fabrikanten „Ik heb een aantal Nederlandse zuivelbedrijven opgebeld om te informeren hoe zij als fabri kanten tegen deze gevaren aankijken, de vraag dus: hoe voelt het dat baby's in ontwik kelingslanden zich aan uw produkt dooddrinken? Het werden veelal wat moeizame gesprekken, de heren wekten ook niet de indruk de vraag stelling te waarderen. Twee aspecten kwamen steeds terug. Onze poeder is goed, zeggen de fabrikanten, en voor het slechte water zijn wij niet verantwoordelijk, de plaatse lijke autoriteiten moeten voor goed water zorgen. Maar wie iets van Afrika weet kan je uitleggen dat dit een gigan tisch probleem is. Intussen blijft de melkpoeder binnen stromen. Daarnaast hechten de fabrikan ten eraan een onderscheid te maken tussen melkpoeder en babymelkpoeder. Het laastste is, zoals dat zo mooi heet, ge humaniseerd, vermenselijkt dus, 'en dat betekent dat ze hebben geprobeerd van koeiemelk vrouwenmelk te maken. Mevrouw Wennen: „Dat kan nooit helemaal. Ik heb in de clinch gelegen met de Condensfabriek te Leeuwar den die in een blaadje schreef dat het gelukt was de moeder melk voor 99 procent na te bootsen. Dat hebben ze moeten intrekken. Maar ook de gehu maniseerde melk heeft dezelf de nadelen en gevaren. En in de praktijk wordt ook veel gewo ne melkpoeder in de flesjes ge daan". Als je de verpakkingen bekijkt zit dat er ook wel in. Op een blik Gitana melkpoeder van Domo- Beilen geeft een zo te zien erg aardig meisje een baby de fles. Met gewone melkpoeder dus. Commercieel-directeur A. A. S. van Bemmel van Domo-Beilen: „Dat plaatje is recent veran derd. Want onze Gitana is ge wone gedroogde melk en niet gehumaniseerde babyvoeding. Ja, je kunt het natuurlijk wel voor baby's gebruiken". Hij voegt er nog aan toe: „Voor alle oplosbare produkten geldt dat er plaatselijk water bij komt". Mevrouw Wennen: „Jawel, maar op oploskoffie doe je gekookt water, op melkpoeder niet". Baby De heer L. Weiss, directiesecreta ris van de Coöperatieve Con densfabriek Friesland te Leeuwarden heeft me uitge legd dat de melkpoeder die ik in Opper-Volta was tegenge komen van het mérk De Hol landse Baby, (die er ook vet en wel op staat) geen babyvoeding is maar gewone melkpoeder. Is dat nou niet verwarrend? De heer Weiss: „Nou nee, het is al een merknaam uit de jaren der tig en onze afnemers weten dat wel". Dan stel ik me even een Oppervoltaanse vrouw voor die niet kan lezen, alleen plaatjes kan kijken, op een blik een dikke baby ziet en zich dan moet realiseren dat het hier in derdaad niet om specifieke ba byvoeding gaat. De heer Katje van het Friese zui velbedrijf Lijempf laat weten dat hun specifieke babymelk Bebelac uitsluitend via medici wordt verspreid. Mevrouw Wennen: „Dat is nu juist het probleem. Want een arts in een ontwikkelingsland die hele maal niks heeft, laat zich al gauw inpakken met wat gratis monsters". Ter verdediging van de melk poeder heeft de firma Nestlé een brochure gemaakt met zin nen als: „Blanke vrouwen zijn niet de enigen die recht hebben op gemakkelijke babyvoeding en een goed Figuur". Een managing-director dr. A. Fu-' rer redeneert: „We verkopen al 100 jaar babyvoeding. We doen dat al 50 jaar in ontwikkelings landen. In die periode is de kindersterfte opmerkelijk ge daald en onze produkten heb ben daar zeer toe bijgedra gen". De Oppervoltaanse auteur van het artikel „Het witte bloed van de blanken dat de kinderen doodt" is zo vrij het daar niet mee eens te zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 15