HiilliliUiiUi— Ford neemt Stirling motor in ontwikkeling Sterkere versies Vauxhalls I "Cavalier Peugeot 305 moet plaats van Groot autoboek ZATERDAG 19 NOVEMBER 1977 AUTO PAGINA 25 Van voren een snuifje Ford. Van de zijkant gezien een tikkeltje BMW. Van achteren een lepeltje Mer cedes. Maar alles bij elkaar toch een gloednieuwe Peugeot. De vervanger van de vermaarde 404. Niet zo lang geleden werd die overbekende vierkante bëk uit uit produktie genomen. Wat door velen werd betreurd. Een echte Peugeot met een geheel eigen ge zicht. Natuurlijk is dat minder met de nieuwe Peugeot 305. De moderne middenklassers wor- dengebouwd volgens de richt lijnen die kant en klaar uit de computer rollen. Eisen van luchtweerstand, van comfort, van ruimte, van doelma tige produktie en nog veel meer van dergelijke noodzakelijke ge gevens worden erin gestopt. En of zo'n computer nu bij Opel, bij Ford, bij Mercedes of bij Peugeot staat, de uitkomst van het reken sommetje is vrijwel hetzelfde. De moderne modellen kunnen niet zo veel meer van elkaar verschil len. Zodat men overal wel iets van de concurrentie kan ontdek ken. 'Bovendien is Peugeot niet zo gretig op extremiteiten. De nieuwe mo dellen van het Franse merk heb ben meestal een wat langere aanlooptijd nodig, vinden dan door het goede comfort, de pret tige rij-eigenschappen en de wat tijdloze vormgeving een warm plekje in de harten van de auto mobilisten en blijven daar lan ger bivakkeren dan de meeste modellen van andere merken. Vandaar dat de Peugeot-model- len'wat langer meegaan. Na de introductie van de 305, die volgend voorjaar in de Neder landse showrooms zal ver schijnen. was de algemene me ningdat deze opvolger van de 404 dezelfde weg zal bewandelen. In het begin een beetje hoog ge prijsd - het zal wel in de buurt van de 17 mille liggen - dan een tijdje - niet meegaan met de prijsverho-' gingen en zo langzaam de gunst van het publiek binnen draaiend. In elk geval heeft de auto qua comfort en rijplezier genoeg om vriend van velen te worden. De 423 centimeter lange wagen biedt ruimte aan vijf personen Er zijn drie uitvoeringen: de GL, de GR en de SR. In de eerste twee typen zit een dwars voorin ge plaatste motor van 1290 cc in houd, die een vermogen van 65 DIN-pk kan leveren. Wat bij deze wagen van 925 kilo goed is voor een topsnelheid van 147 kilome ter per uur. De 305 SR heeft een motor met een inhoud van 1472 cc, die resulteert in een vermogen van 74 DIN-pk met een top van 153 km per uur. De nieuwe Peugeot heeft voor wielaandrijving. Zowel voor als achter zitten er onafhankelijk ge veerde wielen onder. Als draai- cirkel geeft de fabriek 10,85 meter op. Schijfremmen voor en trom- melremmen achter. De wagen heeft zelfdragende geheel stalen carrosserie met elektroforetisch aangebrachte beschermlaag. De kofferruimte heeft een inhoud van 460 liter. De fabriek geeft een benzinever bruik van ongeveer één op elf voor de typen met de 1300 cc mo tor. De SR met de 1500 cc motor zou zuiniger draaien en in de buurt van de één op twaalf ko men. Maar dat zijn de bekende DIN-normen. In de dagelijkse praktijk heeft men daar nooit zo bijster veel houvast aan. Dan spreken vele niet berekende fac toren ook een grote rol Ford en de Amerikaanse dienst voor energieonderzoek gaan zo'n vierhonderd miljoen dollar stoppen in de verdere ontwikkeling van de Stirlingmotor die door Philips al zo'n eind op weg is geholpen. Deze krachtbron ontleent zijn naam aan zijn uitvinder, de Schotse dominee Stirling, die meer dan anderhalve eeuw geleden(!) een heteluchtmachine bouwde. Het was eén machine met uitwen dige verbranding, die uit een gesloten cilinder bestond waarin twee zuigers werkten. Tussen de twee zuigers bevond zich een afgesloten hoeveelheid gas - bijvoorbeeld waterstof - dat aan één van de uiteinden van de cilinder werd verhit en aan de andere kant werd afgekoeld. Door de drukverschillen ontstond een kringproces, dat de zuigers deed bewegen. Deze rechtlijnige beweging werd via een tand wielstelsel in een draaiende beweging omgezet. Het voordeel ligt voor de hand. De cilinder van de Stirling motor wordt uitwendig verwarmd. Men kan dus elke brandstof daar voor kiezen, wat vooral in deze tijd een niet gering voordeel is. Het akkoord, dat Ford en de genoemde dienst hebben gesloten geldt in principe voor acht jaar en is bedoeld de motor produk- tierijp te maken. Maar pas na het eerste jaar zal worden besloten of er mee verder zal worden gegaan of dat er dan mee zal worden gestopt. Dat hangt af van twee doorslaggevende factoren: wat doet de motor voor het milieu en hoeveel brandstof kan hij besparen? Natuurlijk is Ford niet over één nacht ijs gegaan. Een hete-lucht- motor heeft al bewezen een uitstekend rendement te leveren, een zeer grote soepelheid in keuze van brandstof, een uitzonderlijke geruisloosheid, een bijzonder schadeloze werking en verdere uitstekende bedrijfseigenschappen. Als dat niet zo was geweest had Ford er geen 130 miljoen in willen stoppen (de genoemde dienst zorgt voor de rest). Algemeen wordt aangenomen dat het nuttig effect van de Stirlingmotor dertig procent hoger zal liggen dan de nu bekende motor met inwendige verbranding. Dat nuttig effect zal wellicht stijgen naarmate het project verder gaat. Dat bezuinigingseffect is nooit actueler geweest dan nu. Het aan deel van de automobiel in het totale brandstofverbruik van Amerika bedraagt één derde. Men weet hoe fel Carter is op be zuiniging. Met de Stirlingmotor zou Ford daartoe een fikse bij drage kunnen leveren. Philips en de Zweedse United Stirling hebben jaren aan de ont wikkeling van de motor gewerkt. Enkele jaren geleden nam Ford de licenties van de twee bedrijven over. Inmiddels heeft Ford ervaring met de hete-luchtmotor. Ford heeft reeds een Stirlingmotor van 170 pk gebouwd en in een wagen van de middenklasse gemonteerd. Ook in een ander mo del is zo'n motor geplaatst. De/resultaten van deze eerste proefnemingen waren zo hoopgevend, dat het automobielbedrijf en de dienst van energieonderzoek besloten verder te gaan met een grondige studie van alle aspecten van het Stirlingproject. Het is niet de eerste keer dat we hier constateren dat Vauxhal) - de Britse dochter die in 1925 werd geadopteerd door 's werelds grootste automoeder General Motors - eindelijk op de goede weg is. Duidelijk onder invloed van de Duitse "zus" Opel. De indrukken van de Duitsers op de modellen worden steeds op vallender. Het begon in feite bij de Viva maar nog beter viel dat Westduitse stempel te herkennen bij de Chevette. De lijn werd latei- doorgetrokken met de Cavalier (1256 cc). Daar zijn nu weer krachtiger versies bijgekomen. Het zal ongetwijfeld slechts een kwestie van tijd zijn voor we naast deze equivalenten van de Kadett en de Ascona ook een En gelse Rekord op de weg zien. krachtiger*versies van de Cava liers bewijzen ons dat de Britten al een heel eind in die richting zijn gevorderd. De Cavalier is ook verkrijgbaar geworden met mo toren met een inhoud van 1600 en 2000 cc. De 1,6 motor levert 75 DIN-pk, terwijl de twee liter krachtbron staat voor een ver mogen van 100 DIN-pk. Natuur lijk is het onderstel van deze Ca valiers aangepast aan die hógere vermogens, die resulteerden in hogere topsnelheden. De mo dellen zijn ook leverbaar met de automatische transmissie. Uiterlijk is er nagenoeg geen ver schil met de minder pittige afle vering van deze Cavalier-serie. Alle modellen hebben dat speci fieke frontje, dat sinds de Che vette kenmerkend is geworden voor de Vauxhall-edities. Het zijn uiterst soepel hanteerbare wa gens, geheel volgens de lijn die alle Duitse.G.M.-produkt met el kaar verbindt. Men voelt er zich onmiddellijk in thuis. Gemakke lijk en probleemloos te besturen. Over de prijzen van deze nieuwe Cavaliers is nog niets bekend. Maar wie in de gaten houdt dat de tweedeurs Ascona met een 75 pk motor (1600 cc) een dikke vijf tienduizend gulden kost en de zelfde wagen met een 1900 cc mo tor (90 pk) in de buurt van de ze ventienduizend komt, die heeft al aardige indicaties. Zover zullen de produkten van de twee GM.- dochters niet uit elkaar lopen. Charles Rolls later van Rolls Royce) aan het stuur van een Wolseley Gordon Bennet-racewagen. Een plaatje uit 1905. Men kan het vin den op de laatste pagina van een nieuw autoboekdat dezer dagen is verschenen. Het wemelt op de 176 pagina's, die het werk telt, van dergelijke foto's. Talrijke prenten, waarmee de nostalgisch inge stelde automobilisten het hart kunnen ophalen. Auto's hebben vanaf de allereerste wankele door motorkracht aan gedreven koetsen altijd een magische aantrekkingskracht op de mens uitgeoefend. Hoe onpraktischonbetrouwbaar en onhan delbaar ze in het begin ook waren, ze werden verkocht. Dat verkopen is altijd doorgegaan.Zeker toen de auto's beteren beter werden. Zodat velen nu zeggen, dat er eigenlijk geen slechte auto meer is. De massaautomatisering kwam en de gestegen welvaart heeft er voor gezorgd dat die auto zelf een probleem is gewor den.Niet voor het individu maar voor de gemeenschapMaar als verschijnsel zulk gemeengoed dat die auto niet meer is weg te den ken uit ons levenspatroon. Trouwens, wat zouden velen dan nog te praten hebben0 Iedereen weet er iets van en iedereen wil erover meepratenIn het "Groot Auto boek" dat via Rob de la Rive Box <44) heeft samengesteld kan men er nog veel meer over te weten komen. Het geeft een uitstekend en rijk geïllustreerd beeld van de geschiedenis van de auto. Geen overtóllige technische details, maar korte karakteristieken van de ontwikkeling van de auto in het algemeen en de merken in het bijzonder. "Groot Autoboek" door Rob de Ia Rive Box. verschenen bij Romen in Bussum 27,50). Vooral jonge ogen hebben wij vaak in onze richting zien kijken in de tijd dat wij in de TR 7, de sport wagen van Triumph hebben rondgereden. Geen wonder. Het is een laag kort modelletje dat vooral appelleert aan de jeugd. Een wagen met een zeer eigen tijds, wat wigvormig uiterlijk met een lage motorkaplijn en een sterk hellende voorruit. Een van de grote attracties daarbij wordt gevormd door de opklap bare koplampen, die voor het eerst door British Leyland wer den toegepast in deze zoveelste volgeling in de lijn, die in 1952 begon bij de komst van de TR 2. Maar die geinige opklapbare koplampen zitten er niet voor de sier op. Het was namelijk onmo gelijk 'n vloeiende lijn aan de mo torkap te geven en meteen te vol doen aan de wettelijke verlich- tingseisen als niet voor zo'n op lossing was gekozen. Het is overigens een grappig detail, maar het heeft verder nergens voordelen, behoudens wellicht wat minder weerstand. Maar het heeft wel het nadeel dat het iets langer duurt voor men een licht signaal kan geven. De lampen moeten eerst uit hun hokje klauteren en dat duurt natuurlijk Maar ja, er zijn meer punten aan zo'n sportkarretje, die bijzonder leuk zijn om te zien, erg vooral de jeugd aanspreken en het zo op het oog goed doen, maar die in de praktijk toch ook wel hun keer zijden hebben. Bijvoorbeeld de stoelen. Voortreffelijke stoelen, daar niet van. Ze zitten heerlijk. Als men er eenmaal inzit. Maar voor men zover is moet men zich knap opvouwen om die lastig laag geplaatste zetels te komen. Ja, in zo'n soort sportwagen be hoort men laag te zitten. De auto is trouwens met zijn 127 centime ter hoogte zelf ook zeer laag. Dat betekent dus niet alleen een par tijtje vouwwerk om binnen te komen, maar voor minder spor tief geconditioneerde mensen (zoals wij) ook een fiks stuk krik- werk om er weer uit te komen. Je moet je als het ware uit het wa gentje pellen. Natuurlijk, dat is juist een van de attracties voor jongeren en an dere sportievelingen. Maar in het dagelijks gebruik heeft het zijn nadelen. Eenmaal in die diepte van de cabine verzeild heeft men het gevoel in de cockpit van een of ander vliegtuig te zijn beland. Een kolossaal dashboard zit als het ware om je heen geboetseerd met een omvangrijk legertje van knoppen, hendels en klokken. Niet minder dan twee grote en vier kleine klokken achter het, heerlijk omklede, handig kleine stuurtje. En dat geeft natuurlijk een machtige hoeveelheid infor matie. En direct toegegeven, dat im posante dashboard met de bijna even imposante cardanastunnel geeft deze tweezitter een merk waardig cachet. Het duurt even voor men er zich in thuis voelt, het is allemaal zo anders. Maar eenmaal gewend dan is het toch een allemachtig aardig brok speelgoed. Jammer alleen, dat het kleine pookje - hoog op die tunnel - zo stug schakelde in onze testwagen. Dat gaf nog wel eens problemen. Bovendien moest men om de achteruit te vinden, het pookje optillen. En dat was gezien zijn plaatsing niet de ge makkelijkste handeling. Maar goed, het bedienen was ver der geen probleem. Een lekker kort draaicirkeltje, een gemak kelijk bestuurbaar wagentje met een uiterst pittige tweeliter mo tor. Om precies te zijn 1998 cc in houd. Met een vermogen van 106 DIN-pk bij 5500 toeren per mi nuut. Een krachtbron die na tuurlijk geen fnoeite heeft om die duizend kilo zware auto flink vooruit te blazen. Volgens de fab riek moest er een topsnelheid van meer dan 180 kilometer per uur in zitten. We hebben de naald van de snelheidsmeter net even over de 170 gekregen. Nog altijd een pittige snelheid. En het moet gezegd, dan geeft dat wagentje van amper vier meter lengte geen krimp. Hij blijft als dat befaamde blok op de weg lig gen en laat zich ook niet door zij wind beïnvloeden. Maar toch, al heeft hij van voren onafhankelijke wielophanging met McPherson veerpoten, van achter zit er een starre as onder met vier geleide armen en schroefveren. De wagen was bo vendien uiterst stug geveerd. Wat niet te verwonderen is gezien zijn karakter, maar het maakt het verblijf binnenin op slechte we gen niet altijd even prettig. Bo vendien was hij door zijn ge wichtsverhouding (zo wat alles zit voorin) ook nogal dartel in het snelle bochtenwerk. Wat overi gens gemakkelijk met sturen was op te vangen. Toen de Britten deze wagen gingen ontwikkelen hebben zij daar een bedrag van meer dan tien miljoen pond sterling voor uitgetrokken. En de constructeurs kregen de opdracht mee een sportwagen te maken die zuiniger zou zijn dan de TR-6. Dat moest lukken meenden zij met die aërodynami sche vorm en met de toepassing van de nieuwe versie van die twee liter motor. Maar met wat driftig gestoei blijft het toch een krachtbron, die op zo om en nabij elke acht kilometer een liter be nzine nodig heeft. Dat zal men er echter wel voor over hebben als men bereid is voor zo'n sportief tweezittertje een bedrag van 21.630.- neer te tellen. Ex clusief de afleveringskosten. Alles bij elkaar komen we aan een leuk gevormd, pittig, maar wat rumoerig sportief karretje, dat zich uitstekend in de stad laat manoeuvreren, maar dat zich ook op de grote weg erg goed houdt.' Een wagentje vol "sportieve" toe standen, die duidelijk gericht zijn op een bepaald publiek. En die zal de ingebakken ongemakken en de meegenomen luidruchtig heid verder een zorg zijn. Het is geen wonder dat in het verleden negen van de tien TR's zijn geëxporteerd, vooral naar Ame rika. Het interieur van TR 7 ziet eruit als een cockpit. Het pookje bovenop de kolossale tunnel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 25