Drinken vóór
de water-
jejding een
riskante zaak
r
Waterleiding volksbelang
ZATERDAG 27 MEI 1978
EXTRA
PAGINA 23
1
1
Heerlijk helder gerstenat, dat wilden de stedelijke brouwers de tappers graag leveren.
Wel moesten zij dan goed water hebben. In de 16e eeuw reeds konden zij niet meer putten
uit de grachten, open riolen. Dus moest het van buiten de gemeente komen. Zo ging dat
elders, zo ging dat ook hier. De Leidse brouwers, destijds enige tientallen, haalden het
water omstreeks 1650 - maar hoe lang daarvoor en daarna? - uit de Rijn onder Valken
burg. Van dat vervoer per schuit rept een door hen getekend stuk van 1669, bewaard bij
onze Gemeentelijke Archiefdienst, Archieven van de gilden, inv. nr. 208.
Het drinkwater werd uit de grach
ten betrokken, of uit de putten,
die men beter dacht. Maar wat
pompte men daaruit? Grondwa
ter, zakwater, dat door de eeu
wenlang vervuilde bodem naar
beneden was gezakt. Mr. S. Ie
Poole zei het zo beeldend in de
raadsvergadering van 23 april
1870: "dat onze grijze sleutelstad
op een zoo drassigen en door fae-
calia doorweekten bodem rust,
dat men dien niet ook met tonnen
gouds ooit goed zal kunnen drai-
Zes jaar later, toen men de riolering
tussen 1870 en 1876 wel wat had
verbeterd, zei de "Commissie van
Fabricage" het hem na: "het zou
te ver gaan, daaruit het gevolg te
trekken, dat die welputten" (die
voor verreweg het merendele met
de riolen in gemeenschap ston
den) "thans goed, en voor de ge
zondheid onschadelijk drinkwa
ter zouden opleveren. Veeleer
gelooft zij dat moet worden aan
genomen, dat de bodem door den
langdurigen slechten toestand
der riolen zoodanig geïnfecteerd
is geworden, dat vooreerst aan
het vinden van goed zuiver
drinkwater binnen deze gemeen
te, niet dan bij zeldzame uitzon
dering kan worden gedacht"
Verontrusting
Gaan wij tien jaar in de geschiede
nis terug, dan vinden wij in 1866
het gemeentebestuur vervuld
van zorg over het water. Denkend
aan de duingronden als toekom
stig waterleverancier, schrijft het
29 november aan de Minister van
Binnenlandse Zaken, Heems
kerk, "dat het water binnen deze
gemeente niet tot het beste be
hoort, vermoedelijk door de
drooglegging van de Haarlem
mermeer, nu de vroegere door
stromingen hebben opgehouden
te bestaan".
Door
dr. J. P. Duyverman
Een "V.V.V."
Welke ook de extra-invloed was
van die droogmaking (die in 1852
haar beslag kreeg), vast staat dat
men verontrust was. Ook de in
gezetenen waren het, getuige de
oprichting op 2 maart 1867 van de
"Vereeniging tot Verbetering van
de Volksgezondheid", onder lei
ding van prof. dr. J. A. Boogaard
(1823-1877), hoogleraar in de Ge
neeskunde, die sinds 1869 ook
onderwijs gaf in de hygiëne.
Het Leidsch Dagblad, zegt 4 maart
in een kort woord: onderzoeken
en publiceren, uitstekend. Wat
baten strafverordeningen, "zoo
de burgerij niet overtuigd is van
het nut hetgeen geboden of ver
boden wordt"
Dinsdag 5 maart wijdt het blad drie
kolommen aan de zaak. Bepleit
wordt bekendmaking door alle
ingezetenen op te roepen naar het
plein van de Ruïne, om daar te
worden ingelicht en vermaand
over zaken de openbare gezond
heid betreffende.
De vereniging kende drie secties,
waarin de leden naar keuze kon
den zitting nemen. Sectie 2 ging
zich bezig houden met het onder
zoek naar "den aard van de voe
dingsmiddelen en het drinkwa
ter". Zij talmde niet, ving het on
derzoek terstond aan en kon 1
november reeds aan de Minister
van Binnenlandse Zaken schrij
ven: "de thans reeds verkregen
resultaten zijn van dien aard, dat
zij een ongunstig oordeel over de
toestand van het drinkwater in
deze stad over het algemeen
rechtvaardigen. In de laatste
maanden is o.a. het water uit 151
vergaderplaatsen (putten of re
genbakken) onderzocht en
slechts in 16 gevallen werd goed
zuiver drinkwater gevonden"
Men spreekt zich uit voor een
duinwaterleiding, als die sedert
enige jaren in Amsterdam be
staat.
,Op 13 februari 1869 brengt de 2e
sectie verslag uit over 1867 en '68
en deelt daarin mee, dat van de 19
watersoorten er slechts één was
dat gedurende het gehele jaar aan
alle eisen van goed drinkwater
voldeed. Men had het onderzoek
nog beperkt tot de wijken I, II, III
en IV; dat is het stadsgedeelte
tussen de Nieuwe Rijn en de bei
de singels, Witte en Zoeterwoud-
Amsterdams water
23 April 1870 betekent een mijlpaal
in de ontwikkeling. Dan besluit
de gemeenteraad overeenkom
stig het voorstel van B. en W. "om
eene som van f9000.- beschik
baar te stellen, ten einde door
aanvoer van duinwater te voor
zien in de behoefte aan zuiver
drinkwater".
Hoewel reeds getracht was de wa
ter-kwaliteit door filtreren te ver
beteren - al wist men dat geen
filter in staat is het water te zuive
ren van daarin opgeloste stoffen -
zou nü van buiten, uit Amster
dam, duinwater per schuit wor
den aangevoerd, één schuit om
de twee dagen. Een plan voor
zulk een schuit bleef in de archie
ven bewaard: 16 m lang, 2.80
breed zou het ijzeren vaartuig,
geladen met 30 kubieke meter
een diepgang hebben van 1.02 m.
Geleverd zou worden niet van de
schuit, maar uit tien reservoirs
met kleine pomp op verschillen
de plaatsen in de stad. Het was
niet een voldoende maatregel
voor een stad van circa 40.000
zielen; men sprak zelfs van een
halve of kwart maatregel. Het
was eer een proef om na te gaan of
de ingezetenen er wat voor over
hadden.
Misbruik
Er was strijd over de vraag of het
water kosteloos moest worden
verstrekt of tegen lls of 1 ct. per
emmer. Wat kosteloos is, wordt
niet gewaardeerd; het leidt tot
verspilling en misbruik. Een der
raadsleden noemde het zelfs
misbruik "wanneer de Leidsche
gamins goed vonden zich te was-
schen met drinkwater, dat opzet
telijk voor de volksgezondheid
van zoo ver hier gehaald Verde
digers van kosteloze verstrek
king waren er ook: de inning zou
te duur worden en de werkman
die het in de eerste plaats nodig
had, zou het niet kunnen kopen.
Zij verloren de strijd (15 tegen 6)
en zo werd besloten een lage prijs
Rotterdam 74
Leiden 87
Delft 88
Schiedam 92
Rijnsburg 1) 233
te laten betalen. Het voorstel zelf
haalde het met glans (19 tegen 1).
Die enige tegenstemmer bleek
van oordeel dat de gezondheids
toestand in het algemeen geen
reden tot bezorgdheid gaf en dat
men met de in de laatste tijd ge
plaatste pompen voldoende wa
ter kon krijgen.
De gemeentebegrotingen bleven
de uitgaven ramen; zij bedroegen
in 1871 f 5.000, liepen op tot ruim
f 13.000 in 1875, namen daarna af
en heten in 1877 "Bijdrage van de
gemeente in de kosten van het
aanleggen eener duinwaterlei
ding"
Het Leidsch Dagblad van 2b april
repte van "Eene belangrijke zit
ting", het betreurende dat het wa
ter in de eerste tijd niet kosteloos
verkrijgbaar zou zijn. Het vrees
de, dat als de keus is: slecht water
voor niets of goed water voor
geld, de maatregel niet voldoen
de zou werken. "Verbeeldt toch
niet bijna ieder zich, zelfs de
meergegoede, dat het water van
zijn huis juist bij uitzondering
niet slecht is?"
In 1874 verscheen het Jaarverslag
over '73 van de vereniging van
'67, vermeldend dat zij in augus
tus '73 B. en W. had gewezen op
de onbevredigende toestand "De
reservoirs zijn op vele plaatsen
weinige uren na de vulling weder
ledig en er verloopt dan dikwijls
geruimen tijd voordat er opnieuw
water te krijgen is". De vereni
ging acht het aanvoermaterieel
geheel ontoereikend. B. en W.
zijn het daarmee eens, maar de
aankoop van een nieuwe schuit a
f 1750 moet wachten tot 1874.
Het Gemeenteverslag van 1874 kon
in Bijlage V wel gewag maken
van nu reeds 27 pompen waar
duinwater mee werd verstrekt.
Het blijkt dat in tien maanden -
van aug. '74 tot mei *75 - werden
afgegeven 446.751 emmers duin
water. nl. 143.017 tegen betaling
en 303.734 kosteloos.
Een jaar voor zijn overlijden schreeft prof. Boogaard de brochure "Een
Volksbelang. De waarde eener Duinwaterleiding voor de bevolking van
Leiden." (1876) Schr. ondersteunt zijn pleidooi voor een duinwaterlei
ding met gegevens, hier overzichtelijk in tabellen aangeboden.
Tabel 1. Naar toenmalig inzicht mochtgoed drinkwater niet meer dan 1 mg
ammoniak bevatten. "Ammoniak werd beschouwd als de beste maat
staf voor de hoeveelheid der in ontbinding verkerende of althans daar
voor vatbare dierlijke stoffen welke in het water zijn opgenomen."
Onderzoek van het water gaf het volgende resultaat.
Pomp mg ammoniak per liter
van het Invaliedenhuis (aan de Oude Rijn) 0.3
Kloksteeg (regenwater?) 0.5
Breestraat 2.4
in de Doelenkazerne 3.2
Pieterskerkhof3.8
Garenmarkt5.6
Vischmarkt, fontein 14.4
Middelweg, bij de Hoogl. Kerk 22.7
Stadhuis 23.1
in het Minnehuis 123.3
Vrouwenkerkhof26.1
Haarlemmerstraat 48.9
Pieterskerkgracht, bij de Langebrug 61,-
Ged. Marendorpsche Achtergracht, bij de Voldersgracht 61.-
Tabel 2. Algemeen was men va
goede maatstaf was voor de kw,
tabel vérmeldt van elf Zuid-Holle
per 1000 ingezetenen, als gevolg
1832 en 1867.
Oegstgeest31.3
Gouda 33
Zoeterwoude 36.5
's-Gravenhage 39
Leiderdorp 54.6
Dordrecht 69
1"berucht wegens zijn vele hygiënische zonden", schrijft prof. Boogaard
De brochure vermeldt ook dat bij de laatste grote cholera-epidemie Am
sterdam, dat sinds 1853 een duinwaterleiding had, 4 van elke 1000 ingeze
tenen verloor en Leiden 23.
Twee jaar later, in 1878, waren wy een duinwaterleiding rijk.
Een dronk
"Drinken vóór de Waterleiding" bleek een riskante zaak. De L.D.M. doet
ons bij het eeuwfeest "drinken óp de Waterleiding".
Bronnen: alle stukken, de Handelingen van de Raad, de begrotingen, de
gemeenteverslagen, de jaarverslagen van de vereniging van 1867, de jaar
gangen van het Leidsch Dagblad zyn te raadplegen bij de Gem. Archief
dienst, Boisotkade.
Tabel 2. Algemeen was men van oordeel dat de cholera-statistiek een
goede maatstaf was voor de kwaliteit van het gebruikte drinkwater. De
tabel vermeldt van elf Zuid-Hollandse gemeenten het aantal sterfgevallen
per 1000 ingezetenen, als gevolg van de negen cholera-epidemieën tussen
1832 en 1867.
De fraaie pomp in het Meermanshofje aan de Oude Vest in Leiden. (Foto Jan Holvast)