Molukken, straatarm paradijs
Bij veel Molukkers
in Indonesië leeft
RMS-gedachte niet
Dringend behoefte aan geschoolde werkers
ZATERDAG 24 DECEMBER 197'
Nous Solisa en Theo Thenu, twee
radicale Zuidmolukse jongeren,
maakten onlangs samen met een
verslaggever van de Gemeen
schappelijke Pers Dienst een
reis naar Indonesië. Hoogtepunt
vormde een bezoek aan Ambon,
het eiland waar in het verleden
ooit de Republik Maluku Sela
tan (RMS), de Vrije Republiek
der Zuid-Molukken, werd ge
proclameerd. Bijgaand enige
ervaringen van het drietal in
Indonesië.
AMBON-STAD - De eerste stappen op het veel bezongen
eiland. Theo Thenu is 26 jaar oud. Twee van zijn broers
zitten in Nederlandse gevangenissen, wegens deelname
aan de treinkaping in Wijster en de schoolbezetting in
Bovensmilde. Noes Solisa. Hij is woordvoerder van de
Zuidmolukse jongeren in Bovensmilde, uit wier midden
de kapers voortkwamen. Zijn broer Bob zit in de gevang
enis, hij was een van de bezetters van het Indonesische
consulaat-generaal in Amsterdam, in 1975.
Theo en Noes bleven binnen de
grenzen van de wet, en nu zijn ze
hier, op het eiland Ambon, waar
het allemaal om begonnen is.
Elke minuut zijn ze zich bewust
van het schrijnende van de situa
tie: zij, die nooit werkelijk risico
hebben gelopen, wandelen over
het „beloofde eiland". De ande
ren, die dat wel deden," en in de
ogen van de Nederlanders mis
dadigers werden, offerden hun
leven, of in elk geval hun vrijheid.
En men mag betwijfelen of zij
ooit de goudgele stranden van
Ambon zullen zien.
Door
Bob Mantiri
Theo en Noes zijn de eerste mili
tante RMS'ers die Ambon bezoe
ken. Honderden vrienden, fami
lieleden en medestrijders in Bo
vensmilde, Assen en de andere
woongemeenschappen zullen
aan hun lippen hangen, als zij te
rugkomen. Zij zijn zich bewust
van hun verantwoordelijkheid,
als vertegenwoordigers van
40.000 ongelukkige (Zuid)Mo-
lukkers in Nederland. „We willen
proberen zo objectief mogelijk
onze indrukken over te brengen,
zo weinig mogelijk eigen inter
pretatie te geven", hebben ze alle
twee gezegd. Dat was ook de op
zet van onze expeditie: de idealen
uit Bovensmilde toetsen aan de
realiteit van Ambon.
Die realiteit valt niet mee. Al vóór
ons vertrek hadden Noes en Theo
tegen ieder die het horen wilde
gezegd dat zij zouden proberen
Ambon, en Indonesië in het al
gemeen, niet te bekijken met
Westerse ogen. „Een arm land. Er
moet nog heel veel worden opge
bouwd", zegt Noes al op de eerste
dag van ons bezoek. Een indruk
die de volgende dagen, in ge
sprekken met familieleden, stu
denten en Ambonese autoritei
ten, alleen maar sterker zal wor
den.
Geen honger
„Tien kinderen in één bed. Zo veel
familieleden in één klein huisje.
Dat is armoede", zegt Noes, als hij
terugkomt van een bezoek aan
een van zijn familieleden. Theo,
die ook familiebezoeken aflegt,
heeft dezelfde ervaring. Ook al
wordt er op Ambon geen honger
geleden - de sagopalmen groeien
voor wie ze maar wil kappen, de
zee is rijk aan vis armoede is er
wel. Onderontwikkeling.
In Djakarta waren we al voorgelicht
er de economische situatie op
Ambon. Generaal Slamet, afde
lingshoofd van de Bappenas, het
Indonesische nationale plan
bureau, had ons verteld: „Je moet
de ontwikkeling van Ambon niet
vergelijken met die van westerse
landen, je moet teruggaan naar de
koloniale tijd. Dan zie je wat een
vooruitgang we hebben geboekt.
In de Hollandse tijd waren er
vrijwel geen wegen. Nu zijn de
verbindingen bepaald goed te
noemen, ook tussen de eilanden.
We hebben al het mogelijke ge
daan om het isolement van de
eilanden te doorbreken. Vergele
ken met andere provincies
krijgen de Molukken een voor
keursbehandeling".
Niettemin vormen de Molukken,
ook binnen het ontwikkelings
land Indonesië, een achtergeble
ven gebied. Daarvoor zijn ver
schillende oorzaken aan te
wijzen. De geografische sprei
ding: 998 eilanden, waartussen
van januari tot en met april geen
scheepvaart mogelijk is. En ook
de strijd die in de vijftiger jaren
woedde, tussen RMS-voorstan-
ders en de troepen van de cen
trale regering, welke strijd de
ontwikkeling jarenlang tegen
hield.
Tekort aan kader
Er heerst een tekort aan geschoolde
werkkrachten, aan kader. Mo-
lukkers met een opleiding zien
meer mogelijkheden in Jakarta,
Menado of Ujung Pandang (het
vroegere Makassar), dan op het
eigen Ambon. De gouverneur
van Ambon, Hassan Slamet (geen
familie van de generaal, wel de
zelfde naam), streeft ernaar de
geschoolde Molukkers terug te
halen naar zijn provincie, door
wetenschappelijke centra te
stichten waarin de nadruk wordt
gelegd op de exploitatie van de
bodemschatten die onder de
zeebodem te vinden zouden zijn.
Ook het streven om de Molukse
jongeren uit Nederland terug te
laten komen past in dat beleid.
Dat er nog veel moet gebeuren, is
voor een ieder duidelijk. Zo
wordt er in de wateren tussen de
Molukken zeer veel vis gevangen.
Maar er is geen visverwerkende
industrie - de vis wordt in hoofd
zaak gevangen door Japanners,
die met eigen fabrieksschepen
rondvaren, waarop de vis direct
wordt schoongemaakt en inge
blikt. De Molukse vissers vissen
alleen voor de eigen markt.
Gouverneur Slamet vertelde ons,
op de eerste dag van ons bezoek
aan zijn eiland: „We hebben op
tmoeting vein Noes Solisa met zijn grootvader in het dorp Ulat op het eiland Sapar
onze begroting geld over. We
kunnen het geld dat we van de
centrale regering krijgen niet
opmaken, omdat er geen werk
krachten zijn".
Geen werkkrachten, wel genoeg
mensen. Maar, het moet maar
eens gezegd, de Ambonnees
houdt niet van werken.
Krijgsman door de eeuwen heen,
houdt hij er niet van met zijn
handen in de grond te wroeten.
En zeker niet in opdracht van een
ander, vooral als die ander ook
Ambonnees is. De rector van de
theologische hogeschool, profes
sor Radjawane, heeft nog een an
dere verklaring voor deze „lui
heid", die in alle gesprekken, ook
met de Ambonnezen zelf, naar
voren komt. „De Ambonnees is
eeuwenlang bediende geweest in
eigen land", zegt hij. „Dom ge
houden door de Hollanders. Dat
heeft hun karakter aangetast. Er
werd wel voor hen gedacht, door
de Hollanders. Die karaktertrek
is hen bijgebleven".
Mentaliteit veranderen
Gouveneur Slamet: „Er moet hier
een mentaliteitsverandering ko
men. De Ambonnees moet zelf le
ren iets te ondernemen. Initiatie
ven ontplooien en niet alles voor
zich laten doen". De gouverneur
hoopt van harte dat in deze situa
tie jonge Molukkers die nu on
gelukkig zitten te zijn in Neder
land, nieuwe impulsen kunnen
geven aan de ontwikkeling in
wat, in hun eigen ogen en in die
van de Indonesiërs, hun eigen
land is: de Molukken.
Gouveneur Slamet wil de mentali
teit veranderen. Een mentaliteit
die zegt: ik heb mijn sagoplanten,
mijn vis en mijn groentetuintje,
waarom zou ik me druk maken
om de economische structuur. In
Nederlandse ogen een benijdens
waardige situatie: kleinschalig
heid, spaarzaam gebruik van
grondstoffen, leven met de na
tuur.
Maar een arm land, waar ondanks
alles welvaartaspiraties opdoe
men en door de armoede gefru
streerd blijven, is bezeten van de
gedachte, dat het achterstanden
heeft, die moeten worden inge
haald. Elke Indonesiër op een
verantwoordelijke positie heeft
de mond vol van de „Pembangu-
nan", de Opbouw.
Materialisme alom, zodat Noes er.
Theo - toch wersters beinvloed -
zich beginnen af te vragen waar
de aandacht voor het geestelijke,
het immateriale, blijft, de inner
lijke waarden.
Dat komt naar voren in een gesprek
met studenten van de Pattimura
Universiteit in Ambon Stad. Acht
faculteiten, 2000 studenten, een
bruisend universitair leven. Want
de Ambonnees mag geen werk
ezel zijn, hij heeft er veel voor
over om zijn kinderen een goede
opvoeding te geven. Rector Les-
talukuw zegt: „Het is het ideaal
van elke Ambonnese vader zijn
kinderen naar de universiteit te
laten gaan".
Botsing van meningen
We zitten in hotel Angrek, het be
kendste hotel van Ambon, in de
Hollandse tijd. Op een steenworp
afstand van de plaats waar in 1951
de RMS werd geproclameerd,
discussiëren Noes en Theo met
de studenten. Een botsing van
meningen, ideeën en culturele
waarden. Het gesprek gaat over
vrijheid en democratie. „Zijn jul
lie vrij?" is de vraag van de Hol
landse Molukkers. „Politiek vrij,
vrij in je studie?"
„Wij voelen ons vrij binnen het ka
der van de Pantsjasila", is het
antwoord van Toos Sailosa, een
lange, bedachtzaam formule
rende student in de rechten. „Wij
willen zelf bepalen wat democra
tie voor ons, in onze Indonesische
situatie, inhoudt. Jullie moeten
geen westerse ideëen willen op
leggen aan een oosterse maat
schappij".
De Pantsjasila is de ideologische
basis van de eenheidsstaat Indo
nesië en behelst de vijf grond
beginselen, geformuleerd door
Soekarno: 1: geloof in God, in
vrijheid van godsdienst; 2: men
selijkheid en wederzijds respect;
3: geloof in de nationale eenheid
van Indonesië; 4: democratie,
d.w.z. het principe van de soever
einiteit van het volk, belichaamd
in een representatieve regering;
5: sociale rechtvaardigheid.
In de praktijk van het Indonesische
staatsstelsel werkt de Pantsjasila
als een samenbindend element,
waardoor het gigantische eilan
denrijk bijeen wordt gehouden.
Het derde principe, de onaan
tastbaarheid van de Indonesi
sche eenheidsstaat, is wellicht
het belangrijkste van de vijf.
Toos Sailosa redeneert ook vanuit
de Pantsjasila als hij zegt „Wij
zullen geen vierkante meter
grond prijsgeven aan de RMS".
De tegenstelling komt vooral
voort uit het krampachtige, bijna
religieuze vasthouden aan de
Pantsjasila, door de gezags
getrouwe Indonesische Molukse
studenten, tegenover de Hol
landse Molukkers, die de Pants
jasila niet direct van de tafel wil
len schuiven, maar wel willen
zien als één van de elementen in
de discussie over de toekomst.
En die met een vergelijkbare
hartstocht het RMS-ideaal aan
hangen.
Noes zegt: „Niets is eeuwig, ook de
Pantsjasila niet. Dat is een ge
dachte die in de lucht hangt, geen
wortels heeft. Die Pantsjasila
maakt dat men niet onafhanke
lijk durft te denken".
Uitbarsting
Voor Theo en Noes vormden be
zoeken aan familieleden de emo
tionele hoogtepunten van de reis.
Toen dan ook bleek dat de Indo
nesische autoriteiten ons pro
gramma zo strak hadden inge
deeld, dat er te midden van de
officiële gesprekken met de ene
generaal na de andere geen
ruimte zou overblijven voor vrije
bezoeken aan familieleden, ont
stond er een gespannen situatie.
Die kwam tot een uitbarsting tij
dens een - nota bene ingelast -
beleefdheidsbezoek aan de mili
taire bevelhebber van Ambon,
generaal Surodo. Theo kon zich
niet meer inhouden en zei: „Wij
hebben helemaal geen afspraak
met u. Wij hebben niets metu te
maken. U staat niet op ons prog
ramma". De generaal reageerde
absoluut niet. hield zijn verhaal.
Met de hand op het hart ver
klaarde hij dat er de laatste jaren,
tijdens zijn bevelhebberschap,
geen RMS-aanhangers zijn aan
gehouden op de Molukken. Hij
legt grote nadruk op de rol die het
leger speelt bij de opbouw van de
Molukken.
Na de uitbarsting van Theo blijkt
het plotseling toch mogelijk te
zijn dat er ruimte wordt gemaakt
voor familiebezoeken. De Indo
nesiërs overwonnen hun - niet
geheel misplaatste - achterdocht
en besloten het risico te nemen
dat Theo en Noes, tegelijk met
hun familiebezoeken, activitei
ten zouden ontplooien en be
hoeve van de RMS.
Armoede
Voor Noes betekende het bezoek
aan zijn grootvader in het dorp
Ulat, op het eiland Saparua, een
confrontatie met de armoede die
op de Molukken heerst. Het be
zoek kon niet langer duren dan
een half uurtje, we moesten vóór
donker terug zijn op Ambon. Met
de speedboot duurt de tocht twee
en een half uur. Wie niet zo rijk is
dat hij een speedboot kan huren,
is aangewezen op de veerdienst,
die zes en een half uur onderweg
Vandaar het isolement, en de ar
moede op Saparua en vele andere
eilanden. Theo en Noes hebben
vrijwel geen sporen van de RMS
aangetroffen op Ambon - niet zo
verwonderlijk, bij een bezoek
van slechts enkele dagen, met
een overladen programma. Maar
de verzekeringen, die alom wor
den gegeven, dat de RMS-ge-
dachte op Ambon alleen nog leeft
bij een zeer klein aantal ouderen,
lijken geloofwaardig.
Al heeft Noes wel een brief afkom
stig van ir. Manusama afgegeven
aan een contactpersoon. Dat
werd mij later door de Indone
siërs verteld, een bewijs dat we
goed in de gaten werden gehou
den, en dat men zich niet werke
lijk zorgen maakt over de RMS-
activiteiten, want noch Noes,
noch de ontvanger van de brief
heeft last gekregen met de Indo
nesische autoriteiten.
Erfenissen
Bij elk gesprek dat wij op Ambon
voerden kwam steeds weer tot ui
ting, dat, de Molukkers graag hun
broeders, die 25 jaar geleden naar
Nederland gingen, terug willen
zien. Ondanks de grote proble
men die dat zal geven met de ver
deling van het land - de erfenis
sen zijn verdeeld zonder dat er
rekening werd gehouden met
familieleden die in Holland zaten.
Maar het dilemma voor de Moluk
kers in Nederland, ook voor jon
gens als Noes en Theo, die zijn
grootgebracht met de RMS-ge-
dachte, is dat voor hen de terug
keer naar de Molukken onverbre
kelijk verbonden is met die an
dere droom: de verwezenlijking
van het ideaal van de vaders, de
Republiek der Zuid-Molukken,
de RMS. Een ideaal dat zij, willen
zij zich ooit kunnen inpassen in
de Molukken van nu, onderdeel
van Indonesië, zullen moeten af-
Misschien is het waar, dat de RMS
nu geen haalbaar ideaal is", zegt
Noes, op de terugweg van Am bon
naar Jakarta. „Maar ook dat is
niet eeuwig".
MENADO - Veertigduizend
(Zuid)Molukkers wonen in Ne
derland. Nakomelingen, groten
deels, van KNIL-soldaten en
RMS-aanhangers die in het begin
van de jaren vijftig zich lieten re
patriëren naar Nederland. An
derhalf miljoen Molukkers wo
nen op Ambon (veruit het dichtst
bevolkte eiland van de Moluk
ken). Twee miljoen Molukkers
wonen buiten Ambon, buiten de
Molukken, in andere delen van
Indonesië.
De co-voorzitter van de commis
sie-Kobben, Ch. Mantouw, stelde
in november voor dat, in het ka
der van onderzoekingen naar de
mogelijkheden voor een zelf
standige Republiek der Zuid-
Molukken, de dialoog zou wor
den geopend tussen RMS'ers in
Nederland, Molukkers op Am-
bon en Molukkers in de rest van
Indonesië.
De meeste van de twee miljoen
Molukkers buiten de eigenlijke
Molukken wonen op Sulawesi,
het vroegere Celebes, en dan met
name in Menado, de hoofdstad
van Noord-Celebes. Theo Thenu
en Noes Solisa hebben, tijdens
onze Indonesië-reis, ook in en
rondom Menado rondgekeken en
talloze gesprekken gevoerd. Hun
- en onze - conclusie: ook in Me
nado is geen enkele steun te vin
den voor de RMS-gedachte. De
Menadonezen voelen zich, meer
nog dan de Ambonezen, Indone-
„Vergelijk het maar met de Friezen
in Nederland", had drs. Sekotta,
rechterhand van de gouverneur
van Ambon, ons tevoren gezegd.
„Ook als ze buiten Friesland wo
nen voelen ze zich, cultureel, in
de eerste plaats Fries. Maar ze
denken er toch niet serieus aan
een eigen staat op te richten, los
van Nederland".
Twapro
De Menadonezen, die nauwe tradi
tionele banden hebben met de
Molukkers, hebben trouwens in
1951 gekozen voor Soekarno, te
gen de RMS. Hoewel Menado, net
als de Molukken, gold als zeer
pro-Nederlands en de bijnaam
had „Twapro", de twaalfde pro
vincie van Nederland. Maar toen
de grondlegger van de RMS,
Chris Soumokil begin 1950 van
uit Ujung Pandang (het toenma
lige Makassar) op Menado aan
kwam, in een door de Neder
landse kolonel Schotbergh - hij
was territoriaal troepen
commandant van Oost-Indoné-
sië - beschikbaar gesteld
vliegtuig, kreeg hij bij de Mena
donezen geen voet aan de grond.
Gouverneur Worang van Noord-
Celebcs, die m de jaren vijftig als
commandant van een Indonesi
sche legereenheid een belangrijk
aandeel had in de onderdrukking
van de RMS-opstand op Ceram,
vertelde ons hoe dat ging, in 1950:
„Soumokil kwam op Menado
aan, maar werd meteen weer
weggejaagd. Hij was procureur-
generaal in Makassar en had in
die functie een Indonesische
vrijheidsstrijder, Wolter Mo-
ningsidi, ter dood laten brengen.
Daarmee had hij de bevolking
van Noord-Celebes tegen zich
gekregen. En daarom vloog hij
door naar Ambon, waar hij op 25
april 1950 de Republik Maluku
Selatan liet uitroepen".
Theo en Noes komen eigenlijk om
twee redenen in Menado: peilen
wat de Molukkers daar denken,
en trachten vergelijkingsmate
riaal te krijgen - hoe verhoudt de
toestand op Ambon zich met die
in een ander deel van Indonesië.
Het is opvallend dat veel Moluk
kers in Menado in het onderwijs
terecht zijn gekomen. Een van
hen, John Sapulete, leraar En
gels, mag gelden als voorbeeld
van een Molukker die geheel in
Menado, in de Indonesische sa
menleving is geïntegreerd. „Me
nado is mijn tweede vaderland",
vertelt hij. „Hier ligt mijn toe
komst. Op de Molukken zouden
mijn mogelijkheden veel te be
perkt zijn".
„Speeltuin"
Het thema komt terug in veel ge
sprekken met Molukkers in Me-
Menado als herinnering i
nado. De ondertoon, regelrecht
bedoeld voor Theo en Noes, is
duidelijk: denk niet dat de Mo
lukken, laat staan de Zuid-Mo
lukken, levensvatbaar zouden
zijn als zelfstandige staat. Alleen
in het grotere verband van de
eenheidsstaat Indonesië heeft de
Molukse bevolking ontplooi
ingskansen. „Heel Indonesië is
onze speeltuin", zeg Sapulete.
„Dat geldt niet alleen voor Me
nado, maar ook voor Sumatra,
Borneo, Java, heel Indonesië, van
Sabang tot Merauke".
In discussies, vooral met studenten
van de Sam Ratulangi Universi
teit in Menado, genoemd naar de
eerste Indonesische nationalist,
proberen Theo en Noes bijval te
vinden voor hun streven naar on
afhankelijke Zuid-Molukken.
Onder de studenten zijn veel
Molukkers.
„Wij zijn voorstanders van een refe
rendum", zegt Noes. „Daaraan
zouden Molukkers op Ambon
moeten deelnemen, maar ook
diegenen buiten Ambon, die zich
politiek betrokken voelen by hun
land. Dat referendum zou moeten
gaan over de vraag of een Vrije
Zuidmolukse Republiek moet
worden opgericht". Het gesprek
speelt zich af in een van de uni
versiteitsgebouwen, buiten Me
nado. Buiten, bij de ingang van
de campus, staan gewapende
soldaten op wacht. Niet vanwege
onze komst, ze staan er altijd.
De Indonesiërs zien geen enkel heil
in het referendum. „Hoe zou het
trouwens kunnen?", zegt een van
hen. „Zestig a zeventig procent
van de bevolking van de Moluk
ken is islamitisch en de RMS is
een christelijke schepping. Zo
een RMS zou toch geen enkele
levensvatbaarheid hebben?". Als
Molukkers die buiten hun stam
land wonen, zijn de Menadonese
studenten al helemaal gekant te
gen een zelfstandige Molukse re
publiek. „Wij zouden statenloos
worden", zegt een van hen. Een
discussie over de vraag of Indo
nesië een eenheidsstaat moet
blijven, of een federatie zou moe
ten worden, vinden de studenten
eventueel nog wel de moeite
waard.
Met als op Ambon zelf komt ook
hier het argument naar voren, dat
er de laatste 25 jaar enorm veel
veranderd is. De nieuwe genera
tie Molukkers is opgegroeid met
de eenheidsstaat. De studenten
spreken geen Nederlands meer,
alleen Bahasa Indonesia, Indo
nesisch en Engels. Dat is een om
standigheid die de kloof tussen
hen en de broeders in Nederland,
de RMS'ers, jaar na jaar doet
groeien. De oude generatie, die
nog wel Nederlands spreekt, nog
wel weet wat de RMS destijds in
hield, sterft uit. En de oudere
Molukkers op Ambon en in Me
nado hebben anders dan hun ge
neratiegenoten in Assen en Bo
vensmilde, hun kinderen niet
opgevoed met de RMS-gedachte.
Geldsmijters
In Menado blijkt opnieuw dat Am-
bon economisch ver is achterge
bleven. Betere wegen, veel meer
auto's, industrie en - maar dat
komt deels door de vruchtbare
vulkanische grond - een bloei
ende landbouw. Menado is ryk,
vergeleken met de rest van Indo
nesië. Menadonezen gelden als
geldsmijters, Indonesiërs op we
reldreis zijn bijna altyd afkom
stig uit Menado. In de winkels
hoor je nooit vragen naar de
goedkoopste artikelen, maar wel
naar de duurste. De tjenké, die
Ambon ongeluk heeft gebracht,
heeft Noord-Celebes gemaakt tot
een rijk land. Een boer met 15
hectare grond, beplant met
tjenké (kruidnagel) en cocospal-
men (voor de copra), verdient
tonnen per jaar.
De welvaart van Menado maakt be
grijpelijk, dat de Molukkers al
daar de schouders ophalen, als
Theo en Noes ze het verwyt ma
ken dat ze niet terugkeren naar
Ambon, om mee te helpen aan de
opbouw van „hun" land. Als we
vertrekken zegt Noes, dat hij het
zich eigenlijk wel kan voorstel
len. „Trouwens", zegt hij, „die
prachtige vrouwen hier zullen
ook wel een rol spelen..."