„Mensen zonden eens avondje moeten gaan lezen in woordenboek" De behandeling van kankerpatiënten "DE PATIENT MAAKT UIT WAT GOED IS" Samensteller Van Dale: WOENSDAG 2 NOVEMBER 1977 Tips voor deze rubriek kunt U elke morgen tot 10.00 uur aan mij kwijt, tel. 071-144941, toestel 38. U mag ook schrijven. Daar blijft het meestal bij. Terwijl er zoveel interessante leestof in zit. Maar wat ze met dat boek doen is hun zaak. Waar ik me bezorg der om maak is het toene mende slechte taalgebruik. Ook door mensen die dan zo genaamd het voorbeeld moe ten stellen. Het NRC-Handelsblad had des tijds en hij schrijft geloof ik nu nog, een los medewerker, die regelmatig over het gebruik van onze taal schreef. Die man betrapte ik in zijn stukjes vrij regelmatig op het foutief ge bruik van lidwoorden. Daar heb ik 'm toen eehs op ge wezen. En wat zei hij? Dat doe ik niet, die lidwoorden verwis selen, dat doen ze op de redac tie. Als ik mijn verhaal inlever klopt de tekst. Dat was natuurlijk niet zo. Ik be doel maar, bijna iedereen maakt die fouten. Gewoon om dat over de hele linie het taal gebruik in Nederland slechter is geworden". "Een oorzaak? Ik kan er alleen maar naar gissen. In Nederland is een algemene neiging ont staan regels en normen te ver waarlozen. Zo ook ten aanzien van het juiste taalgebruik. Daardoor dreigt een chaotische toestand te ontstaan. Niemand weet waar 'ie zich aan te houden heeft. Nu valt er te dis cussieren over de vraag of dat wel zo nodig is. Of het bijvoor beeld noodzakelijk is dat op de bassisseholen weer degelijke grammatica wordt onderwe zen. Ik vind van wel. Het huidige onderwijssysteem draagt er toe bij dat steeds meer mensen zich niet meer bewust zijn van de strekking van hun woorden, een voudigweg omdat ze de taal niet beheersen. Die gang van zaken is te betreuren", zegt Kruyskamp. Voor hem zit het actief bezig zijn met de Van Dale er nu op. "Ja, ik ben blij dat ik er nu een punt achter heb kunnen zetten. Die verplichting om regelmatig spullen in te moeten leveren drukte de laatste jaren wat zwaar op me. "Bovendien heeft het me erg gestoord dat in de laatste druk zoveel zetfouten zaten. Op elke bladzijde wel een paar. De man die de teksten moest corrigeren heeft er niet al teveel aan gedaan. Dat is onbevredigend werken. Dan plakje er na je 65ste niet graag nog eens een paar jaar aan vast". Zo'n tien jaar geleden, weet hij zich te herin neren, stak het pas goed de kop op. Lid woorden die verkeerd werden gebruikt, het door elkaar halen van voornaamwoorden en een volkomen willekeurig gebruik van ach tervoegsels. In kranten, in gesprekken, maar ook in literaire tijdschriften van naam. Een doorn in het kritische oog van dr. Kruyskamp. Een jaar lang heeft hij toen tij dens zijn dagelijks leesuurtje een schaar binnen handbereik gehouden. Dr. C. Kruyskamp: "De Van Dale wordt nauwelijks gebruikt zoals ik dat graag zou zien Knip, knip, een woord dat niet klopte. Knip, knip, weer een fout lidwoord. Op het moment dat zijn verzameling "foutief taalgebruik" een aardige om vang begon aan te nemen, be sloot hij er maar mee te kappen. Onbegonnen werk Het was onbegonnen werk. Geen bijhouden aan. Een klein sta peltje ongenoegen heeft hij nog bewaard. Als herinnering. Elk snippertje papfer voorzien van de datum van "overtreding". Als geen ander heeft de Leidse neerlandicus dr. C. Kruyskamp in de afgelopen veertig jaar het taalgebruik in Nederland ge wikt en gewogen. Vanaf 1936 tot vorig jaar was hij als redac teur verbonden aan het Woor denboek der Nederlandse Taal (WNT) maar verwierf vooral bekendheid als bewerker Van (de dikke) Van Dale. Voor het eerst in 1941. Toen be gon hij, samen met dr. F. de Tollenaer, aan de samen stelling van de 7de druk. Die drie daarop volgende drukken redigeerde hij in zijn eentje. Aan de 11de druk, die nog moet verschijnen, doet hij niet veel meer. Het gaat nu meer om het geven van adviezen aan de drie redacteuren die zijn werk heb ben overgenomen. Ten huize van de Haagse uitgever Martinus Nijhoff is kortgele den afscheid genomen van Kruyskamp. Met een uiterst bescheiden feestje: een drin gend verzoek van de nu 66-ja- rige Leidenaar, die vorig jaar voor de eer bedankte toen hem een receptie werd aangeboden bij zijn afscheid als redacteur van het Woordenboek der Ne derlandse Taal. Iemand die graag op zichzelf is. Ook het liefst alleen werkt. In een rustige omgeving. Gedurende bijna al zijn "woor denboekjaren" heeft dr. Kruyskamp zijn grachthuis aan het Rapenburg als residentie gehouden. Een lijvige kamer met hoge plafonds. Een naar verhouding erg klein bureau temidden van duizenden en nog eens duizenden boekeh. Zijn hobby. Vijftig jaar verzamelen staat op gesteld tegen het behangwerk. De vroegere bedsteden zijn er mee gevuld en dwars op de kamermuren staan nog wat ex tra schappen. Sfeer Vanaf de voordeur staat de twin tig meter lange gang naar zijn werkvertrek ook vol leeswerk. Achter in de kamer wat mak kelijke stoelen rond een oude potkachel, die in de win termaanden weer dienst gaat doen. Een spinnende poes in de ven sterbank, openslaande deuren waardoor hij op een door blinde muren omsloten bin nenplaatsje kan komen. En om de sfeer compleet te maken, een muziekinstallatie die hij bij voorkeur gedempte klassieke klanken in het werkvertrek laat rondstrooien. Omstandigheden waaronder hij aan de Van Dale wérkte. Vanaf 1950 tot voor kort bepaalde hij het gezicht van' dat woorden boek, althans detailléerde de bestaande woordenschat en voegde er geheel nieuwe woor den aan toe. Naar eigen keuze. Uit twee bronnen diepte hij zijn nieuwe woorden. Kruyskamp: "Wie de Nederlandse taal spreekt of schrijft hoeft zich niet per sé te houden aan wat in het woordenboek voor komt. Iedereen kan ongelimiteerd woorden combineren of daar nog niet bestaande afleidingen van maken. Als ze maar in een bepaalde zinsconstructie tot hun recht komen". Door veel te lezen merkte ik van zelf wel of bepaalde nieuwe woorden ingeburgerd raakten en of ze bestaansrecht hadden. In de lichte muziek bijvoorbeeld duiken geregeld nieuwe woorden op maar die draaien over het algemeen maar een paar jaar mee. Daarna kom je ze nergens meer tegen. Het heeft geen zin zulke woorden er in op te nemen. Anders is het, als het gaat om nieuwe woorden die bijvoor beeld betrekking hebben op de ruimtevaart, tv, kapingen e.d. Dingen van deze tijd. Dat zijn over het algemeen blijvertjes. Daar had ik wel wat aan. Een objectieve keuze maken uit een aanbod van woorden is niet mogelijk, Het is een strikt per soonlijke zaak. Als een ander aan Van Dale had gewerkt, zou 'ie er anders uit hebben ge zien'''. Dr. Kruyskamp ontving in de loop Verjaren ook vrij geregeld bijdragen van geïnteresseerde Nederlanders die hem door hen gesignaleerde nieuwe woorden onder de aandacht brachten. Onbevredigend Een dikke dertig jaar heeft hij aan Nederlands bekendste* woor denboek gewerkt. Heeft hem dat voldoening geschonken? "Je zou natuurlijk willen dat je het werk waaraan je begonnen bent, ook af kan maken. Met een woordenboek is dat nu eenmaal onmogelijk. Compleet ben je nooit. Dat geeft wel eens een onbevredigend gevoel. Net zo goed als de Van Dale nauw elijks wordt gebruikt zoals ik dat graag zou zien". "Eigenlijk zou het zo moeten zijn dat de mensen 's avonds in een gemakkelijke stoel gaan zitten, het woordenboek openslaan en daar ontspannen uit gaan zitten lezen. Ze doen het niet, omdat ze een woordenboek nog steeds vergelijken met een telefoon gids. Je zoekt even wat op en je zet 'm weer in de kast. Of hij doet dienst bij het oplossen van kruiswoordraadsels. Geen andere ziekte heeft zo'n negatieve symboolwaarde als kanker. Veel mensen durven het woord zelfs niet in de mond te nemen en hebben het maar liever over K Want kanker wordt beleefd als het meest afschuwelijke dat een mens kan overkomen. Tenslotte kan je eraan doodgaan. Kanker is nog steeds de tweede doodsoorzaak met jaarlijks bijna 27.000 sterfgevallen. Kanker kan grenzeloze onzeker heid veroorzaken en drukt vaak een stempel op de mensen die eraan lijden. Zij zij y ziek in een omgeving die zelf doodsbenauwd is. En voortdurend worden ze geconfronteerd met nieuwe onderzoeken en behandelmethoden. Nieuwe technische mogelijkheden, op chirurgisch, radiologisch en farmaceutisch terrein die genezend werken of het leven verlengen, maai die tevens zo ingrijpend zijn, dat de behandeling en zorg voor kankerpatiënten (en begeleiding van hun familie) veel beter moeten. Maar kan dat wel? Het gaat immers niet alleen om he overleven, maar ook om de kwaliteit daarvan. Als die slecht is, wil, kan of moet iemand dan toch nog doorleven? Op de studiedag „K..." en heel de mens van Studium Generale van De Erasmusuniversiteit in Rotterdam, zijn deze problemen - de psycho-sqpiale zorg voor kankerpatiënten - stevig bij de kuif gepakt. De belangstelling was onverwacht groot, vooral van maatschappelijk werkers en verpleegkundigen. Schande werd er geroepen over' de toenemende belasting waaronder zo langzamerhand iedereen - patiënten, familie, hulpverleners - gebukt gaan. Terwijl de overheid tot nu toe geen rekerting heeft gehouden met de consequenties die je nu zou moeten trekken. Nood i Drs. Frits van Dam, als psycholoog verbonden aan het kankercentrum van het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis in Amsterdam, vindt het zeer spijtig dat staatssecretaris Hendriks (volksgezondheid) onlangs bijde opening van het Integraal Kankercentrum Rotterdam niet krachtig is toegesproken. Hendriks heeft daar wel wat ironisch opgemerkt dat de ene helft van Nederland de andere helft zo langzamerhand begeleidt, maar de nood in het ziekbed en thuis in het gezin is dan ook vaak ontstellend groot. Psycho-sociale zorg voor zieken en stervenden is niet door dwazen verzonnen die iets te doen willen hebben. Hoewel er ook patiénterri zijn die het gevoel hebben dat hen die zorg wordt opgedrongen, maar de deelnemers aan de studiedag in Rotterdam vestigden de indruk dat ze daar heus rekening mee houden. Het bestrijden van kanker met behulp van medicijnen neemt zo toe, dat straks jaarlijks 20 a 25 duizend patiënten op deze manier worden behandeld. De verzamelnaam voor die bepaalde medicijnen is cytostatica en de behandeling heet chemotherapie. Meer patiënten betekent meer werk en het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis heeft nu dan ook al zeven internisten in dienst, terwijl er acht jaar geleden nog maar een was. De behandeling is zeer ingrijpend en ook kostbaar zo'n tienduizend gulden per patient. De medicijnen kunnen de kankercellen wel aan, maar geven ook zoveel bijwerkingen dat ze niet ongelimiteerd kunnen worden gebruikt. Chemotherapie wordt ook pas toegepast als opereren en bestralen geen kans op verbetering meer bieden. Bijvoorbeeld als de ziekte door het hele lichaam is uitgezaaid. Verlenging Een kleine groep patiënten vindt genezing bij chemotherapie. Maar vaker gabt het om het verlengen van de levensduür en het bestrijden van verschijnselen. Volgen^ Frits van Dam zijn het juist deze patiënten voor wie de dramatische bijwerkingen moeilijker te accepteren zijn want moeheid misselijkheid, mond- en slikpijn, tintelingen en zware psychische belasting voor de patient en omgeving kunnen er onder meer het gevolg van zijn. Uit onderzoek bij vrouwen met uitzaaiing van borstkanker die chemotherapie kregen, is Van Dam gebleken dat zij veel meer kalmerende- en slaapmiddelen grijpen en dat het gros van hen het huishoudelijk werk zonder hulp niet aan kan. Toch voelen de meeste patiënten zich ondanks alle ellende niet ernstig ziek. Frits van Dam noemt dat ,,het onvoorstelbare aanpassingvermogen van de mens". Een verpleegster voegt eraan toe dat patiënten vaak sociaal gewenste antwoorden geven en dat ze zich vrolijker voordoen, omdat ze bang zijn dat anders de behandeling zal worden gestaakt. Frits van Dam: "We zitten in een nieuwe situatie met die levensverlengende behandeling. Het geven van informatie over voor- en nadelen van de therapie is bittere noodzaak alvorens je iemand vraagt of hij dat wel wilBij bepaalde behandelingen zullen patiënten in de toekomst schriftelijk toestemming moeten geven zoals dat in Amerika al gebeurd. Bij de vraag wie voor chemotherapie in aanmerking komen, dus bij de beoordeling of iemand dat wel aankan, moetje verduiveld goede vragen stellen, anders krijg je een enorme willekeur. Het is een vreselijk groot probleem". Voorlichting Van verschillende kantenwordt toegegeven dat de verpleegkundigen in de.ziekenhuizen nauwelijks meer aan de eisen van de nieuwe»situatie kunnen voldoen. Volgens de Amsterdamse psycholoog durft niemand te zeggen: „We houden ermee op. We kunnen het,niet aan". De voorlichting aan patiënten en familie moet beter en beter, terwijl hij al gebrekkig is. Bijna driekwart van de'vrouwen uit het onderzoek wist niet eens hoe de medicijnen heten in de injecties of noemden ze de „gele" en de „rode" Particuliere patiënten wisten het wel, vanwege de beschrijving op de rekening. Zo'n vijftien procent wist ook niet wat de werking ,van de medicijnen is. Persoonlijk meent Frils van Dam dat het begrip „kwaliteit van het bestaan" door middel van onderzoek zo precies mogelijk inhoud moet krijgen om patiënten te beschermen tegen overdreven of te weinig behandeling door artsen. De resultaten van onderzoek naar het effect' van chemotherapie op de kwaliteit van het bestaan, moeten in ieder geval worden gepubliceerd in de lekenpers en horen,ter discussie te staan in patiëntenverenigingen en consumentenbonden (als die zich eindelijk serieus met de gezondheidszorg gaan bezighouden). Hij gaat nog een stap verder door te stellen, dat de beslissing om levensverlengende medicijnen toe te passen niet zonder meer mag worden overgelaten aan artsen. Volgens hem is het uiteindelijk ook een politieke beslissing. Dr. Engelsman, internist aan het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis Informatie over kanker en behandelmogelijkheden kan mensen in verwarring brengen. Dat gebeurt met jubelverhalen over nieuwe behandelmethoden, waarvan nog lang niet vaststaat wat de werkelijke effecten kunnen zijn. Maar het is ook mogelijk, dat mensen na het lezen van het zoveelste verhaal over kankér liever afzien van een bepaalde behandeling, omdat die ,,te gevaarlijk" zou zijn of „toch niet helpt". Terwijl diezelfde mensen er misschien juist wel baat bij kunnen hebben. De ontwikkelingen op het zeer uitgebreide terrein van kanker verlopen moeizamer en duren langer dan vaak wordt gesuggereerd. Toch komen de onderzoekers steeds een stapje verder. De vorderingen die worden gemaakt zijn weliswaar niet zo spectaculair, maar het is niet meer helemaal onmogelijk om een patient met kanker te genezen. In een gesprek met dr. E. Engelsman, internist in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis, wordt duidelijk dat men bij het zoeken haar effectieve behandeling(en) vaak nog in het duister tast. En af en toe komt er iets uit de bus. dat terecht naam mag hebben. Dr. Engelsman, die zich al vijftien jaar bezighoudt met de toepassing van chemotherapie (bestrijden van kanker met behulp van bepaalde medicijnen), stelt voorop, dat het de patient is die kan beoordelen of hij/zij werkelijk voordeel heeft bij een ingrijpende behandeling zoals chemotherapie. Natuurlijk is het geweldig moeilijk voor een patient om de voor- en nadelen van hulp tegen elkaar af te wegen. Daarom is het noodzakelijk, dat iemand voor de behandeling hoort wat hij/zij kan vereachten Want het toedienen van die speciale medicijnen geeft op z'n best een tijdelijk effect of haalt te weinig of niets uit. Genezingen behoren tot de uitzonderingen, maar ze zijn er. Dr. Engelsman: „We zijn echt een stukje verder. Denk aan kinderen met leukemie. Een klein percentage van de patiëntjes is te genezen dankzij chemotherapie. Je kan zeggen dat er nu volwassenen rondlopen, die als kind dood hadden kunnen gaan als ze niet waren behandeld". Toch een moeizame ontwikkeling aangezien in 1942 de eerste patient al met cytostatica (zo heten die medicijnen) werd behandeld. Dat gebeurde in een militair ziekenhuis in Amerika, nadat uit dierproeven was gebleken, datje met stoffen, afgeleid uit gifgassen, kankercellen te lijf kon. De behandeling werd toegepast bij een patient in een vergevorderd stadium van de ziektè van Hodgkin. Na enkele dagen waren alle gezwollen klieren weg. Dr. Engelsman: „Een dramatische verbetering waarover in 1946 pas is gepubliceerd, omdat de Amerikanen gedurende de oorlogsjaren de naam van de stof niet wilden prijsgeven. De patient leek dus genezen, terwijl hij eigenlijk dood had moeten gaan. Maar het succes was ook weer niet zo groot als het leek. De ziekte kwam 'terug. Het effect was maar tijdelijk geweest. Tot 1960 is er een aantal cytostatica ontwikkeld, die allemaal wat kunnen doen, maar ook hun beperkingen hebben. Geen enkel middel werkt op alle tumoren en ze hebben allemaal verschillende bijwerkingen. Vanaf ongeveer 1960 toen combinaties van verschillende middelen werden toegepast, bleek het mogelijk om bij enkele zeer gevoelige gezwellen genezing te bereiken. Allereerst de kinderleukemie. Omstreeks 1965 bleek combinatie-chemotherapie ook bij de ziekte van Hodgkin zeer effectief te zijn en tot een zeker percentage genezingen te leiden. Omstreeks 1970 zijn de pogingen verlegd naar veel vaker voorkomende gezwellen, zoals borstkanker". Volgens dr. Engelsman mag een patient verlangen dat de behandeling de kanker een tijdlang terugdringt. Dat de klachten (tijdelijk) verdwijnen zodat het leven weer een beetje normaal kan zijn. De Amsterdamse internist zegt dat hij geen chemotherapie geeft, als hij geen redelijke kans op goed effect ziet. Ook kunnen de bijwerkingen van de medicijnen (en die zijn er altijd) iemand zo het leven zuur maken, dat het voordeel te gering is. Hoe logisch het ook klinkt, dat de patient zelf oordeelt over de waarde van de behandeling, toch zullen veel artsen het juist daarmee nog moeilijk hebben. Zij zijn nu eenmaal gewend om uit te maken, wat goed voor iemand is. Overigens wordt dat ook voortdurend van hem gevraagd en vaak geëist. Dr. Engelsman: „De patient blijft de centrale figuur. Hij is immers de enige die kan zeggen of hij er plezier van heeft. Het is een taak die de arts en de patient steeds weer samen intensief moeten overleggen. En als therapie geen nut heeft, dan moetje improviseren. De patient krijgt ongetwijfeld weer meer klachten en dan moetje hem op de een of andere manier bijstaan. Misschien met pijnbestrijding of bestraling. Maar je moet in ieder geval iets doen". Bijwerkingen moeten volgens dr. Engelsman elke keer weer in de beoordeling wórden getrokken. De allerbelangrijkste zijn moeheid, misselijkheid en tijdelijke haaruitval (lang niet altijd). Dr. Engelsman: „Zo'n behandeling doet een aanslag op je energie. Daarna moetje weer bijkomen, net als na een flinke griep. Toch kunnen bijwerkingen soms ook ondergeschikt worden. Een vrouw die eerst op bed ligt met pijn in de botten en dankzij de behandeling weer van alles kan, schuift die bijwerkingen een beetje weg. Ze vertelt me dat'ze stiekem heeft gefietst omdat haar man dat niet zo ziet zitten. Ze geniet intens van wat ze nu heeft. Dat noem ik een geslaagde chemotherapie, al is het maar tijdelijk".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 4