Infecties: het onveilige
gevoel in 'n ziekenhuis
DE VADERLOZE MAATSCHAPPIJ
Aanpak ondanks onrustbarende cijfers nog niet goed op gang gekomen
Gebruik
antibiotica
moet aan
banden
ZATERDAG 14 JANUARI 1978
PAGINA 21
LEIDEN - De Utrechtse lector in de besmet
tingsleer dr. Jan Verhoef bracht een paar maan
den geleden enkele opmerkelijke cijfers ter ta
fel. Cijfers die je onmiddellijk het gevoel gaven
datje als patiënt in een ziekenhuis eigenlijk he
lemaal niet zo veilig bent.
Want, zo rekende Verhoef ons voor, in een ziekenhuis loopt één op de tien
patiënten een infectie op, sterft één op de 200 tot 500 patiënten aan een
infectie en komen in 5 tot 25 procent van de gevallen wondinfecties voor
na een operatie.
huisinfecties de Nederlandse
samenleving ongeveer 150 mil
joen gulden per jaar. De redene
ring van de lector volgend zou je
daarop dus zo'n 75 miljoen gul
den kunnen besparen.
Ziekenhuisinfecties
keerzijde van de moderne ge
zondheidszorg, zei Verhoef,
wiens cijfermateriaal het me
disch bedrijf in een nogal vreemd
daglicht stelt. Want waar ener
zijds - met wisselend succes -
topgeneeskunde wordt bedre
ven, is anderzijds de kans op in
fecties in een ziekenhuis er de
laatste jaren niet kleiner op ge
worden.
Wie de cijfers van de Utrechtse lec
tor oppervlakkig bekijkt, wordt
door een lichte angst bevangen.
Er zijn echter nogal wat nuances.
Zo heeft Verhoef bij zijn to
taalscores ook de infecties bij
bloedkankerpatiënten betrok
ken. En aangezien bij dit soort pa
tiënten de doodsoorzaak zich
grotendeels aan infectie ontleent,
slaat de balans hierdoor nog eens
extra negatief uit.
Toch moeten de cijfers van de lec
tor niet al te lichtvaardig worden
opgevat. Want het is niet denk
beeldig dat ze de werkelijkheid
maar matig weerspiegelen. Een
chirurg bijvoorbeeld zal in prin
cipe immers niet volgaarne er
kennen dat er op zijn afdeling een
groot aantal infecties voorkomt.
En het i§ daarom ook niet zo on
waarschijnlijk dat hij niet altijd
„eerlijke" getallen zal verstrek
ken als hem daarom gevraagd
wordt.
Verhoef meent dat de ziekenhui
sinfecties met passende maatre
gelen tot de helft kunnen worden
teruggebracht. Dat bespaart niet
alleen een hoop leed en proble
men, het scheelt ook aanzienlijk
in de portemonnee. In het alge
meen leiden infecties namelijk
tot een langduriger verblijf in het
ziekenhuis (gemiddeld zeven da
gen) en dat kost dus meer geld.
Volgens Verhoef kosten zieken-
Afweer
De voornaamste oorzaak van infec
ties in ziekenhuizen zijn de bac
teriën die de mens bij zich draagt.
Huid- en slijmvliezen zorgen er
voor dat deze bacteriën niet het
lichaam* binnendringen. Doen ze
dat wel - bijvoorbeeld na een
operatie - dan hangt het helemaal
van de afweer van het lichaam af
of ze een infectie zullen veroorza
ken. Doordat het medisch han
delen in een ziekenhuis de afweer
van de patiënt in het algemeen
verzwakt, hebben infecties een
vrij goede kans. Het veelvuldig
toedienen van zg. antibiotica
(zoals peniciline) draagt daar be
langrijk toe bij. Antibiotica ma
ken de afweerstoffen tegen be
paalde infectiebacteriën niet ka
pot, maar selecteren ongevoelige
bacteriën uit. En deze kunnen op
een gegeven ogenblik dan met
volle kracht toeslaan.
Nog onlangs noemde de Leidse
hoogleraar in de medische mic
robiologie (bacteriologie) prof.
dr. R. P. Mouton dit typische
ziekenhuisverschijnsel onrust
barend. In een toespraak ter ge
legenheid van zijn ambtsaan
vaarding zei hij dat bij bepaalde
bacteriën een toenemende Qnge-
voeligheid voor antibiotica viel te
constateren. Veelvuldig gebruik
van antibiotica leidt indirect tot
meer infecties. Dus moet het ge
bruik van antibiotica in zieken
huizen worden teruggedrongen,
aldus de hoogleraar.
Huisartsen
Prof. dr. R. van Furth, hoogleraar in
de infectieziekten aan de Leidse
universiteit, deelt die opvatting
wel. Hij vindt ook dat er zowel in
als buiten de ziekenhuizen no
t Prof. Van Furth: de vraag rijst wie wie controleert.
deloos veel antibiotica worden
gebruikt. In het academisch
ziekenhuis, waar hij werk, maken
de kosten van antibiotica een
derde van het totale geneesmid
delenbudget uit. Om nog maar
niet te spreken van de hoeveel
heden antibiotica die door de
huisartsen worden voorgeschre-
„In het algemeen", meent Van
Futh, „worden er bij de huisart
sen teveel antibiotica gebruikt.
Ze worden zelfs voorgeschreven
bij de bekende virale infecties,
zoals verkoudheden, keelontste
kingen en de zogeheten griepjes.
En dat is helemaal niet nodig.
Een paar dagen onder de wol en.
een paar dagen uitzieken is vol
doende".
„Maar als je een huisarts daarop
aanspreekt, 'dan hoor je nogal
eens dat het publiek het vraagt.
Ik denk dat beter onderwijs hier
de oplossing is; de arts heeft na
melijk niet goed geleerd om - als
het enigszins kan - zich van an
tibiotica te onthouden.
Aan de andere kant is een grote
veroorzaker van veel antibiotica-
gebruik ook de industrie, die na
tuurlijk zoveel mogelijk produk-
ten op de markt wil brengen. Er
zijn door de industrie wel ontzet
tend bruikbare middelen op de
markt gebracht, maar de manier
waarop dat gaat deugt vaak niet.
Als er een nieuw middel is ver
vaardigd, dan zegt de industrie
tegen de arts: dat moet u nemen,
dat kan je voor alles gebruiken.
En dan neemt de arts dat middel,
want de reclame van de industrie
en de artsenbezoekers hebben
een enorme invloed. Voeg daarbij
een stuk gebrek aan onderwijs in
de farmacotherapie in Neder
land, en de arts wordt al gauw in
de verleiding gebracht". Veel
vuldig antibioticagebruik is een
belangrijke, maar niet de enige
oorzaak van infecties in zieken
huizen. Ook op het gebied van de
hygiëne valt er nog heel wat te
verhapstukken. In brede kring
wordt het zo langzamerhand dan
ook wel wenselijk geacht dat er
goede controle is op ventilatie-
en airconditioningssystemen,
verpleeg- en behandeivertrek-
ken, beademings- en andere ap
paratuur, en niet te vergeten: op
het ziekenhuispersoneel zelf.
Wild-west
Of daar ook altijd de hand aan
wordt gehouden is iets anders. In
het ene ziekenhuis zal de controle
ongetwijfeld beter georganiseerd
zijn dan in het andere. Prof. Van
Furth is van mening dat er wat
dat betreft, met name in de
streekziekenhuizen, nog „veel
wild-west" voorkomt.
„Hier in het academisch zieken
huis", zegt hij, „beschikken wij
voor die controle over meer
manpower dan in andere zieken
huizen. We hebben een speciale
infectiecommissie - waarvan ik
voorzitter ben - met twee ver
pleegkundigen, twee analisten en
een secretaresse, plus een bac
terioloog. De algemene taak van
die infectiecommissie behelst op
sporing en begeleiding. En ze kan
gevraagd en ongevraagd advies
uitbrengen over maatregelen die
genomen moeten worden".
Soortgelijke commissies - maar
kleiner van omvang en minder
professioneel toegerust - zijn er
in het Diaconessenhuis in Leiden
en het St. Elisabeth Ziekenhuis
in Leiderdorp. Volgens dr. G. L.
Smit, die als bacterioloog aan
beide ziekenhuizen verbonden is,
is het probleem van de zieken
huisinfecties in deze streek
ziekenhuizen minder omvang
rijk dan in het academisch
ziekenhuis, vooral omdat er in
het AZL sprake is van een veel-
vuldiger antibioticagebruik.
Een oordeel over het opmerkelijke
cijfermateriaal van de Utrechtse
lector Verhoef heeft hij niet -
omdat hij de cijfers niet kent.
Prof. Van Furth daarentegen
toont zich wat dat betreft nogal
sceptisch. „Het zijn voor het
overgrote deel geen Nederlandse,
maar Amerikaanse getallen",
zegt hij. „En de situatie in de
Amerikaanse ziekenhuizen is
heel anders dan hier. We weten
ook dat dat geldt voor het an-
tibioticabeleid".
Commissie
Van Furth wil niet onmiddellijk
beamen dat de infecties in Ne
derlandse ziekenhuizen, zoals
Verhoef stelt, met de helft kun
nen worden teruggebracht. Maar
hij gelooft wel dat er in dat op
zicht nog heel wat verbeterd kan
worden.
In bredere kring is dat besef in Ne
derland iets van de laatste vijftien
tot twintig jaar. Zo werd er begin
van de jaren zestig op initiatief
van de Gezondheidsraad TNO -
naar goed Hollands gebruik - een
commissie ingesteld, die richt
lijnen zou moeten aangeven voor
de preventie en bestrijding van
ziekenhuisinfecties. In 1966 - zes
jaar na haar geboorte - bracht de
commissie een lijvig rapport ter
tafel. En in 1974 begon een werk
groep uit weer een nieuwe com-'
missie van de Gezondheidsraad
te sleutelen aan „Herziene richt
lijnen ter preventie en bestrijding
van ziekenhuisinfecties", die vo
rig jaar juli aan de minister en
staatssecretaris van volks
gezondheid en milieuhygiëne
konden worden aangeboden.
Inmiddels heeft elk zichzelf res
pecterend ziekenhuis de dikke -
herziene - pil van de Gezond
heidsraad wel in z*n bezit. Maar in
de aanpak van ziekenhuisinfec
ties heerst in Nederland onge
twijfeld nog grote willekeur. Zo
kan het voorkomen dat terwijl er
in het ene ziekenhuis nog op een
„hap-snap" manier met an
tibiotica wordt omgesprongen, er
bijvoorbeeld in het Leidse aca
demisch ziekenhuis een hand
tekening voor nodig is om aan
bepaalde antibiotica te komen.
„Je zou landelijk tot betere af
spraken moeten komen", vindt
prof. Van Furth, voor 't gebruik
van bepaalde antibiotica. Daar
naast zou elk ziekenhuis met
meer dan 300 a 400 bedden een
ziekenhuisnurse moeten hebben
met een controlerend team. Op
de afdelingen zelf rijst de vraag
wie wie controleert. Er zou een
zekere discipline moeten zijn.
Maar er werken uiteindelijk al
lemaal individualisten, in Ne
derland schijnt dat in elk geval
niet zo goed te kunnen".
"Ik ben de baas in huis, maar wat mijn vrouw zegt zal
gebeuren".
Het is een bejaarde spreuk die een onder de plak ge
raakte oom van me, in een mélange van gekwetste
eigendunk en opmerkelijke waarheidsliefde, graag
aanhief als ik, nog lang niet besprongen door huwe
lijkse teisteringen, tegen zijn knie leunde.
Alles wijst er op dat dit gezegde
de laatste jaren veel meer
geldigheid heeft gekregen dan
het mannetjesdier er ooit aan
heeft willen toekennen: we
schijnen op weg te zijn naar een
vaderloze maatschappij,
waarin de autoritaire vader met
zijn gezag-op-afstand wordt
vervangen door de liefheb
bende moeder met haar
gezag-van-nabij
door naar Havo, terwijl het bij
de jongens omgekeerd is, die
stromen terug van Havo naar
Mavo. Er blijkt uit dat meisjes
meer zelfvertrouwen hebben
gekregen, verder willen stude
ren, terwijl die jongens pes
simistischer zijn en minder
zelfvertrouwen bezitten.
Gerard de Haas, docent
Jeugdkunde aan de universi
teit van Utrecht, heeft theolo
gie gestudeerd, dook ook in de
filosofie, geraakte in het
jeugdwerk en kv/am vandaar,
via publikaties over dit onder
werp, aan de universiteit te
recht.
Hij is 38, en houdt zich nu al en
kele jaren bezig met het opge-
melde verschijnsel: de ontva-
derlijking" en "vermoederlij-
king" van de samenleving. Er
zijn ontwikkelingen bezig die
zich nog wel geruime tijd zullen
voortzetten, maar De Haas
waagt zich niet aan toekomst
voorspellingen. Ook al omdat
de maatschappij de gewoonte
heeft profeten en futurologen
in hun hemd te zetten.
Wat hierna volgt zijn dan ook ge
dachten (geen dogma's of con
clusies) van De Haas.
"Het begint er mee dat er zeker
sprake is van discriminatie van
jongens en mannen, ondanks
alle discussies over de gebrek
kige emancipatie van de
vrouw. Ik heb gemerkt dat op
een aantal scholen jongens be
ginnen zich gediscrimineerd te
voelen, want van de meisjes
stromen er veel meer van Mavo
Instanties
"Het merkwaardige is dat die
ontwikkeling in weten
schappelijke publikaties, zoals
van de psychiater Alexander
Mitscherlich, al jaren geleden is
aangekondigd - hij heeft de te
rugval van de man, van de va
der, al een kleine twintig jaar
geleden gesignaleerd. Kort na
de Tweede Wereldoorlog was
dat een concreet gegeven om
dat er zo veel vaders omgeko
men en gesneuveld waren,
maar ook toen ging het toch al
verder, vaders worden mannen
en die mannen worden ano-
functionarissen.
„Ik noem ze zo omdat de maat
schappij geen samenleving van
mensen meer is, maar bestaat
uit organisaties, instanties en
instituten die voor het grootste
deel door mannen worden be
volkt. Die mannen voelden zich
onzeker, omdat ze weten dat ze
hun baan kunnen kwijtraken -
ze moeten zich dus waar ma
ken.
Daarbij kwam dan nog de ver-
moederlijking, de matrificatie,
van de maatschappij; een be
trekkelijke overheersing van
moederlijke verhoudingen.
Het ligt wel voor de hand,
trouwens: 95 procent van de
vrouwen brengt nog steeds
voornamelijk thuis door, ter
wijl 80 procent van de mannen
een baan heeft die hem con
stant bezighoudt.
„Die feiten kunnen er best mee te
maken hebben dat er op de
vrouwenemancipatie, die na
tuurlijk goed én nodig was,
geen reactie van de mannen is
gekomen - kijk maar weer naar
de gevolgen van het onderwijs,
waar jongens het laten afweten
en meisjes niet; kijk maar naar
het succes van de moeder-
Mavo's. Vrouwenemancipatie
wordt nog altijd gezien als het
inhalen van een achterstand,
maar ik denk eigenlijk dat
vrouwen nu bezig zijn een ver
worven voorsprong te consoli
deren door hun toegenomen
bewustzijn.
Luxe
„Waar die ontwikkelingen verder
toe kan leiden durf ik niet te
zeggen, alleen een volslagen
matriarchaat waar sommige
mannen bang voor zijn, zie ik
niet. Kijk, veel vrouwen willen
naast hun huiswerk een baan
hebben, maar ik geloof niet dat
ze zin hebben om helemaal on
der te duiken in die anonieme
functionarissenmaatschappij.
Daarom blijft emancipatie ook
een betrekkelijke luxe; de
vrouw kan nog een groot deel
van haar eigen indentiteit be
houden die de man in zijn ano
nieme status is kwijtgeraakt.
Trouwens, het is best mogelijk
dat er weer een herwaardering
van de man komt, omdat hij die
baan toch maar moet vervullen,
het geld moet verdienen.
Gerard de Haas
„Bovendien kun je je afvragen of
men in staat zou zijn het ar
beidsbestel zo te reorganiseren
dat vrouwen volledig inzètbaar
worden. Het criterium van
werkwilligheid is nog altijd'de
bereidheid om veertig uur per
week bij dezelfde baas te wer
ken. Dat criterium is in de ar
beidswetgeving gewoon niet
omver te krijgen, dat geldt nog
steeds. Daar is uit op te maken
dat die maatschappij niet van
zins is vrouwen helemaal in het
arbeidsproces in te passen.
„En ze blijft uiteraard altijd de
moeder die het gezin bedisselt
en daardoor een heel concrete
macht heeft gekregen.
Archie
Ik zeg vaak: „All in the family" is
niet actueel meer in de ver
heerlijking van de vaderrol.
Edith Bunker doet toch wel
wat ze wil en de feitelijke macht
van Archie Bunker is al lang tot
nul gereduceerd. Dat boek
Het kleine verschil" van Alice
Schwartzer kun je er ongeveer
mee vergelijken, daarin wor
den de mannen bijna uit
sluitend gezien als brute figu
ren die de vrouwen misbruiken
vanuit hun machtspositie.
„Een soort Bunker-effect, maar
ik moet zeggen dat ik mezelf
niet herken in dat soort man
nen. Ik vind het best reëel als
vrouwen zeggen: Pas op, man
nen, straks hebben we jullie
niet meer nodig, we kunnen
ook zelf wel klaarkomen, maar
dan moet je erkennen dat de
achterstand van de vrouwen
zoals Schwartzer en het Hite-
rapport die beschrijven, als is
omgebogen tot een voorsprong
vanuit dat aspect van zelf
bevrediging. Dat is ook vast te
stellen uit het feit dat ik in
mannenliteratuur nog nooit
zulke zinnige dingen over mas
turbatie heb gelezen als middel
om onafhankelijk te worden
van het andere geslacht.
"Hoe de situaties veranderd zijn
heb ik ontdekt door een ge
sprek met de protestantse sek-
suoloog Dupuis. Die is, als
huisarts in Rotterdam, voor de
oorlog een nevenpraktijk als
seksuoloog begonnen. In die
begintijd bestonden zijn pa
tiënten voor de helft uit pubers
met masturbatieproblemen en
voor de andere helft uit frigide
vrouwen. Toen ik hem in 1975
sprak, bleek dat hij voor vier
vijfde met impotente mannén
te maken had. Ja, wat wil je. Die
man moet al zijn tijd en aan
dacht in zijn baan stoppen,
terwijl de vrouw energie en
aandacht aan haar man en kin
deren wil geven. Die man komt
moe thuis, wil niet aan zijn
hoofd gezeurd worden, heeft
niet meer de energie om in de
liefde te investeren - hij wordt
impotent of vóelt zich im
potent.
De pil
"En zo zal het nog wel een poosje
doorgaan, want ook jongens
van nu leven nog vaak volgens
het traditionele rollenpatroon:
ze worden verliefd op een
meisje, willen gaan samenwo
nen en vervolgens trouwen en
kinderen krijgen. Maar die
meisjes zeggen: jullie hebben
eeuwenlang veel meer mogen
doen dan wij, nu gaan wij onze
gang ook eens. Dat komt uiter
aard door de pil, zeg maar de
seksuele revolutie: er is voor de
meisjes een veel groter stuk
toekomst opengelegd.
"Uit twee onderzoeken is geble
ken dat in 1968 een meisje dat
op straat rookte als een hoer
werd gezien, terwijl dat ver
schil in opvatting in 1975 - in
zéven jaar tijds dus - volledig
was weggevaagd. Hetzelfde
geld voor drankverbruik, het
meisje dat alleen uitgaat, het
meisje dat met een jongen gaat
kamperen; het is een revolutie
die veel vrijheid en dus voor
sprong heeft gebracht.
"Nóg een punt waarop meisjes in
het voordeel zijn: het feit dat ze
een jaar eerder geslachtsrijp
zijn dan jongens. Vroeger was
dat niet zo'n punt, want als
compensatie mochten jongens
altijd meer dan-meisjes. Nu zie
je de voorsprong van de jonge
meisjes die zich al helemaal op
hun vrouwzijn richten en aan
de toekomst denken, terwijl die
jongens nog blagen zijn en he
lemaal niet aan de toekomst
willen denken.
Manne-noden
"Voorlopig blijft die voorsprong
groeien, want gemiddeld is de
vrouw rond haar vijfen
dertigste jaar innerlijk geheel
volwassen, terwijl dat voor de
man gemiddeld veertig jaar is.
Vroeger duurde dat volwassen
worden voor de vrouw, onder
meer door angst voor zwanger
schap, veel langer. En ik denk
dat dit proces de komende ja
ren sterk zal verhevigen en dat
we dan pas zo ver zullen zijn dat
we eindelijk serieus gaan pra
ten over de noden in de man
vrouw-verhouding. Want we
hebben het altijd over de noden
van de vrouw, maar die heeft de
man ook, die heeft ook zijn fru
straties, zijn overgangsperiode,
zijn onzekerheden.
"Het wordt met en over elkaar
praten. Want de man mag dan
nu al rond zijn veertigste vaak
nu zeggen: Wat heb ik nou
eigenlijk gepresteerd, over een
aantal jaren zal de vrouw waar
schijnlijk denken: Wat heb ik
eigenlijk met mijn leven ge
daan, behalve dat ik een paar
kinderen heb opgefokt".