ZATERDAG 15 APRIL 1978
EXTRA
PAGINA 2
Door
Jan Westerlaken
Zijn mensenkennis is in de loop
der jaren groot geworden. "Ik
weet precies wat voor vlees ik
in de kuip heb. Met de één
kun je wel een geintje uitha
len, met de ander moet je op
passen hem niet te krenken.
Natuurlijk, daar houd ik van
te voren wel rekening mee. Ik
plaats echt wel eens plaag
stootjes, dat is mijn dagelijkse
leven. Met kinderen hè, daar
kun je alles mee doen. Ze zijn
zo vertrouwelijk. Die praatje
zo in houding die je wenst. Als
ik die knip ben ik heel gecon
centreerd. Hier is de grootste
kunst om moeders buitenspel
te zetten. Want die willen zich
er altijd mee bemoeien. Dat
mot ik nou net niet hebben".
Eenmaal bevond zich de Belgi
sche minister van verkeer in
het gezelschap, dat Wiecher
moest vermaken. "Die man
heb ik gewoon gevraagd of hij
er bezwaar tegen had als ik
hem op z'n Belgisch zou
knippen. Nou, dat had hij
niet. Ik heb hem toen als
Manneke Pis geknipt. Die
man heeft zich rot gelachen.
Hij sprong als een kind met
dat figuurtje door de zaal
Misser
Lever schiet ook weieens naast
de roos. Zoals bij die manu-
facturier in Franeker waar
twee bejaarde mensen bin
nenstapten. Wiecher wilde de
vrouw knippen voor decora
tie aan de wand. Daar wilde
Het gebeurde dagelijks dat-ie
naar boven werd gestuurd om
nu z'n vader maar eens een
poosje "gezelschap" te hou
den. "Knip-verkeerd" was de
bijnaam die zijn ouders hem
hadden gegeven. Ze hadden
niet in de gaten hoe creatief
het knulletje met de huis-
houdschaar overweg kon.
In gegroeid
"Eigenlijk zonder dat ik er erg
in had was ik knipkunste
naar," licht Wiecher toe. De
eerste knipjes worden gege
ven in een smal smetteloos
wit stukje papier. Nog geen
kwartier later is het strookje
veranderd in een galoppe
rend paard, wat andere bees
ten en boompjes. "Ik heb er
mijn dagelijks werk van ge
maakt", glimlacht hij, "ik doe
het met erg veel plezier".
Spijt heeft de Groninger er
nooit van gehad het turfschip
vaarwel te hebben gezegd.
"Ergens moest ik de kost toch
mee verdienen? Het ging
hiermee uitstekend." Knip
pen van portretten was hem
op het lijf geschreven. Vóór
vijftig in een uur draaide hij
zijn hand niet om. Vroeger,
vijfentwintig jaar geleden,
vroeg hij twee kwartjes, nu
een rijksdaalder.
Hoeveel koppen Wiecher in zijn
leven heeft geknipt weet hij
niet. Hij heeft ook nooit ge
probeerd daar achter te ko
men. "In één week heb ik er
eens duizend gemaakt. Dat is
een respectabel aantal, geloof
me maar. Weetje, een gezicht
zie ik, maar ik ben het ook zo
weer kwijt. Gesprekken die ik
jaren geleden met mensen
heb gehad, kan ik me soms
nog woordelijk herinneren".
Mannen
Wieóhers voorkeur gaat uit naar
het knippen van portretten
van oudere mannen. Een ver
klaring daarvoor heeft hij
niet. Maar bloemen in de vrije
natuur en dat het liefst onk
ruid (het is zo mooi van vorm,
zegt de kunstenaar) pakt Le
ver aan als hij zich eens wil
ontspannen.
Gauw bekeken.
Maar Wiecher had het gauw be
keken. Zeker, toen hij van
school kwam had Wiecher
weinig in te brengen. Werken
was het parool en geen ge
zeur. Éénentwintig jaar was
de knipkunstenaar toen "ie er
de brui aan gaf'. Zijn vader,
niet gelukkig met dit besluit,
sprak op die gedenkwaardige
dag: "Het gaat niet goed met
Wiecher; hij wil niet met zijn
handen werken. Hij zette ech
ter door, werd vertegenwoor
diger en verdiende later goed
geld in het drogisterij we-
En tochfrutselen met
schaar en papier bleef hem
boeien. Wiecher was nog
maar een kleuter van een jaar
of drie. Vaag herinnert hij
zich uit die tijd dat hij figuur
tjes knipte en in het vooron
der van de schuit het aan de
stok kreeg met zijn moeder
omdat hij zo'n troep maakte.
HOOGEVEEN - Een uitspraak.
"Vrouwen en scharen hebben
dezelfde eigenschappen. Je
moet ze beide goed in de hand
houden, verstandig leiden en
oppassen dat ze niet té scherp
zijn."
Onder het hoge voorhoofd
knipperen twee onrustige,
lichtblauwe ogen. Geen mo
ment staan ze stil. Af en toe
glijdt de zware bril tot op het
puntje van de neus. De wit
grijze kuif wijst piekerig alle
kanten heen. Met twee akte
tassen vol papier, een piep
klein, vlijmscherp schaartje,
een lenige duim en wijsvinger
trekt hij het land door. Overal
lof oogstend.
"V aak is het al heel laat 's avonds
als Wiecher Tjeert Lever, een
Groninger in hart en nieren,
thuis neerstrijkt. Z'n vrouw is
dan nog wakker. Samen pra
ten ze wat na over de gebeur
tenissen van die dag. Want
Wiecher, een "meester" in de
papierknipkunst, heeft soms
veel te vertellen.
Als zoon van een geslacht turf
schippers stond bij z'n ge
boorte (zestig jaar geleden nu)
al vast wat hij later voor de
kost zou gaan doen. Vader
vervoerde turven, opa deed
hetzelfde en overgrootvader
had ook op die manier zijn bo
terham verdiend. Dus
de man niets van weten. Een
portret van hemzelf zou mis
schien nog enige kans maken
om een plaatsje aan de rtmur
te krijgen. De twee oudjes
hadden nog maar net de deur
in het slot laten vallen toen de
manufacturer met hoogrode
Kleur op de wangen naar bin
nenkwam en zei het geen
echtpaar was maar de heer
des huizes met zijn huishoud-
Zijnpretoogjes gaan twinkelen
als hij terugdenkt aan die
ouwe baas die opmerkingen
maakte toen een jong meisje
werd geportretteerd. Een
man die zijn mond maar niet
kon houden. Het spreken
verging hem echter wel, na
dat hij zelf was geknipt: als
bok met een groen blaadje
voor de bek.
Een ervaring van Lever is dat
mensen aan de top het kun
nen waarderen als zij "nor
maal" worden behandeld. "Ik
trek me daar ook weinig van
aan, moet ik zeggen. Schmel-
zer heb ik als een vos gete
kend. Prachtig vond hij het.
De oude Philips tikte ik tij
dens een feestje op zijn
schouder en zei: even blijven
staan. Later kwamen de men
sen verschrikt naar me toe en
zeiden jóh, weetje dat dat die
en die was. Nee, respect heb
ik nooit kunnen opbrengen.
Dat kan ook niet in dit werk"
Rustiger aan.
Eén ding heeft Wiecher zich
kort geleden voorgenomen:
hij gaat weer rustiger aan
doen. "Helemaal stoppen,
nee, dat kan ik niet. 't Wordt
wel steeds drukker, dus ga ik
de boot wat afhouden. Zolang
mijn ogen en mijn vingers me
niet in de steek laten ga ik
door. Dat knippen is mijn
tweede natuur geworden.
Zoiets kun je niet leren. Tja,
rustiger aan doen, dat staat
wel vast. Stoppen kan ik niet.
Ik krijg geen pensioen. Bo
vendien", grapt hij, "heb ik er
weinig trek in om machinist
op een stofzuiger te wor
den."
Hoe reageren de hedendaagse
kunstenaars nu op zijn activi
teiten? Het klinkt wat triest.
"Ach, die maken geregeld wel
snierende opmerkingen. Het
is geen kunst beweren zij bij
hoog en bij laag. Ik weet
eigenlijk ook niet in welk ge
zelschap je mij zou moeten
onderbrengen. Kijk, ik zal een
kunstenaar nooit betwisten
als hij van zichzelf zegt dat hij
kunstenaar is. Maar dan moe
ten zij over anderen ook hun
mond houden".
Grote be wondering. heeft Wie
cher voor Rien Poortvliet.
"Fantastisch wat die man
presteert. En hij heeft geen
enkele opleiding. Dat is ge
woon een natuurtalent. Wat
heb je nu aan een grote ana
tomische kennis als kunste
naar. Laat die mensen nou
eens een dravend paard uit
beelden. Dat kunnen ze niet
eens. Als ik binnen een mi
nuut een portret knip, dan wil
ik de tekenaar wel eens zien
die me bijhoudt. Heus hoor,
ik heb beslist niet de intentie
een kunstwerk te leveren,
maar gewoon een stuk hand
werk."
Museum
Een ding staat als een paal bo
ven water. Als Wiecher Lever
straks wat minder het land
doortrekt, krijgt hij de tijd
wat meer aandacht te beste
den aan zijn museum in Wes-
terbork. Daarin zijn vier eeu
wen papierkunst onderge
bracht. Levers museum is
enig in de wereld.
"Ik denk toch wel dat er jaar
lijks zeker vijfentwintigdui
zend mensen bij me binnen
stappen. Voor mij is het na
tuurlijk moeilijk om er objec
tief over te oordelen. Maar er
liggen eeuwenoude authen
tieke stukken. Ik heb kopieén
van dingen die ik niet te pak
ken kon krijgen. De "echte"
daarvan bestaan niet meer".
Het museum van Wiecher be
druipt zichzelf, subsidie, van
welke instantie dan ook,
krijgt hij niet.
Wie bezoeken zijn museum nu
al zo?
"Als Nederlanders emigranten
op bezoek krijgen, dan kun je
er donder op zeggen dat ze
naar mij worden toe getrom
meld. Nee, buitenlanders zie
ik er weinig, 't Zijn hoofdza
kelijk landgenoten die de
knipsels komen bewonderen.
Veel vrouwenverenigingen
die een dagje op stap zijn.
Mannen, die zie ik niet zo bar
veel. Die hebben ook geen
reisjes, hè?"
'Dit hadden we van de winter moeten
hebben". Een vaak geslaakte ver
zuchting dezer dagen. Dan is de lucht
ijsblauw, met een witte zon. Zelfs in
de stad noodt de lucht tot diep adem
halen en 's nachts praalt boven een
verstilde dampkring een welhaast
vergeten sterrenglorie. Overdag is de
temperatuur boven nul, in de nacht
eronder. April kent nogal wat van die
etmalen. Maar het hoeft eigenlijk niet
meer. 'En de laatste jaren met hun
laffe winters zijn zij zeker mosterd na
een maaltijd die niet te eten was.
De omschreven weerstoestand brengt
dus nachtvorst met zich mee, een be
titeling van het vriezen die alleen
geldt in het groeiseizoen van de plan
tenwereld. Nachtvorst is gevreesd en
berucht bij boer en tuinder. Wat
doodvriest in de lente zal geen vrucht
zijn in de herfst. Een simpel gegeven
dat menig teler en kweker aan de
grens van de ondergang bracht, zo
niet er overheen duwde. De door
nachtvorst vernielde fruitoogsten
zijn niet te tellen.
De meteoroloog M. Scharrings heeft
het verschijnsel twintig jaar lang be
studeerd en zijn bevindingen vast
gelegd in het boekje "Nachtvorst",
uitgave van de Staatsdrukkerij.
Straling
Bepaalde voorwaarden in de "stra
lingshuishouding" vlak boven de
aardbodem blijken verantwoordelijk
te zijn voor nachtvorst. Gepaard
gaande natuurlijk met de eigen
schappen van de lucht.
Warme lucht is lichter dan koude lucht
en stijgt op, waarna koude lucht de
plaats van de warme inneemt, op haar
beurt wordt verwarmd en opgaat in
de warme stroom, afkoelt en weer
neerdaalt. Deze kringloop heet con
vectie.
Bij nachtvorst is echter het omge
keerde van het gebruikelijke het ge
val. Op die heldere, windstille nach
ten is het aardoppervlak kouder dan
de lucht erboven. Daardoor ontstaat
een stroom van warme lucht die uit
hogere regionen afdaalt, geleidelijk
afkoelend en zwaarder wordend, zo
de beweging gaapde houdend. De
lucht is onder die omstandigheden
tot op een bepaalde hoogte warmer
naarmate zij zich verder van de bo
dem bevindt. Deze tegengestelde
gang van zaken wordt inversie ge
noemd.
De gedragingen van de lucht zijn af
hankelijk van het stralingsgedrag van
de aardkorst, al dan niet begroeid, en
dat van de atmosfeer. De aarde ont
vangt straling van de zon, de gassen
van de atmosfeer doen dat eveneens.
De straling die zij opnemen (absorbe
ren) stralen zij voor een deel weer als
warmte uit. Omhoog voor wat de
aarde betreft, en uit den hoge kómt de
straling van de atmosfeer. Het ver
schil tussen die twee is de netto-stra
ling, een warmte-tekort van een
dunne luchtlaag aan het oppervlak.
De beter warmte geleidende aardkorst
vult dit tekort sneller aan dan de veel
slechter geleidende lucht. Begroeiing
van de aarde belemmert echter de
warmte-uitstraling, de koude opper-
vlaktelaag wordt nog kouder en de
nachtvorst is daar. Bij wind mengen
de warme en koude lucht zich tot een
gevaarloos temperatuurgemiddelde
en wolken met hun waterstofdamp
geven zoveel atmosferische tegen-
straling af dat de netto-stralingslaag
van bovenaf voldoende warmte krijgt
toegevoerd.
Gras
Het tegenhouden van aardse straling
door planten is het duidelijkst te zien
op grasvelden. Gras vormt een zeer
dichte begroeiing. Het isoleert de bo
dem en verbruikt, zoals elke plant,
voor de vochtverdamping veel van de
geleverde warmte. En zo krijgt de
vorst zijn kans, wat de ochtenlijke be
rijpte weiden zo betoverend maakt.
Voor andere gewassen geldt in mindere
mate hetzelfde. Is de kans op nacht
vorst het grootst bij gras en het minst
op kale grond, zo zijn er naar aard en
dichtheid van het verschillende
groen evenzovele graderingen. Bo
ven een grasveld kan de lucht wel vijf
graden celsius kouder zijn dan boven
de onbegroeide aarde.
De bewering dat fruittelers van vroeger
minder last hadden van nachtvorst-
schade kan best waar zijn. Zij lieten
hun bomen bloesemen en vruchtdra-
gen boven bereik van het vee. Dat
was niet zelden boven de nacht-
vorstlaag en bovendien hield het vee
het gras kort, of te wel zo min moge
lijk nachtvorst bevorderend. Tegen
woordig graast er geen vee meer in de
boomgaarden en vormen zich al bloe
sems een halve meter boven de
grond, een hoogte waar de nachtvorst
krachtig kan toebijten.
De fataalste nachtvorsten zijn die van
mei. Menige bloem wordt dan in de
knop bevroren om nimmer te verke
ren tot vrucht. Juni heeft zijn IJshei-
ligen, de steevaste nachtvorsten in de
eerste helft van de maand. Na de
langste dag komt nauwelijks nacht
vorst voor, maar nachtvorstloos is
geen enkele maand. In september
neemt het aantal gevallen weer toe.
En met het eindigen van het groeisei
zoen behoort de vorst zich niet meer
uitsluitend tot een nachtelijk optre
den te bepalen.
Slechts op een band van een paar hon
derd kilometer breed op en aan
weerszijden van de evenaar, de tro-
pengordel, komt nooit nachtvorst
voor op bewoonbare hoogten. Waar
het overdag nog heter is, in de Sahara
bijvoorbeeld, daalt de temperatuur in
nachtvorstnachten soms tot tien gra
den onder nul.
Heftige, korte nachtvorst is meestal het
noodlottigst. De plant kan zich niet
snel genoeg aanpassen. Jonge blade
ren en naalden en nieuwe loten van
bomen zijn erg gevoelig voor vorst in
het voorjaar. Lest in het jaar kunnen
zij zonodig temperaturen van twintig
graden beneden het vriespunt aan.
Een gewenning die het gevolg is van
verandering onder druk van de kou in
het celvocht van de plant. Bij proef
nemingen stiei-ven pereknoppen bij
een plotseling optredende vorst van
vijf graden. Een langzaam toege
diende temperatuur had pas bij min
dertien graden het zelfde gevolg.
Stollingswarmte
Voor zeer waterrijke planten kan uitzet
ting van het vocht bij bevriezing de
dood betekenen. De cellen scheuren.
De in het celvocht opgeloste zouten
drukken de bevriezingskans enigs
zins. En. zo vreemd het moge klinken,
zelfs bij het overgaan van water in ijs.
komt warmte vrij. Dat geschiedt bij
onderkoeling. Daarbij gaat vocht pas
bij enkele graden onder nul en dan
ineens tot ijs over. Dit doet stollings
warmte ontstaan die de temperatuur
tot nul opdrijft (nooit hoger want dan
smelt het ijs weer) en daar tijdelijk
houdt.
Koude lucht is zwaar. Ook de wijnboe
ren weten dat. Zij laten hun wijnran
ken de hellingen der bergen bekleden
opdat de met nachtvorst geleden
lucht vrijelijk naar beneden kan rol
len. De delen mijden zij omdat zich
daarin een meer van dodelijke kou
kan vormen. In onze Betuwe doet
zich eveneens zoiets voor. Van de
grazige dijklichamen glijdt de vries
kou naar de dichtstbijzijnde vrucht
bomenrijen om die te maken tot
kerkhoven van vruchtbeginselen.