ZATERDAG 19 NOVEMBER 1977
EXTRA
PAGINA 19
„Mijn vrouw gaf me het troetel
naampje van Willy Wortel. Ik
vind dingetjes uit. Ik zag es
een jongen op zo'n zware mo
torfiets zitten, met zijn meisje
achterop. Allebei een grote
helm op hun hoofd. Ik dacht:
die twee willen onder het
rijden toch wel eens wat tegen
elkaar zeggen, nietwaar? Nou
dat gaat niet met zo'n ding op
je kop en dat kabaal van de
motor. Toen ik ik een inter
com bedacht, een soort baby
foon tussen die twee motor
helmen. Voor ik het wist ver
kocht ik er driehonderd per
week - overdag verkopen en
's nachts fabriceren, in het-
schuurtje achter mijn huis."
Siep de Wolf, 36 jaar, 'n goed
gevulde gestalte met dito
hoofd. Hij woont in Boven-
karspel, maar wordt daar de
laatste maanden maar zelden
gesignaleerd. Hij is een globe
trotter geworden; vliegt van
Australië naar Argentinië, be
reist Japan en bezoekt op weg
naar huis nog even wat lan
den van het Zuid-Ameri
kaanse continent.
En overal verkoopt hij: handjes
Handjes?
Siep de Wolf is de man, die de
verkeerspolitie in Nederland
nog niet zo lang geleden tot
wanhoop bracht omdat
opeens op voor- en achterruit
van steeds meer auto's een
handje zat geplakt, dat onder
het rijden naar tegenligger of
achteropkomend verkeer
wuifde.
De politie liet een officiële
waarschuwing uitgaan:
geconstateerd worden dat
zo'n plastic handje het uit
zicht belemmerde, dan werd
proces-verbaal opgemaakt
wegens het verstoren van de
verkeersveiligheid.
Begin
„Prima publiciteit," zegt Siep
de Wolf achteraf, „ik verkocht
er dank zij de politie gelijk
nog eens honderdduizend. In
Nederland heb ik nu an
derhalf miljoen van mijn
handjes afgezet. En de rest
van de wereld staat nu op ze
veneneenhalf miljoen. Maar
dat is nog maar steeds het be
gin. Jë moet straks eens zien
als het wereldkampioen
schap voetballen in Argenti
nië begint - dan zwaaien mijn
handjes tot op de Noord
pool".
„In Athene verkocht ik laatst
honderdduizend handjes aan
een Amerikaan en in Mon
treal raakte ik een partij kwijt
aan 'n Griek. Daaruii blijkt:
handel is overal te doen."
Door de handjes is Siep de Wolf
een welgesteld man gewor
den. In Bovenkarspel is hij di
recteur van een fabriek, waar
honderd man werken. Bezig
met het maken van handjes.
„En straks weer wat anders
natuurlijk," weet De Wolf,
„want niets is bestendig of het
zou de handelsgeest moeten
„Ik heb er nooit aan getwijfeld
als kind dat ik later een grote
zaak van mezelf zou hebben,"
vertelt hij. „Ik heb elek
trotechniek gestudeerd, heb
wat langer in militaire dienst
gezeten omdat me dat een
premie opleverde en toen ik
in 1964 de dienst verliet met
3600 gulden op zak, dacht ik:
en nou moet het er maar eens
van komen. Wat zal ik eens
gaan doen om geld te verdie-
„Ik heb toen de fotonota uitge
vonden. Ik ging naar cafe's
toe, maakte met een pola-
roid-camera een opname van
de gevel van de kroeg en
plakte die op een notaatje. Die
liet ik dan aan de kastelein
zien en zei: voor vijfenvijtig
gulden kan ik je zo vijfdui
zend nota's leveren. Ik drukte
ze zelf en het liep als een trein.
Maar het duurde toch wel een
poosje voor ik mijn eerste
duizend gulden weg kon leg
gen."
Het was slechts kruimelwerk,
vond Siep de Wolf. Hij ver
legde zijn werkterrein naar de
handel in drankenautoma-
DoorAad Wagenaar
ten, verkocht die aan be
drijven en scholen.
„En toen zag ik een markt in
Belgie. Ik-heb daar de patat-
fritesautomaat geïntrodu
ceerd. Maar daar ging het
tenslotte fout. Siep de Wolf
bleek toch een beetje teveel
een gokker. Ik verkocht zo
verschrikkelijk goed, dat ik
op 't laatst in heel Europa
geen fabrikant kon vin
den, die me zoveel automa
ten kon leveren en op tijd.
Mijn eigen geldpotje liep leeg;
ik kon mijn provisies niet op
tijd uitbetalen, ik kreeg een
lichte hartaanval, ging weken
plat en tenslotte werd ik, toen
ik met de trein van een zaken
reis uit Duitsland terug
kwam, aan de grens gearres
teerd.
Ik stond op de lijst van Interpol:
contractbreuk, gelden ver
duisterd en wat al meer. De
Belgische bajes in, 't ergste
wat je in Europa kan overko
men. Negentien maanden
voorarrest, veroordeeld tot
vijf jaar en in hoger beroep
toch vrijgesproken. Maar
toen had ik er wel zevenen
twintig maanden opzitten.
Onschuldig. Ja, ik zie je den
ken: zevenentwintig maan
den zitten voor niks, dat kan
niet. Nou 't kan wel! In Belgie
dan. Waar rook is, is vuur, zeg
jenou okee, ik was wat
slordig geweest, maar ik ben
tenslotte toch vrijge
sproken."
In de Belgische gevangenis
hield De Wolf een dagboek
bij. Daarin krabbelde hij ook
technische vindinkjes. „Ik
heb een sprekende enveloppe
gemaakt. Op een stukje tape
kun je een boodschap van
twintig Seconden inspreken.
Je plakt de enveloppe dicht
en als de geadresseerde hem
opentrekt, hoort hij je praten.
Dat soort dingen En die
intercom met die motorhel-
heb ik toen bedacht.
Toen ik vorig jaar weer aan
de slag was, heb ik met die
motorhelmen een contract
met Suzuki gekregen. En via
Suzuki kwam ik ook in con
tact met de handjes. Want het
zijn van oorsprong Japanse
dingen. Ik had er honderd la
ten overkomen en ging op
stap naar firma's. Nou dat
wilde wel: zo'n mal zwaaiend
handle op een veertje. Binnen
veertien dagen moest ik er
vijfentwintigduizend laten
overvliegen. En toen dacht ik:
kom ik ga ze zelf maken.
Op de Westfriese Flora, in ja
nuari van dit jaar had ik het
voor elkaar: mijn eigen
handjes. Een rage, ik kon het
niet bijbenen haast. In maart
heb ik het kantoor van eeri
leegstaande haardenfabriek
in Bovenkarspel gehuurd om
daar de fabricage te doen; in
i moest ik de hele fabriek
er bij huren om aan de gang te
kunnen blijven en in juni heb
ik kantoor en fabriek maar
gekocht. En daar zijn nu hon
derd man aan het werk: tach
tigduizend handjes per dag."
„Fred Oster deelde eens in de
Wiekentkwis van die handjes
uit aan de toeschouwers. Nou,
dat hielp. Maar Nederland is
nu wel afgegraasd. Maar er
blijven nog zoveel landen
over. Eergisteren ben ik er op
Trinidad nog 140.000 kwijt
geraakt. Ik ben nog lang niet
uitgezwaaid. Ik voel me soms
net een wandelend jon
gensboek
Vijftig miljoen jaar geleden moet er in de moerassen
een beest hebben geleefd dat door de evolutie voor de
keus werd gesteld echt landdier te worden of terug te
keren en voor eeuwig in zee te leven. Dit dier koos niet,
maar deed alletwee. Zijn landvorm ontwikkelde zich
tot olifant, zijn watervorm werd de zeekoe.
Slechts enkele dingen hebben
zij nog gemeen. Hun nagels
lijken stérk op elkaar, de
melkklieren van de wijfjes
zitten tussen de yoorpoten en
ook zeekoemannetjes hebben
twee zij het nauwelijks op
vallende stoottanden. De be
langrijkste, hoewel geheel
verschillend uitgevoerde
overeenkomst is de bovenlip.
In beide gevallen is genoemd
lichaamsdeel een werktuig
dat plantendelen losrukten in
de bek van zijn bezitter propt.
Bij de olifant is het een lange
slurf. De zeekoe heeft een bo
venlip die gespleten is in twee
korte slurfachtige grijpers.
Terzijde: Er bestaat ook een
zee-olifant, die eveneens tot
de zeezoogdieren behoort. Hij
is echter een echte vleeseter
en mist tevens de lichame
lijke kenmerken (op een be
lachelijk „slurfje" bij de man
netjes na) die van de zeekoe
eigenlijk de ware zee-olifant
maken. Zijn enige aanspraak
op de betiteling olifant is zijn
afmeting. Een volwassen
mannetje is met bijna zeven
meter lengte de grootste al
ler robben.
ject om de witte plekken in
onze kennis omtrent de
doejong in te vullen. Zo is er
weinig bekend over de eet
gewoonten, trekbewegingen,
leeftijd en voortplanting.
Doel is tot internationale be
schermende maatregelen te
komen en te onderzoeken of
er in de toekomst com
merciële zeekoehouderijen
zijn in te richten. Gebleken is
dat bescherming in bepaalde
gebieden de doejongbevol-
king weer doet groeien.
Door
Mark Glotzbach
Bedreigd
Net als de olifant, maakt de
zeekoe zware tijden door. Zijn
naam staat al op de lijst van
bedreigde diersoorten. Voor
de mens de aarde in de wurg
greep nam, had de zeekoe
geen natuurlijke vijanden.
Ontdekken en uitroeien lag
vroeger iets dichter bijeen in
het menselijk handelen dan
tegenwoordig. De Stellers
zeekoe was dus reeds dertig
jaar na ontdekt te zijn in de
noordelijke Stille Oceaan in
1741 voorgoed verdwenen.
Hij was de enige zeekoe die in
koud water leefde en met zijn
ruim negen meter lange lijf
even groot als sullig.
Thans maken vooral de Austra
liërs zich zorgen om het
voortbestaan van de doejong,
de zeekoe die voorkomt in de
Indische Oceaan en een deel
van de Westelijke Grote
Oceaan. Biologen zijn bezig
met een vierjarig studiepro-
De Australische regering staat
de doejongjacht alleen op de
oude manier en om van
oudsher gebruikelijke rede
nen nog toe. Dat betekende
altijd al een verantwoord ge
bruik van de zeekoekudden.
Toen echter de buitenboord
motor, kunstlicht en nylon
netten de mogelijkheden van
de jagers aanzienlijk ver
ruimden, was het met de
grote kuducn snel gedaan.
Een grotere aanvoer maakte
vlees, olie en huiden van de
zeekoe tot gewilde handels
waar, opeens een steeds uit
breidende kring van dorps-
markten. Terwijl eens een
enkel dorp een week lang
placht te eten van een
doejong. En mocht er iets te
vieren zijn, dan maakte het
doden van een zeekoe meer
weinig uit.
Mannenwerk
In tegenstelling tot de jacht
hier, is de traditionele jacht
op doejongs mannenwerk. De
papoea's leggen een vlot vast,
of brengen een platform aan
boven de grazige zeewierwei
den van het wild. De jager
staat klaar, onder de maan,
met zijn harpoen. Zijn stoot in
de argeloze prooi kan zijn ei
gen einde inleiden. Want de in
doodsnood vluchtende
doejong trekt hem het water
in aan de harpoenlijn. En
vasthouden moet hij, in de
t Aangespoelde doejong, die zonder hulp jammerlijk zal omkomen
hoop dat de doejong eerder
verdrinkt dan hij.
Een wat veiliger wijze van jagen
is het harpoeneren van de
doejong vanuit de kano.
Daarbij wordt het vaartuig
meegesleept en is er minder
verdrinkingsgevaar voor de
jager, van kokosdraad ge
vlochten netten geven de
doejong meer ontsnap
pingskansen dan tot voor kort
het onbarmhartige nylon.
Voor tegenaanvallen hoeft men
bij de zeekoe niet bang te zijn.
Hoewel hij met zijn lengte van
2.50 meter tot 3.20 meter en
een gewicht van 140 tot 200
kilo wel de benodigde massa
heeft. Zelfs de benodigde
snelheid. Een doejong haalt
dertig kilometer per uur. Hij
benut die vaart echter uit
sluitend voor het vluchten,
nooit voor het torpederen. De
zeekoe is namelijk een vreed
zaam wezen, dat van zijn rust
houdt en van een goed maal
en dat een gemiddelde ver
plaatsingssnelheid van acht
tot tien kilometer per uur snel
genoeg acht.
De zeekoe blijft altijd dicht on
der de kust, in de nabijheid
van zijn voedselvelden. In
dieper water dan twaalf meter
komt hij niet, tenzij het erg
hard stormt of de mens hem al
te zeer op zijn nek zit. Een
kwart van zijn tijd, voorna
melijk 's nachts, graast hij.
Elke losgetrokken bos schudt
hij heftig uit om die te ont
doen van zand en andere za
ken die te hard zijn voor zijn
tere mond. Hij legt soms hele
wierhopen aan om er rustig al
wat ongewenst is uit te la
ten bezinken.
Bij het vasthouden van de ge
wenste wierpol bewijzen de
borstelharen op de onderlip
goede diensten. Die vormen
in de altijd troebele kustwate
ren tevens nuttige voelsprie
ten want van zijn gezichts
vermogen moet en hoeft de
zeekoe het daar niet te heb
ben, De al te kleine oogjes in
de ook al niet zo grote kop zijn
erg bijziende.
Trage voortgang
De zeekoe plant zich uitermate
traag voort, voor zover be
kend. Elk volwassen wijfje
baart eens in de drie jaar een
jong. Draagtijd, naar men
aanneemt, vierhonderd da
gen. Deze geringe vrucht
baarheid bewijst de onwen
nigheid van de zeekoe ten op
zichte van zijn enige en vrij
nieuwe vijand, de mens. Ge
woonlijk heeft een onderlig
gende partij immers een grote
voortplantingssnelheid als
tegenwapen.
Bij de paring schijnen de dieren
zich, buik aan buik, hoog op
te richten uit het water. Bij
het zogen drukt het moeder-
dier het jong innig aan de
borst terwijl zij met kop en
schouders boven water
stuk
de
de
buitenlucht, een luide en op
geluchte zucht slakend bij he
doorbreken van de water
spiegel. Al is het hun dikwijl
genoeg om alleen met
neusgaten uit de golven te
buurt zijn en onzichtbaarheid
geboden is, bijvoorbeeld. Om
de vijf minuten ademen zij
doen, liggen te dommelen
vlak onder het waterop
pervlak. Elke minuut of na
eens zo lang moeten zij bo
venkomen tijdens het eten.
Dan is het zuurstofverbruik
hoger. Een kwartier op zijn
langst blijven zij onder bij ge
vaar. Zij spreken dan ge
heimzinnige zuurstofreserves
De zeekoe is volslagen hulpe
loos op het droge. Hij heeft
het land niet nodig om er te
werpen of te verharen gelijk
de robachtigen. Of de zeekoe
een echt kuddedier is, zoals
de landvorm van de gemeen
schappelijke voorouder? In
vorige eeuwen zijn aan de
noordkust van Australië
enorme kudden waargeno
men. Groepen, paren, kleine
gezinnen met witbruine jon
gen, bruine halfwasdieren en
leigrijze volwassenen, naast
elkaar zwemmende rijen van
dieren op weg naar de
voedselgebieden. Het is alle
maal gezien. En waar uitdun
ning geschiedt, vallen kud
den uiteen. Eerst in.groepen,
dan in gezinnen, dan in paren
en ten leste in de eenlingen
die de laatsten zijn.
Lamantijn
De zeekoe van het westen heet
lamantijn. Hij leeft langs de
Atlantische kusten van
Afrika, Zuid-Amerika en in
het Caribisch gebied. Het
voornaamste verschil met de
doejong ligt in de vorm van de
(horizontale) staart. Die van
de lamantijn is afgerond, die
van de doejong meer gevorkt.
Het lamantijnenbestand is
ook al lang niet meer wat het
was. In het voordeel van dit
dier sprak dat de zoetwater
en brakwatersoorten onder
hen uitnemend geschikt ble
ken om waterwegen en vis
wateren met een eetlust van
dertig kilo per dag van
fnuikende plantengroei te
ontdoen. De lamantijn is dan
ook in Suriname en Florida
beschermd. Hij heeft er nog
wel te duchten van ple
ziervaartuigen met hun
klievende schroeven.
In verschijning en gedraging
blijken de doejong en laman
tijn zoveel menselijks te heb
ben, dat zeelui ze door de
tijden heen hebben aangezien
dere legendarische zeev
schijningen. Het begon al r
Odyssi
eldt, zich
stbinden c
de mast liet
niet als velen
voor hem in het verderf te
worden gelokt door het lief
lijk gezang der Sirenen. On
der de welluidende naam van
Sirenia gaan alle zeekoeien
wetenschappelijk schuil. Ge
zichtsbedrog? Zelfs van Co-
kan. Want de zeekoe is ni
enige kortzichtige le
vorm. Wel de aardigste.