Spook van vierde partij waart weer door West-Duitsland Vad verandert verhouding in bedrijven niet De moeizame worsteling om een afgeleefd paradepaard ■ERDAG 20 MEI 1978 BONN (SP) - De geest van een vierde partij waart weer door de Bondsrepubliek. Die partij zou de christelijk sociale unie van Franz-Josef Strauss moeten zijn, maar dan als rechtsgezinde poli tieke groepering die niet langer aan Beieren gekluisterd is, maar actief werkt in de politieke arena van de gehele Bondsrepubliek. De oogmerken van Strauss zijn duidelijk. Hij meent dat door het feitelijk driepartijenstelsel van thans -SPD en liberale FDP aan de ene kant. het CDU/CSU-blok anderzijds- de christelijk demo craten nauwelijks of geen kans hebben de macht in Bonn te her overen. De starheid van het hui dige partijsysteem wil Strauss door middel van een CSU-nieu- we-stijl doorbreken. Door Ewout Janse Geheel onjuist is zijn zienswijze niet. Het is stellig waar dat de kleine liberale partij door haar positie "op de wip" een politieke betekenis bezit die haar op grond van haar aanhang eigenlijk niet toekomt.. Strauss meent dat de "gescheiden marcherende en vermeend toeslaande" CDU en Die overtuiging bestond niet alleen bij politici en industriëlen. Ook in kringen rond koningin Wilhel- mina speelde men met de ge dachte om na de terugkeer het vaderland de positie van het ko ningshuis aanzienlijk te verster ken. Een van de voornaamste wapenen van de overheid om de economische ontwikkeling in de hand te houden is de loonpoli tiek. Maar men had zich op basis van de gebeurtenissen voor de Tweede Wereldoorlog al wel ge realiseerd dat een domweg aan banden leggen van lonen op lan gere termijn tot moeilijkheden zou kunnen leiden. De zogenaamde "corporatistische" filosofie van de katholieken leek velen een geschikt middel in de strijd tegen een overheersend so cialisme of communisme. Het harmoniemodel; de samenwer king tussen werknemers en kapi taalverschaffers binnen de on derneming. Harmonie Mede tegen die achtergrond moe ten we waarschijnlijk uitkomen, kort na de oorlog, zien van het boekje "Verbreiding van privaat eigendom, deelneming in de winst, kapitaaldeelname en ver- mogensvorm door werknemers" Het was geschrevqji door KVP-voorman prof.C.P.M. Romme en dr. J.R.M. van den Brink. Van den Brink had tijdens de oorlog deel uitgemaakt van een groep mensen, die plannen had voorbereid voor de finan- cieel-economische politiek van na-oorlogs Nederland. Van 1948 tot 1952 was hij minister van Economische Zaken. Daarna klom hij op tot topman van de Amro Bank. In de huidige discussie rond de vermogensaanwasaandeling wordt het boekje van Romme en Van den Brink vaak gepresen teerd als een voorbeeld van on gekende progressiviteit in KVP-kringcn in 1945. Dat was het echter niet. Het was niet meer dan een uitvloeisel van de poli tieke lijn van de KVP. Harmonie onder de hoede van Kerk en Staat. Wat wilden de beide heren? Bedrij ven, die flinke winsten maken moeten die voor een deel uitke ren aan werknemers. Het indivi duele deel moet een bepaald per centage van het loon zijn. Daar naast zou een deel gestort moeten worden in een "Arbeidswinst- fonds" gebonden aan de bedrijfs tak. Over de omvang van de uit keringen werd echter niet ge sproken. De bedoeling was duidelijk. Door een strakke loonpolitiek blijven de loonkosten laag. Als compen satie krijgen de werknemers een CSU in staat zijn die stemmen te vangen welke nu nog voor een absolute meerderheid te vangen welke nu nog voor een absolute meerderheid in het Bonner par lement ontbreken. Weliswaar is rechts van de CSU niet veel meer te halen. Maar mogelijk zou een van de duidelijke conservatieve CSU-beleid verloste CDU er in slagen een belangrijk aantal stemmen van de kiezers in het midden te veroveren. Liberalen Dat zou dan ten koste kunnen gaat niet alleen van de sociaal-demo craten, maar ook -en waarschijn lijk vooral- van de FDP. Het plan van Strauss voor CSU in de ge hele Bondsrepubliek kan zijn li berale collega Genscher dan ook nachtmerries bezorgen. In West-Duitsland geldt een kies drempel van vijf procent om in de Bondsdag te komen. De FDP loopt telkens weer gevaar bene den dat noodlottige minimum te zakken en daardoor (zoals velen in de oppositie verlangen) uit het parlement "gekatapulteerd te worden". Weliswaar heeft Strauss de afgelo pen maanden over zijn plannen voor een vierde partij gezwegen als het graf. Maar ziin collega, deel in de winst. Door de koppe ling van het individuele deel aan het loon kan de omvang van dat deel beperkt blijven. Zo konden de wisten van het bedrijfsleven opgestuwd worden. En dat was in die tijd ook nodig. Profiteurs In socialistische kring bleef die vi sie niet onopgemerkt. In 1948 schreef het kamerlid H.J. Hofstra in het blad "Socialisme Demo cratie": "het conservatief-libe- raal economisch beleid, doet een klasse ontstaan van na-oorlogse profiteurs, die grote winsten ma ken. Een mogelijke oplossing zou zijn de bestaande belastingen op het bedrijfsleven zodanig te ver hogen dat al deze extra winsten volledig worden afgeroomd". iMaar Nederland had het te druk voor dat soort discussies. De cri sis in Indonesië vergde veel van de bestuurskracht en in het on dernemersland zelf had men het veel te druk met het omzetten van de stijgende winsten in nieuwe fabrieken. Onder leiding van Drees hield de rooms-code coali tie lonen en overheidsuitgaven strak in de hand. Het bedrijfsle ven voer er wel bij. In datzelfde 1948 werd een Com missie Bezitsspreiding in het le ven geroepen. "Onderzoek de mogelijkheden om werknemers mee te laten delen in de winst" luidde de opdracht. De Commis sie trok er echter niet te hard aan. Al snel raakte ze in de vergetel heid. Ze kwam tien jaar geleden niet veel verder dan drie niets zeggende rapporten. In de jaren vijftig was het betrek kelijk stil rond het vraagstuk van delen in de winst. Maar onder de oppervlakte broeide het De in komensontwikkeling van de werknemers bleef steeds verder achter bij de groei van de win sten. Dat begon zo langzamer hand irritatie te wekken. Het ver haal van "jongens, met z'n alleen de schouders eronder Verloor zijn bekoring. Nederland rook weer aan de welvaart. Er viel weer wat te kopen. De televisie deed zijn intrede, autobezit werd voor de mensen bereikbaar en de prikkel van "meer kopen dus meer verdienen" werd steeds sterker. Lokken Nog een andere ontwikkeling maakte Nederland zo rond de ja ren zestig geleidelijk aan weer rijp voor een nieuwe discussie over de verdeling van de winst. Er kwam een groeiend tekort aan werknemers. Voora) door de toe nemende consumptie bleef het bedrijfsleven groeien. Om werk nemers te lokken gingen steeds CDU-voorzitter Helmut Kohl, heeft er lucht van gekregen dat de roerige Beier overweegt zijn par tij in geheel West-Duitsland te la ten deelnemen aan de verkiezin gen voor het Europees parlement in juni. volgend jaar. Hij zou dat namelijk een bijzonder mooie gelegenheid vinden om er achter te komen hoe het Westduitse volk eigenlijk over twee christelijke partijen in de Bondsrepubliek denkt. Deelstaten Kohl is niet geheel afkerig van een dergelijk experiment, maar acht te het tijdstip daarvoor nu nog te vroeg. Eerst wil hij zien hoe de parlementsverkiezingen in de Westduitse deelstaten dit jaar en in 1979 aflopen. Het is denkbaar dat door een afwending van de kiezers van de sociaal-liberale coalities in Noord rij n-Westfalen en Hessen de liberalen ook zon der de druk van een vierde partij bereid zouden zijn zich van de SPD-partner los te maken. Ruim vóór de parlementsverkiezingen in 1980 zou de FDP dan te kennen moeten geven een regerings bondgenootschap met de CDU-CSu te willen aangaan. FDP-voorzitter Genscher heeft herhaaldelijk gezegd dat zijn par meer ondernemingen er toe over zelf regelingen te maken voor winstverdeling door werkne mers. Geen moeilijke toestanden met fondsen of waardepapieren; gewoon één of twee keer per jaar een uitkering schoon in het handje. De vakbeweging begreep, dat zij die spanning tüssen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voordeel zou kunnen behalen, vooral nu bleek dat de werkge vers best bereid waren met de geldbuidel te zwaaien. In 1964 slaagden ze erin al een aardige loonsverhoging tot stand te brengen. In datzelfde jaar ver scheen de brochure "Bezitsvor ming door Vermogensaanwas- deling", een gezamelijke uitgave van het toen nog bestaande overleg orgaan van de drie vak centrales N W, NKV en CNV. Op de vakbondsbureaus werkten toen Jaap Boersma en Wil Albe- da, mensen die we later opnieuw zullen tegenkomen. De vakbeweging wilde een alge meen fonds, dat het beheer zou krijgen over de uitkeringen aan de werknemers. Geen kontanten, maar aandelen of andere waar tij in beginsel "naar beide zijden open is" en tekenend is ook de uitspraak van zijn voorganger Scheel, thans staatshoofd, dat "de FDP af en toe moet sprin gen". Dat doet zij dan ook. In de afgelopen jaren zijn de liberalen in de deelstaten Nedersaksen en Saarland een coalitie met de CDU aangegaan. Kohl vermoedt dat Strauss hem de tijd niet zal gunnen in 1978 en '79 de loop van de dingen in andere deelstaten af te wachten. De par lementsverkiezingen in Beieren, waar Strauss onbedreigd kandi daat is voor het minister-presi dentschap, vinden op 15 oktober plaats. Onmiddellijk daarna zou hij van plan zijn om met de CSU als nationale partij aan.de Euro pese verkiezingen deel te nemen, wereldkundig te maken. Die si tuatie nu wil Kohl koste wat het kost voorkomen. Als Strauss dan al plannen heeft dan moet hij er nu maar mee voor de draad ko- Haring of kuit Op 8 juni vergadert de "strategie- commissie" van de CDU en CSU Kohl wil dan haring of kuit heb ben. De bedoeling is duidelijk. Als hij tijdig zekerheid krijgt om trent Strauss' plannen heeft de Door David van der Houwen depapieren, eiste de vakbewe ging toen al. De regering speelde in op de sug gesties. Minister Veldkamp van Sociale Zaken vroeg in 1965 de Sociaal Economische Raad om de zaak eens onder de loep te ne men. De SER ging aan het werk. Het duurde drie jaar voordat de studie tot het uitbrengen van een verdeeld advies leidde. De vak beweging was vierkant vóór; de werkgevers waren meer dan vierkant tegen. Explosie Maar inmiddels was er weer een ontwikkeling op gang gekomen, die de interesse voor de vad deed verflauwen; de "loonexplosie". Onder druk van de vakbonden, gebruik makend van de nog steeds onverminderd grote vraag naar arbeidskrachten, gepaard gaande met koppelbazen en zwarte lonen, stegen de lonen in CDU nog alle gelegenheid om dan ook als zelfstandige partij aan de verkiezingen in Beieren deel te nemen. En dat is nu iets wat strauss op zijn beurt met alle geweld wil vermij den. Bij de huidige stand van za ken kan hij er op rekenen voor de CSU een stemmenmeerderheid van circa 65 procent in de wacht te slepen. Geheel anders wordt het beeld wanneer de CDU in het Beierse zou verschijnen. In be paalde gebieden, zoals Franken, kan Kohl' partij op sterke sympa thie van de kiezers rekenen. An ders gezegd: Strauss zal vrijwel zeker de absolute meerderheid niet halen en voor zijn benoe ming tot minister-president van onderhandelingen met de CDU afhankelijk worden. Strauss houdt zich voorde grootste thans levende politicus van de Bondsrepubliek. Zijn gering schatting voor Kohl heeft hij nooit onder stoelen of banken ge stoken. Het zou de eigengereide politicus uit München bitter zwaar vallen voor zijn benoeming tot Beierse regeringschef op me dewerking van de CDU aange wezen te zijn. Welke tactiek zal hij volgen om dit onheil af te wen den? De Bondsrepubliek staan mogelijk boeiende weken te wachten. enkele jaren met sprongen. De werknemers en hun leiders wa ren best tevreden. Nederland draaide economisch weer lekker. Buitenlandse hulp in de vorm van tienduizenden ar beiders was nodig om de indus triële machine op gang te hou den. Na 1970 kwam zelfs de dis cussie op gang over het afrem men van de groei. De nevenver schijnselen van die voortdurende groei begonnen hinderlijk te worden. Toen, in de herft van 1973 kwam de oliecrisis. Het eco nomische raderwerk stokte. „Het wordt nooit meer zoals het ge weest is" profeteerde premier drs. Joop den Uyl. Morrend schikte werkend Nederland zich in zijn lot. De broekriem moest weer aangehaald worden. De vlam sloeg echter in de pan toen in het voorjaar van 1974 bleek dat veel bedrijven, vooral oliecon cerns. juist in dat "rampjaar" 1973 forse winsten hadden ge maakt. De vakbeweging was in alle staten, ook al verklaarden de ondernemers dat het om inciden tele winsten ging en dat het echt allemaal slechter zou worden. "Die superwinsten moeten afge- roond worden", sprak NW-lci- der Wim Kok dreigend. De regering stond voor de moeilij ke opgave de werknemers weer in een strak keurslijf te krijgen. Net als in de na-oorlogse jaren en net als rond 1965 zocht men naar een middel om de bittere pil wat te vergulden. "De regering zal zich inzetten voor het tot stand brengen van een regeling, die het karakter zal hebben van een winst- en vermogensaanwasde- ling in 1976". Minister-president Den Uyl had, toen hij die woor den op 10 oktober 1974 uitsprak, geen flauw vermoeden wat hij zich daarme op de hals zou halen. "Hoera", riep de vakbeweging; "verderfelijk" betoogde het in middels hechte werkgeversfront. Iedereen onderschreef het prin cipe; de onderneming als sa menwerkingsverband tussen kapitaal en arbeid. Waarvan de laatste groep best een graantje mag meepikken van de extra winstne. Maar tot op de dag van vandaag liggen de meningen over hóe dat moet gebeuren hopeloos ver uit elkaar. Verdeeld Moeizaam worstelde het kabinet zich naar een wetsontwerp. In september 1975 kwam er al iets naar buiten. "Onzorgvuldig, ontoelaatbaar en onverantwoord", concludeerden de werkgevers. "Best aardig, maar wc hebben nog wel wat wennen", zeiden de bon den. Zij wilden het beheer over het algemene fonds, waarin de uitkeringen in de vorm van aan delen gedeponeerd moesten worden. De vakbeweging zag voor zichzelf een nieuwe rol ont staan binnen de bedrijven. "Pure machtspolitiek", riepen de werk gevers. Ook de SER boog zich weer over de materie. Het resultaat was net als in 1968 een hopeloos verdeeld advies. "Het wetsontwerp kan beter in de laden van de rege ringsbureaus blijven liggen", verzuchtte de voorzitter van de SER-commissie, prof. Bosman in oktober 1975. In het kabinet kwam men er ook niet uit. Minis ter Ruud Lubbers van Economi sche Zaken lag chronisch dwars en zwaaide met zijn portefeuille. De kritiek bleef groeien. Het weekblad Vrij Nederland be stempelde de vad in april 1976 als "een afgeleefd paradepaard uit de jaren veertig en vijftig". Op 22 juni 1976 was het wetsont werp eindelijk klaar. Minister Lubbers tekende niet. Den Uyl en Boersma mochten het presen teren. Toen brak de stroom van kritiek pas goed los. De Tweede Kamer werd overstelpt met een lawine aan standpunten. Bijna dertig jaar na de eerste be spiegelingen over vermogen- saawasdeling nam ook prof. H.J. Hofstra de pen weer eens ter hand. In hetzelfde blad "Socia lisme Democratie" schreef hij in november kort en bondig: "Een op zichzelf gezonde gedach te wordt door onvoldoende voor bereiding nodeloos in diskrediet gebracht". Haast De veelgeplaagde minister Boers ma had inmiddels al verzucht dat de regering het wetsontwerp desnoods maar moest intrekken als het inderdaad ernstige nade lige gevolgen zou hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet kreeg haast. Nog vóór de Tweede Kamerverkie zingen van mei 1977 wilde men de zaak door de volksvertegen woordiging jagen. Op basis van de kritiek van Kamerleden en be trokkenen ging het kabinet op nieuw aan de slag. Eind januari waren de wijzigingen klaar. Een klap voor de vakbeweging. Nog maar de helft van de overwinst zou in het algemene fonds gaan. Het beheer daarvan zou nu ge- zamelijk in handen komen van vakbeweging en overheid. Eind maart 1977 viel het kabinet Den Uyl. Aan een discusie met de Tweede Kamer over de vad was men niet meer toegekomen. Maar in de kabinetsformatie kwam de zaak weer op tafel. Den Uyl vocht voor "zijn" vad. Zyn "kroon prins" Ed van Thijn schreef op 9 juli 1977 in zijn dagboek: "Nee, de vad moet. Het is bittere ernst, een scharnierpunt in het akkoord" Hij (Den Uyl. VdH) stopt en be gint verontschuldigend te la chen. Hij is wel een uur aan het woord geweest. Gesticulerend. Een enkele keer zijn stem verhef fend. Joop op zijn best. Alle aan wezigen zijn onder de indruk" Dat mocht echter niet baten. Op 15 juli liep de formatie stuk op de vad. Op 26 juli had prof. Wil Al- beda de breuk gelijmd. Maar ook dat mocht duidelijk niet baten. Het tweede kabinet Den Uyl kwam er niet. Inmiddels heeft diezelfde prof. Al- beda, nu als minister van Sociale Zaken, zich weer indringend met de vad bemoeid. Er komen nu twee wetsontwerpen, één voor een individueel- en één voor een algemeen deel. Veel maatschap- pijhervormend valt er in het vad-voorstel niet meer te ont dekken. Het uitgangspunt is vrijwel hetzelfde als dat van Romme en Van den Brink m 1945. Van den Brink heeft zelf in sep tember 1976 nog eens verteld wat hem dertig jaar daarvoor voor ogen stond: "Onze redenering was deze. Nederland moet er weer bovenop komen. Wij moe ten de export en de industrie op bouwen Wil dat lukken dan ont staat er een groei van het vermo gen binnen de ondernemingen en het is onbillijk als dat allemaal toekomt aan de aandeelhou ders". Dat gold toen en dat geldt nu in ze kere zin v/eer. "Eerst groeien en dan bloeien" vinden de werkge vers. Dan kunnen wc de werk nemers best meedelen in de extra winst. Maar meer niet. Van de oorspronkelijke vakbondeisen is weinig overgebleven. De vakbe weging staat tandenknarsend op een zijspoor. Het kabinet van de vad niet meer in de eerste plaats als een middel om fundamentele veranderingen tot stand brengen winsten de verbouwingen binnen de onder nemingen. Het staat toch heel duidelijk in de stukken. De vad is ook een middel om de loonont wikkelingvoorde komendejaren in de hand te houden. Wat dat be treft blijkt er in 33 jaar weinig veranderd te zyn. Terwijl Nederland tussen 1940 en 1945 zuchtte onder het juk van de Duitse bezetter is er, zowel in ons land zelf, als onder de naar Engeland uitgeweken landgenoten uitge breid nagedacht over de politieke - en economische toe komst na afloop van de oorlog. Al in de jaren dertig was duidelijk geworden dat de geves tigde politiek-economische machten begonnen te wan kelen. Socialisten streefden naar meer en grotere inbreng bij het landsbestuur. In de kringen van het "oude" poli- tiek-economisch bolwerk groeide dan ook de overtuiging dat na de oorlog de zaken krachtig in de hand gehouden dienden te worden. Een afglijden naar socialisme (of mis schien wel communisme) moest voorkomen worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 9