Teveel is overhoop gehaald Brink (83) zweert bij met-de-hand- gemaakte sigaren Hoogdravend taalgebruik in nota "Maakt Leiden school? Horeca- verordening bevoordeelt studenten Een machine is een dood ding v.d. Water ZATERDAG 11 FEBRUARI 1978 LEIDEN LEIDEN - Eigenlijk had Brink (83) nog helemaal geen zin om te stoppen met het vervaardi gen van z'n sigaren. Hij zat best in het duistere kamertje van het voormalige Zaal berg-fabriekscomplex. Lek ker rustig, nergens een mens te zien behalve soms wat kennissen die sigaren kwa men bietsen. Uitzicht op ka potgeslagen ramen van het stoffige complex. Met als af leiding een krakende radio op de plank. Maar hij moest wel. "Eind van de maand, heb ik gezegd. De gemeente zit me achter de hielen hè. En puf om weer iets anders te zoeken heb ik eigenlijk niet. En thuis werken, dat mag tegenwoor dig niet meer met al die ta bakswetten Tot op de dag, 28 februari, blijft hij zes dagen per week van negen tot vijf op zijn post. Zijn afnemers, een aantal Leidse sigarenwinkeliers, re kenen nog op hem. Wat er moet gebeuren als Brink de finitief is gestopt met het ver vaardigen van handgemaakte sigaren en de voorraden uit geput zijn? "Dan zullen ze naar de fabriek moeten. Want het is een uitstervend beroep hè, het komt niet meer terug. D'r gaan er alleen maar af en er komt niemand bij. Ik kom de laatste tijd handen tekort. Zou zo drie sigarenmakers kunnen plaatsen hier als ik ze kon vinden. Maar ze zijn niet te krijgen. Ze zien er geen brood meer in. Geen wonder, het was tot voor een paar jaar terug altijd armoe, altijd". Brink kan het weten. Hij blikt terug op een éénenzeventig- jarige loopbaan als sigaren maker. Vanaf z'n zesde werd hij dagelijks met het feno meen sigaar geconfronteerd. Vader was ook sigarenmaker en werkte (toen het nog wel mocht) thuis. Van hem leerde Brink het procédé. Het omblad, dat eerst "geplukt" oftewel keurig uitgevouwen moet worden. Het plukken van de uit India afkomstige tabak waar het omblad om heen wordt gerold. Dan ver dwijnen de nog slordig uit ziende sigaren voor een paar uur in de houten vorm die op zijn beurt onder de pers wordt gestopt. Komen ze daar uren later weer onder vandaan dan omwikkelt Brink elke sigaar met het laatste tabaksblad. Hier en daar krijgen die bla deren een likje arabische gom mee en vervolgens wordt de sigaar aan beide kanten rechtgeknipt. Waarna ze aan de laatste fase, het drogen, toe zijn. Hiertoe verdwijnen ze in een ijzeren droogkast waar onder een potkachel is ge plaatst. Brink z'n vrouw schuift tenslotte een prijs- wikkel om elke sigaar. Brink zweert bij het met-de- hand-vervaardigen van siga ren. Bij de vele werknemers waar hij een deel van z'n loopbaan sleet was hij het die telkens een waarschuwend vingertje hief tegen de komst van de machines. Van ar gumenten als "goedkoper en sneller" raakte hij nooit on dersteboven. "Die machine? Dat is toch een dood ding. En zeker voor de tijd waarover ik praat, zo'n dertig veertig jaar geleden of misschien nog langer gold dat wij het werk dat de machine fout had ge daan moesten rechttrekken. Voor de afwerking bleven dus toch mensenhanden nodig. En ik weet dat ik in die tijd soms wel vierduizend sigaren in de week kon maken". In een verbazend snel tempo somt Brink alle werkgevers op waar hij zijn handen voor het maken van sigaren ge bruikte. Twaalf jaar was hij toen hij op de fabriek ("m'n vader vond dat ik het daar be ter kon leren") begon met het plukken van de ombladeren. Op diezelfde fabriek mocht hij de bladeren later op elkaar leggen waarna de machine er tabak tussen stopte en wat "vorm" aan de sigaren gaf. Na de fabriek ("Ik vroeg, toen ik eenmaal volleerd was een kwartje opslag en werd d'r uitgegooid") volgde de mili taire dienst in 1914. Uit ar- remoede, werk als sigaren maker was er niet te krijgen, werd Brink na de eerste we reldoorlog achtereenvolgens spoorwegbeambte, tram conducteur en postbode. Toen hij daar genoeg van had leende Brink van zyn vader tweehonderd gulden. Genoeg om tabak, een pers, droog ruimte en vormen voor te ko pen en het sigarenvak weer te kunnen opnemen. "Want daar zat tenminste wat varia tie in" zegt Brink, stug door werkend aan alweer een reeks sigaren. Hij maakt ze in alle soorten en maten met één uit zondering: de wilde Ha vanna's. "Daar ben ik nooit aan begonnen. Dat spul zit als los zand in elkaar en als je dat rookt dwarrelen de vonken op je goeie goed". Anders werd het allemaal toen de tabaksbelasting eenmaal een feit was. "Je kon niet meer zó voor jezelf beginnen Moest ineens allemaal ver gunningen hebben. Thuis werken was er ook niet meer bij. Ik moest een fabriekje hu ren waar ik vijf, zes man had zitten. Maar laat ik u dit ver tellen: zij gingen er elke week met de centen vandoor en voor mij bleef er mooi niks over". Toen hij ook nog door één van z'n afnemers werd opgelicht stopte Brink met zijn bedrijfje. Waarna zijn zwerftocht langs diverse fab rieken begon. Totdat de ma chines in opmars kwamen. "Ik zag dus al dat het fout ging", zegt een hoofd schuddende Brink "en ben weer mooi voor mezelf be gonnen Uiteindelijk belandde Brink in Leiden bij een sigaren- fabriekje aan de Hogewoerd. Van de Hogewoerd was de gang naar de Vestestraat waar hij tot op de dag van vandaag zit. Alleen te vinden voor de genen die de bordjes met het opschrift "tabaksvergun ning" nauwkeurig volgt. Ook nadat hij de 65 was gepas seerd ging Brink rustig door met werken. "Waarom zou ik stoppen. Het is nog steeds m'n hobby", vindt hij. De spullen staan bijna allemaal ingepakt (alles is verkocht aan een museum voor oude ambachten) maar Brink werkt nog stug door deels aan een eigen voorraadje. Als hy thuis zit mag hij er graag een tje opsteken. "Want hoe kan ik per slot van rekening goeie sigaren maken zonder ze zelf ooit gekeurd te hebben?" MIEP DE GRAAFF 'Alvorens een oordeel te kunnen geven over de nota "Maakt Lei den School?" zien wij gaarne een eenvoudige en begrijpelijke uit gave tegemoet". Zo luidde de treffende reactie van de ouder commissie van de Drie Oktobe- rschool op de "mini-contouren nota" die de gemeente Leiden vo rig jaar maart het licht deed zien. Het was een vernietigende en veel zeggende reactie, die al op voor hand weinig van de nota heel liet. Het hoogdravende taalgebruik in het stuk, dat in de wereld van de gogen en de logen doorgaans gre tig aftrek vindt, was de ouders duidelijk in het verkeerde keel gat geschoten. En de ouders niet alleen. Ook de onderwijs gevenden in Leiden reageerden nogal kribbig. Om nog maar niet te spreken van de negatieve reac ties op de soms vage verwij zingen naar de vakliteratuur, waaraan de schrijvers van de nota zich consequent schuldig maak ten. Enkele voorbeelden van het woeste geschrijf in de nota "Maakt Lei den School?", maken de reacties alleszins verklaarbaar. Zoals: .opdat het individu zich zo kan ontwikkelen en ontplooien dat de fenotypische intelligentie zo dicht mogelijk komt bij de grens van het genetisch vermo gen". En woorden als: "inter- temporale bestedingspreferen tie", "Elaborated-code-taal-ge- bruik", "redresserend", "cova- riantie", "platitude" (waarmee de nota nota bene begint), "kom- paratieve ongelijkheid" etc. De samenstellers van de nota had den ofwel een verkeerd beeld van degenen die geacht werden het werkstuk te lezen, ofwel ze wil den het lezerspubliek zeer be perkt houden. Behalve de vormgeving was verder ook de procedure waaraan de gemeente de betrokkenen wilde onderwerpen, weinig gelukkig. Slechts een maand kregen zij om op de nota te reageren. En dat vond men te kort, "onredelijk" of "ondemocratisch". De nota "Maakt Leiden School?" bevatte tenslotte zeer ingrijpende, alge mene uitgangspunten en deze dienden grondig bestudeerd te worden. Al spoedig ging de gemeente door de knieën en de termijn werd verlengd. Inmiddels zijn alle bin nengekomen reacties keurig ge bundeld in een lijvig boekwerk, dat zo'n drie weken geleden ver scheen. Wie deze bundel met reacties door bladert, komt tot interessante bevindingen. Zo is er - om nog even bij de presentatie te blijven - kritiek over het ontbreken van de namen van de samenstellers (wie is verantwoordelijk?), de schrij vers van de nota wordt hier en daar gebrek aan realiteitsbesef verweten ("De dromers uit de nota") en er worden conclusies getrokken, die weinig aan duide lijkheid te wensen overlaten ("Een slecht rapport", "Geen ba sis voor (discussies over) een toe komstig onderwijsbeleid in deze gemeente"). Maar er zijn ook positieve reacties, waarin het wordt toegejuicht dat erin Leiden nu eindelijk eens een principiële discussie wordt aan gezwengeld over de vraag waar we met het onderwijs naar toe moeten. De in de nota genoemde "ontklassikalisering" (minder in klassen werken en meer aan- t dacht voor het individu), selec ties, drempels, integratie kleuter en basisonderwijs, midden school en ouderparticipatie zijn wat dat betreft aangrijpings punten die positief worden ge waardeerd. De nota "Maakt Leiden School?" heeft inmiddels, net als de twee contourennota's van ex-minister Van Kemenade, flink wat over hoop gehaald. De vrees voor identiteitsverlies - zo die bij sommige scholen bestond - is er wellicht door versterkt. De vraag waar men in het onderwijs mee bezig is, is er misschien actueler door geworden. In elk geval heb ben de samenstellers van de nota één van hun doelstellingen be reikt: er is een discussie op gang gekomen over het onderwijs in Leiden. Een discussie, die vol gende week dinsdagavond een vervolg krijgt met een hoorzitting in de foyer van de Stadsgehoor zaal (aanvang 20.15 uur), waarop na een inleiding door wethouder Tesselaar een aantal punten ter discussie zal worden gesteld, zoals integratie, selectie, ontklas sikalisering, ouderparticipatie en tweede-kans-onderwijs. In de komende maanden zullen er enkele zg. deelnota's (eveneens discussienota's) verschijnen over de spreiding van scholen (komt volgende week uit), integratie kleuter- en lageronderwijs, selec tie in het onderwijs, ouderparti cipatie en her- en bijscholing on derwijsgevenden. Ook zal er een nota komen over de toekomst van het voortgezet on derwijs met als eén van de boei ende vragen "Moet het stedelijk gymnasium als categoraal gym nasium worden gehandhaafd of worden omgevormd tot scholen gemeenschap voor mavo/havo/vwo?". Daarover en over enkele aspecten van de nota "Maakt Leiden School?" gaat onderstaand gesprek met de ver antwoordelijke wethouder, Dick Tesselaar. LEIDEN - "Het taalgebruik in de nota is moeilijk", erkent Tes selaar. "Maar dat gaat zo: er wor den eerst deelstukken geschre ven en dan wordt er gezegd: de moeilijke woorden moeten eruit. Dan wordt dat nagelopen en dat gebeurt dan onzorgvuldig. En je zit verder met het citeren van deskundigen. Maar ik moet toe geven: we hadden de doelgroe pen (degenen voor wie de nota bestemd is red.) niet duidelijk voor ons toen we die nota schre- Door Wim Wirtz In veel reacties op de nota klinkt het verwijt door dat de presentatie ondemocratisch is. Er is niet ge vraagd of er wel behoefte aan was, welke basisprincipes aan zo'n nota ten grondslag moeten liggen etc. T.: "De mensen zijn vergeten dat er binnen de gemeenteraadscom missie onderwijs een nota is be handeld waarin de school- en mi lieurelatie aan de orde kwam. Die is toen niet goed ontvangen en toen is er gezegd: er komt een nieuwe nota. Intussen kregen we er twee onderwijskundigen bij en toen is het idee gerezen om een nota te schrijven en die in Leiden te verspreiden". Dat is met die eerste nota School en Milieu niet gebeurd. T.: "Nee, dat is waar. En achteraf heb ik het idee dat we met de nota "Maakt Leiden School"? gewoon teveel overhoop hebben gehaald. Het had, geloof ik, beter een korte nota kunnen zijn met een aantal duidelijke, algemene maat schappelijke uitgangspunten ge relateerd aan algemene onder wijskundige uitgangspunten. Je moet straks ook met duidelijke en heldere deelnota's komen, waarin concrete punten aan de orde komen. De integratie van kleuter- en lager onderwijs, de schoolgrootte, dat wordt straks aan de ouders en onderwijsk rachten voorgelegd. En ook dan zijn het discussienota's" Eén van de aardigste discussiepun ten in de nota is natuurlijk de vraag of het gymnasium als cate goraal gymnasium moet btijven voortbestaan. In de nota wordt gesproken van drie scholen gemeenschappen voor openbaar voortgezet onderwijs in de toe komst: Louise de Coligny in noord-west, Rembrandt Scholen gemeenschap in zuid-west en een scholengemeenschap in de profes- sorenwijk. Dat wordt dan het gymnasium? r.: "Dat is een mogelijkheid. Een scholengemeenschap Wethouder Tesselaar zou o.a. kunnen bestaan uit het gymnasium met nog iets er aan vast. Een tweede mogelijkheid is dat je ook kunt overwegen of je niet naar een andersoortige school moet streven. En dan kom je uit op de middenschool. En misschien moet je dan wel den ken aan een middenschool met beroepsonderwijs, bijvoorbeeld technisch onderwijs met huis- houd- en nijverheidsonderwijs. Maar ik ben daar bewust terug houdend over". Maar gaat het categoraal gym nasium in Leiden wel ver dwijnen? T.: "Dat weet ik niet. Kijk, laat ik voorop stellen dat je wel moet denken aan de haalbaarheid van realisatie. De animo bij de rijks overheid om iets nieuws tot stand te brengen is nu wel zeer gering en geldmiddelen voor iets nieuws worden er ook niet beschikbaar gesteld. Maar je kunt je wel af vragen of het feit dat er nu onge deeld vwo in de wet is opgeno men (d.w.z. alle eindexamens van voorbereidend wetenschappelijk onderwijs gelijkgeschakeld zijn, red.) een apart gymnasium nog wel wettigt. In Leiden heeft het stedelijk gymnasium nu 650 leer lingen. Dus het argument van een kleine school - zo dat ooit een ar gument is geweest voor goed on derwijs - is ook al niet meer van toepassing". Daar kan weer veel onrust uit voortkomen als dit ter discussie komt. T.: "Onrust hoefje niet te hebben, al besef ik heel goed dat dit onder werp gevoelig ligt. Maar het gaat om een discussie en daaruit hoeft geen onrust voort te komen. Er zijn straks trouwens wel andere problemen waar we ons druk over kunnen maken - dat haal je de donder. De mensen in het on derwijs kunnen zich gaan afvra gen: heb ik straks nog wel werk? Dat is realiteit". Even terugkomend op de nota "Maakt Leiden School". Hoe heb je alle verwijten in de reacties er- T.:"Ik denk dat een aantal ver wijten terecht is, bijvoorbeeld over dat taalgebruik. En wat de presentatie betreft, ja, hoe ver velend dat ook klinkt, maar ik heb het nog geen één keer mee gemaakt dat de termijn om op een stuk te reageren, lang genoeg was. Maar wat inspraakprocedu res en regels betreft ben ik waar schijnlijk inmiddels een beetje afgestompt". LEIDEN - Alle horecaonderne- mingen moeten straks op de zelfde tijdstippen hun etablisse- ANTIEKE EN STIJLKLOKKEN Uw vakadres Eigen ateliers De betere kwaliteiten in de voordeligste prijzen v.d. WATER menten sluiten. Er wordt paal en perk gesteld aan de uitbreiding van het aantal cafés annex bars. In principe kan er in Leiden geen horecavestiging meer bijkomen, tenzij B en W desgevraagd een ontheffing van deze bepaling willen geven. Ziedaar twee belangrijke pounten uit een ontwerp-verordening, waarmee de gemeente een po ging wil doen om de stor machtige ontwikkeling (althans: de kennelijk als stormachtig er varing ontwikkeling van de Leidse horeca in te dammen. Aanleiding: klachten die buurtbewoners regelmatig heb ben geuit over de hinder die zij van diverse horecabedrijven on dervinden. Vooral in de Pieter- swijk werden die geluiden waar genomen. In het openbaar wordt daar de laatste tijd niet veel meer over gehoord, maar misschien zijn de bewoners ontmoedigd. Het tempo waarin binnen het gemeentelijk apparaat is gewerkt aan de totstandkoming van een dergelijke verordening is, om het eufemistisch uit te drukken, niet verbluffend geweest. In decem ber 1975 verschenen de eerste concept-verordeningen waar over in de raadscommissie die dat aangaat (de commissie voor algemene en bestuurlijke aange legenheden) boeiende discussies werden gevoerd. Zowel hore caondernemers als buurtbewo ners roerden zich danig. Daarna trad de stilte in. Eigenlijk veran derde niets. Burgemeester Vis probeerde tus sentijds wel te bereiken dat drie open blijven dan andere cafés en bars) zouden kwijtraken, maar dat lukte niet. De burgemeester wilde de ontheffing die deze eta blissementen sinds jaar en dag in hun bezit hadden, niet verlengen, maar zij gingen (met uitzonde ring van Club '70) met succes in beroep bij de gemeenteraad (die daarvoor de commissie beroep schriften heeft). De commissie heeft geoordeeld dat de be- etablissemènten, Pardoeza, Sa mantha's en Club '70 hun uitzon deringspositie (zij mogen langer staande situatie gehandhaafd moet worden, zolang er geen regeling is ingevoerd. "We wachten nog op het com mentaar van de Kamer van Koophandel", zo luidde de reac tie van een gemeentelijk woordvoerder ruim een jaar ge leden op de vraag waar de resp. met spanning en vrees tegemoet geziene gemeentelijke verorde ningen bleven. De kamer reageerde op 10 februari 1977. Het zou nog bijna een jaar duren voordat de desbetreffende nota's eindelijk kwamen. Een (cyni sche?) ambtenaar heeft er wel in kapitalen en dubbel onderstreept het woord "spoed" op geschre ven. Opmerkelijk is het boven dien om van de chef van de afde ling algemene zaken, mr. De Jong, te vernemen dat hij het nut van een der nieuwe verordenin gen in twijfel trekt. Hij ontraadt het college de verordening aan te nemen, vanwege het vele werk dat er aan vastzit. Het instituut "vermakelijkheidsinrichtingen" wordt volgens hem al voldoende door middel van bestaande wet ten en verordeningen aan banden gelegd. Het college van B en W heeft toch besloten om de verordeningen aan de commissie voor algemene en bestuurlijke aangelegenheden voor te leggen. In vergelijking met het voorgestelde, dat de commissie twee jaar geleden on der ogen kreeg, springt een wijzi ging er uit. Verdwenen is de van provinciaals denken getuigende suggestie om de daadwerkelijke sluitingstijden te vervroegen. In feite blijft de situatie volgens het huidige voorstel voor de meeste etablissementen hetzelfde. Al leen de drie bovengenoemde ón dernemingen, Pardoeza, Sa- mantha's en Club '70 moeten nu eerder dicht dan ze gewend zijn: gelijk met de andere. Dat is op zich rechtvaardig. Het tegendeel daarvan is wel dat voor studen tensociëteiten die regel niet zal gelden: zij mogen wel langer open blijven. Kortom: de gewone Leidenaar wordt geacht om een of twee uur het café te hebben verlaten, maar de student kan nog wat langer doorgaan. For meel geldt die uitzonderingsposi tie ook voor andere sociëteiten (niet voor iedereen toegankelijk) maar de praktijk is nu eenmaal dat er vrijwel geen andere dan studentensociëteiten bestaan. Jammer blijft het dat het voorstel van de Leidse horeca om de sluitingstijden te spreiden (waarbij een aantal cafés eerder dichtgaat dan nu en eén ander aantal later) kennelijk nooit se rieus in overweging is genomen. De overlast die bewoners onder vinden, speelt zich voornamelijk op straat af en wordt vooral ver oorzaakt door de gelijktijdigheid van de sluitingstijden. Spreiding van sluitingstijden betekent vermindering van overlast. Ver vroeging van sluitingstijden be tekent alleen maar vervroeging van de overlast. In vergelijking met andere steden gaan de ho- reca-etablissementen in Leiden echt niet zo laat dicht. Ook in dit verband heeft de stad een zekere centrumfunctie waar te maken. JOHN KROON Quarts - Horloges De Aller Beste EIGEN ATELIERS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 3