„Hoera
een
Homo..."
Maar
niet
op de politieschool
ATERDAG 28 OKTOBER 1978
AMERSFOORT - Ze willen niet
geholpen worden. Dat televisie
toestel kunnen ze best zelf dra
gen. Een van de drie hinkt door
de eindeloos lijkende gangen van
politieschool De Boskamp bij
Amersfoort. Aan de anderen zie
je niet af of ze nu werkloos, of
invalide zijn. Onderweg komen
ze een groepje in trainingspak te
gen: aankomende politiemensen
die van sport terugkomen.
De in uniform gestoken klas zit
netjes recht als het drietal met
docent Hulsman, sociaal peda
goog, binnenkomt. Werklozen
vertellen over hun ervaringen.
Maatschappelijke vorming voor
de aankomende politieman.
Die dag vergaderen de directeu
ren van de politiescholen. De mi
nisters van binnenlandse zaken
en justitie hebben er bij de direc
teuren op aangedrongen de per-
soons- en maatschappijvorming
meer aandacht en inhoud te ge
ven. De gemiddelde vier uur per
week die er nu aan wordt besteed,
wordt te weinig gevonden; het
moet tenminste acht uur worden.
Op het ministerie van CRM wordt
een lespakket voor de politie
scholen samengesteld over etni
sche minderheidsgroepen, zoals
Surinamers, Molukkers, zigeu-
Het Tweede-Kamerlid Roethof
van de PvdA verklaart in zijn zo
veelste interview binnen korte
tijd, bezorgd te zijn over „een heel
enge verharding in het politie-op-
treden waarvan in toenemende
mate minderheidsgroeperingen
het slachtoffer worden". De kran
ten staan bol van klachten tegen
de politie.
Bibberig
De film van de werklozen komt
bibberig op gang. Werk van ama
teurs, maar wel echt, omdat de
werklozen in de film echt zijn,
evenals de ambtenaren van het
arbeidsbureau. De film is ge
maakt op de volkshogeschool
Diependaal in Markelo. Omdat er
nogal wat Twents in wordt ge
praat krijgen de aspirant-agenten
een stencil met de „vertaalde"
tekst. Een Twent in de klas zegt
iets in het Tukkers; er wordt ge
gniffeld.
Het verhaal gaat over een man die
na vijftien jaar werkloos wordt.
Een beeld van de trein waarmee
hij al die jaren naar z'n werk ging.
De trein rijdt; de man blijft op het
perron achter.
Een commentaarstem somt
voorbeelden van werkloosheid
op. Buitenlandse bedrijven die
Nederlandse ondernemingen
opkopen om toegang tot de Eu
ropese markt te krijgen. Grote
industrieën die door hun macht
kleine bedrijven kapot maken.
Overproduktie, automatisering.
Nederlandse bedrijven die slui
ten om in landen met lage lonen
meer winst te maken.
Er klinkt wat morren in de klas na
deze voor het kapitalistische sys
teem niet bijster vriendelijke op
somming.
De camera bevindt zich thans in
het huis van de werkloze. De
man, ook vanwege z'n leeftijd vrij
kansloos, heeft niets om handen
en bemoeit zich met het huis
houdelijk werk van z'n vrouw.
Het inkomen is teruggebracht tot
drie kwart van vroeger, de auto is
verkocht, de zoon dreigt werk
loos van school te komen, ken
nissen blijven weg, buren hou
den zich angstvallig afzijdig. In
dat huis lopen ze elkaar in de weg.
Vrije tijd betekent nog geen vrij
heid.
In het werklozencentrum zegt
iemand: „Deze kapitalistische
wereld is veel te materialistisch.
Er moet meer controle komen op
•de macht van de werkgever die
zorgt dat het kapitaal wordt
voorgetrokken ten opzichte van
de arbeid"
Te gortig
Dat is een aspirant te gortig. Hij
haast zich tegenwerpingen te
maken. „Als deze kapitalistische
wereld niet materialistisch was,
waren we allemaal werkloos"
Een ander valt hem bij: „Een
elektrische tandenborstel mag
wel slecht zijn voor het milieu,
ten koste gaan van schaarse
grondstoffen, maar als er niet
wordt geproduceerd, wordt er
niet verkocht en zijn er nog zo
veel duizenden meer zonder
werk". „Hoeveel werksphuwen
zijn er onder de werklozen", wil
iemand weten. Hij bedoelt dat er
veel zijn. Weer een ander vindt
dat werklozen uit Twente maar
moeten verhuizen naar de Rand
stad.
Een aankomende politieman
probeert een tegenwerping te
maken. „Je kunt niet zo maar el
ke werkloze laten verhuizen. Je
verplaatst er het probleem mee"
Je hoort hem niet meer als de een
na de ander ervan overtuigd
blijkt dat werklozen niet of nau
welijks hun best doen zich te la
ten omscholen en onvoldoende
bereid zijn minder werk te aan
vaarden.
Een van de werklozen is een uit
gerangeerde vakman in de tex
tiel. Hij is boven de leeftijd. Bijna
drie jaar zonder baan. Vele tien
tallen sollicitatiebrieven heeft hij
geschreven. „Als je lang werk
loos bent vergeet je wat werk is.
Het wordt dan steeds moeilijker
een baan te vinden. Het moet
passende arbeid zijn, omscholen
is makkelijker gezegd dan ge
daan en soms onmogelijk"
Tot voor kort moest toestemming
worden gevraagd om deze (gratis)
voorlichting over werkloosheid
te geven aan scholen. Net als bij
voorbeeld voor vrijwilligerswerk
in de welzijnssector.
Kneusje
„Slap gelul", mompelt iemand,
net nog duidelijk hoorbaar voor
de klas. Een wao-er zegt: „Ik
word door niemand bemiddeld.
Je bent een kneusje. Toen ik af
gekeurd was werd ik pas echt
ziek. Ik heb gevochten om weer
aan het werk te komen. Sinds
kort werk ik drie uur per dag:
pleeën schoonmaken. Ik ben er
ontzettend blij mee. Want als het
wrijdag is kan ik tegen anderen
zeggen: plezierig weekend"
De bouw komt ter sprake. „Tot
voor kort 75 procent systeem
bouw en de rest vernieuwings-
bouw. Nou is het net andersom
waardoor ze vaklui uit Engeland
moeten halen".
„Onzin", meent een aspirant
agent wiens familie in de bouw
zit. „Vakmensen kan je niet krij
gen. Lui die alleen maar een
schop kunnen vasthouder? ook
niet". Hij is vaak aan het woord,
voortdurend in de aanval, over
heerst een beetje. Geen agent om
later bonje mee te krijgen.
Het wordt een van de werklozen
opeens te bar. „Als in Amsterdam
een tiental politiemensen corrupt
blijkt zeg ik toch niet dat het hele
EXTRA
Een agente oefent op de schietbaan
politiekorps corrupt is. Dat is
verkeerde beeldvorming. Ik zit
hier namens de hele groep die
best wil werken"
Dat pakt verkeerd uit. „Die poli
tiemensen zijn gestraft" merkt
een jongen narrig op.
„En de koppelbaas die profiteert
van de ellende", vraagt de werk
loze. „Nou die krijgt toch een
boete", zegt de toekomstige poli
tieman. De hoofdrolspeler in de
film wordt bekritiseerd. „Een
zwak figuur, alsmaar chagrijnig"
Iemand vindt dat zulke
weer rap aan de slag moeten.
„Laat ze dan maar op hun werk
chagrijnig zijn". En: „Als ze blij
ven rondhangen vragen ze toch
zelf om narigheid"
Als het grotere aantal echtschei
dingen onder werklozen aan de
orde komt zegt een aspirant: „Dat
komt door het type mens. Ie
mand die z'n werk gauw kwij
traakt komt ook makkelijk van
z'n vrouw af'
Verbijsterd
Iemand is het daar niet mee eens,
merk ik. Maar hij durft z'n mond
niet open te doen. Een wao-er
naast me schudt verbijsterd met
het hoofd.
Docent Hulsman is ook lichtelijk
onthutst over zoveel vooroorde
len. Hij raadt de dames en heren
aan toch eens op een andere
wijze over het probleem na te
denken. „Niet iedereen heeft ge
lijke kansen op werk. Niet ieder
een is even weerbaar. Vergeet
niet dat jullie een geselecteerde
groep mensen zijn. Eèn van de
tien is uitgeselecteerd".
Met andere woorden: zij zijn ze
ker van werk, terwijl de kans om
ontslagen te worden gering is. De
roep om meer politie wordt lui
der.
Hulsman neemt het tijdens de
lunch voor de klas op. Ze zijn niet
altijd zo hard, meent hij. Een do-
Door
Pieter van de Vliet
cent naast me verkondigt even
eens dat wie wil werken, kan wer
ken. Een buitenbeentje, meent
Hulsman. Zo denken de meeste
docenten er volgens hem beslist
niet over.
Een van de invaliden zegt dat de
reacties van deze klas vrijwel niet
verschillen van die op andere po
litiescholen.
Later melden twee aspiranten
zich bij Hulsman. Ze schamen
zich voor het droevige beeld dat
de klas volgens hen heeft ten
toongespreid. Zelf denken ze een
stuk genuanceerder, maar door
dat drie cursisten domineerden,
kwamen ze niet aan bod.
COC
Luttele dagen later zal de vor
ming zich richten op het homofiel
zijn. Enkele leden van het COC
uit Utrecht komen naar de school
om er over te vertellen. Als ik met
Hulsman naar de klas loop waar
het kringgesprek zal plaats grij
pen, heb ik het merkwaardige
gevoel dat ze denken dat ik...
„Ik zie geen flikker", wordt hard
gezegd. Iemand roept „oe-
hoeoe...". Hulsman wil graag dat
ik ook in de kring kom zitten. Ie
mand op de achtergrond die aan
tekeningen maakt, vindt hij maar
niks. Ik moet maar eens mee
doen.
's Middags hebben de aspiranten
de IKON-film „Hoera een homo"
gezien. Een van de jongens: „Sex
is in de volksmond vuiligheid.
Vooral vroeger praatte je er niet
over. Zeker niet in een klein dorp,
waar iedereen op elkaar let, de
sociale controle groot is".
„Als je altijd in een dorp zit, niets
anders ziet, als ze het daar van je
weten, kun je het wel schudden"
En: „Hoe velen is het niet met de
paplepel ingegoten dat wat af
wijkt van het eigen levenspa
troon als abnormaal wordt erva
ren?"
„Veel mensen staan gek tegen
homo's aan te kijken omdat het
een minderheidsgroep is. Maar
als het 50 procent van de bevol
king was..."
Een van de mensen van het COC
vertelt dat hij lang getrouwd is
geweest, twee kinderen heeft. Hij
woont in een klein dorp. „Toen in
het dorp bekend werd dat ik een
vriend had, terwijl ik getrouwd
was, trok een aantal zich terug.
„Maar in een sterk gelovig dorp
zullen toch wel dominees zijn die
zeggen: de duivel zal hem halen"
werpt een aspirant tegen.
De man van het COC maakt zijn
eigen beeld iets minder rooskleu
rig: „Ik mag van de kerkeraad
niet meer naar het heilig avond
maal". Hij blijkt als leraar voor
vormingswerkers ook niet meer
op elk vormingsinstituut welkom
te zijn.
„Dus het is niet zo dat er in jullie
kringen meer begrip is dan in ar
beidersmilieus?", constateert
een aspirant.
het
COC is gekomen, zegt dat ze op
het instituut van de rijksuniversi
teit in Utrecht, waar ze als biologe
werkt, ook niet altijd even vrien
delijk zijn.
„Maar dat ligt toch meer zo van:
ik wil met jou niks te maken heb
ben, want je bent een politie
agent", vindt een aankomend
politieman.
rte
Lekker stuk
„Ik denk wel eens: daar loopt een
lekker stuk. Hebben jullie dat
ook? Daar loopt een lekkere
vent? Denk je dat wel eens?"
Een door agenten gespeelde burenruzie in een huiskamer op de politieschool De Boskamp.
Natuurlijk denken ze dat wel
Een van de jongens heeft bij de
marine gezeten. Bij hem zat een
jongen op de kamer waarvan hij
pas achteraf hoorde dat 't een
homo was. ,,'t Was een toffe vent.
Je merkte niks aan 'm. We gingen
vaak samen stappen. Achteraf
denk ik: hij deed nooit wat met
meisjes. Hij belt me nog wel eens
af en toe"
"Om met zo'n knul op één kamer
te zitter}", zegt een ander. Hij
trekt een bedenkelijk ge
zicht.
Een homo op de politieschool?
„Er zullen vast wel homo's bij de
politie zitten. Maar die laten niks
merken. Want als ze 't van ze zou
den weten..."
„Stel je nou 's voor. Je bent op
surveillance met zo'n jongen.
Opeens zegt er iemand: hè, die
agent daar is van de verkeerde
kant. Die heb ik laatst met een
man zien dansen. Misschien kun
je dat in een stad wel maken,
maar in een dorp niet. Dan ben je
als agent, als agent die homo is
dan, onmogelijk. Ze schelden je
gewoon uit voor homo"
Een andere, wat oudere aspirant
werpt tegen: „Als je die pet op
hebt, krijg je van alles naar je
hoofd geslingerd, alles wat ver
boden is. SS'er, sadist, moorde
naars en misschien ook homofiel.
Daar moeten we mee leren le-
„De politie hoeft maar een wind
te laten en het staat in de Tele
graaf'
„Ik heb geen problemen met ho
mofielen, accepteer ze maar",
zegt er een. „Dat geldt ook voor
andere minderheidsgroe
pen"
Een jongen die als marinier in de
Antillen heeft gezeten, zegt
„Daar waren wij een minder
heidsgroep. We werden door de
Antillianen puur gediscrimi
neerd"
Lusten
Ze honen hem. „Omdat de mari
ne z'n lusten botvierde op die
meisjes daar. Jullie waren verte
genwoordigers van het gehate
gezag. Dat ligt toch wel anders
dan Surinamers in Neder
land"
De ex-marineman zwakt het af:
„Als ze mij niks in de weg leggen,
zal ik ze als politieman niet an
ders behandelen"
Terug naar de homofiel bij de po
litie. Kan dat nou of niet?
„De burgermaatschappij is al zo
sceptisch ten opzichte van fouil
lering door de politie. Stel dat ze
weten dat ze door een homofiele
agent worden gefouilleerd"
Tegenwerpingen. „Vrouwelijke
politieagenten fouilleren ook.
Voor Surinamers en Zuidmoluk-
kers is ook plaats bij de poli
tie".
De man van het COC: „Als ouders
hun kinderen van school halen
omdat de leraar homofiel is, moet
je dan toegeven? Moetje dan zeg
gen: dan maar geen homofielen
in het onderwijs?"
De meeste aspiranten blijven er
bij dat je niet openlijk als homo
bij de politie kunt.
„Niet dat ik bang ben om met tien
homosexuele collega's onder de
douche te staan. Het is heus niet
zo dat je, als je je zeep laat vallen
en je je bukt om het op te rapen,
meteen hup besprongen wordt.
Ik geloof ook niet dat er eentje
geil zal worden. Want dat is net
zoiets als het naaktstrand, daar
krijg je ook geen stijve", zegt een
35-jarige ex-wegenwacht, die in
dit overwegend jeugdige gezel
schap „opa" wordt genoemd.
„Er zal heus wel een moment
komen dat je openlijk als homo
op de politieschool wordt toege
laten. Maar nu is dat nog niet het
geval. De tijd is er nog niet rijp
voor. De sociale controle is nog te
groot".
Een beroepsverbod constateer
ik.
Er valt weinig tegen in te bren
gen.
Paars pak
Een aspirant zegt: "Als de do
centen wisten dat je homo was,
zouden ze 't je laten merken. Als
je vreemd doet, word je er trou
wens toch uitgepikt, vooral in een
gemeenschap als hier. Scheids
rechter Derks kan een paars pak
aantrekken, maar zo ver zijn wij
nog lang niet. Als het bovenste
knoopje van je boord los is, hoor
je er wat van"
„We zitten in een tijd dat er wordt
geknabbeld aan een stuk ge
zag"
„Als het niet gereglementeerd is,
wordt het een puinhoop"
Een aantal vindt dat er ook teveel
kan worden gereglementeerd. En
dat te veel gezag benauwend,
verstikkend werkt. „Zoals in het
leger is het hier gelukkig niet".
Hulsman vertelt dat aspiranten
die bij de Koninklijke Mare
chaussee hebben gezeten het
„strakke" gauw kwijt moeten ra
ken. „Dat moeten de jongens hier
op school niet"
Homofielen, die met elkaar vrij
en. „Mij doet 't niks", zegt er aan.
„Maar er zijn genoeg mensen die
zeggen: bah, vies, ik word er mis
selijk van"
Dat is, zo vinden ze vrij algemeen,
de moeilijkheid voor vrijende
homo's in het café. Daar komt ru
zie van. Dan moét de politie op
draven.
Ik vraag watje dan moet doen als
politieagent.
„Als homo's zo'n café worden
uitgeramd, zou ik zeggen: kom er
maar niet meer"
"Fout"
„Fout", is de reactie. „Net zo fout
als tegen vrouwen zeggen dat ze
's avonds niet de straat op moeten
gaan omdat 't zo gevaarlijk zou
zijn"
Ze komen tot de conclusie dat
zo'n aangifte van in elkaar ge
ramde homofielen serieus moet
worden behandeld. Want als je
tegen die mensen zegt dat ze
maar beter niet meer naar die
kroeg kunnen gaan, verschuif je
het probleem.
Je neemt die mensen dan een
stukje vrijheid af, zeg ik.
Later bij de bar, waar een uur bier
mag worden getapt, klaagt een
jonge agent. Het is leuk, die vor
ming. Maar hij moet wèl stapels
wetskennis in z'n kop stampen,
voor juridisch ongeschoolde
mensen ellenlange onbegrijpe
lijke zinnen uit z'n hoofd le-
„We moeten te veel ineens", ver
zucht hij.
Op de weg naar het station ergert
Hulsman zich aan een zeer zicht
bare, zeer grote poster van een
blote vrouw op de kamer van een
cursist. „Wat moeten de meisjes
daar wel van zeggen", mompelt
hij.