Ondernemingsraad is nu eindelijk zelfstandiger Verruiming voor hengelsport met korreltje zout 1 vis T sport Vakbonden waren onderling verdeeld ZATERDAG 7 OKTOBER 1978 PAGINA 25 VOORLOPIG SLOT AAN VIER JAAR POLITIEKE STRIJD Afgelopen woensdag ging een overgrote meerderheid van de Tweede Kamer akkoord met de wijziging van de wet op de ondernemingsraden. Daarmee is een politieke disccussie van vier jaar, die soms zeer hoog kon oplopen, voorlopig afgesloten. De wijziging van de wet bete kent dat de werknemers in het vervolg meer invloed zullen krijgen op het beleid van de directie, omdat de ondernemingsraad meer be voegdheden heeft gekregen. Het opvallendste punt en wat de hele discussie dan ook het meest heeft beheerst is dat de directeur van een bedrijf die tot nu toe automatisch lid en voorzitter van de on dernemingsraad was, de vergaderingen van de raad niet meer zal mogen bijwo nen. De gekozen leden van de ondernemingsraad zullen zelfstandig vergaderen. Dat wil overigens niet zeggen dat de directeur er helemaal niet meer aan te pas komt. Het blijven bestaan via de zoge naamde overlegvergadering waarin de wederzijdse standpunten van onderne mingsraad en directie nog eens besproken kunnen worden. In de nieuwe wet krijgt de on dernemingsraad de be voegdheid advies te geven over zaken als fusie, sluiting, reorganisatie, benoeming en ontslag van directeuren en het aangaan van grote lenin gen. Neemt de directie een afwijkend standpunt in, dan kan de ondernemingsraad daartegen in beroep gaan. Medebeslissingsrecht krijgt de raad bij onderwerpen die meer op sociaal terrein lig gen zoals werktijden, vakan ties, belonings-en functie- waarderingsbeleid, veilig heid binnen de onderneming en pensioen-en spaarrege lingen. De directeur kan hierover dus geen besluiten nemen zonder de instem ming van de ondernemings raad. De politici hebben hun werk gedaan. Nu de wet op de ondernemingsraden door de Tweede Ka mer is aangenomen zal het niet lang meer duren totdat de wet in het staatsblad verschijnt en in werking zal treden. De beurt is dan aan de on dernemingsraadsleden om de wet in de praktijk te brengen. Die zal moeten uitwijzen of er met de logge constructie, een gevolg van compromis- politiek, ook werkelijk te werken valt. De ondernemingsraad kreeg in Nederland voor het eerst in 1950 een wettelijke basis. Veel meer dan een vrijblijvend praatorgaan was de ondernemingsraad in die tijd niet. De raad was geboren uit de harmoniegedachte: iedereen, werknemers en werkgevers, moest de schouders er onder zet ten om het land er weer bovenop te helpen. Langzaam maar zeker kwam er echter een kentering in dat denken en naarmate het Ne derland beter ging werd dan ook de belangentegenstelling tussen werkgevers en werknemers beter zichtbaar. De Sociaal Economische Raad (SER), het adviesorgaan van de regering waarin werknemers, werkgevers en onafhankelijke leden vertegenwoordigd zijn, verwoordde dat al in 1968: „Het uitgangspunt van de onderne mingsraad heeft wellicht wat eenzijdig gelegen bij de gedachte van een bedrijfsgemeenschap en harmonie van belangen en sa menwerking waardoor niet vol doende in aanmerking is geno men dat de directeur-voorzitter van de ondernemingsraad en de personeelsleden vanuit wezen lijk verschillende posities deel nemen aan het werk van de on dernemingsraad en ieder voor zich naast het algemene onder nemersbelang ook belangen uit hoofde van hun vertegenwoordi ging in de ondernemingsraad heeft te behartigen", schreef de SER. „Het is beter niet teveel uit te gaan van een situatie van pa- ralelliteit van inzichten en be langen van ondernemingslei ding en personeelsvertegenwoor- digers in de ondernemingsraad Eensgezind De meerderheid van de SER vond dat het hoofd van de onderne ming eigenlijk niet meer als voor zitter van de ondernemingsraad zou mogen fungeren. Voor een aantal leden binnen dit adviesor gaan lag dit echter wat moeilijk en van de SER werd in die dagen nog verwacht dat zij met een eensgezind advies naar buiten kwam. Er werd een middenweg gevonden: het hoofd van de on derneming zou lid en voorzitter van de ondernemingsraad blij ven, maar daarnaast zouden de overige, gekozen leden van de ondernemingsraad het recht krijgen vooroverleg te plegen en onderling beraad te houden. In 1971 trad de nieuwe wet op de ondernemingsraden in werking Het bovengenoemde advies van de SER was door regering en parlement overgenomen. Daar naast waren ook de bevoegdhe den van de ondernemingsraad uitgebreid. De werknemers kre gen zeggenschap toegeschoven over zaken die hen direct aangin gen zoals regelingen voor pen sioenen en winstdeling. Wanneer er binnen de onderneming in grijpende beslissingen zouden worden genomen op financieel en economisch terrein was de leiding voortaan verplicht advies te vragen aan de ondernemings raad. Er was echter een ontsnap pingsclausule ingebouwd. Wan neer zwaarwichtige belangen zich tegen dat vragen van advies zouden verzetten, hoefde het niet te gebeuren. In 1974 maakte de toenmalige mi nister van sociale zaken, Boers- ma, de resultaten bekend van een onderzoek dat een jaar eerder was gehouden door de arbeidsin spectie naar de werking van de ondernemingsraad. In totaal wa ren hiervoor 231 ondernemingen geënqueteerd. In 43 procent van de onderzochte ondernemingen waren besluiten genomen op fi nancieel en economisch gebied. In bijna driekwart van de geval len had de ondernemingsraad gelegenheid gekregen over de maatregelen advies uit te bren gen. Dit advies werd in 73 procent van de ondernemingen opge volgd. Ongeveer de helft van de bedrijven die geen advies aan de ondernemingsraad had ge vraagd, gaf als motief op dat hier voor zwaarwichtige redenenwa ren geweest. Aan de hand van dit onderzoek stelde minister Boersma tevre den vast dat er van de onderne mingsraden een positieve activi teit' uitging. Progressieve ka merleden zetten echter hun vraagtekens bij het onderzoek. Want, zo zeiden zij, het was nu wel aardig om te onderzoeken of de wet formeel werd nageleefd, maar het was veel interessanter te onderzoeken in hoeverre de on dernemingsraadsleden het af legden tegen de directeur. Om de eenvoudige reden dat deze veel meer kennis bezat dan de geko zen ondernemingsraadsleden die eens in de zoveel tijd achter hun werkbank vandaan kwamen om over een aantal zaken mee te pra ten. Vakbonden Ook de vakbonden zaten met dat probleem. De Industriebond NW stelde dat in 1974 in de bro chure Fijn is Anders'onomwon den vast: „Van werkgevers zijde heeft men er bewust of onbewust toe bijgedragen dat de gekozen leden van de ondernemingsraad door allerlei manieren en inkap selingsmethoden slechts oog hadden voor het belang van de ondernemersleiding" met andere woorden, mplaats van een in spraakorgaan van de werkne mers was de ondernemingsraad in de ogen van de vakbeweging een instituut geworden dat werd gebruikt om het beleid aan de rest van de onderneming te ver kopend De roep om een verdere verzelf standiging van de onderne mingsraad vanuit het progressie ve kamp werd steeds groter. Den Uyl bombarderde de vernieu wing van de ondernemingsraad zelfs tot één van de hervormings voorstellen van zijn toen pas aan getreden progressieve kabinet. Ook in de vakbeweging ging de discussie door. NW en NKV stelden zich unaniem op het standpunt dat de ondernemings raad diende te worden omge bouwd tot een personeelsraad. Een raad dus die de belangen van dé werknemers zou behartigen waarin geen plaats was voor de directeur. Met de uitbreiding van de bevoegdheden waren de vak centrales een stuk terughouden der. Deze zouden zich niet verder mogen uitstrekken dan het mee beslissen over het sociale beleid binnen de onderneming. Ze voelden er niets voor de onder nemingsraadsleden op te zadelen met het recht op meebeslissen over ingrijpende maatregelen op financieel en economisch terrein. NW en NKV waren als de dood dat de gekozen leden van de on dernemingsraad, meestal verte genwoordigers van de vakbond, medeverantwoordelijk gemaakt zouden worden voor fusies, reor ganisaties of zelfs sluitingen van ondernemingen. Wat dat betreft hadden de bonden een fikse kater overgehouden aan de affaire bij Enka Glanzstof. Daar keerden de ondernemingsraadsleden zich rechtsstreeks tegen het beleid van de vakbonden door in te stemmen met de reorganisaties Totaal oneens De derde vakcentrale van het land, het Christelijk Nationaal Vak verbond CNV, was het totaal on eens met de visie van NW en NKV. De toenmalige voorzitter, Jan Lanser, zei in 1975 dat de op vatting van het CNV altijd ge weest was: samen verantwoor delijk. Als er geen vertegenwoordiging van de leiding in de onderne mingsraad zitting heeft, komen werkgevers en werknemers te genover elkaar te staan. Dat is de klok terugzetten" sprak Lanser Het CN V kwam met een heel an der plan: er moest een gemeen schappelijk bestuur voor de on derneming komen, dat voor een groot deel uit werknemers zou moeten bestaan. Dat orgaan zou dan alle belangrijke beslissingen -waaronder de benoeming van de directie- moeten r In de strijd van die discussies ver wachtte het kabinet Den Uyl een advies van de Sociaal Economi sche Raad over een zelfstandiger ondernemingsraad. In oktober 1975 bracht de SER zijn lang verwachte advies uit. De ver schillen van mening die in de verschillende belangengroe pen bestonden, had de SER niet kunnen overbruggen, en het college kwam met een ver deeld advies. De meerderheid van de SER leden sprak zich uit voor een ondernemingsraad waarin leiding en werknemers vertegenwoordigd waren. Het was de taak van het kabinet om het maar verder uit te zoeken. Zelfde discussie Het was duidelijk dat dezelfde dis cussie die binnen de SER was ge voerd ook in het kabinet woedde De progressieve ministers wilden een personeelsraad en de rr ters van de KVP en ARP steun den de CNV visie en wilden eer ondernemingsraad met de direc teur er in. Na veertien dagen er nachten vergaderen slaagde he kabinet Den Uyl er in een promis te vinden. De directeur zou uit de ondernemingsraad verdwijnen. Wel zou er een over legvergadering komen waarin werkgevers en werknemers el- kaars standpunten nader zouden kunnen toelichten. Het hervormingsvoorstel kwam niet meer in behandeling omdat het kabinet op de grondpolitiek viel. Van Agt nam het roer over en kreeg met de wisseling van de wacht ook het vraagstuk van de ondernemingsraad weer in de schoot geworpen. Aan hem de taak het moeizame compromis dat tussen de confessionelen én de progressieven was gesloten, te verkopen aan de nieuwe rege ringspartner, de WD. In mei van dit jaar bracht het kabinet Van Agt zijn voorstellen naar buiten. In de toelichtende tekst stond dat de regering van ganser harte had vastgehouden aan de grondge dachte van een zelfstandige on dernemingsraad. De uitvinding van Den Uyl, de overlegvergade ring bleef gehandhaafd, maar daarbij zou de directeur ook het recht krijgen -weliswaar zonder stemrecht- de vergaderingen van de ondernemingsraad bij te wo nen waarin beslissingen zouden worden genomen. Tot veler verbazing nam het CDA het aan het begin van de debatten in september op voor diegenen die de ondernemingsraad meer wilden verzelfstandigen. Het CDA wilde zwart op wit zien dat de directeur niet in de onderne mingsraad zou worden opgeno men. De WD zag juist wel mo gelijkheden voor de directeur om de vergadering van de onderne mingsraad bij te wonen. Op nieuw ruzie dus over de onder nemingsraad. Niet lang echter want ook WD en CDA vonden een compromis. De onderne mingsraad mocht zelfstandig vergaderen maar wanneer er on enigheid zou bestaan tussen lei ding en ondernemingsraad moest de zaak eerst in de over legvergadering worden gebracht om te proberen alsnog tot een eensgezind standpunt te komen. Vuurwerk Afgelopen woensdag kwam de zaak voor de laatste maal in de Tweede Kamer aan de orde. Een zaak die vier jaar lang voor politiek vuurwerk had gezorgd, werd met alleen de stemmen van SGP en GPV tegen, aangenomen. Natuur lijk is niet iedereen tevreden. De één had de zelfstandigheid van de ondernemingsraad liever wat groter gezien, de ander wat minder. Het komt nu aan zoals gezegd op de ondernemingsraadsle den zelf, wat zij er van maken. En of de directies van bedrij ven bereid zijn mee te wer ken, want tussen wet en prak tijk zit een groot verschil. Eén ding staat echter vast. De machtsstructuren binnen de onderneming zijn door de nieuwe wet niet werkelijk aangetast. Er zullen ongetwij feld kamerleden rondlopen met nieuwe wijzigingsvoor stellen om de ondernemings raad verder te verzelfstandi gen, hoewel de lust ze de af gelopen jaren na de ellenlan ge discussies wel enigszins ontnomen zal zijn. De weg naar arbeiderszelfbestuur blijft een lange. Hengelmogelijkheden op de snoekbaars ver ruimd. Onder dat motto heeft het ministerie van landbouw en visserij vo rige week bekend ge maakt, dat voor het vis sen met een stukje vis kleiner dan drie centime ter met ingang van 1979 voor het binnenwater de zelfde openingstijden van het visseizoen gelden als voor de zogenaamde gewone hengel. De minister heeft daartoe bij wijze van proef besloten, om dat uit een onderzoek is gebleken, dat het vissen met een stukje vis in de nu open gestelde tijdvakken verant woord wordt geacht. De maatregel houdt in dat in het vervolg ook met een stukje vis mag worden gevist in de periode van 1 tot en met 15 maart en in de periode van 1 tot en met 30 juni. Over het vissen met een stukje vis is de laatste jaren nogal wat te doen geweest en daar om is het goed een paar feiten in herinnering te roepen. Sinds jaar en dag was het zo gesteld dat het stukje vis be hoorde tot die aassoorten, die werden beschouwd als beho rend bij de gewone hengel. of e Met een stukje vis kon dus in vlot- en bevaarbaar water ge vist worden wanneer de hen gelaar beschikte over het simpele bijdragebewijs. Het was dus onderdeel van het historische vrije hengelrecht. Op sterke aandrang van de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties (NWS) is daar verandering in gekomen. Door deze over koepelende organisatie is be pleit dat het vissen met een stukje vis gezien moest wor den als het vissen met een speciale hengel. "Behalve een duurdere kleine visacte zou de hengelaar dan ook moeten beschikken over toestem ming van de houder van het visrecht v water. Als argument werd destijds door de NWS onder meer gebruikt dat op die manier roofvis beter beschermd zou kunnen worden. Bij het mi nisterie vond de NWS een willig oor. En zo gebeurde het dat ondanks felle protesten van de beschermers van het vrije hengelrecht het stukje vis "verboden aas" werd voor die sportvissers die uitslui tend een bijdragebewijs be zitten. Op de achtergrond speelden heel andere zaken een rol. Het paste namelijk in het streven van de NWS om het vrije hengelrecht beetje bij beetje uit te hollen en uiteindelijk te laten verdwijnen. Met andere woorden: elke hengelaar in de toekomst te verplichten zich aan te sluiten bij ëen bond, federatie of vereniging. Door het Centraal Nederlands Hengelaars Verbond (CNHV), de andere overkoe pelende organisatie, die zich fel tegen die maatregel verzet te, werd het streven van de NWS betiteld als "organisa- tiedwang". .jfifctt,.. De vier verschillende pennen met een verlicht topje De hele zaak kwam in een nog vreemder daglicht te staan toen besloten werd om de mi- nimummaat op snoekbaars te verlagen van 45 naar 42 cen timeter. Een maatregel die nu niet direct wijst op de nood zaak van een betere bescher ming van de roofvis. De verschuiving van het stukje vis van de gewone naar de speciale hengel had nog een bijkomend gevolg, dat men zich kennelijk in eerste in stantie niet had gerealiseerd. Door de verschuiving zou de periode waarin men niet met een stukje vis mag vissen worden vergroot. Namelijk niet vanaf 1 juni maar vanaf 1 juli en niet tot 15 maart, maar slechts tot 1 maart. Op het ministerie van land bouw en visserij vond men dat kennelijk ook een wat vreemde zaak. Daarom werd al snel voor de houders van visrechten de mogelijkheid geopend voor deze perioden ontheffing aan te vragen. Vo rige week is het ministerie nog een stapje verder gegaan en heefteen algemene onthef fing verleend. Het merk waardige is echter dat het als een verruiming van de hen gelmogelijkheden wordt aangekondigd. Een stukje volksverlakkerij. Want wat gebeurt er in feite? De minister damt eerst het vrije hengelrecht een fors stuk in. Daarna geeft hij aan het vissen met een stukje vis weer een zekere verruiming. Het is te vergelijken met ie mand die eerst vijf gulden af neemt en vervolgens twee gulden teruggeeft en zich daarbij als de "grote weldoe ner" presenteert. Van de tot voor kort nog gel dende ontheffingsregeling is door verschillende hengel sportorganisaties gebruik gemaakt. Andere, waaronder de Hengelaarsbond van Lei den en omstreken hebben dat principieel geweigerd, omdat men van oordeel is dat het stukje vis nog steeds in het vrije hengelrecht thuishoort. Elke andere regeling wordt van de hand gewezen. Wereldkampioen schap Ik ben u nog de uitslag schuldig van de wereldkampioen schappen wedstrijdvissen 1978 die medio september aan de nieuwe Donau bij de Oos tenrijkse hoofdstad Wenen werden gehouden. Het lan denteam van Nederland be haalde in die wedstrijd een eervolle vierde plaats. De eer ste, tweede en derde plaats waren voor respectievelijk de ploegen van Frankrijk, Italië en Tsjechoslowakije. De Nederlandse kampioen. Fried Deelen uit Eindhoven, was de beste landgenoot in het individueel klassement. Hij behaalde de vierde plaats met 1330 vangstpunten. We reldkampioen in deze catego rie werd de Fransman Jean Faugeat met 1561 punten. De overige Nederlanders boek ten in het individuele klasse ment de volgende resultaten: Evert Aalten uit Utrecht ein digde op de achtste plaats met 644 punten, terwijl Willem Wernaart uit Eindhoven met 398 punten beslag wist te leg gen op de negentiende plaats Math Schmitz uit Geleen werd 22ste met 230 punten. Lichtgevende dob ber Iets heel anders tenslotte uw aandacht zou willen vragen is de lichtge vende dobber. Hoewel het nachtvissen in ons land nog steeds verboden is, zijn er toch vele sportvissers die dat verbod wel eens overtreden en ook na zonsondergang nog een hengeltje uitgooien. Vooral in de categorie der karpervissers is die neiging nogal sterk, omdat deze vis geacht wordt een "nachtazer" te zijn. Sinds kort is er voor deze hen gelaars een lichtgevende dobber in de handel, die in middels ook in Leiden ver krijgbaar is. Het grote strui kelblok voor verlichte pen nen was tot dusver steeds het gewicht en de grootte yan de batterijen. Doör de Japanse elektronische fabriek National is echter een lithium-batterij- tje ontworpen, dat zo klein van omvang is, dat er nog een pen van aanvaardbare afme tingen omheen gebouwd kon worden. Er zijn vier modellen verkrijg baar, alle met een top die door middel van een zogenaamde LED (Light Emitting Diode) licht uitstraalt. De batterijtjes kosten f 4,50 per stuk en de prijs van de pennen ligt - af hankelijk van de grootte - in de prijsklasse tussen f 11,50 en f 18,50. De batterijen wer ken ongeveer dertig uur. De pen komt vooral van pas wanneer men tegen het in vallen van de duisternis tegen een donkere achtergrond vist. Van een familielid, die inmid- deels met een dergelijke pen heeft gevist hoorde ik dat de pen aan de waterkant inder daad goede diensten kan be wijzen. Wel is het nodig dat het water wat rustig is. Een al te forse golfslag maakt dat de pen onbruikbaar is. Overi gens zijn er met de batterijtjes inmiddels ook andere toepas singsmogelijkheden gevon den in de hengelsport. Zo is het mogelijk met deze li- thium-cellcn een fraaie top- verlichting te maken bij de zeevisserij. Het bewegen van de top is met zo'n verlichting goed te zien. Fred Veltman Het aangewezen adres voor al uw hengelsport.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 25