JACHT NAAR SCHATTEN OP ZEEBODEM GAA T BEGINNEN ZATERDAG 12 NOVEMBER 1977 PAGINA 29 WETENSCHAP en. TECHNOLOGIE door P. Bok De oogst op de laatste akkers gaat beginnen zónder dat tevoren afspraken zijn gemaakt over het eigendom of het oogstrecht op die akkers. Al'sinds jaren is men internationaal in actie om de „rechten" van de verschillende landen op de zeebodem en de oceanen te regelen. Zonder dat men tot sluitende afspraken is gekomen. Het gaat hierbij om de laatste mine rale rijkdommen van de wereld die alleen aangeboord kunnen worden dank zij de moderne technologie. We zijn er al aan ge wend, dat tientallen enorme boorplatforms op de Noordzee en andere continentale zeegebieden (b.v. langs de kusten van de VS en Canada) grote hoeveelheden brandstof uit de zeebodem halen, zowel aardgas als aardolie. Min der bekend is, dat de zee en de zeebodem veel meer schatten be vatten. Dat de oceanen als het ware de rijkste schatkamers der aarde zijn, aan wier ontginning wij thans toe zijn nu de bodem rijkdommen op het vasteland uitgeput dreigen te raken. Het zeewater zelf bevat onvoorstel baar rijke minerale bestanddelen maar voorlopig zijn die moeilijk te oogsten. Althans niet op een rendabele wijze waardoor de ge wonnen produkten kunnen con curreren tegen de continentale produkten. Heel anders is het echter gesteld met de zeebodem. Op die bodem worden op vele plaatsen talloze „modules" aan getroffen. Dat zijn kleine kiezel achtige klompjes ertsen die zeer rijk zijn aan kostbare metalen. Hun oorsprong is niet voor hon derd procent zeker. Vermoede lijk zijn het bodemertsen die los geweekt zijn door het zeewater waarin later de zachtere delen zijn opgelost. Het zuiverder erts zelf is overgebleven. De ont staansgeschiedenis doet er overigens in het geheel niet toe. Dit is de Ocean Miner II, die ge reed ligt om uit te varen en met behulp van veertien onbemande sondes de zeebodem af te grazen naar kostbare mineralen. Die nodules bevinden zich nu eenmaal op de zeebodem en vormen een ontzagelijk grote rijkdom aan mineralen. Wat en wie? Van wie zijn die ertsen? Wie mag ze oogsten en hoe kan dat? Het zijn essentiële vragen, op de eerste twee waarvan het antwoord zeer gecompliceerd is. Diverse internationale overeen komsten hebben het „eigen domsrecht" of het recht op ex ploitatie geregeld op de continen tale platten dat zijn de verleng stukken van het vasteland onder de zeespiegel. Zo is vrijwel de ge hele Noordzee onderverdeeld in nationale gebieden voor Neder land, België, Engèland, Noorwe gen, Duitsland en Denemarken, de kuststaten van deze zee. Op welke fundamentele rechtsgrond deze regelingen berusten is vol slagen duister, maar dat geldt ook voor de „zeggenschap" of het be- heersrecht over continentale ge bieden. Afgezien daarvan wordt dit nationale recht op bepaalde delen van de continentale platten algemeen aanvaard. Men mag daar olie en gas winnen uit de zeebodem en de staten hebben bepaalde andere rechten, die in ternationaal worden erkend on der bepaalde beperkende condi ties. Het is nog altijd de vraag waarom niet-kuststaten als b.v. Zwitser land en Hongarije geen deel zou den mogen hebben aan de rijk dommen van deze gebieden. Maar dat nemen we nu maar even voor lief. Alle staten? Heel anders wordt het echter voor de diepzeegebieden, de bodem van wereldzeeen die niet tot de continentale platten gerekend kunnen worden. Wie heeft en wie geeft het recht om de rijk dommen van die diepzeebodem te exploiteren, er nationaal of zelfs particulier „beter" van te worden, die rijkdommen ten eigen nutte aan te wenden? Moe ten alle staten die op een of an dere wijze of in een of andere om vang aan zee grenzen bij de toe kenning van die rechten voor rang hebben op staten met louter landgrenzen? Heeft Sri Lanka (het voormalige Ceylon) als eiland in de Indische Oceaan meer recht op die zeeb odem-mineralen dan de even eens Zuidoost Aziatische landen Nepal of Tibet? Of zijn de technologische capacitei ten bepalend voor het „recht"? In dat geval hebben de technologi sche grootmachten VS en Rus land een aardige voorsprong en een voortreffelijk uitgangspunt. In Amerika ligt de Ocean Miner II gereed om via zeer geavanceerde technieken de nodules te oogsten van de diepzeebodem. Rusland blijft daarbij niet achter met de ontwikkeling van de „ocean-he- likopter", die in eerste instantie bedoeld is voor controle en re gulering van de visstand in diepzeegebieden, maar die te vens gebruikt kan worden voor mijnbouw op de oceaanbodem. Commandopost De Ocean Miner II is een opper vlakteschip, dat als commando post fungeert voor enkele onbe mande duikbootachtige gevaar ten, die de zeebodem moeten af grazen, de kostbare nodules ver zamelen en scheiden v an waar deloze zaken ais minder rijk be zinksel en dergelijke. Met de la ding nodules gaan die automati sche mijnwerkers dan terug naar wm het moederschip om hun lading af te geven. De bodem-automaten worden be stuurd vanaf het moederschip aan de hand van televisiebeelden, die vanuit de onderzeeërs beel den geven van bodemgesteld heid en nodule-concentraties, die overigens al tevoren zijn vast gesteld door andere technieken. De Amerikanen willen met dit soort operaties de bodem rijkdommen in oceanen tot on geveer 6000 meter diepte ex ploiteren. Andere methoden, die in overweging en ontwikkeling zijn, worden gebaseerd op op- zuigsystemen met lange slurven die vanaf een oppervlakteschip de zeebodem schoonzuigen, welke oogst dan later aan boord van het schip ontleed wordt in kostbare en waardeloze materia- Het shuttlesysteem (het gebruik van onbemande sondes naar de bodem) voorziet in vier tochten per etmaal, die elk met afdaling en opstijging zes uur duren. De controlekamer aan boord van het moederschip kan veertien son des tegelijk bedienen, die rond de klok werkend ongeveer vijf duizend ton modules per etmaal naar de ruimen van het schip brengen. De sondes zijn voor de voortbewe ging voorzien van Archimedes- schroeven, waarvan de werking ideaal is voor het loswoelen van de zeebodem. De krachtbron be staat uit een stel normale bat terijen, die voor elke tocht moe ten worden verwisseld en die aan boord van het moederschip weer worden opgeladen. Anders De Russen gooien het over een an dere boeg. Zij hebben een "on derzeese helikopter" ontwikkeld, de OSA-3-600, die wordt bemand door twee "hydronauten". Dit duikapparaat, dat onlangs in de Oostzee ten doop is gehouden, kan op een willekeurig te kiezen hoogte onder het oppervlak als een helikopter "blijven hangen" in het water en naar keuze op alle diepten manoeuvreren. Dikke patrijspoorten die een zeer wijde blik bieden op de omge ving, maken studies van objecten in het water en op de zeebodem mogelijk, terwijl sterke lampen aan de buitenzijde en televi siesystemen gekoppeld zijn aan grote grijparmen, die alles op de bodem kunnen oppikken. Alle apparatuur aan de buitenzijde van het toestel kan in noodge vallen (bv wanneer een grijparm vastraakt in een bodemspleet) worden afgeworpen met behulp van eenvoudige systemen, die door de hydronauten worden be diend. In eerste instantie is de onderzeese helikopter bedoeld voor natuur onderzoek, zoals ichthyologie, maar kan uitstekend gebruikt worden voor bv dag-mijnbouw op de zeebodem dank zij een forse materiaaltank aan de on derzijde van het voertuig. De on derzeese helikopter weegt slechts twaalf ton, heeft een grootste diameter van 4,5 meter, kan een bemanning vervoeren van drie hydronauten en is voor zien van vier aandrijfmotoren langs de buitenrand van de sonde die onafhankelijk van elkaar kunnen werken en worden be diend. De Russische OSA-3-600die na proeftochten in de Oostzee achter de hand worden gehouden voor exploratie en exploitatie van de zeebodem tussen IJsland cn Noorwegen. Drie hydronauten zullen de bemanning vormen. Het is de bedoeling dat de OSA- 3.600 wordt ingezet op de Atlanti sche Oceaan tussen IJsland en Noorwegen. Het gevaarte kan eenvoudig aan boord van een vrij willekeurig moederschip worden gehesen en in v.olle zee buiten boord gezet. Merkwaardig is dat de Amerikanen zich over het algemeen voor de mijnbouw op de zeebodem spe cialiseren in onbemande sondes, terwijl de Russen bemande voer tuigen inzetten, hetgeen juist an dersom is dan in de ruimte, waar de Russen (zoals bij het maanon- derzoek) voorkeur tonen voor onbemande sondes en instru menten zoals het maanwagentje Lodnochod en de Amerikanen juist de bemande ruimtevaart prefereren, tot en met de maan- jeep, die tientallen kilometers over de maan aflegde. Het prototype van de Twentse huisvuilvergasser, die veel voorde len biedt op hel terrein van de energievoorziening en de milieube scherming. Veertien miljoen Nederlanders produceren per jaar zo'n 4 miljoen ton huisvuil. Dat is gemiddeld 300 kg per persoon. Dat is een gemiddelde, want inwoners van grote steden zorgen op dit moment al voor ruim 400 kg per persoon per jaar, terwijl het platteland wat achter blijft. Dat laatste is logisch omdat op het platteland veel meer huis houdelijke troep direct dienstbaar wordt gemaakt bv. aan veevoer aan allerhande klusjes op het land etc. Plano logen hebben berekend dat de jaarlijkse afvalberg in het jaar 2000 bijna zal zijn verdubbeld. Al in het begin van de jaren zes tig begon men zich zorgen te maken over de sterke stijging van de hoeveelheid 'afval, dat toen voor het overgrote deel op vuilnisbelten werd gestort. Een deel werd door de VAM tot compost verwerkt dat als mest stof en grondverbeteringsmate riaal werd verkocht. Het gro vere deel van het afval kan ech ter niet tot compost worden verwerkt en moet dus toch worden gestort. Hiertoe werden vanaf 1966 een tiental verbran- digsovens gebouwd, die op dit moment het afval van ongeveei vier miljoen Nederlanders (waaronder dat van de grootste drie steden) verwerken. Van 118 gemeenten met een to taal van 2Va miljoen inwoners wordt het huisvuil in compost omgezet. De helft van het afval wordt dus nog steeds op vuilnisbelten gestort. Met de komst van de „afvalstoffenwet" zal het storten op vuilnisbelten echter worden verboden of aan strengere eisen gebonden wor den. Vandaar dat de Stichting Verwijdering Afvalstoffen naarstig zoekt naar alternatie- Uit een evaluatierapport van een projectgroep van de afde ling der chemische technologie van de Technische Hogeschool Twente blijkt dat vergassen van huisvuil vele voordelen heeft boven andere methoden van verwerking van huisvuil. De '.'oordelen liggen met name op het gebied van milieu en ener giewinning. De problematiek van de ver werking van het Nederlandse huisvuil is actueel. Het ligt. daarom in de lijn dei- verwachtingen, dat de Stich ting Verwijdering Afvalstoffen de subsidieaanvraag van de TH. Twente zal honoreren. Hierdoor zal het onderzoek naar de huis- vuilvergassers en de toepassing daarvan in proefopstellingen van 5 tot 50 kg per uur kunnen worden gecontinueerd. Het vergassingsproject is in 1974 begonnen als een project ten behoeve van de ontwik kelingslanden. Door middel van de Twentse vergassers wordt in Indonesië, Tanzania en Nigeria land- en bosbouwafval (pindadoppen, maispillen etc.,) omgezet in gas waarop motoren kunnen draaien. Deze motoren drijven machines aan of leveren elektrische energie. In 1976 werd het project uitge breid tot huisvuil. Met enkele aanpassingen kon de proefop stelling geschikt gemaakt wor den voor verschillende fracties van het afval. Bij vergassing (vergelijkbaar met de houtgasinstallaties op de auto's in de Tweede Wereld oorlog) wordt de brandstof met een kleine hoeveelheid lucht verbrand, waardoor een brand baar gas (koolmono-oxyde, wa terstof en methaan) ontstaat dat - na zuivering - in een andere ruimte verbrand kan worden. De grote voordelen van dit sys teem zijn, dat zowel de vergas sing als de verbranding in de meest geschikte ruimtes en on der de beste condities kan plaatsvinden. Het geprodu ceerde gas heeft (door de ver branding met zeer weinig lucht) een betrekkelijk klein volume en kan dus door veel kleinere installaties worden gereinigd. Bij verbranding van dit gas ko men géén schadelijke stoffen vrij. Het schone gas dat een vergas singsreactor produceert kan di rect aan een elektrische cen trale geleverd worden. Bij di recte ver branding van het afval worden grote hoeveelheden lucht ingeblazen, waardoor er erg veel verontreinigde rook gassen geproduceerd worden. Voor het reinigen van deze gas sen zijn enorme installaties no dig. Warmte-uitwisseling b.v. voor opwekking van stoom is bij verbrandingsovens - door het grote volume van het gas én zijn agressieve verontreinigin gen - een nauwelijks rendabel proces. Van de 9 verbrandings ovens wordt de vrijkomende warmte slechts bij drie (Am sterdam, Rotterdam en Den Haag) benut. Een ander voordeel van de ver gasser is dat er zich in zones met hoge temperaturen géén bewe gende delen aanwezig zijn. Hierdoor wordt een belangrijke storingskans vermeden. De werkgroep doet een opmer kelijke uitspraak met betrek king tot het terugwinnen van plastics uit afval: "Verbranding van plasticafval bespaart eerder aardolie dan het terugwinnen hiervan uit afval". Het terug» 'grondstof kost namelijk veel energie. Verbranding levert energie op. De hiermee uitge spaarde fossiele brandstof kan gebruikt worden voor de pro ductie van nieuwe plastics. Een moderne versie van de houtvergasser ten dienste van de auto-energie Her !>jkt bijzonder kostbaar, het gehele Nederlandse wagenpark op dit soort energie te laten lopen. Het parkeerprobleem in de grote steden zou er enorm door worden vergroot, door de grotere lengte van de rij combinatie, en de meeste particuliere garages zouden kunnen worden gebruikt als rommelkamer of hobbyruimte, maar zeker met voor het stallen van de auto!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 29