usto dicht; alleen ots blijft bestaan Voor vliegende sprinkhanen alleen oc te breed ZATERDAG 24 JUNI 1978 TAG!NA 25 Werf Gusto in Schiedam valt dezer dagen ten slachtoffer aan de rigoureuze afbraak van de Nederlandse scheeps bouw. Met weemoed denkt menig Gusto-arbeider nog terug aan de dagen dat de „Smulder- tjes" met krachtige handen de werf bestuurden. Oprichter A. F. Smulders mocht dan door de romancier Willem El- schot, die in het begin van de ze eeuw als vertaler op het kantoor van de werf werkte, als een verlicht industrieel despoot zijn afgeschilderd, over de familie Smulders willen de huidige werkne mers van Gusto nauwelijks een kwaad woord horen. Piet Schudelaro (60) begon twintig jaar geleden als ijzer werker op de werf. „Het is m'n beste werkgever ge weest. Elke keer was het werk anders. Geen lopende band. Die Smuldertjes, die durfden wat. En dat betekende wel, dat wij mee moesten. Soms ging het verkeerd. Dan reden er karrevrachten schroot de poort uit. En dan gingen de ingenieurs weer opnieuw aan de slag, samen met de arbei ders. Die samenwerking tus sen wetenschap, techniek en ambacht, dat was schitterend. Dan maak je wat. De sfeer was uitstekend in het bedrijf. Hard, maar er werd vakman schap geëist. Als ze je even met hun arm om je rug opzij namen, dan wist je het al: twee nachten niet slapen. Maar ze konden met de arbei ders omgaan, die Smulder tjes. 't Waren geboren en ge togen leiders. Toen werd er fijn gewerkt. Ja, natuurlijk werd er wel eens gestaakt. Die hoge lonen kreeg je niet zo maar. En als er gestaakt werd, dan gingen we er net zo hard tegenaan als in het werk. Wij gaven tegenspel, de werkge ver ook. De lonen lagen hier vergeleken met de rest van de scheepsbouw behoorlijk goed. Dat moest ook wel, want wat hier gebeurde was zuiver ambachtelijk werk. De mensen kregen een tekening voor een werkstuk. En dan mochten ze het verder zelf doen. 't Werd ze niet voorge kauwd." Verlies De familie Smulders heeft in middels het veld geruimd. Het verlies van 100 miljoen gulden bij de bouw van drie booreilanden in Amerika kostte hen de kop. Aan het bewind kwamen de „Smit ten". Baggerboeren uit Slie- drecht. Een wereld van ver schil in mentaliteit. De „christelijken" uit Kinderdijk en de „rooien" van Schiedam. Gusto was toen allang opge nomen in een üit familie-on dernemingen opgebouwd IHC Holland. De naam Smulders leeft alleen nog voort in de herinnering van de talloze arbeiders van Gusto, die al als kleine jongen vanuit de arbeiderswijk, de Maasdijk overstaken, om de warme middaghap bij hun vader op de werf te brengen. Zelfs de vele borstbeelden van de Smulders-directeuren zijn uit de hal van het hoofd kantoor verdwenen. Piet Schudelaro troont ons mee naar een zaaltje in het monu mentale hoofdgebouw in neo- renaissance stijl. Daar staan tal van schaalmodellen van schepen, pijpenleggers, booreilanden, boeien, bag gerschepen, die er op de werf gebouwd zijn in de loop der jaren. Met als pronkstuk de eerste stoommachine van A. F. Smulders uit 1862. Trots wijst Schudelaro ons op de details. Het zijn geen gewone schepen, die Gusto bouwde Stuk voor stuk waren het ju weeltjes van vooruitstreven de techniek. Op maat ge maakt voor precisiewerk op Boven onze hoofden blikken we verbaasd naar de bollin gen van een compleet glas-in- lood dak, waarin de wapens zijn gebrandschilderd van de landen, die de Gusto-produk- ten kochten: Brazilië, Rus land, Japan, Oostenrijk, Ita lië, Noord-Amerika en nog meer. Op de wanden zijn pastelkleurige afbeeldingen geschilderd van de eerste ves tigingen van Gusto, voordat het bedrijf in 1905 in Schie dam neerstreek. Slikkerveer 1905, Utrecht 1908, Luik 1892 's-Hertogenbosch. Dezer dagen ontdekte Monumen tenzorg de historische waarde van dit mini-scheepvaartmu seumpje. Ritueel In een ander zaaltje van het hoofdgebouw vangt klokslag half twaalf nog steeds een ri tueel aan, dat stamt uit de tijd van oprichter A. F. Smulders. In de wandeling noemen de arbeiders het de „gerefor meerde kerk". Hoge, donkere lambriseringen' sieren de wanden. Aan het plafond hangen grote kroonluchters, 's Winters brandt in de grote open haard een vuur. Tegen het middaguur voert een auto van een Rotterdams restau rant twee kisten aan, die de lunch bevatten voor het lei dinggevende personeel. De grote eikehouten tafels wor den gedekt en de heren direc teuren en afdelingshoofden schuiven aan. Waarna behal ve de lunch, ook de dagelijk se, zakelijkse beslommerin gen over de lippen gaan. „Als een afdeling iets niet goed had gedaan, dan kreeg hij het direct op z'n boterham", grapt Piet Schudelaro. Verder valt er niet veel te lachen. En de zakelijke gesprekken in het lunchzaaltje zijn ook allang verstomd, sinds de sluiting van Gusto onontkoombaar- is geworden. Wat moet je trouwens nog be spreken, als Gusto al met een poot in het graf staat. Terwijl de andere poot - in de vorm van het laatste schip, dat op de werf gebouwd wordt - op 15 juli van de helling in het- water glijdt. Drama Dat is al een klein drama op zich. Want iedereen zit met dit schip in z'n maag. Niet dat er aan het schip zelf iets zou mankeren. Het behoort tot het soort schepen, waaraan de arbeiders van Gusto met wellust bouwden. Geen ge woon schip dus, maar een schip dat via schroeven in all? hoeken en gaten, zonder an ker olieboringen op zee kan verrichten. T\vee van dat soort schepen werden een paar jaar geleden door een Noorse opdrachtgever be steld. Een nam hij af voor 150 miljoen, de andere order werd geannuleerd. Als genoegdoe ning kreeg Gusto 52 miljoen. Toen de laatste orders bij Gusto afgewerkt waren, besloot men het schip voor eigen re kening af te bouwen. Nu leg gen de mensen bij Gusto de laatste hand eraan. Kalmpjes aan, want haast is er niet bij. Geen koper heeft zich nog aangediend. En als die straks ook niet komt, bestaat de kans dat het schip over een paar jaar hetzelfde lot bescho ren is als de werf zelf: de schroothoop. In de gang van het kantoor lo pen we nog tegen een 65-jari- ge Gusto-arbeider aan. Vlak voor zijn pensioen mocht hij nog even naar Japan, waar vijf kranen volgens een ont werp dat bij Gusto werd ge maakt, worden gebouwd. ,Ach, wat moet je er nog over zeggen? 'tls tekenend voor de hele situatie. Ik heb hier vijftig jaar gewerkt op de werf. Vroeger ontwierpen on ze ingenieurs het en samen met ons bouwde Gusto het Nu ontwerpen we nog, maar bouwen doen ze in Japan. Je voelt wel, dat ze de volgende keer niet meer bij Gusto hoe ven te komen. Dan weten die Japanners zelf wel hoe ze zo'n ding moeten ontwerpen ook.' Piet Schudelaro filosofeert nog even verder. „Als de Europe se regeringen alleen al maar zouden zeggen dat alle sche pen en eilanden voor oliebo ringen op het Continentale Plat van de Noordzee in Eu ropa gebouwd moeten zijn, dan scheelde dat al heel wat voor de scheepsbouw hier. Dat doen de Amerikanen zo toch ook. Alleen al uit mari tieme overwegingen- Die willen hun werven ook nog in stand houden om schepen te kunnen bouwen in een even tuele oorlogssituatie." „Wij hebben geen antwoord op de lage lonen in de scheeps bouw in het Verre Oosten. Het is net als de Datsuns en de Toyota's. Zo gaat het ook met de schepen. In Zuid-Korea werken ze twaalf uur per dag in twee ploegen, 't Is daar werken en eten of niet werken en niet eten. Wij kunnen hier toch niet zitten te wachten tot ze daar ook eens een behoor- Piet Schudelaro met op de achtergrond het laatste boor- schip dat op de werf Gusto wordt gebouwd. lijk loon zullen eisen. En wat ze maken is niet eens slecht. Waar wij het van moeten heb ben zijn produkten, die re volutionair zijn, die vooruit lopen op de ontwikkelingen in de scheepsbouw. En die maakten we hier bij Gusto." Maar Gusto gaat dicht en de 700 werknemers worden straks volgens de plannen van de Beleidscommissie Scheeps bouw overgeheveld naar de RSV. Maar veel fiducie heb ben ze er bij Gusto niet in. Moeten er immers nog niet minstens een paar duizend man weg bij RSV en wie zegt dat ze dat straks niet zijn? RSV wil die 700 staalarbeiders trouwens alleen hebben als de hele ploeg van de ont werpafdeling van Gusto meekomt. Inclusief de kop stukken daar. Maar of er van de uitgebalan ceerde combinatie tussen ontwerpers en ambachtslie den, zoals die tientallen jaren bij Gusto groeide, veel zal overblijven, is hoogst twij felachtig. Het College van Bestuur van de Technische Hogeschool Delft schreef vorige week aan mi nister-president Van Agt een brief om haar bezorgdheid uit te spreken over de dreigende ontwikkeling. Zjj acht het bijeenhouden van de door de Werf Gusto verzamelde ken nis en ervaring op het gebied van de off-shore in de nabij heid van de TH van groot be lang, ook al voor de praktijk ervaring van de studenten. Stemmen van weemoed en trots wisselen elkaar af als we met Piet Schudelaro over de werf lopen. Vol trots - alweer - haalt de secretaris van de ondernemingsraad een do cument te voorschijn, waaruit blijkt dat Gusto onlangs een prijs kreeg toegekend van de Offshore Technology Confe rence in Houston. Namens meer dan 400.000 ingenieurs en wetenschapsmensen wees het bestuur van deze confe rentie op de belangrijke bij dragen van Gusto tot de zee technologie. Gusto kreeg de prijs „als erken ning van de grote bekwaam heid nieuwe ideeen om te zet ten in naar behoren werkende stukken materiaal voor de offshore-industrie, speciaal op het gebied van boren, werkschepen en hefwerk- zaamheden buitengaats". Maar, zoals gezegd, Gusto gaat dicht. „Wij gaan niet mee naar de RSV" en „Stikker kan de boot in", staat er links en rechts op muren en werkstukken op de werf geschreven. Niet alleen in het verre Houston, maar ook in lagere regionen in Schiedam heeft men door, dat Gusto niet zomaar een be drijfje is, dat een of ander wegwerpprodukt maakt. „Eigenlijk komen we er nu pas achter, hoor!", vertelt een ijzerwerker. „Kijk, je liep hier altijd met je pakje brood onder je arm de poort binnen, alsof dat heel gewoon was. Maar we zijn ons nu pas ei genlijk bewust geworden dat we hier een peü hebben be reikt qua vakmanschap, dat- nergens bestaat." Dat Gusto op z'n laatste benen loopt, dat is voor niemand meer een geheim. Toch kwam de klap deze week nog hard aan, toen een vijftal trailers van de werf De Klop uit Slie- drecht de bij Gusto gebouw de onderdelen van een em merbaggermolen kwam op halen. Zelfs die mag Gusto niet meer afbouwen Door Mark Glotzbach De drang tot wegwezen is het grootst waar de bevolking het dichtst is. Zie de randstad Holland op zonnige weekein den. Maar iedereen gaat dan wel dezelfde kant op. Zodat men nog voor eikaars voeten loopt en elkaar in de wielen rijdt. Bij de treksprinkhaan gebeurt iets dergelijks. Overbevol king roept trekdrift op, ver wekt zelfs een andere sprink haan, een die beter geschikt is voor lange reizen en die een saamhorigheidszin bezit dat de ouders missen. De onvrijwillige samenklonte ring leidt tot spanningen die niet het uiteenvallen van de groep in rustzoekende enke lingen ten gevolge heeft, wat te verwachten was, doch een massale volksverhuizing. Een verschijnsel dat sprinkha nenplaag heet en tegenwoor dig hevig woedt in het oos ten en noorden van Afrika. Het geschiedt van tijd tot tijd in warme en rietrijke moeras sen, slenken en rivierdelta's, dat een treksprinkhaan geen sprong meer kan nemen zon der gevaar te lopen in botsing te komen met een soortge noot. Dat kan niet langer. Een solitaire vorm heeft recht op zijn eenzaamheid. Dus moe ten de nakomelingen een an der woongebied zoeken. Die groen-uitziende solitaire vorm van de treksprinkhaan schept dan een overgangs vorm en die legt op zijn beurt de eieren waaruit de echte trekkers komen. Vrouwtjes en mannetjes van de reizigers zijn even groot (in de solitaire vorm zijn de wijfjes van trek- sprinkhanen groter) en bruin van kleur. Zo zijn de li chaamskrachten gelijkelijk over beide geslachten ver deeld, terwijl het bruin het sprinkhanelijf meer warmte laat opnemen, wat op de be- wegingsdrang en de spieren gunstig werkt. Op de vleugels De echte treksprinkhanen gaan meteen op weg, al etend. Alle trekkers voegen zich bijeen. Ook zij die van andere volken de paden kruisen sluiten zich aan. Hun ontwikkeling van kruipende larveworm tot vliegende volwassene speelt zich onderweg af en vergt zes vervellingen, een minder dan de solitaire vorm nodig heelt. Wanneer zij de laatste keer uit hun te krappe hesje barsten, zijn de vleugels klaar om in de eerste oefenkringetjes te worden beproefd. Kunnen rivieren en andere hin dernissen de legers jonge treksprinkhanen al niet te genhouden als die te voet gaan, al kost het miljoenen le vens, de vliegende sprinkha- nenmiljarden is alleen een oceaan te breed. In wolken groter dan de grootste wolk verduisteren zij de zon. De in- sekten, elk zo'n zeven centi meter groot, vormen zwer men die kilometers breed en tientallen kilometers lang zijn. Mozes wist wat hij deed toen zijn God hem de oostenwind liet oproepen, waarop de sprinkhanen het vijandelijke Egypte bedekten en alle groen opvraten dat de hagel, die andere plaag, niet had vernietigd. Een ander voorbeeld van gelij ke allure in jongere tijden (en onuitgelokt): in 1961-1962 aten sprinkhanen met een snelheid van zestigduizend sinaasappelen per uur in vijf dagen zevenduizend ton van deze zuidvruchten op. heeft sprinkhanenplagen in Europa en delen van Azie tot een uitzondering gemaakt. Tot het eind van de vorige eeuw toe echter deden de zwermen zich te goed aan het groen dat de mensen in het zuiden van Europa en in Zuid-Rusland voor eigen ge bruik verbouwden. Want de oevers van de Kaspische Zee, de Zwarte Zee en het Donau- gebied waren van oudsher het toneel van uitbarstingen der sprinkhanenbevolking, met de onvermijdelijk volgende trek. Thans komt treinvertra- ging door sprinkhanen slechts in Afrika voor. De wielen slippen dan door in sprinkhanenbrij op de rails. Afrika's grote slenk, die in het oosten van het continent van noord naar zuid loopt, is de huidige wieg van de grote plagen. Chemische bestrij ding ten spijt ontstaan er nog steeds de gevreesde sprink- hanenwolken. Ze trekken zuidwaarts, richting Zuid- Afrika, of over de Sahara naar het westen. In Marokko ver grijpen zij zich aan de oogst, leggen er van maart tot juli hun eieren en gaan door naar het zuiden om bij de Niger nogmaals tot voortplanting over te gaan. Een kilometer of duizend telt bij de trek niet. In de nieuwe gebieden hunner vestiging brengen de sprink hanen eerst weer een tussen vorm ter wereld die beter is opgewassen tegen het leven in betrekkelijke afzondering in een vaste omgeving. Het kroost van die tussenvorm is groen van vel en houdt hele maal van het solitaire leven. De kringloop is voltooid. Windrichting De richting van de trek hangt af van de hoek waaruit de wind komt. De sprinkhanen ver kiezen wind tegen als het zachtjes waait. Bij sterkere wind laten zij zich liever mee voeren. Zij komen bij hun vlucht zelden hoger dan een tiental meters. Bij temperatu ren onder twintig graden blij ven zij aan de grond. Om te vliegen vinden zij temperatu ren rond dertig graden het prettigst. Sprinkhanen zijn net als andere insekten voor hun lichaamstemperatuur afhankelijk van de buiten temperatuur. Door een krach tige uitwaseming en de daar mee samengaande afvoer van warmte kunnen zij het lijf toch redelijk koel houden. Een treksprinkhaan heeft geen enkele moeite met een temperatuur van veertig gra den of hoger. De geboortegrond van trek sprinkhanen is herkenbaar aan koepeltjes van wit schuim. Het wijfje sluit met die schuimbolletjes, die lucht doorlaten en het de larve niet nodeloos moeilijk maken op zijn weg naar buiten, het gal af waarin zij haar honderd tot driehonderd eitjes heeft ge legd. Haar achterlichaam is uitstekend geschikt voor het nodige boorwerk en ze heeft een lange legbuis. Een enkele bevruchting is goed voor ze ker tien legsels. De herkenbaarheid van de moederbodem maakt het mogelijk een sprinkhanen plaag in de kiem te smoren. Turken hebben eens in een bepaald gebied ruim zeven miljoen kilo eitjes geraapt, goed voor driehonderdvijftig miljard sprinkhanen. Onder gewone omstandighe den treden de larven na twee maanden in het licht. Op de grote dag dat hun vleugels zich ontrollen zijn de jonge sprinkhanen drie centime ter lang. Kleur en klank Behalve de oorspronkelijke groene kleur en het bruin van de trekkende vorm kennen de treksprinkhanen ook het geel. Dat is de kleur van de geslachtsrijpheid, die begint vele weken na het vleugels krijgen, inzet tot de volwas senheid. De bereidheid en ge schiktheid om te paren is te vens te horen. Met de krekels als de beroemd ste „zangers" van de superor de der rechtvleugeligen, maakt de treksprinkhaan als lid van de vijfduizend soorten tellende onderorde der kort- sprietigen (totaal aantal sprinkhanensoorten onge veer vijftienduizend, waarvan de meeste in de tropen, vijftig in onze streken) op het gebied van de zang een goede beurt. Zijn gesjirp heeft uitdrukkin gen voor lokken en afstoten, paarzin en vijandigheid. Een verscheidenheid als in vogel zang en ontwikkeld in vijftig miljoen jaar van bestaan, ge meten naar fossielvondsten uit het Eoceen. Er zijn overi gens fossielen van rechtvleu geligen gevonden uit het Car boon, meer dan driehonderd miljoen jaar geleden. De sprinkhaan stamt dus uit de dageraad van het ïnsekten- dom. Hij weet zich, naar blijkt, voorbeeldig te hand haven. En evenzeer gehoor zaamt hij aan de wetten van de evolutie: de beste zanger van de soort verjaagt, ver werft en leeft voort in de voor treffelijkste nakomeling schap. En zo door. Het zingen is trouwens raspen. Het halen van een ribbelrand aan de binnenkant van de achterpootdij over de kam van een harde vleugelader brengt het geluid voort. Vogels Er is een Europese treksprink- nensoort die het zuidelijk zwerk een enkele keer met een wolkje bezoedelt en ver der geen indruk meer maakt. Ook Amerika heeft trek sprinkhanen. In 1870 benam een sprinkhanenwolk van honderdzestig kilometer breed en vierhonderd kilome ter lang, honderd miljard exemplaren zo werd geschat, het zicht op de hemel van de staat Nebraska. Een insek- tenrijkdom die zoveel vogels aantrok dat er een maand of drie later geen sprinkhaan- meer over was. Eens temeer een bewijs dat de Zuideuropese schutters met het neerleggen van al die trekvogeltjes de treksprink hanen in Afrika een goede dienst bewijzen. Wat nu over blijft is spuiten en nog eens spuiten. Met gif waaraan be halve de sprinkhanen ook al wat aan dierlijk leven de mens van nut is bezwijkt. Zelf is de sprinkhaan best voedsel. Rijk aan eiwit en vetten. Ge roosterd of gefrituurd eet menigeen in ontwikkelings landen ze, op kop, vleugels en onderste pootgedeelten na. Toearegs in de Sahara nutti gen gerechten met sprinkha- nenmeel en in welvaartssta ten is sprinkhaan in blik op de markt Misschien wordt een sprinkhaanplaag eens als een zegen en-aren. Johannes de Doper hield het immers des tijds al in de woestijn uit op een dieet van sprinkhanen en honing.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 25