is in 15 einddoel Lelystad jaar aan FOREL: SPORT- OF CONSUMPTIEVIS? LOSSE KLEURENBIJLAGE IN DEZE KRANT: HET BESTE TELEVISIENIEUWS VAN DE KOMENDE JAREN. ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1978 LELYSTAD (GPD) - Luid de noodklok voor Lelystad. Een wat straffe conclusie na lezing van een rapport over de toekomst van deze polderplaats. De samensteller van het rap port, het Geografisch Instituut van de Groninger universiteit, ziet Lelystad wegkwijnen tot een slaapstad als de „newtown" Almere zich mag blijven warmen aan een rits gunsti ge omstandigheden. Sinds de tarieven van de bedrijfsterreinen gelijk getrokken zijn, zit Lelystad volgens de rapporteurs in de verkeerde hoek. Geen leuk vooruitzicht voor de centrumplaats van Flevoland. Ook niet voor de Noordwest-Veluwe (met name voor Harderwijk en Ermelo), waar niet alleen belangstellend wordt gekeken naar de groei en bloei van de Zuidelijke IJsselmeerpolders (ZIJP), maar ook profijt wordt getrokken van de tot nu toe gunstige bedrijfsontwikkeling in Lelystad Verbijsterd De autoriteiten van Lelystad en Almere zijn lichtelijk verbijsterd over de zwartgallige krantekop pen, die het rapport heeft opgele verd. Zij vinden dat er meer re den is om de vlag te hijsen dan zorgelijk te doen over de uitgroei van de belangrijkste kernen. Om met de woorden van de landdrost (de baas van de ZIJP), Han Lammers, te spreken: „Er is geen sprake van een bedreiging van Lelystad. Tenminste nu niet. Maar ja, als je een individu of een gemeenschap ellende blijft aan praten, dan komt het er wel een keer van. Selffulfilling profecy noemt men zoiets. Ik kijk tegen de toekomst van de polders, dus inclusief van beide steden, juist zonnig aan". In Lelystad staat men ook voor raadsels. De heer E. J. Giese, hoofd afdeling bedrijfsvestigin gen van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP), is met name geschrokken van de weer slag, die het rapport in de pers heeft gekregen. „De werkelijk heid is heel anders", zegt hij. „Het is namelijk zo, dat juist door het rapport meer bedrijven zich in Lelystad vestigen. Wanneer je het ook goed leest, wordt er weinig negatiefs gezegd over de polders, maar worden er wel - dat moet ik toegeven - ten aanzien van Lely stad enkele merkwaardige conclusies getrokken. Conclu sies, die ook niet helemaal te rechtvaardigen zijn. Helaas, er is weer twijfel gezaaid. Ik zou daar om iedereen die geinteresseerd is in onze situatie, willen toeroepen: kom zelf eens kijken en trek je eigen conclusies. Die zullen naar mijn mening beslist positief uit vallen". Onbekendheid De RIJP (een duizend man sterk overheidsapparaat, dat tot taak heeft het drooggevallen polder gebied in te richten en tot ont wikkeling te brengen) is enigs zins geirriteerd over bepaalde onware feiten in het rapport. Dat zou op zichzelf zo erg niet zijn, als ze niet de basis vormden van be langrijke negatieve conclusies. Gesteld wordt dat de tarieven van de bedrijfsterreinen in Almere en Lelystad gelijk zijn getrokken, waardoor laatstgenoemde stad in het nadeel is komen te verkeren. De werkelijkheid is dat een in dustrieel voor de vestiging van zijn bedrijf minimaal f25 en maximaal f 45 per vierkante me ter betaalt tegen resp. f 30 en f 80 in Almere. De RIJP is ervan overtuigd dat de attractie van Lelystad dank zij de goedkope industriegrond, haar centrale ligging en de steeds be ter wordende randvoorwaarden voor ondernemers een ideaal kleurtje heeft. Of eigenlijk zou moeten hebben. Want de RIJP maakt zich wel bezorgd over de onbekendheid van Lelystad in den lande. Giese: „Wij hebben het tienjarig bestaan van de stad gevierd. Een hele happening, maar vragen ons af wat daarvan tot de rest van Nederland is door gedrongen". Nu is een tienjarig jubileum geen gebeurtenis om van om te vallen. Zeker niet als het gaat om een stad. Het wordt anders wanneer vurige promotors, die de plaats zo spoedig mogelijk willen opstoten in de vaart der volken, aan de ge beurtenis meer schaduw ont dekken dan feestelijk licht. Gie se: „De ambtenaren van onze Door Jos Bouten dienst worden nog vaak meewa rig bekeken als een stelletje hob byisten. Zo van: ach, ze doen wel hun best, maar wat wordt daar nou feitelijk in die polders ge presteerd? Ik kan u verzekeren, dat wij vanaf de start van Lely stad kapitalen hebben geïnves teerd in voorlichting en toch moeten we vaststellen, dat maar weinig mensen buiten de polders ongeveer weten wat er bij ons aan de hand is" Fenomeen Giese en met hem anderen, die nauw betrokken zijn bij de op bouw van de polders, presente ren hun kritiek 30, dat het „ouwe land" zich langzamerhand schul dig onwetend mag voelen. Want Lelystad blijft een fenomeen. Wat daar gebeurt, is inderdaad nau welijks te geloven. In '67 kwamen de eerste bewoners, nu zijn*er al 30.000. Per jaar groeit de bevol king met circa 7000 zielen (in die zelfde periode worden 1800 wo ningen opgeleverd). Als dat zo doorgaat, heeft Lelystad over vijftien jaar zijn einddoel be reikt: 125.000 ingezetenen. Alme re groeit ook binnen luttele jaren van een negorij tot een stad met een kwart miljoen inwoners. Twee grote steden zonder verle den, met dit verschil dat Almere meer bekendheid geniet. Daar aan mag volgens de RIJP niet de conclusie worden gekoppeld dat de mogelijkheden van die stad „dus" veel beter zijn dan die van Lelystad. Nogmaals wordt bena drukt, dat er tussen die twee geen harde rivaliteit bestaat. Giese: „Ze trekken zich juist aan elkaar op. Ik wil in dit verband in het bijzonder wijzen op de aanleg van het grote industriepark De Vaart, tussen Almere en Lelystad in. De situering garandeert op lange termijn voor beide kernen een gunstige ontwikkeling". Mits aan twee belangrijke voor waarden wordt voldaan: een vlot te aanleg van Rijksweg A6 en de spoorweg dwars door de polders. Lelystad hoeft dan wel niet in de rats te zitten voor Almere, hij mag wel bezorgd zijn voor een niet tij dig gereedkomen van deze twee levensbelangrijke transportlij nen. Een gesprek met landdrost Lammers belandt onvermijdelijk bij deze must. „De A6 en de trein, daar gaat het nu om. En ik vind dat men eigenlijk al had moeten beginnen met de voorbereidin gen van de spoorlijn". „Het traject Amsterdam-Almere moet in 1985 klaar zijn en de aan sluiting tot Lelystad vijf jaar la ter. In die tijdsplanning mag na tuurlijk geen vertraging komen. Gebeurt dat toch, dan kunnen er rampzalige dingen gebeuren. Je kan niet zomaar steden in een polder planten zonder tegelijk voor de noodzakelijke infrastruc tuur te zorgen. Nu al pendelt 40 procent van de bevolking van Lelystad naar Amsterdam. Laat je dat percentage doorgroeien zonder de bijpassende maatre gelen te nemen, dan wordt het gekkenwerk. Daarom blijf ik zeggen: in de eerste jaren van '80 moet de A6 er komen en direct daarna de spoorlijn" Meer wegen De Rijksweg A6 zal in de toekomst van Muiderbergwaar de aanslui ting is op de rijksweg Amster dam-Amersfoort) via Almere, Lelystad en Emmeloord naar het noorden van het land lopen. Men hoopt dat deze rijksweg tot aan Lelystad in 1981 als tweebaans- weg gereed is. Maar voor de op bloei van de polders is meer no dig dan een versnelde aanleg van deze verkeersader. De bewoners zitten ook te springen om de ont wikkeling van de rijkswegen A27 (Huizen-Almere-toekomstigc rijksweg A6) en A30 (Nijkcrk- Almere). Door het Openbaar Li chaam (de bestuursinstantie van de polders, waaraan belangrijke taken zijn opgedragen zoals openbare orde, veiligheid, volks gezondheid, onderwijs en maat schappelijk welzijn) wordt er verder op aangedrongen dat bij de Hardersluis in de weg naar Harderwijk betere maatregelen genomen worden om opstoppin gen te voorkomen. En dan de spoorlijn. Er lopen straks treinen van Lelystad naar Am sterdam via Almere. Wie in de toekomst vanuit Lelystad naar het Gooi of Utrecht wil, moet in Almere overstappen. De afstand per trein van Lelystad naar Am sterdam bedraagt 51 kilometer (drie kwartier met het boemeltje en 37 minuten met de sneltrein). Lammers hangt het etiket „voor spoed voor Flevoland" aan de bumper van het polderspoortje „Men kan zich nauwelijks een voorstelling maken van de per spectieven, die de trein voor ons gebied zal openen. Het gaat daar bij immers niet alleen om het lijn tje Lelystad-Almere-Amsterdam Minstens zo belangrijk zijn de aansluitingen naar Schiphol en Den Haag. Je mag zeggen dat op dat moment de isolatie van de polders zal verdwijnen" Ijverig speuren in het decimeters- dikke voorlichtingsmateriaal leidt niet tot de vondst van het sprookje over de adder Almere, die giftig schuifelt naar lijster Lelystad. Wel zijn er aanduidin gen te vinden die zouden kunnen wijzen op een ongelijkmatige groei van de stedelijke gebieden. Zo staat er in de nota sociaal-eco nomisch beleid, dat het vooral met betrekking tot Lelystad be langrijk is bij het aantrekken van bedrijven de centrale ligging ten opzichte van de rest van Neder land uit te buiten. Voor Almere lijkt geen speciale acquisitie no dig te zijn. Waar anderen praten over „gevaarlijke concurrentie" spreekt Lammers over „flauwe kul". Hij knoopt de toekomst van Lelystad vast aan die van Almere Beide steden liggen zo kort bij el kaar en zijn zo op elkaar aange wezen, dat ze zich naar zijn opinie ongetwijfeld zullen ontpoppen als de onafscheidelijke tweeling, die men zelfs niet uit elkaar kan hakken. Geen alternatief Wel is iedereen het erover eens dat er een hechte relatie bestaat tus sen de „Flevo-tweeling" en Am sterdam. Lammers: „Ik heb altijd beweerd dat de toekomst van Amsterdam in de polders ligt. Vanzelfsprekend moet de stad via een goede voorhaven de poort naar het Westen openhouden, maar daarna liggen hier haar gro te mogelijkheden". Er is trou wens geen alternatief. Amster dam is niet meer in staat aan de vraag naar woningen volledig te voldoen. Op een klein stukje na is de hoofdstad tot aan de grenzen volgebouwd, terwijl in de gebie den rond Amsterdam, met name in het Gooi, drastische uitbouw resulteert in onaanvaardbare schade voor het groen tussen de woonkernen. Dus moet er wel gebouwd worden in de polders. Desondanks mag men zich de vraag stellen of het juist is als de polders uitgroeien tot het exclu sieve uitbreidingsgebied van de hoofdstad. Het lijkt er wel op wanneer men ziet hoeveel bewo ners van beide steden op de Randstad zijn georiënteerd. Lammers zou deze ontwikkeling zeker niet toejuichen. „De pol ders zijn niet van Amsterdam, maar van heel Nederland", zegt hij nadrukkelijk. Het uit de grond stampen van een nieuwe stad is voor de Rijksdienst IJsselmeer polders langzamerhand gewoon- tewerk geworden. De RIJP. die de polders vorm moet geven, is in 1930 zijn rondwandeling door het IJsselmeergebied begonnen. Toen werd vanuit Alkmaar ge start met het bewoonbaar maken van de drooggevallen Wierin- germeer, gevolgd door het pro ject Noordoostpolder (droog in 1942), Oostelijk Flevoland (droog in 1957) en Zuidelijk Flevoland (droog in 1968). Wanneer de grote trek van de rijksdienst ten einde is, valt nog niet te voorspellen. Giese: „Wij verwachten dat de Markerwaard ons laatste grootste werk zal zijn. Daarna is er ook geen RIJP meer. De dienst is immers opgericht met als voor naamste doelstelling zichzelf zo spoedig mogelijk overbodig te maken". Gratis bij deze krant: C, kleurig nieuws voor heel V)^,f AvrobodeenTeleVizier zoals *7JD Y.' zeer in het vervolg uit gaan zien: dikker, overzichtelijker en D alleTV-programmapagina's in kleur. Dus 111 zwart/wit uw TV- programma's uitzoeken is ér niet meer bij! Dankzij de ruime financiële steun van de Nederlandse sportvissers is de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB) nu lanzamerhand zo'n jaar of tien bezig met het kweken van forellen. In eerste instantie werden ze door de OVB geimporteerd, later had men in de kweekvijvers de beschikking over grote exemplaren waarmee verder kon worden ge kweekt. Het gaat daarbij om regenboog forelletjes, die weliswaar van nature niet thuishoren in het hollandse polderwater, maar waarvoor - blijkens de aan vragen van hengelsportver enigingen - veel belangstel ling bestaat. De afgelopen ja ren zijn vele tienduizenden exemplaren uitgezet in naar omvang en kwaliteit sterk uiteenlopende wateren. Een van de eerste experimentele projecten werd uitgevoerd in het Veersemeer. In latere jaren volgden nog an dere grote wateren zoals de Grevelingen en de Brielse Maas om er maar eens twee niet al te ver van huis te noe men. Naast de uitzettingen op grote wateren gingen diverse verenigingen er ook toe over om forel uit te zetten in klei ner water. Soms gebeurde dat zelfs in bijzondere kleine gnntgaten of kleiputten. We hebben dus inmiddels een ruime ervaring opgedaan met de regenboogforel en daarom wordt het tijd dat men zich afvraagt of de OVB met de kweek van de regenboogforel wel op de goede weg is. Om daarover een juist oordeel tc kunnen vellen zal sterk reke ning gehouden moeten wor den met de plaats waar de fo rellen worden uitgezet. Als dat gebeurt in flink uitge strekt viswater als het Veerse Meer of de Brielse Maas, dan is daar niet zo erg veel op af te dingen. Immers een flink gedeelte van de uitgezette vis krijgt een re delijke kans om uit te zwer men over het uitgestrekte wa ter en daar tot flinke afmetin gen uitte groeien. Op zulk wa ter kan de hengelaar af en toe aangenaam getroffen worden door de vangst van een flink formaat regenboogforel die een flinke strijdlust tentoon spreidt. We laten dan maar even in het midden of de hen gelaar het op die forel gemunt had omdat hij bijvoorbeeld met een vliêgehengel viste dan wel dat de vlok, die hij had voorbestemd voor een brasem of voorn toevallig door een voorbijzwemmende forel werd genomen. Dat het bij uitzettingen soms gebeurt dat attente jeugdige hengelaars de bewuste plaats onmiddellijk bestoken met spinnertjes en lepeltjes en de volgende dagen soms ettelij ke tientallen pas uitgezette forelletjes naar de kant sle pen, nemen we voor dit water ook maar voor lief. Maar an ders wordt het wanneer forel wordt uitgezet in afgesloten water van zeer beperkte om vang. Het resultaat van zo'n uitzetting is vaak dat binnen enkele da gen meer dan de helft van de forelletjes is gevangen en mee naar huis is genomen. Enkele weken later is er in zo'n vis water nauwelijks meer een forelletje te bekennen. Helaas is het bij de besturen van sommige hengelsportvereni gingen zo gesteld, dat men de uitzetting van forel in eigen viswater als een soorst pres tigeobject ziet. Men wil niet bij andere verenigingen ach terblijven. En om de leden op de jaarvergadering weer iets positiefs te kunnen melden worden bij de OVB verzoeken om levering van forel inge diend. En omdat forel niet de allergoedkoopste vis is. is daar vaak nog een flink be drag mee gemoeid. Ik geloof dat het tijd wordt dat de OVB zich afvraagt of de le vering van vis op die manier wel past binnen het kader waarvoor de organisatie des tijds is opgericht, namelijk om de visstand in ons land te verbeteren. Begrijp me goed. ik ben geen tegenstander van forel. Het is een fraaie vis, die goed sport weet te bieden. Vooral wanneer hij de kans heeft gehad om een beetje te groeien. Maar door zijn gemakkelijke vangbaarheid in klein afge sloten viswater is het geen sportvis, maar comsumptie- vis. Het bewijs wordt elk jaar opnieuw geleverd, wanneer de OVB de jaarlijkse persvis dag organiseert op een van de kwekerijen, meestal Beesd of Oostelijk Flevoland. De aan wezige schrijvende vissers en vissende schrijvers worden dan altijd in de gelegenheid gesteld om op forel te vissen. Een paar honderd van die kwikzilverige vissen worden in een vijver uitgezet en ie dereen mag naar hartelust vangen. Sommige hengelpro- fessoren kunnen niet eens wachten tot het afgesproken tijdstip en nemen alvast een voorproefje. Aan de vijver is het verbijste rend te zien hoe mensen, die moeten doorgaan voor de be tere vissers, plezier beleven aan het vangen van een paar forelletjes. Hoe ze zonder eni ge schroom de oevers afstro pen met de plastic vuilniszak binnen handbereik om de vangst in te deponeren. En dat zijn dan diezelfde auteurs, die in boeken en artikelen het weidelijk vissen propageren. Op zo'n manier op forellenvis- sen, of dat nu met de vlieg, met de spinner of met een stukje brood aan de vaste hengel is, is geen Sportvisse- rij, maar vissen voor de braadpan of het rookoventje. Het zij zo. Maar zo'n vispartij- tje sterkt je wel in je overtui ging dat forellen niet langer uitgezet moeten worden in afgesloten viswater van klei ne omvang. Ook al is de vis nog zo'n statussymbool. Tenslotte nog iets over de Hen- gelaarsbond voor Leiden en omstreken. Volgende week woensdag belegt deze bond een bijzondere ledenvergade ring en een van de punten die de agenda vermeldt is de toe treding tot het Centraal Ne derlands Hengelaars Ver bond. Helaas ontbreekt in het clubblad ook maar enige toe lichting waarom deze stap wordt gezet. Zoals bekend trad de bond onlangs uit de overkoepelende NWS om dat men niet tevreden was over de wijze waarop de uit wisseling van de- visrechten plaats had. Bovendien had het bestuur nog een aantal andere bedenkingen tegen de wat teveel macht aan zich trekkende NWS. Het CNHV is voor de Leidse hengelaars- bond geen onbekende. Dat verbond ligt geregeld met de NWS in de clinch en het is nog niet zo lang geleden dat de Leidse bond het CNHV verliet omdat men daar onte vreden was over de gang van zaken. Het blijft daarom wat duister waarom zo snel na het breken met de NWS de liefdes verklaring tegenover het CNHV moet worden uitge sproken. De Leidse bond is een uitermate krachtige bond, die beschikt over een zeer fraai areaal aan water. Bovendien heeft men altijd de mogelijkheid om met ge sloten beurzen viswater uit te wisselen met andere vereni gingen. Waarom dan nu toe treden tot het overkoepelen de CNHV, wat van de bond weer de nodige financiën zal vergen? Woensdag zullen we weten welke goede argumen ten het bondsbestuur heeft om de stap te zetten. BRAM VAN LEEUWEN Fred Veltman Luge Rijndijk 36-40 Lelden, tel. 071-122293 Het aangewezen adres voor al uw hengelsport.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 9