Bloemschikken.
Haags groen en
bestrijden van
tuin-insecten
Agatha Christie: klinisch
SF laat zich moeilijk
vangen in ordelijk
letterkundig schema
Verbitterd
gezelschap
op eiland
MAANDAG 14 AUGUSTUS 1978
EXTRA
PAGINA 15
Eerder al in deze krant hebben
we het gehad over de moei
lijkheid om science fiction or
delijk in letterkundige sche
ma's onder te brengen. SF laat
zich nu eenmaal moeilijk
vangen onder enkele over
zichtelijke noemers, deels een
gevolg van het feit dat er zo
veel uitingsmogelijkheden
zijn: film, leerkunde, beeldende
kunst (verwantschap met,
bijvoorbeeld, de produkten
van Jeroen Bosch of van de
surrealisten) en zelfs muziek.
Iedere liefhebber zal dan ook
voor zichzelf uitmaken (een
koppig trekje trouwens van
de gerenommeerde sf-fan)
wat hij of zij onder "sf' ver
staat. In deze inleiding op en
kele sf-boekbesprekingen zal
ik u de mijne dan ook niet
onthouden. Willen we althans
enigszins komen tot de laagste
graad van ophelderingdan
is versimpeling van de deter
minatie onvermijdelijk.
Drie sub-genres zijn tamelijk
eenvoudig van de slordige sf-
kolos te onderscheiden:
"science fiction", "fantasy"
en "horror", waarbij gevoeli
ge types er op staan het bui
tenlandse taalgebruik strin
gent te handhaven.
Science fiction de combinatie
van "science" en "fiction" is
hier wel duidelijk waar het
gaat om verzonnen (fictieve)
verhalen of romans waarin de
"wetenschap" een belangrij
ke. zelfs dominerende rol ver
vult. Raketten in de ruimte,
met uitvoerige aandacht aan
het voortstuwingsprincipe; de
toekomst van de aarde en
mensheid, afhankelijk van
geleerden van allerhande we
tenschappelijke komaf, tot en
met de theologische weten
schap toe.
Zelfs Mary Shelley's "Monster
van Frankenstein" zou men
tot de échte "science fiction"
kunnen rekenen: ook hier
speelt de wetenschapper
(hoe krankzinnig ook) in de
persoon van Victor von Fran
kenstein een hoofdrol, on
danks het duidelijk'aanwezi
ge "horror"-aspect. Puristen
als Jo Dautzenberg in de
Volkskrant menen dat enkel
in déze gevallen sprake is van
"sf'. Jammer, want dat zou
betekenen dat een zeer groot
aantal lezers van bijv. Jack
Vance tot de ontdekking ko
men in de sf-wereld niet thuis
te horen.
James Bond
Fantasy: fantastische verhalen
dus, waartoe zelfs de avontu
ren van James Bond gerekend
kunnen worden (vaak te
recht!); meestal echter spelen
deze avonturen zich af op en
ge planeten, onherbergzame
streken op aarde (de Bermu
da-eilanden!) of zelfs in een
imaginair verleden (Atlan
tis!).
Techniek wordt zoveel mogelijk
geweerd, de personages slo
ven zich uit in allerhande ge
vechten, bij voorkeur gewa
pend met zwaard (tweehan
dig), strijdbijl of wurgkoord
(en dergelijke); voorts tobben
ze vaak met monsters, heksen,
tovenaars, goden en ander
magisch ontuig. Ook hier
sluipt het horror-facet vaak
ongemerkt binnenEen
mooi voorbeeld is natuurlijk
de befaamde trilogie "In de
Ban van de Ring" van J. R. R.
Tolkien.
Horror: uit het bovenstaande is
al duidelijk dat het "horror"-
of griezelverhaal makkelijk
in de twee andere subgenres
tot uitdrukking komt. Toch
zijn er, natuurlijk, specifieke
horror-verhalen: in dit geval
mag bijvoorbeeld de alom be
kende "Dracula" van de Ierse
schrijver Bram Stoker ge
noemd worden, al bestaat het
vampirisme in folklore en li
teratuur veel langer.
Hoe dan ook, alle drie (,^f',
fantasy en horror) behoren tot
het overkoepelende genre van
de science fiction - en aan de
laatste twee bij deze gelegen
heid wat meer aandacht.
In de fantasy-categorie heb ik
onlangs herlezen "De linker
hand van het duister" (Meu-
lenhoff SF 43, 2e druk april
1978, f .12,50) van Ursula Le-
Guin, met dit boek winnares
van de Hugo én Nebula
Award (een jaar of acht gele
den). LeGuin wordt momen
teel beschouwd als de beste sf-
auteur die we kennen, en
wellicht niet ten onrechte voor
wie ook haar latere werk gele
zen heeft. Niettemin is de her
nieuwde kennismaking met
"Duisters linkerhand" me
niet meegevallen: plot, taal
gebruik en visie zijn wel ui
termate verzorgd, maar de
langdradigheid van het ver
blijf van de ik-figuur op de
onontwikkelde planeet Win
ter noopt tot gapen. Ik hou
van avontuur in m'n sf.
Geliefd
Van dezelfde uitgeverij is af
komstig "Maske:Thaery"
(M=SF nr. 127, 1977, f 11,50)
door Jack Vance - in Neder
land misschien wel de meest
geliefde sf-auteur, wat be
wijst dat wij vooral "fantasy-
minded" zijn. Ook nu weer
een prima en avontuurlijk
boek, misschien wat op
pervlakkigmaar de boog kan
niet altijd gespannen zijn.
Een (in zeer lichte mateTol-
kien-achtige geschiedenis
(compleet met landkaart)
over de wat boertige Jubal die
verder kijkt dan z'n neus lang
is en prompt in moeilijkheden
verzeilt op eigen en andere
planeten.
De "couleur locale" die Vance
in zijn werk weet te leggen is
uniek en garandeert hoogrode
konen bij de lezer.
De vage ironie van deze schrij
ver is veel sterker en grover
aanwijsbaar in de Fafhrd
Grey Mouser-verhalen van
Fritz Leiber: "Zwaarden en
IJsmagie" (Meulenhoff SF
133, 1978, f 11,50) bevat aan
vankelijk wat losse en beslist
niet-leuke fragmenten, mis
schien met uitzonderingen als
"onder de duim der goden" of
"Gevangen in de Zee van
Sterren". Maar met "De
Vorstmonstreem" en Rij-
meiland" is er weer een uit
stekend, komisch en buitenis
sig verhaal op gang gekomen
dat de bundel - evenals de vo
rige - zeer de moeite waard
maakt.
Een even grote sf- en vooral fan-
tasy-naam heeft Roger Zelaz-
ny zich verworven, ook in Ne
derland. Destijds debuteerde
hij erg succesvol in het Spec
trum-fonds met "Noem me
maar Conrad", terwijl nu al
weer geruime tijd in ver
schillende delen de Amber-
sage" goed verkoopt. Ik heb de
serie niet helemaal gevolgd en
was eigenlijk benieuwd of ik
dl. 4: "De hand van Oberon"
(Spectrum SF 1819,1977) nog
wel kon vatten. Dat viel wel
mee. al is de intrige tamelijk
ingewikkeld mede door het
grote aantal personages, fa
milieleden, tegenstrevers,
prinsen en prinsessenMinder
humoren knokpartijen, maar
des te meer verfijning in plot
en spanning bij het streven
van vrijwel iedere (hoofd)
persoon naar Amber's Troon.
Aanbevolen, maar zie wel ook
de andere deeltjes te krijgen.
Weggeëbd
het
De belangstelling
lijke griezelverhaal lijkt de
laatste jaren na een flink aan
tal vertalmgen van groot
meester Lovecraft, een der
eersten die met succes de ver
binding van "aliens" met
"horror" tot stand bracht, wat
weggeëbd. De "zwarte" Meu-
lenhoff-reek.s is (jammer!
jammer!) allang gestaakt, en
ook van de FeH-serievan
Bruna is weinig meer te be
speuren. Hier ligt een terrein
braak, heren uitgevers: de
griezellektuur met zijn veel
oudere traditie dan echte sf'
is hard aan een, door nevelen
omgeven en vleermuizen ver
duisterde wederopstandig
toe!
Er is nog wel wat, maar niet veel
en na lang speuren: op groot
formaat is uitgegeven
"Droom mij dood" (Bruna
1977), met griezelige tekenin
gen van onze beste sf-illustra-
tor Karei Thole en bijpassen
de tekst van onze beste sf- en
horror-auteur Eddy Berlin.
Helaas zijn geen van beiden
hier vertegenwoordigd met
hun beste werk: het griezelas
pect dat verfijning nodig
heeft door verhulling, aan
wijzingen en vooral sfeer, ligt
er hier veel te dik op.
Al te direct en grof en opgelegd
spelen beide kunstenaars met
ideeën van uitgestoken ogen
en door monsters verkrachte
vrouwen; elke subtiliteit ont
breektzodat het doel - het
huivering wekken - falikant
gemist wordt. Jammer. Ove
rigens is het boek- en plaat
werk moeilijk verkrijgbaar
zodat vooral verzamelaars er
nog een aardige speurtocht
aan overhouden.
Uitstekend daarentegen is "De
ruimtevampiers" (Gottmer,
Haarlem 1978) van Colin Wil
son, een groot griezelkenner
en volgeling van Lovecraft,
die zijn geschiedenis van tele
pathische vampiers sterk lar
deert met allerlei historische
feiten en verzinsels.
"Het Monster in de Kelder"
(Agathon, Bussum 1978, f
17,90) van Richard Brauti-
gan is minder "serieus", ook
al omdat Brautigan geen
genre-auteur is maar van li-
teiraire oorsprong. Voor hem
is deze roman vermoedelijk
een niemandalletje, maar als
"griezel"-verhaal komt het
sterk mee, vooral door de hu
mor en western"-ingrediën-
ten. Geestig, maar zonder de
diepgang die op de achterflap
gesuggereerd wordt. Voor it.
de vakantie. We blijven zoe
ken. ROB VOOREN
"hwfir ■■nBHnHnBRSBaBBaaHaMHB
De Japanse bloemschikkunst, ikebana, is voor velen om
geven met een elitair waasje, zo van: slechts mogelijk bij
gebruik van dure bloemen en dan nog alleen na een gron
dige opleiding van personen met een bijzondere aanleg.
Wie het boekje "Ikebana van weg- en waterkant" ter
hand neemt, komt al spoedig tot de ontdekking, dat men
bij dit "schilderen met bloemen" ook met betrekkelijk
eenvoudig materiaal wonderlijk-mooie resultaten kan be
reiken, mits men nauwkeurig de aanwijzingen volgt van
de schrijfster, mevrouw I. E. Knook-Teding van Berk
hout, reeds bekend als lerares en door vertalingen van
buitenlandse boekjes.
Deze eigen uitgave van mevrouw
Knook (Zomer en Keuning, Wa-
geningen) is verlucht met 32 zeer
goede kleurenfoto's. Op de lin-
ker-bladzijden staat een duidelij
ke beschrijving van de werkwij
ze, verdeeld in een aantal punten,
aangeduid door cijfers, die men
dan onderaan de bladzijde terug
vindt in een schematisch teke
ningetje. Een uitstekende me
thode, die het ontbreken een lera-
res-in-eigen-persoon op voortref
felijke wijze opvangt.
Overigens heeft mevrouw Knook
het gevaar van het gebruik van
wilde bloemen wel degelijk inge
zien. Ze zegt in haar inleiding dan
ook, dat men er geen aanmoedi
ging in mag zien om onze bermen
en sloten nu maar roekeloos te
plunderen. En aan het slot van
haar leerzame boekje waar
schuwt zij tegen het plukken van
beschermde inheemse plante-
soorten. "Pluk geen planten
waarvan u er - volgens de richt
lijn die reeds door dr. Jac. P
Thijsse werd gegeven - niet min
stens 50 in de direct omgeving
ziet staan". Maar met deze beper
king is er nog keuze genoeg om,
aan de hand van deze deskundige
wenken, tot een fraaie ikebana-
schikking te komen".
Wie meent in de natuur van Leiden
en omgeving te zijn uitgekeken of
zo maar eens wat anders wil, kan
uitstekend terecht in Den Haag,
van ouds vermaard door zijn bos
sen, parken, stranden en duinen.
Dat bewijst, ten overvloede, het
boekje "Natuurlijk Den Haag",
een wandeling door het Haagse
groen, beschreven door J. A. Nij-
kamp (uiig. J. N. Voorhoeve Den
Haag, prijs f 14,50).
Eigenlijk is dit boek van 160 blad
zijden - met tal van gefotogra
feerde en getekende illustraties
in zwart-wit - verschenen naar
aanleiding van het vijftigjarig be
staan van de Vereniging voor Na
tuurbescherming 's Gravenhage
en omstreken. Maar in plaats van
een overzicht van de historie de
zer organisatie kwam dit aan
trekkelijke, actuele en zeer nutti
ge boekje van de persen, ge
schreven door een 'oij uitstek
deskundige als de vroegere direc
teur van de Haagse school- en
kindertuinen. De heer Nijkamp
is, in die functie, de oprichter van
de eerste educatieve kinderboer
derij in Nederland geweest, leid
de
be
woog zich veelvuldig op het ge
bied van de natuurbescherming,
publiceerde enige boeken op het
terrein van "levend biologie-on-
derwijs" en schrijft al twintig jaar
in een Haags dagblad een rubriek
over de natuur.
De schrijver verstaat de kunst de
natuur van Den Haag op aan
trekkelijke wijze te presenteren.
Neem de eerste regels van het
hoofdstuk "Een leven als een
stadsboom". Het lijkt me, zegt
Nijkamp, "nog erger dan het be
kende "hondeleven", dat als ver
drietig en zorgelijk bekend staat.
Een boom in een stad, zeker een
boom in een straat, leeft aan de
grens van zijn bestaansmogelijk
heden. Geschapen om buiten te
leven, in gezonde lucht, zon, wind
en regen, met een bodem waarin
hij kan wortelen waar hij maar
wil, komt hij in de stad met haar
stoffige en vuile lucht, haar ge
brek aan zon, met trekgaten, val
winden en luchtwervelingen en
dat in een bodem, waar de wor
tels de ruimte moeten delen met
de buizen van de riolering en van
de waterleiding, met de kabels
van de elektriciteit en telefoon
en, niet te vergeten, met de gas
leidingen. Kunt u het zich erger
indenken?"
Zo schrijft Nijkamp verder over
bijzondere bomen, over natuur
lijke belagers van ons groen, over
planten zoeken in de steenwoes
tijn, over "aan en in het water" en
natuurlijk over het strand (niet
alleen om te zonnen en te baden!)
en over de duinen ten zuiden van
Den Haag. Uit een van de laatste
hoofdstukken blijkt voorts hoe
rijk Den Haag is aan vogeltuinen:
niet minder dan twaalf. De heer
Nijkamp is een vlot schrijver, die
in zeer leesbare vorm duidelijk
maakt wat Den Haag op natuur
gebied te bieden heeft. Met wei
nig inspanning kunnen ook in
woners van Leiden en omgeving
daarvan genieten.
Iets van de natuurlijke schoonheid
Den Haag zo rijk i
Nog een boek over de natuur is
"Baas in eigen tuin" van Helen
en John Philbrick, waarvan de
vertaling is verschenen bij Hol-
landia in Baarn (prijs f 16,50). De
ondertitel zegt genoeg over de
opzet van dit boek: "Over het mi
lieu-vriendelijk onder controle
houden van schadelijke insekten
en andere dieren in onze tuin"
Voor velen zijn insekten niet an
ders dan kwelgeesten, die er op
uit zijn onze bomen en planten te
vernietigen. Maar, zeggen de
schrijvers, wij willen proberen de
lezers zover te krijgen dat zij
nieuwsgierig en verwonderd die
insekten bekijken. Want die zijn
onmisbaar voor het in stand hou
den van de betrekkingen tussen
de organismen. "Als het iemand
zou lukken door bestraling alle
mannelijke insekten te doden,
dan zou het "gat" dat daardoor in
de levende natuur ontstaat zeer
spoedig tot gevolg hebben dat
ook aan het leven van de mensen
op deze planeet een einde komt".
"De door ervaring verworven ken
nis dwingt ons", zo gaan Helen en
John Philbrick verder, "de voor
keur te geven aan zachtzinniger
middelen om de insekten in be
dwang te houden boven de mid
delen die hun algehele uitroeiing
tot gevolg hebben. Wij kunnen
evengoed produkten kweken die
een goede kwaliteit hebben en
aan hoge eisen voldoen. Wij wil
len ook niet met een beoordeling
"2de kwaliteit" genoegen ne
men". Hoe dat kan? "Door be
paalde combinaties van gezel-
schapsplanten in eikaars nabij
heid te laten groeien kan men'
vooral bepaalde insekten in be
dwang houden. Andere zelf ge
maakte en in de loop der tijden
beproefde insektenbestrijders
zijn even talrijk als de tuiniers die
ze gebruiken".
Over die gemengde beplanting ge
sproken: die geldt niet aleen voor
kleine tuinen majr ook voor gro
te boerenbedrijven. Zo kan men,
zeggen Helen en John Philbrick,
door het laten afwisselen van rij
en aardappels met rijen groene
bonen, zowel de coloradokever-
een schadelijke aardappelpara
siet - beteugelen als de Mexi
caanse bonekever, die de bonen
aangrijpt. Al in 1824 noteerde een
kweker in een handboek: "Als
men op een stuk grond kool plant
en daaromheen hennep laat
groeien, zal de sterke geur die de
ze planten verspreiden, de
koolvlinders ervan weerhouden
om haar eitjes op de koolplanten
af te zetten". Russische boeren,
aldus de schrijvers, passen dit
middel al eeuwen met succes toe.
Het boek van de Philbricks bevat
dan ook een vijf bladzijden lange
lijst van groenten, vruchten en
kruiden met hun meest voorko
mende plagen en daarnaast hun
"gezelschapsplanten", die de be
dreigende insekten beperken of
weghouden. Een belangrijk deel
van dit boek wordt ingenomen
door de beschrijving van 66 in
sekten, de schade die zij aanrich
ten en hun bestrijding. De rest
bestaat uit een beschrijving van
79 recepten ter bestrijding van
ongewenste gasten. En zo biedt
dit boek dus een inventaris van
milieuvriendelijke middelen te
gen schadelijke insekten in de
tuin. waardoor het bijzonder nut
tig kan zijn voor een ieder, die be
zwaar heeft tegen het gebruik van
chemische verdelgingsmiddelen.
C. J. ROTTEVEEL
„Spel voor helden" door James
Graham (Jack Higgins). In de
vertaling van L.Montagne An
dres verschenen bij de Zuid -
Hollandsche Uitgeversmij in
Baarn. (f. 17.50)
Alweer een oorlogsboek. Moet dat
nu nog? We hebben er al zoveel
kunnen lezen. Er zijn al zo ver
schrikkelijk vaak verschrikkelijk
dappere, min of meer geheime
agenten met min of meer geheime
opdrachten in boekvorm ver
trokken. Nou ja, daar kan er best
nog één bij. Maar erg veel
nieuws kan James Graham er
niet over vertellen. Dat doet hij
ook niet. Zijn verhaal is trouwens
een en al fictie. Het speelt zich af
op een niet bestaand kanaalei
land. Zijn éénogige Engelse
spion, die daar het leven van de
bezettende Duitsers in de laatste
dagen van de oorlog zuur moet
maken heeft niet bestaan. Het
lijkt ook nauwelijks mogelijk.
Kan een mens - zelfs na zulke ja
renlange meedogenloze ervarin
gen - wel in zo'n emotieloze vech-
trobot veranderen? Misschien is
het beter die vraag maar in het
midden te laten en het boekje
gewoon te lezen als een handig
geschreven avonturenverhaal,
dat barst van de actie. De grote
verdienste van Graham is wel dat
hij niet alleen in zwart en wit
schrijft. Want zoals altijd, aan
beide zijden van de scheidslijn
zijn er aardige en onaardige, goe
de en slechte, lieve en kwaadaar
dige wezens. Het maakt de strijd
niet zachter, maar het verhaal wel
menselijker. Het is geen leuke
lectuur. Ook al heet het "Spel
voor helden". Want oorlog is
nooit leuk. Het is geen spel. Al
zullen er altijd mensen zijn die er
behagen in scheppen. En helden
worden niet geschapen. Ze wor
den meestal uit het toeval gebo
ren. Maar we moeten toegeven
dat het boeiend is beschreven
hoe de expeditie naar het eiland
komt vast te zitten en hoe de ele
menten vriend en vijand vereni
gen. Althans tot een gezamenlijk
verblijf veroordelen. Want haat
en nijd zijn niet zo gemakkelijk
weg te werken. Het blijft een ver
bitterd gezelschap. Tot het bitte
re einde toe.
KOOS POST
Bij A.W.Sijthoffs Uitgeversmaat
schappij in Alphen aan den Rijn
zijn weer twee werken van Aga
tha Christie verschenen. Ze kos
ten f.12.50 per stuk. Het zijn dit
maal "Moord op de Nijl" en
"Dood van een huistiran".
Vraag ons niet welke van de twee
verhalen wij het beste vinden. Wij
zouden het niet kunnen zeggen.
Ze zijn allemaal even goed. Knap
opgebouwd, goed verteld en met
een vrij onverwachte ontkno
ping. Maar toch als men er een
aantal heeft gelezen verdwijnt
het element verrassing, wat toch
een vereiste is om van thrillers
naar hartelust te kunnen genie-
ten.Bij Agatha Christie is die ver
rassing niet meer mogelijk. Men
kent het patroon wel volgens
welke zij haar verhalen weeft.
Men weet dat ze tegen het einde
van het boek met enkele vol
maakt onbekende feiten zal ko
men aandragen, die de oplossing
van het drama zo voor de hand
liggend maken. En men weet dat
de speurder altijd bloedserieus
zijn werk zal blijven doen. Zoals
de kleine, tot in de puntjes ge
soigneerde Franse detective Poi-
rot, die in deze boeken meteen bij
de hand is om de zaken in goede
banen te leiden. Met een mateloze
arrogantie verzekert hij iedereen
die het maar horen wil dat hij dat
klusje wel even zal opknappen en
het is bijna irritant te ervaren dat
hem dat nog lukt ook. De man is
verder zo serieus, zo verschrik
kelijk serieus.
Natuurlijk: moord is geen vrolijke
zaak. Geen kwestie om in het be
lachelijke te trekken. Maar een
tikkeltje relativeren mag best. We
lezen die boekjes voor ons plezier
en dan zou er echt wel wat luch
thartigs tussendoor mogen. Of
het moet uiterst beklemmend
zijn. En dat zal men bij Agatha
Christie ook niet vinden. Het is
uiterst knap wat de Britse detec
tiveschrijfster heeft gemaakt,
maar uiterst klinisch. Een meer
wetenschappelijke dan mense
lijke benadering. Als men er van
houdt is het dik in orde.
KOOS POST