Encyclopedie
aardrijkskunde
gedegen werk
Boek Tadema's over Egypte's tempels
Tachtigjarige oorlog
soort kettingreactie
van het eigen belang
DONDERDAG 22 DECEMBER 1977
J.M.A. Biesheuvel
"Winkler Prins Encyclopedie van de Aardrijkskunde", deel I. Uitgege
ven door Argus Elsevier, Amsterdam. Prijs 85.
Na een algemene, een technische, een medische, een geschiedenis- en
een dierenencyclopedie heeft Winkler Prins zijn naam nu ook verbon
den aan een encyclopedie van de aardrijkskunde. Hoofdredacteur van
dit vier delen en 1472 bladzijden tellende werk is de Londense hoogle
raar Emrys Jones, bijgestaan door zes Engelse specialisten. Een uitge
breide staf heeft de Nederlandse bewerking ervan ter hand genomen.
Het is de bedoeling dat in een jaar tijd alle vier de delen beschikbaar
zullen zijn.
De encyclopedie is alfabetisch ingericht en behandelt de onderdelen:
regionale geografie, economische geografie, natuurkundige geografie
en sociale geografie. Verder is er aandacht voor ontdekkingsreizen en
cartografie.
Er is naar gestreefd, zo zeggen de samenstellers, "om de aarde zo te
beschrijven dat zij in de voorstelling van de serieuze gebruiker van dit
naslagwerk wordt tot wat zij is: de moeder- en voedingsbodem van al
het menselijk leven, het toneel waarop dit leven en samenleven zich
afspeelt en de achtergrond van alle gebeurtenissen waarmee men uit
alle delen van de wereld van dag tot dag wordt geconfronteerd".
De taal is mij wat te gezwollen en de doelstelling wat te pretentieus om in
een kleine 1500 pagina's te kunnen waarmaken. Maar wel kan men aan
de hand van deel I (Van Aardbeving tot Frankrijk) vaststellen dat het
werk een weer Winkerlerprinsiaanse degelijkheid uitstraalt. De tekst is
helder en goed verklarend, de vele tientallen kleurenfoto's met zorg
gekozen. En de kaarten zijn van een handzaam formaat, overzichtelijk
en niet te gedetailleerd. Gelukkig geen uitklapkaarten.
Er zijn natuurlijk altijd op- en aanmerkingen te maken over de lengte van
sommige stukken. Zo vond ik het hoofdstuk "Aarde", vooral waar het
ontstaan en ouderdom betreft, nogal aan de karige kant. En ook over
aardgas in Nederland en de Noordzee had ik wel wat meer in druk
willen zien dan de 35 regels die er nu voor zijn uitgetrokken.
Zo zijn er wel meer dingen, maar de hoofdindruk is en blijft dat het een
vakkundig in elkaar zittende encyclopedie is, gemakkelijk te hanteren.
RUUD PAAUW
In zijn vierde en jongste verhalen
bundel „De Weg naar het Licht
trakteert Maarten Biesheuvel de
lezer op twee gedichten en twee
ëntwintig verhalendie, geschre
ven in de periode 1973-77, op drie
na reeds eerder in diverse literaire
tijdschriften en couranten zijn ver
schenen.
Uit zijn vorige drie bundels was al duidelijk
geworden dat we Biesheuvel onder de beste
Nederlandse korte-verhalenschrijvers van
dit moment mogen rekenen en hij de onge
kroonde grootmeester op het gebied van de
raamcompositie (in deze bundel presteert
de schrijver het zelfs om in het negenen
twintig bladzijden tellende verhaal „Een
vreemd voorval' op schijnbaar achteloze
wijze maar liefst zeven subverhalen in te
bouwen) en het fantastische verhaal ge
noemd kan worden.
Niet te stuiten
En ook nu weer is Biesheuvel niet te stuitenen
slaat hij eenmaal op hol dan is werkelijk
alles mogelijk en is het gekste hem niet gek
genoegZijn aan een overspannen levenswil
en lusteloosheid lijdende hoofdpersoon en de
hem omringende bijfiguren spelden elkaar
zonder blikken of blozen de meest onwaar
schijnlijke en fantastische verhalen op de
mouw. En Biesheuvel is als geen ander in
staat aan dit soort verhalen een zweem van
werkelijkheid en waarschijnlijkheid mee te
geven. Zij vallen van de ene verbazing in de
andere, slaan door toeval de verkeerde weg
in en maken zodoende de eigenaardigste
dingen mee de hoofdpersoon merkt zelf op:
,fZo zie je maar dat het wel eens goed kan
zijn om af en toe de verkeerde weg in te
slaan".) en blijken dan ook voortdurend ge
tuige te zijn van de Biesheuveliaanse stel
ling dat de werkelijkheid vaak nog veel
krankzinniger is dan het meest absurdisti
sche verhaal.
En dat ze zich hier terdege van bewust zijn
blijkt wel uit uitroepen en verzuchtingen
als: „wat maken we toch een rare dingen
mee" (blz. 22), „dat is wel een beetje een
dwaas verhaal" (blz. 156).
Fantastisch
Sommige van die verhalen en gebeurtenissen
zijn zelfs zó fantastisch dat hun wereldbeeld
omvergeworpen dreigt te worden en zij dan
ook eenvoudigweg weigeren hetgeen verteld
of meegemaakt is te accepteren.
Jk geloof er niets van," zei Thony, Jet lijkt
me allemaal net iets te raar." (blz. 23), Me
ren", zei hij nogmaals, „vergeeft u mij, ik
heb niets gezegd. Het is onmogelijk, vol
strekt onmogelijk en daarmee basta", (blz.
156),of,zoals op blz. 157.hier in ieder geval
grote moeite mee hebben: „God allemach
tig", hoorde ik hem vanuit mijn warme bed
mompelen, door op te staan had Klaas me
wakker gemaakt, „dus het is gebeurd,
is echt gebeurd,
vonden".
laat hij Eva, huis en katten, komt in een
Vlaardings restaurant terecht waar hij een
oude schoolkameraad ontmoet, die in
schapevacht tot de hoofdpersoon komt maar
zich later, tot zijn grote ontzetting, tot een
valse profeet en een van binnen roofgierige
wolf ontpopt.
Walgend en geheel gedesillusioneerd verlaat
de idealistische hoofdpersoon zijn buiten
huis en gaat een duistere en verre van zekere
toekomst tegemoet als hij zich al mompelend
op de fiets richting Belg ie spoedt met slechts
één zekerheid in zijn koortsig brein: dat dit
de Weg is, de Weg naar het Licht!
Onzekerheid.
leze
hier heeft het plaatsge-De hoofdpersoon ivordt
geteisterd door
Lengte
zekerheid
plotseling opkomende angst- of zenuwaan
vallen. Tijdens die angstaanvallen, die,
door zich over te geven aan diep gepeins en
sombere gedachten door die hoofdpersoon
in de hand. worden gewerkt, wordt hij soms
gekweld door de Berkeleyaanse gedachte
dat de werkelijkheid helemaal niet bestaat
en slechts het produkt is van zijn eigen over
spannen zintuigen en hij dus zijn eigen
persoonlijke nachtmerrie" schept.
De lengte van de opgenomen verhalen is nogal
verschillend en varieert van het één blad
zijde grote ,f)e klop op de Deur" (dat sterk
doet denken aan Openbaringen 3:20: „Zie,
Ik sta aan de deur en Ik klop .Indien iemand
naar Mijn stem hoort en de deur opent, Ik
zal bij hem binnenkomen en maaltijd met
hem houden en hij met Mij.") tot het titel
verhaal dat achtenveertig bladzijden in be- De angst geeft de hoofdpersoon en de lezer
slag neemt. een geheel nieuwe kijk op de werkelijkheid;
vele, als vast staand erkende waarden wor-
In beide verhalen is er sprake van een ik die den op losse schroeven gezet en de o^izeker-
door zijn naaste omgeving en medemens heid neemt zodoende grootse vormen aan.
niet wordt begrepen en aan het eind van het
verhaal sterk wordt ontnuchterd. In het Het geloof is niet in staat de ik en anderen enig
eerste verhaal wordt de ik weer geplaagd soelaas te bieden, zoals uit de verhalen
door zijn Messiasschap: hij waant zich de ,JHijn grootste schrik", Mijster" en het
blz. 55 tot 61 maar eens op na!) ont
breekt in deze bundel de humor toch niet
zoals uit de volgende (m.i. ijzersterke) pas
sage mag blijken: Jk merk dat ik met mijn
tweehonderd woordjes Russisch nog een heel
eind uit de weg kom. Jullie hier 3 kamers
hebben?",,,bij u lieden grote stapel dekens in
de hoek van de kamer", „deze voedsels mij
uitermate smakelijk", „waar is de tijd?"
(hihi,haha,wat een grappenmaker die jon
geman met de ijzeren bril en het dure pak.
Iets dergelijks is trouwens Hugo Timmer in
Parijs ooit overkomen, hij kwam daar voor
het eerst alleen, was jong .liep op een drukke
boulevard en vroeg aan een, er als een stu
dent uitziende jongeman, omdat hij wilde
weten hoe laat het was: „Ou est le temps"?
„Vous ètes Dada"? vroeg de jongeman en de
verwarring was volledig)".
Hoewel ik niet weg ben van de gedichten vind
fl jk ze in zoverre interessant dat ze qua in
houd diametraal tegenover elkaar staan. In
het eerste gedicht zou men het 'trouw' thema
kunnen noemen: trouw aan de echtgenoot,
de vrouw, de moer:
Mij zet zich schrap, denkt aan z'n vrouw, z'n
moer Is naar haar ooit nog een weg door de
golven"? terwijl er in het tweede gedicht
Dolce Vita: de titel zegt het al) juist sprake
is van grove ontrouw: „Als ik maar haar
bedriegen kan voel ik me pas een echte
Verlosser der joden maar wordt in zijn
hallucinatie en overpeinzingen ruw ge
stoord en tot de werkelijkheid teruggeroe
pen als een geërgerde, niet begrijpende Eva
hem toeroept: „Doe niet zo dwaas Maarten,
pak de tas en kom hier, de bus kan ieder
ogenblik komen".
In het tweede verhaal doorbreekt de ik na een
toevallig telefoongesprek (,JEr was nog
nooit telefoon voor me geweest") zijn be
sluiteloosheid, en met in zijn hoofd de despe
rate gedachte dat de zaken nu maar eens
„een andere wending moeten nemen" ver-
Het aardige is dan ook dat in het eerste ge
dicht alles toch nog goed afloopt maar dat in
het tweede gedicht de ontuchtigen voor „een
wrekende godmoeten verschijnen en het
valt de lezer en de betrokkenen niet zwaar te
raden welk een verschrikkelijk oordeel die
vellen zal.
Op een gegeven moment vraagt één van de
vele verhaalvertellers die in deze bundel
voorkomen aan de ik en zijn vriend: Jk heb
misschien te veel van uw tijd gebruikt
,Nee Generaal"luidt hun antwoord, „ook
wij hebben kunnen uitslapen en hebben
j voorlopig genoeg stof om over na te denken"
wordt verwezen en dat ook m deze bundel En ook heuvel heeft zijn lezers met dezt
weer als een soort „dort, wo du nicht bist,
dort ist das Glück"-motief fungeert.
laatste gedeelte van Maust" blijkt
borgenheid en zekerheid vindt hij slechts bij
zijn trouwe Eva en „het huuske" te Noord-
Beveland, waar een kort verhaal aan wordt
gewijd, waar verder herhaaldelijk
Toch humor
Hoewel het dus treurigheid troef is en de
hoofdpersoon heel wat moet ajlijden (men
intrigerende bundel weer genoeg stof c
over na te denken geleverd.
Frits Verhoeve
"De Tachtigjarige Oorlog" door
drs. B.GJËlias. Uitgever: Uni-
boek, Bussum. Prijs f 2950
Op school werd je als kind vol
gestopt met feiten en jaartallen in
de Tachtigjarige Oorlog. Zo van;
Het reizende echtpaar Auke A. Tadema en Bob Tadema-
Sporry uit Heemstede, dat al eerder in tal van publikaties
van zijn belangstelling voor Egypte deed blijken, heeft
zijn grote kennis van het land van de Nijl ditmaal toege
spitst op de tempels bezuiden Assoean.
De stuwdam (1964) liet Nubië ver
drinken, maar voor het zover was,
kwam een grootscheepse actie op
gang om de antieke monumen
ten, die op het punt stonden voor
altijd in het stuwmeer onder te
gaan, öf te verplaatsen (er werden
negentien tempels op die manier
gered!) öf nog zoveel mogelijk te
onderzoeken. De resultaten zijn
verassend geweest, want tal van
opgravingen gaven een nieuwe
kijk op de geschiednis van het
oude Egypte.
Het boek van de Tadema's,
Operatie Farao's, met de
sprekende ondertitel "Egypte's
tempels gered", biedt een fraai,
systematisch en goed geïllu
streerd overzicht van wat de we
tenschap, opgejaagd door het
dreigende water, in weinige jaren
en met steun van de modernste
technieken nog heeft kunnen be
houden.
Opmerkelijk is, dat Nubië -- dus
zuid-Egypte - dat in het begin
van deze eeuw nog werd om
schreven als het ellendige Koesj"
waarvan de bewoners "het typi
sche produkt van armoede en
isolatie" waren, door de recente
onderzoekingen in een geheel
ander licht is komen te staan. In
feite vormde het een zeer belang
rijke verbinding tussen zwart
Afrika en de kusten van de Mid
dellandse Zee. "Een half dozijn
culturen, die naast en na elkaar
leefden in een tijdsbestek van
ongeveer 5000 jaar, leverden op
gravingsterreinen op, die meestal
op loopafstand van elkaar lagen".
En daardoor kwam o.m. vast te
staan, dat er gedurende de
vroegste geschiedenis van Nubië
een veel intensiever en drukker
leven bestond dan men algemeen
had aangenomen. Een ander
nieuw gegeven is, dat de eerste
kolonisatie door Egypte enige
eeuwen eerder plaats had dan
totnutoe werd gedacht.
Dit zijn maar een paar regels uit de
interessante samenvatting der
schrijvers van wat vijftig ar
cheologische specialisten van vijf
wetenschappelijke instituten na
1964 op de westelijke oever van
de Nijl in korte tijd aan het licht
brachten. Vervolgens behande
len zij in 25 korte hoofdstukken
een hele reeks forten, tempels,
rotskapellen, steengroeven en
opgravingen, die in weinig jaren
een kolossale schat aan nieuwe
gegevens opleverden.
Het spreekt vanzelf, dat het afbre
ken door de Duitse firma Hoch-
tief van de tempels van Aboe
Simbel (1963-1965) en de weder
opbouw, zeventig meter hoger
en 180 meter verder landinwaarts
(1965-1968) daarbij veel aandacht
krijgen. De steenhouwers van
Carrara in Italië deden toen zeer
verdienstelijk werk, want de
zaagsneden moesten zeer dun
zijn, wilde men niet teveel mate-
riaalverlies lijden. Het succes is
volledig, constateren de Ta
dema's. Het aantal zichtbare voe
gen valt te verwaarlozen, de
schade aan de reliëfs is onzicht
baar!
De kleine tempel
van Aboe Simbel,
vóór de verplaatsing
van 1963
Ook Nederland heeft in de inter
nationale samenwerking een bij
drage van belang geleverd: door
de opgravingen bij Abdallah
Nirqi, even ten noorden van Aboe
Simbel. Zes stafleden van het
Museum van Oudheden te Lei
den bijgestaan door 35 Nubische
arbeiders, legden daar gedurende
twee seizoenen ('62/63 en '63/'64)
een meroitische stad en kerk
bloot en brachten de daar aanwe
zige fresco's in veiligheid.
Wie dit boek leest, komt sterk on
der de indruk van wat er door
technische ingrepen kon worden
behouden. Bijna elk hoofdstuk
eindigt met een glashelder over
zichtje van de oorspronkelijke
bouwdatum, het moment van af
breken en wederopbouw, de af
metingen, "gewijd aan", waar
door een goed inzicht wordt ver
kregen van wat er in het begin
van de jaren-'60 dank zij inter
nationale inspanning kon wor
den behouden. In 168 pagina's,
verlucht met niet minder dan 200
foto's in zwart-wit en kleur, geeft
dit boqk
fraai panorama
*ies tot redding
tieke monumenten.
de Tadema's een
deze opera-
prachtige an-
Auke A. Tadema en Bob Tadema-
Sporry, Operatie Farao's, prijs
27.50, uitgave Fibula-Van Dis-
hoeck, Haarlem)
C.J. Rotteveel
1566 Beeldenstorm. 1572 De
Geuzen in den Briel, 1574 heidens
Ontzet, 1600 Slag bij Nieuwpoort
en 1648 (eidelijk dan toch) Vrede
van Munster.
Het verbindende verhaal tussen
jaartallen en feiten, de achter
gronden werden door onderwij
zers niet zelden nogal rafelig of
heel simpeltjes verteld. Elias
schrijft in zijn voorwoord zeer
terecht: "Als er één onderwerp ge
schikt was om de levensbeschou
welijke visie van de onderwijzer
uit te dragen dan was het wel de
Tachtigjarige Oorlog".
Op basis van het lagere school ver
haal heb ik bijv. jaren gemeend
dat het in die lange krijg alleen
maar om de vrijheid van gods
dienst ging. Nou, zo eenvoudig
lag het niet. Er speelde nog heel
wat meer mee. Zeker zo zwaar
woog dat de Spanjaarden aan
onze centen zaten .En als er iets is
dat het land achter de dijken niet
kan hebben dan dat wel.
Elias rekent met die al te een
voudige probleemstelling in de
Tachtigjarige Oorlog ook koeltjes
af:"De opstand.... moet men niet
zien als een louter nationaal ge
beuren. Bij allerlei groepen be
stond om verschillende redenen
ontevredenheid: de hoge adel
wilde meer invloed, de calvinis
ten wilden godsdienstvrijheid, in
de steden was men bang voor een
al te groot centraal gezag en de
bevolking was ontevreden over de
hoge voedselprijzen.
Dit leidde tot een soort kettingreac
tie, waarvan het einde voorde be
trokkenen niet te overzien was en
waar men zich ook geen idee over
hoefde te vormen, want men
streed in de eerste plaats voor het
eigen belang en zeker niet voor de
bevrijding van de Nederlanden
van het Spaanse juk".
Het plaat- en leesboek van Elias
geeft op beknopte wijze de ge
schiedenis weer van de oorlog met
Spanje. Er is een overvloed van
illustratiemateriaal in opgeno
men. Naar mijn smaak wat al te
veel en niet altijd even relevant
Die grote hoeveelheid prentjes
storen in het tweede gedeelte de
goede doorloop van het verhaal.
Hier en daar had ik ook iets meer
fleur in de geschiedschrijving
verwacht. Maar je kunt niet alles
hebben. Ah geheel is het zeker een
aantrekkelijk werk.
RUUD PAAUW
I