DE STERREN OP EEN RIJTJE
De magie in
dienst van
de mystiek
Versjes uit de vorige eeuw:een smakelijke ruiker
Auschwitz en
andere kampen
Prof. Van Praag over de
gevaren van de techniek
ft
Ervaringen
leven als
schroei
plekken
voort...
Triest,
maar erg
goed
verhaal
tlIJDAG 27 OKTOBER 1978
de
Een vorige keer vertelde ik ovei
het verschil in „science fic
tion". fantasyen ..horror",
ditmaal in 't kort ietsoi
lengte van sf-literatuur.
Wat is feitelijk het aantrekkelij
ke van sf - op de superman
nen, de altijd verliezende
monsters, de eeuwige onder
gang van de Aarde, de van
straalpistolen vergeven avon
turen, de absurde en onge
breidelde fantasie van brood-
beluste auteurs? In feite geen
andere dan dat van detecti
ves: de clou, de pointe, de
diepe lezerszucht na afloop
vanwege de "sense of won
der". Zo van: wie had dat ge
dacht?
Een dergelijke lezerservaring is
natuurlijk niemand onbe
kend, en in science fictionlite-
ratuur wordt die vooral op
gedaan in bundels kortere
verhalen. Een schrijver van
(langere) sf-romans struikelt
onderweg nogal eens: de su
permannen, straalpistolen,
bolkoppige monsters, etcete
ra, zijn allemaal op pagina 54
al aan de orde geweest, en je
kan met blijven zeuren over
de Milieuverontreiniging die
de Aarde en het ganse Univer
sum bedreigt.
Van die sf-boeken met de bij
mij momenteel dus favoriete)
korte, flitsende verhalen moet
bovenaan de ranglijst wel
van de begaafde Robert Sil-
verberg de bundel Dertien
dwaalwegen staan (Meulen
hoffSF 1261977). Is al een
tijdje in de boekhandels,
maar nog niet genoeg gepre
zen. Dertien uitmuntende
verhalen, met levensbeschrij
ving en voorwoord en al,
waarvan met name Zonne
dans geprezen wordt - een
beetje overschat, wat te sen
timenteel misschien voor de
nuchtere Europese smaak.
Top
Eindelijk - hoe is het mogelijk
dat dat zolang heeft moeten
duren! - is er ook weer eens
iets verkrijgbaar van Mack
Reynolds, een Amerikaans sf-
schrijver die beslist tot de top
behoort door zijn productivi
teit en inventiviteit, al is-ie
wat routineus. Een astronaut
op drift (BrunaSf88.1978.
7.50) telt twaalf verhalen, ge
schreven in de jaren
1950-1974, en geeft dus een
uitstekend overzicht van wat
deze auteur zoal gepresteerd
heeft.
Ik heb het werk vrijwel adem
loos uitgelezen: geen garantie
voor kwaliteit, maar min
stens een aanwijzing.
Dan is er ook een bundel fanta
sieën uitgekomen van een der
bekendste en beste sf/horror-
auters van deze tijd, fabri
kant onder meer van "I am le
gend" (met het befaamde
vampier-thema) en een van
Hitchcock's betere script-wri
ters: Richard Matheson met
elf verhalen in De Laatste dag
(BrunaSf 86,1978, f5.50). Hij
wordt niet ten onrechte ver
geleken met Roald Dahl - ik
zou het geen bezwaar vinden
als die vergelijking andersom
gesteld werd.
Behalve deze lofwaardige bun
dels verhalen van één schrij
ver zijn er natuurlijk ook
steeds weer anthologieën ver
krijgbaar die een "keur" van
sf-artiesten bieden. Zo kreeg
ik onlangs de tweede reeks
verhalen Fontein Science Fic
tion (Fontein Sf, 1978, f 15,-,
en dat scheelt alweer een slok
op een borrel) in handen,
"verzameld door Brian W.
Aldiss". Degelijk werk wel,
met schrijvers als Dickson,
Ala N our se, HarrisonPohl en
de onbekendere Howard
Schoenfeld wiens grappige
"Logisch opgebouwd" de
strijd om de macht beschrijft
tussen een schrijver en zijn
romanpersonage.
Maa r niet alle verhalen zijn van
die kwaliteit. Een middelma
tige bundel in een aardige
vertaling van Hans Kern-
ming, zelf Nederlands sf-
schrijver.
Beter
Befaamder en beter zijn "De
beste sf-verhalen van het jaar
(1976)" (Elsevier Sf, 1978,
fl3f>0), samengesteld door
Gardner Dozois. Hier hebben
we te maken (in de vertaling
van Annemarie Kindt, onze
meest ervaren sf-vertaalster)
met veel recenter en dus ac
tueler werk, met grote en min
der oppervlakkige namen als
die van Ursula LeGuin (Het
dagboek van de rood), Joe
Varley, de harde Joe Halde-
man (Armaja Das), Michael
Bishop e.a.~ een voortreffelijk
boek dat prima inzicht geeft
in wat de modernste sf te bie
den heeft.
Resteert om binnen mijn be
schikbare ruimte - daarbij
niet meer sprekend over de
kortere sf-verhalen - nog mel
ding te maken van enkele
herdrukken, als gewoonlijk
een aanwijzing voor kwali
teit en/of populariteit. Bruna
brengt 2 overbekende deeltjes
op de markt: alweer een 6de
druk van Pierre Boulle's De
Apenplaneet (Bruna SF 31,
1978,f 5£0), dat talloze malen
verfilmd is met al even tallo
ze vervolgen op het origineel)
en waarin apen en mensen el
kander ontmoeten/bestrijden
in maatschappelijk en cultu
reel omgekeerde rollen.
Eveneens is er een 6de druk van
een nog imposanter klassie
ker: het Reisdoel menselijk
brein (Bruna SF 26, 1978,
ƒ6,50) van Grand Old Man
Isaac Asimovhandelend over
miniem verkleinde mensjes
die via een injectiespuit de
bloedbaan van een Very Im
portant Person doorkruisen
ten einde een kwaadaardige
tumor te verwijderen. Ieder
een heeft toch allang die film
zuchtend bewonderd, met de
welgebouwde Rachel Welch?
En tenslotte, voor de onmatigen
onder ons, geeft Meulenhoff
weer een Supernova 2 te tor
sen: drie romans die alle eer
der verschenen zijn - Poul
Andersons Vlaag van ver
standTheodore Sturgeon's
grandioze (een van de meest
fascinerende sf-romans ooit
geschreven) Venus plus X, en
van Pohl /Williamson De
Ruimteriffen. Afzonderlijk
beslist niet meer verkrijgbaar
en daarom des te meer aanbe
volen.' (Meulenhoff Sf 125,
1978, f21J50 maar wel 487
bladzijden dik).
Dat was het. Maar er komt meer,
véél meer: ik ploeter voort,
machteloos, want hoe kan
men de sterren,alle sterrenop
een rijtje zetten?
ROB VOOREN
c
üe fee zwaait met haar toverstaf en er verschijnt een prach
tige calèche met schimmels en lakeien. Zeg: "Sesam,
open u!" en de rotsen splijten vaneen. Dat zijn magische
handelingen, bekend uit allerlei sprookjes. Onder magie
verstaat men elke menselijke poging om macht te verkrij
gen over zijn omgeving. Daarmee is zij een voorloopster
van de techniek, het toverstafje van de moderne mens om
zijn omgeving te onderwerpen, met dit verschil echter dat
de magie zich bij voorkeur bedient van irrationele mid-
- delen, terwijl de techniek gebaseerd is op toepassing van
rationele methoden.
Dit dus over magie, zoals die voor
komt in de titel van een nieuw
boek van prof. H. van Praag:
"Magie in dienst van de mys
tiek", uitgave van H. Meulenhoff
in Baarn. Mystiek, aldus de
schrijver, dient te worden opge
vat als de aan de magie tegenge
stelde tendens, waarbij de mens
vrijwillig afstand doet van macht.
Vandaar de titel, "die gezien moet
worden als een waarschuwing
tegen het menselijke streven naar
macht". Want, zodra het streven
naar macht een doel op zichzelf
wordt, vormt ze een rem voor de
menselijke evolutie. Daarom is
de mystiek een heilzame waar
schuwing tegen de overmoed
(hybris, zoals de Grieken zeiden)
van de magie.
Dit nieuwe boek van prof. Van
Praag behoort tot zijn serie "Alles
wordt anders", over perspectie
ven en toepassingen van de pa
rapsychologie. In drie vroegere
werken werden achtereenvol
gens kosmologie, kunst en taal
aan de orde gesteld; dit vierde is
gewijd aan de teehniek, waarin
de werkende mens, de "homo fa-
ber" zich een machtig rijk heeft
opgebouwd, dat hij als met rede
begaafd wezen, "homo sapiens",
niet eens zelf meer overzien kan
en dat hij als "homo religiosus"
als een risico aanvaardt.
"Er bestaat geen weg terug", zegt
de schrijver in zijn voorwoord,
"maar er is wel een weg terug
naar de weg mogelijk. Dat wil
zeggen, dat wat vandaag nog on
gecoördineerd is, morgen weer
dichter bij de coördinatie kan
zijn. Daartoe dienen we ons te be
zinnen op de oorsprong van het
technisch gebeuren en zijn relatie
Techniek, magie en mystiek: op
vaak verrassende wijze weet prof.
Van Praag, een auteur met en
cyclopedische kennis, verbin
dingen te leggen met andere ge
bieden van wetenschap, met bij
belse opvattingen of met Chinese
en Indische wijsheid. De tech
niek is in dit boek dan ook in rui
me zin opgevat, met "magie" als
sleutelwoord, dus met de (soms
overmoedige) poging macht over
de natuur in en buiten zichzelf te
verwerven. Daarnaast verwijst
Van Praag naar "de machten"
d.w.z. alle goddelijke en demoni
sche krachten, waarmee de mens
rekening moet houden. En wee
de mens, zegt hij, die geen reke
ning houdt met de machten in de
kosmos, wee de mens, die de
stem van het onzienlijke veron
achtzaamt.
Na inleidende hoofdstukken o.m.
over het beeld van de mens en
over magie en mystiek, behan
delt Van Praag het beeld van de
onderneming, het beeld van de
mens in de onderneming en ten
slotte de toekomst der techniek.
In een epiloog merkt de schrijver
van dit ideeënrijke boek op. dat
de westerse cultuur in een kriti
sche situatie is gekomen en dat
het er nu om gaat het inzicht in
daden om te zetten, "dat onze
westerse beschaving alleen te
redden valt, als we het polarisa
tie-model te boven komen en de
participatie van alle leden der
samenleving optimaal maken"
Actuele woorden, die ook door an
deren gesproken zijn, maar die
niet vaak genoeg onder de aan
dacht gebracht kunnen worden.
"Wij zien", zegt prof. Van Praag,
"hoe allerwege gepleit wordt
voor en gezocht wordt naar een
hervorming van de onderne
ming, die haar structuur niet we
zenlijk aantast, maar die alle
werkers de waarborg geeft een
zekere zeggenschap in het beleid
en een redelijke beloning van ei
gen arbeid en initiatief'. Van de
ze opvatting vormt dit boek een
rijkgeschakeerde achtergrond,
die, ook als men het niet altijd
met Van Praags opvattingen eens
zal zijn, de moeite van het kennis
zeker waard is.
C.J. ROTTEVEEL
Toen was het alsof iemand een
hand op m'n schouder legde,
zeggende: "Dat mag je nooit
doen, niet zelf over je lot be
slissen. Dit is niet het einde"
Dit is een fragment uit
"SCHROEIPLEKKEN"
Ervaringen uit Vught, Wes-
terbork, Auschwitz, Ravens-
brück en Malchow"; een
boekje vol herinneringen van
een jonge joodse vrouw aan
de oorlogsjaren 1939-45. Ja
ren waarin heel haar familie
omkwam. Een tijd van ver
volging, angst en concentra
tiekampen.
Schrijfster en hoofdpersoon in
het boek is Carla van Lier. In
1939 woont en werkt zij in
Amsterdam, waar zij ook
trouwt. Het huwelijk is nog
maar net een jaar oud als bei
den op transport werden ge
steld naar het kamp Vught.
Via Westerbork komen bei
den terecht in Auschwitz,
waar het contact wordt ver
broken.
Gebukt gaande onder alle el
lende om zich heen komt de
vrouw zover dat zij zelfmoord
wil plegen. Hierop slaat bo
venstaand fragment. Het is
een dieptepunt in haar erva
ringen. Een eindpunt van het
leven dat zij tot dan toe heeft
geleefd..
Optimisme
Carla van Lier heeft zich in het
Holland van vóór de oorlog
veilig gevoeld, zo blijkt uit het
eerste deel van het boek dat
haar jeugd beschrijft. Wan
neer de oorlog tenslotte toch
komt, blijkt optimisme haar
verwachtingen voor de toe
komst te blijven overheersen.
Zelfs als zij op transport gaat
naar Vught denkt zij; "O, we
komen gauw terug en dan
gaan we bouwen aan een goe
de toekomst voor ons, onze
ouders en onze kinderen!"
Maar Auschwitz berooft haar
van alles dat zij heeft: haar
man, haar familie, haar ge
zondheid, haar eer. Radeloos
is zij als mens, die toe moet
zien hoe beestachtig zij en
haar lotgenoten worden be
handeld. Machteloos is zij als
vrouw, die vernederende en
ziekmakende proeven moet
ondergaan.
Belijdend joodse is zij vermoe
delijk niet. Anderen houden
ook in gevangenschap de tra
ditionele vieringen in stand.
Zij constateert dat dezen
kracht zullen putten uit het
zingen van de feestgezangen
op dagen als de sabbat,
maar doet zelf niet meer dan
het nauwkeurig in de gaten
houden van dag en datum.
Echter, uit de woorden "niet
zelf over je lot beslissen" (zie
boven) blijkt toch haar jood
se erfenis. Zij moet verder,
zonder te weten hoe.
Het grote gedenkteken bij het vernietigingskamp Auschwitz.
Ontredderd
Haar kampgenote Roos had
steeds gezegd: „Het is niet 't
ergste, om hier dood te gaan.
Het is veel erger, om er le
vend, maar alleen uit te ko
men!" Carla van Lier herin
nert zich deze woorden en be
aamt ze wanneer ze na ondra
gelijk lijden de bevrijding
meemaakt en belandt in een
Brussels ziekenhuis als "een
hopeloos, ontredderd wrak".
Teruggekomen in het naoorlog
se Amsterdam, waar haar nog
slechts een handvol oude
kennissen rest, zoekt de
vrouw genezing in de arbeid.
"Dat was nog het beste medi
cijn, genezende vergetel
heid". Maar de herinneringe n
zijn niet weg te werken; cle
watertoren van Bussum, die
zo lijkt op de toren bij
Auschwitz, het nummer in
haar arm getatoeeerd.
Zij begint een nieuw leve.-n
waarin zij zich aan de ene kant.
beweegt tussen de mensen
alsof er niets is gebeurd en
aan de andere kant wordt ge
plaagd door herinneringen en
nachtmerries.
Oppassen
Op 26 juli 1977, vierendertig jaar
na haar tocht naar Vught, be
sluit Carla van Lier haar boek.
Anderen kunnen hierdoor nu
delen in haar ervaringen, zo
als dat kan na Anne Frank s
dagboek en na Marga Minco's
"Het bittere kruid".
Wie dit leest en nooit iets derge
lijks heeft meegemaakt moet
ervoor oppassen niet emotio
neel te worden meegesleept.
De beschreven gebeurtenis
sen zijn erg, maar erger is het
wanneer door mensen bedre
ven daden als jodenvervol
ging vervagen in vlagen van
afschuw of wegzinken in een
verleden dat niet meer be
spreekbaar is.
Er zijn vele boeken die de on
menselijkheid van de Tweede
Wereldoorlog beschrijven.
Juist voor diegenen die dit
nooit hebben meegemaakt is
het belangrijk deze te lezen.
Omdat het waarheid moet
blijven!
"SCHROEIPLEKKEN - Erva
ringen uit Vught, Wester
bork, Auschwitz, Ravens-
brück en Malchow", door
Carla van Lier, uitgegeven
door feministische uitgeve
rij Sara te Amsterdam.
FEICO HOUWELING
"Stad des doods" door Herbert
Lieberman. In een vertaling van
H. Kuipers verschenen bij De
Boekerij in Baarn (f.22.50).
Officieel heet zo'n man „patholoog
anatoom"; de medisch deskun
dige wiens naam altijd opduikt
als na een ongeluk of misdrijf de
doodsoorzaak van het slachtoffer
moet worden vastgesteld. In de
wandeling worden er echter vaak
heel andere woorden gebruikt
om zijn functie te omschrijven.
Zeker in een stad als New York
waar de doden als het ware aan de
lopende band worden binnenge
bracht. Daar is een omvangrijk
team de godganselijke dag bezig
met het ontleden van stoffelijke
resten.
Een bittere taak. Een knalhard be
drijf. Maar ook een onmisbare
dienst omdat het oordeel van de
ze deskundigen zo vaak beslis
send is bij het bepalen van de
schuldvraag. En hun bevindin
gen geven ook vaak de aanwij
zingen die de politiemensen zo
broodnodig hebben om moorde
naars op te sporen.
Dat deze "ontleedkundigen" lang
zamerhand eelt op de ziel krijgen
ligt voor de hand. Men kan het
ook ervaren in Herbert Lie her
mans "Stad des doods". Uiter
aard geen opgewekt boek. Inte
gendeel, het geeft een somber
beeld van de frustaties waaron
der de leden van de "Dienst fo
rensische geneeskunde" gebukt
gaan.
De niet meer zo jonge chef heeft
zich hiertegen gehard met cy
nisme, koelheid en bitterheid.
Maar in dat harnas van onaan
tastbaarheid worden diepe deu
ken geslagen als de omstandig
heden zich tegen hem schijnen te
keren. Als rotte plekken in zyn
dienst zichtbaar worden. En als
tot overmaat van ramp meedo
genloze "idealisten" zijn enige
dochter ontvoeren en hem met
dit wapen in de hand genadeloos
pogen uit te knijpen.
Talrijke zaken lopen in het verhaal
niet altijd even overzichtelijk
dooreen. Vaak zijn de draadjes
die de gebeurtenissen verbinden
voor de lezers nauwelijks waar
neembaar. Maar dat-is in feite niet
zo bijster belangrijk. Het be
langwekkende van Liebermans
sombere schets is de sfeer van
dood en bederf waarin de patho
loog-anatoom zijn nuttig maar
triest werk moet doen. En het
boeiendst is de levende mens in
dat décor van de dood te zien
rondtollen.
Alleen in het werk schijnt de beze
tene de vergetelheid te kunnen
vinden. Het leest niet altijd even
gemakkelijk. Mede door die
veelheid van zaken. Het is dan
ook geen thriller of avonturen
roman in de eigenlijke zin van het
woord. Het is meereen menselijk
beeld van een onmenselijk be
drijf. Geen fraai beeld. Maar wel
fascinerend.
KOOS POST
Zo goed als gewone Nederlanders
er toe neigen om vroeger tijden
nostalgisch te verheerliiken.
evenzo kan de academische li
terator het niet altijd laten de
grond om te spitten naar oude,
vergeten geschriften. Moeizaam
graafwerk, vergis u niet, en
maar al te vaak door de buiten
wereld met onverschilligheid
beloond. De rijkste schatten zijn
trouwens al door voorgangers
aan propvolle musea verpatst:
de middeleeuwen, de Gouden
Eeuw, de heilloze 18de eeuw
(met als allerlaatste "vondst"
charmante Belle van Zuylen), en
de luidruchtige klanken der
Tachtigers (d.i. de nieuwe poe
tengeneratie sedert 1880) klin
ken schel door hun eindeloos
herhaalde optredens.
Wat rest ons dan? Zijn we niet iets
vergeten? Hoe zit het met de eer
ste helft der 19de eeuw? Inder
daad, onze historie van de let
terkunde houdt niet op bij de
18de eeuw, krijgt niet enkel een
nieuwe kans aan het eind der
negentiende.
Maar wie der literaire bouwvak
kers heeft het lef aandacht te
schenken aan die tussenliggen
de periode sedert Tachtig haar
vroeg-negentiende eeuwse
voorgangers met hoon en spot
bedolf? Een verguisde dichter
generatie is tenslotte opge
woeld: in "Vinger Gods, wat zijt
gij groot", een fraaie paperback
(De Arbeiderspers, A'dam 1978)
hebben Anton Korteweg en Wilt
Idcma een kloeke, veelbeloven
de poging gewaagd. Een bloem
lezing uit werk van een vijftal
rechtschapen Heren die - al
thans in die burgerlijke, fat
soenlijke vroeg-19e eeuw - met
overdonderend succes het ambt
van Predikant met de verpozing
der Poëzy combineerden. Domi
nee-dichters, vrolijk getypeerd
door eigentijds collega De Ge-
nestet met de regels: "Ik sticht
het volk van uit mijn wolk", (cit.
op p.15).
Geen grandioze dichtkunst kan
men verwachten van het selecte
kansclclubje dat hier bestaat uit
Nicolaas Beets ("Dankt allen
God en weest verblijd./Omdat
gij Nederlanders zijt!"); J.P. Ha-
sebroek ("Arm schaap, hoe ver-
loren./Keer weèr, en kom
meè!"); Bernard ter Haar (voor
eeuwig gedoemd door zijn re
gels: "De lach der blijdschap
siert de dalen,/De vrede graast
de kudde voor".); de "koning der
cantate" J.J.L. ten Kate (al te
zeer door de Tachtiger nazaten
verguisd, zoals samenstellers
Idema/Korteweg terecht op
merken als zij de prachtige re
gels: "Hield ik slechts half zo
veel van haar/Als mijzei ven!
Maar aanhalen op p. 197en
misschien de meest vergetene
van hen, Eliza Laurillard, wiens
"Vers dat als een nachtkaars
uitgaat" ik ooit, op school na
tuurlijk. nog eens uit mijn hoofd
heb moeten leren.
Hoe dan ook, kwaliteit of niet, een
onmisbare bundel, een smake
lijke ruiker "vaerzen" voor wie
destijds grootvaders zolderkist
met halfvergane, ooit in deugde
lijk leder gebonden boeken met
de kraakwagen heeft meegezon
den. Een keur van oude, stoffige
dichtkunst, bekwaam - zij het al
te beknopt - door de samenstel
lers met korte levensschetsen
ingeleid.
Nostalgisch en, zeker na zovel de
cennia van haatdragende ver
banning, met een zekere tedere
weemoed te herdenken èn te
waarderen dominee-dichter
schap. Want al mag men niet
spreken van Onsterfelijke Poë-
zie-een glimlachje kan er wel af
als we - een toegift - onze huis
genoten dreunend voorlezen
van Laurillard's "De mensehe-
neter", (p.286);
"Een menschencter, - gruwzaam
Had velen omgebracht.
En alle vleeschen bloed verorberd
Van die hij had geslacht.
Hij werd gevat, hij werd gevon
nist.
Door den kolonieraad,
En - opgehangen zou hij worden.
Voor al zijn griez'lig kwaad.
"Maar", zei de rechter, 't is ge
woonte,
Zoo menschelijk zijn wij,
Dat. wie ten doode werd verwe-
Aan die gewoonte trouw.
Vraag ik, wat gij voor 't laatst wilt
eten?"
Toen zei de kerel: "jou!"
Nee. geen bock om tot machteloos
mijmeren of heerlijke smart te
ster
vel
stiekem in te bladeren en inspi
ratie uit op te doen voor de slui
pend naderende sinterklaas
avond
ROB VOOREN