Een ex-
legionair
aan het
woord
ZATERDAG 2 DECEMBER 1978
EXTRA
PAGINA 19
Hij heeft het vaak moeten ver
tellen. Aan de politie vooral.
In de collectief gerunde kroeg
aan de Biltstraat, een tafeltje
verwijderd van oud-Spanje-
strijder Rien Dijkstra, somt
de oud-legionair in het Franse
en Spaanse vreemdelingen
legioen zijn persoonlijke ge
gevens op. Op dicteersnel-
heid. Wijers, Egbert, 24 mei
1931 te Doetinchem, thans
zonder vaste woon- of ver
blijfplaats, beroep hove
nier.
De affaire-Aantjes is voor hem
aanleiding de krant te bellen.
Hij vindt het onjuist dat Aan-
tjes nog Nederlander is, ter
wijl hij zelf al zolang staten-
loos is. „Aantjes is bij de vij
and in dienst getreden. Toen
ik het Vreemdelingenlegioen
inging, zaten de Fransen nog
in de NAVO, geallieerden
dus". Hij zegt koningin Wil-
helmina te citeren, Engeland,
1944: „Hij die in geallieerd
dienstverband treedt en geen
vijandelijkheden pleegt ten
opzichte van Nederlanders,
verliest zijn nationaliteit
niet"
- Spanje was geen NAVO-part-
ner.
Wijers: „Toen was ik al staten-
loos"
Legionair. Dat klinkt spannend. Jon-
gensboeken-romantiek. Maar in we
zen is zijn leven eentonig. Jeugdge-
stichten, gevangenissen, ter beschik
king van de regering gesteld. Tbr
opgeheven, weer tbr.
Sinds een maand zit hij in het Labre-
huis in de Utrechtse wijk Hoograven
Een onderdak voor zwervers. „Ik voel
me daar niet prettig", zegt hij. „Ik
vereenzaam hoe langer hoe meer, een
mens dat zichzelf gaat inkapselen, af
sluiten van buiten. Buiten voel ik als
vijandig. Dakloos, statenloos. Eens
een misdadiger altijd een misdadiger.
Ik ben een vierderangs mens. Minder
kansen, minder inkomen, minder van
alles dan zelfs de meest gediscrimi-
neerden, de gastarbeiders"
Hij vergelijkt zich met een stuk drijf
hout in een draaikolk. Rond en rond
en rond, steeds sneller. Tot het de
diepte wordt ingezogen. Tegen dat
laatste verzet hij zich. Dat is in wezen
de reden dat hij de krant belt. Hij
hoopt het op die manier voor elkaar te
krijgen dat iemand hem nog een kans
geeft. Als tuinman, als automonteur,
als tolk. Hij zegt vlot Frans, Duits
Spaans, Italiaans, Engels te spre
ken.
Om het te bewijzen, praat hij rap
Spaans met oud-Spanjestrijder Rien
Dijkstra. Maar die vocht tegen de fas
cisten. Wijers trad in hun dienst.
Noodgedwongen, zegt hij. Dijkstra
wimpelt dat weg. Hij zegt: „Tegen
Vietnam vechten, dat kan helemaal
Kameraad
Wijers: ,,'t Gebeurt".
De legionair neemt nog een vieuxtje, de
Spanjestrijder een jonge borrel. Ze
klinken. Kameraad, zeggen ze over en
Wijers vertelt hoe het begon. Hij is veer
tien als Doetinchem wordt bevrijd.
Z'n ouders worden opgepakt, ver
dacht van NSB-sympathieen. Later
hoort Egbert dat het te maken heeft
gehad met een affaire die z'n zuster
met een jongen in het verzet had.
Omdat zij hem afwees, gaf hij de ou
ders aan. Volgens Wijers hebben z'n
ouders nooit met de Duitsers ge
heuld.
Maar in die turbulente dagen na de be
vrijding wordt niet alles meteen haar
fijn uitgezocht. Een maand of drie zit
het echtpaar in kamp De Kruisberg in
Doetinchem. Als ze worden vrijgela
ten, blijkt hun huis leeggeroofd. „Ik
vond het allemaal vreemd, maar het
gebeurde", zegt Wijers.
Niemand vangt de jonge Egbert in die
dagen op. Hij zwerft hongerig rond
tot hij het geallieerde leger in de bos
sen rond Doetinchem vindt. De be
vrijders zien wel wat in het knappe
jongetje. Hij is niet alleen hulpje in de
keuken. „Ik had daar bepaalde ho
moseksuele contacten", zegt hij.
- Misbruikt?
„Misbruikt of gebruikt, Hoe je het
i wil. Ik kan het nog steeds
niet met zekerheid zeggen. Ik kreeg
ook veel. Sigaretten en chocola. In de
oorlogsjaren had je niets. Opeens was
er overvloed. Ik pikte ook veel. Het
meeste gaf ik weg aan anderen die
helemaal niets hadden. Het was ne
men en geven"
Onderwijzeres
<>Er was ook een onderwijzeres. Die zat
bij een Canadees in de tent. Toen-ie er
een keer niet was, heb ik het spel met
haar gespeeld. Ze kwam uit Steende
ren, in de achterhoek. Ja, sex. Ik heb
het er ook zelf wel naar gemaakt,
denk ik"
Later zoekt hij de onderwijzeres thuis
op. Hij speelt met haar weer het spel
en hij geeft haar schoenenbonnen die
hij thuis van z'n moeder pikt. Een
soldatenhoertje? Wijers heeft niet zo
gauw een oordeel klaar.
Eind van het jaar eindigt het contact.
Maar het laat wel sporen na, zou je
kunnen zeggen.
•.Mijn leven na die maanden was ge
richt op vrijheid. Ik wilde, kon, waar
schijnlijk niet meer het gezag van m'n
ouders verdragen. Ik liep geregeld
van huis weg. Ik wilde naar een gara
ge toe, automonteur worden. Maar er
waren in die dagen te weinig auto's.
Ja, als ik nu veertien was geweest,
was het misschien anders gelopen.
Nu zijn er auto's genoeg". Hij lacht.
Pretoogjes.
.Slapen in hooibergen of waar ik maar
een plaatsje vond. En geld lenen bij
mensen die ik kende. Apostolische
mensen, want in die sfeer was ik op
gevoed. Zeer godsdienstig. Ik betaal
de het geld alleen niet terug"
Wegens oplichting krijgt hij een jeugd-
tbr. Zo jong ter beschikking van de
regering gesteld, gaat vooral in die
dagen niet in je kouwe kleren zitten.
De goeie ouwe tijd, jawel.
„Ik werd geplaatst in Overberg, een
jeugdhuis bij Veenendaal. Het was
een oud kamp van de SS. De voeding
was slecht. Dat was het ergste niet. Je
werd behandeld als een niets, een nul.
Je hebt niets te zeggen, je hebt maar
te luisteren. Je werd tewerkgesteld.
Op de sigarenfabriek. Die sigaren, die
we kregen, moesten we aan de leiding
geven. Daar kregen we dan een siga
ret voor terug. Zo leerde je de boel te
besodemieteren. Een sigaar voor een
sigaret".
„Ik liep weg. M'n ouders brachten me
terug. Dat betekende isoleercel. Twee
bij twee meter. Overdag niks er in.
Geen matras, geen dekens. Geen en
kel contact. Dat kweekt haat tegen
alles wat buiten is. De regering, de
maatschappij, alles. Haat. Blinde
haat"
Prima ervaring
„Ik ben toen geplaatst in het rijksop
voedingsgesticht in Amersfoort. Te
werkgesteld in de tuin. Dat was een
prima ervaring. De directeur stond
mij beperkte vrijheid toe. Ik mocht de
apostolische gemeente bezoeken.
Een broeder haalde en bracht me
Jammer genoeg begonnen de
problemen toen de directie vond dat
ik in de tuinbouw een diploma moest
halen. Ik werd overgeplaatst naar de
Heldrings-gestichten, het jongenste
huis in Hoenderloo. Daar raakte ik
alle vrijheid kwijt. Ik moest en zou
bijvoorbeeld naar de NH-kerk. Ik
moest de catechisatie volgen. Ik
moest naar de tuinbouwschool. Di
verse malen ben ik ontvlucht. Het ge
volg: isoleercellen. Het gevolg daar
van: nog meer haat tegen de maat
schappij, nog meer vervreemding. Ik
behaalde het diploma, met zeer veel
vrucht"
.,Bij een gemengd tuinbouwbedrijf in
de Beemster ben ik toen geplaatst.
Groente- en bloementeelt. Een gere
formeerd gezin. Toen was ik nog
steeds apostolisch. Dat is nou ook al
lang voorbij. Humanist mag u mij wel
noemen. Van het leven proberen te
maken wat er nog van te maken is. Al
is dat niet makkelijk. Het wantrou
wen van de mensen is groot. Van
zwervers, daklozen, statenlozen, al
coholisten, moeten gewone mensen
niets hebben"
,Bij die boer kreeg ik een rijksdaalder
in de week. Dat was zelfs voor 1952
niet veel. Toen ik hem reisgeld vroeg
om m'n ouders in Doetinchem te be
zoeken, zei hij dat ik toch kon gaan
lopen. Dat heb ik gedaan, heen maar
niet meer terug. Dus werd ik gearres
teerd. Terug naar Hoenderloo, opge
sloten. Op m'n 21e werd ik in vrijheid
gesteld. Wat ik meekreeg, was een
kostuum, ondergoed, een overall, een
paar schoenen en de mazzel"
Weer naar z'n ouders. „Ik wil niet alles
over ze vertellen. Dat recht heb ik
niet. Wie ben ik dat ik ze mag of kan
beoordelen. In ieder geval ging het
niet meer. Contactueel zat het mis. Ik
was misschien te rijp, te oud gewor
den, te veel een beatnik zou je kunnen
zeggen. Zij zaten daar in Doetinchem,
laten we zeggen, beschut. Ouderwets,
conservatief, niet openstaan voor an
dere dingen".
Rijnvaart
Hij gaat de Rijnvaart, op. Helpt in Nieu
we en Oude Tonge lijken oppikken na
de watersnood. Leert daar het Franse
leger kennen. Kort daarop meldt hij
zich in Parijs voor het legioen. Weg
gelopen naar Frankrijk, zegt hij
zelf.
De slag bij Dien Bien Phoe. Tweemaal
gewond geraakt. Hij stroopt z'n
broekspijp op, laat een eng litteken
zien. „En in m'n rug ben ik ook ge
raakt", meldt hij.
- Wat is dat, gewond raken?
„Op het moment voel je het niet. Als de
pijn komt, wordt het steeds erger.
Maar ook de vreugde datje niet dood
bent, dat je niet in vitale delen bent
geraakt. Lijfsbehoud, daar draait al
les om in de oorlog. Daar schiet je
vrouwen en kinderen voor dood. Al
les wat voor je loop komt, schiet je
weg. Kinderen waren niet te ver
trouwen, ze konden een handgranaat
bij zich hebben. Vrouwen konden je
tijdens het seksuele contact de nek
afsnijden. Dan staken ze je hoofd op
een bamboespits. Zo'n hoofd van een
kameraad, dat kweekt haat. Ze kun
nen over het legioen zeggen wat ze
willen. Dat we hard waren, killers.
Maar kameraadschap was er. Een si
garet deelde je, een borrel, een frank
alles. Eén voor allen en allen.voor
- Die mensen in Vietnam vochten voor
hun vrijheid. Jullie vochten voor het
geld.
.,1k heb er geen spijt van. Het ging tegen
de communisten. Die zijn alleen op
macht belust. Als het nu zuiver
marxisme was, als er werd uitgevoerd
wat Marx beloofd heeft, dan was het
menselijk, goed"
- Het Spaanse legioen. Dat was in
dienst van de fascisten
Spijt
.,Ik ben geen fascist. Al die mensen in
Spanje die weer de groet brengen en
schreeuwen om een sterke man... Van
het Spaanse legioen heb ik spijt. Hét
was er niet prettig. De mindere was
een soort varken. Je verdiende wei
nig. Voor het minste of geringste
werd je gestraft. Trappen èn slaan,
vaak met de geweerkolf. De Spaanse
manier, kan je zeggen. Op Franco-
leest geschoeid, fascistisch dus. Het
Franse legioen was bikkelhard, maar
ook rechtvaardig. Er was daar korps
geest. Dat Spaanse legioen was een
rotzooitje"
Twee jaar duurt het patrouille-lopen in
wat toen deSpaanse Sahara was. Wij
ers wordt als cabo primero, korporaal
eerste klas, ontslagen. Bij de legionai-
res haalde hij de sergeantsrang.
Dat Spaanse legioen was een nood
sprong. „Vanaf 1973 ben ik helemaal
losgeslagen. Zwerven van de ene
koppelbaas naar de andere, uitzend
bureaus ook. Schooien en drinken.
En tenslotte zonder papieren alle
grenzen over. „In Madrid meldde ik
me. Dat ik voor het Nederlandse leger
was afgekeurd, maakte geen moer
uit. Je geeft maar een naam op en je
verdwijnt in het legioen. In 1977 werd
ik gelukkig ontslagen".
Uit het Franse vreemdelingenlegioen is
hij gedeserteerd. „Omdat m'n leven
me lief was". In Colombo oo Cevlon
(nu Sri Lanka) is hij manusje van alles
bij de chef van de havenpolitie I. P
Prince. I. P. spreekt hij zeer Ameri
kaans uit, „aai-pie". Met hulp van het
Nederlandse consulaat krijgt hij een
voorlopig paspoort. In 1954 scheept
hij zich in op de Asia van de Italiaanse
rederij Lloyd Tristino. Aan boord is
het dolle pret. „Ik had contact met
van alles en iedereen. Gehuwden, on-
gehuwden, ouderen en jongeren,
blank en bruin". Ze zien allemaal wel
iets in een knappe Hollandse avontu-
In Port Said gaat hij aan wal. Met zo'n
3000 lire op zak en een boodschap
penlijstje, waarop o.a. luiers en
speentjes prijken.
Buil
..Toen ik bijkwam, lag ik ergens in de
woestijn met een grote buil op m'n
Een jeep met Engelse militairen pikt
hem op. Hij wordt op een ander schip
gezet. Op het station in Arnhem arres
teert de Koninklijke Marechaussee
hem. Hij moet een voorwaardelijke
veroordeling uit 1954 uitzitten.
De reeks oplichtingen en verduisterin
gen begint weer. Elke keer als
zijn persoonlijk leven wat mis
spring hij in de fout. Als hij tramme
lant met z'n ouders krijgt, omdat hij
in het ouderlijk huis met een meisje
wil slapen. En later, als hij ruzie krijgt
met z'n moeder, omdat ze zijn ver
loofde als huishoudster wil gebrui
ken. Maar ook na zijn scheiding. En
vooral als hij hoort dat hij statenloos
is en zich voortaan geregeld bij de
vreemdelingenpolitie moet mel
den.
,Als ik ergens geen gat meer in zie",
zegt hij. „Het zijn altijd dezelfde
smoesjes en altijd dezelfde delicten.
Onder valse voorspiegelingen leende
ik geld, meestal bij bekenden. Bedra
gen tussen honderd en 5000 gulden.
Ook auto's en brommers huren en
dan verkopen"
Hij zegt er nu van doordrongen te zijn
dat onschuldigen niet langer de dupe
mogen worden van zijn haat- en
wraakgevoelens. „Dat oplichten is er
nu wel uit. Zeker weten? Zeker weten
doet nooit iemand iets"
Opeens haalt hij een rekenlat uit z'n
zak. Hij zegt er vaak mee te werken,
om bij te blijven, niet nog verder weg
te zakken. „Ik heb een intelligentie
quotiënt van 129-131. Dat is universi
tair niveau". Hij vertelt ook dat hij
frequent gymnastiekoefeningen doet
om ook lichamelijk op peil te blij-
Gevangenissen
„Die beantwoorden nog steeds niet aan
het doel. Het is hoe mooi er ook wordt
gepraat tegenwoordig, nog steeds
oog om oog. In gevangenissen wordt
alleen over misdaad gesproken, over
alles wat je nog slechter maakt. En
door al die dingen, die je zijn ontno
men, word je ook slechter. Het ont
breken van vrouwen bijvoorbeeld
maakt je nerveuzer, agressiever,
haatdragender. Wat je afgenomen
wordt in gevangenschap, haal je later
in de maatschappij terug, hoe dan
ook. De recidive zit als het ware inge
bouwd in het gevangeniswezen"
Buil
Het is misschien een kleinigheid, maar
het grieft. In de koepel in Arnhem
moest hij gevangeniskleding aan.
Een militairachtig kaki-pak voor
doordeweeks en een manchester pak
voor zondag. Zoiets vergeet je niet.
Het draagt niet bij tot re-socialisa-
tie.
„Die uit de rijkspsychiatrische inrich
ting Scheveningen aan de Pompsta-
tionsweg acht ik hoog. Maar je had er
ook bij die je nauwelijks bekeken,
maar enkele woorden met je wissel
den. Soms hadik de indruk dat ze niet
op de man afgingen, maar op z'n ver
leden uit de dossiers, op wat anderen
van je vonden. Die dossiers draag je
mee als een stempel. Je raakt ze nooit
meer helemaal kwijt"
gaat! De reclassering
,De opvang na de gevangenis is min
komma min. Je gaat noodgedwongen
terug naar je ouders. Je zoekt huise
lijkheid. Je weet eigenlijk dan al dat
het mis zal lopen. Niemand begeleidt
je. Als niet met de reclasseringsamb-
tenaar kunt opschieten, krijg je geen
nieuwe".
En: „Die nazorg, hé, daar hebben een
heleboel mensen hoge praatjes over.
Maar veel van die zgn. welzijnswer
kers verdienen alleen maar een mooi
salaris; na de kantooruren zijn ze niet
te bereiken, vaak".
Een maand nu zit hij in het Labrehuis.
Van buiten lijkt het op een bejaar
denoord. Maar de toegang is onge
naakbaar twee deuren die alleen van
binnenuit elektrisch kunnen worden
geopend. Bezoek is alleen van fami
lieleden toegestaan.
Wijers: „Je krijgt een beetje zakgeld.
Als je werkt, dus met de auto meegaat
om oud papier op te halen, krijg je vijf
gulden premie in de week er boven
op. Ben je ziek, dan vervalt die pre
mie.'Dat geld heb je hard nodig om
zeep, tandpasta te kopen". Voor shag
of drank is eigenlijk geen geld. „Zo
werk je het schooien in de hand"
vindt hij.
Over het Labrehuis houdt hij zich op de
vlakte. Over de leiding, de bewoners
praat hij niet. „Ik praat niet graag
over anderen", zegt hij diploma
tiek.
Hoewel hij z'n mondje aardig kan roe
ren, gaat praten in gezelschap hem
steeds moeilijker af, vindt hij. „Zelfs
contact met vrouwen leg ik moeilijk.
Ik ben te veel afzijdig geraakt, te lang
in mannengemeenschappen ook ge
weest. denk ik. Maar ik schaam me
ook. Voor m'n criminele verleden,
maar vooral ook dat ik statenloos ben.
Dat is zo eerloos
En tenslotte: „Sinds ik in het Labrehuis
zit, voel ik me helemaal buitengeslo
ten"