De eend, die brulde... „Ik heb grote moeite met stelligheden" DONALD DUCK AL 25 MAR NEDERLANDER Michel van der Plas wordt deze maand vijftig ZATERDAG 15 OKTOBER 1977 PAGINA 19 De in 1966 overleden Walt Disney. Nr. 31. Met het eerste vrhaal van Carl Barks. De eend, die bruldeCitaat uit Stripschrift 59 60: "Het is aardig om even in te gaan op prijzen en zeldzaam heid van het weekblad Donald Duck. Nr. 1 uit 1952 is aan de prijzige kant: drie knaken op een stripveiling in Amersfoort 1972, terwijl op diezelfde veiling het tweede nummer uit 1952 slechts (hoewel) vijf piek opbracht." Citaat uit de Amerikaanse prijslijst The Comic Book Price Guide, 1976/'77: "Donald Duck 1938, zwart wit comic, Donald rookt pijp op omslag, goed exemplaar 250 dollar, uitmun- vtend ex. 500 dollar. 1942: "Donald vindt het piratengoud" comic in kleur door Barks en Hannah, 1000 dollar". Alles in verhouding, maar Donald Duck"heeft duidelijk „antiekwaarde" en is tegelijk nog springlevend, ook in ons land. Het weekblad Donald Duck viert deze maand het 25-jarig bestaan en het mag zich, met een oplage van meer dan vierhonderdduizend exemplaren, tot de grootste tijdschriften van Nederland rekenen. Er is geen kind in ons land, dat de kwetterende eend en zijn hebbelijkheden niet kent, of de dapperheid van de drie neefjes of de zuinigheid van Oom Dagobert. Bijrol Wat is het geheim van dat figuurtje, dat in een bijrol begon, maar tenslotte de populariteit van Mickey Mouse in Disney's wereld totaal wist te overvleugelen? In 1934 maakte de Walt Disney-tekenfilmstudio een kort filmpje „The Wise Little Hen", waarin Donald Duck voor het eerst een rolletje kreeg toebedeeld. Hij leefde op een woonschuit en verzon op slag een hevige buikpijn, toen de wijze kip hem om hulp kwam vragen. Zijn lijf was nog een beetje ongeproportioneerd, zijn snavel was aanzienlijk langer dan we hem nu kennen, maar tocYi vertoonde Donald Duck al de goede en kwade zijden van zijn karakter. Tekenaars van Donald waren Art Babbitt en Dick Huemer; de eerste kwam in 1932 bij de Disneystudio's en hij en Disney konden het slecht met elkaar vinden. Maar Art waardeerde de zakenman in Disney, en Walt respecteerde de kunstenaar in Babbitt, die ook in films als Fantasia, Sneeuwwitje en Pinokkio een groot aandeel had. De stem van Donald Duck - die je zelfs bij het lezen hoort - werd geleverd door Clarence Nash, die voordien op een melkfabriek werkte en kinderen met zijn imitaties van dierengeluiden bezig hield. De woelige eend was in een slag een afgeronde persoonlijkheid en binner een jaar had hij Mickey naar de tweede plaats gedrongen. De kunstenaar Walt Disney betreurde dat. want zijn.hart trok naar Mickey, maar de zakenman Disney kon die ontwikkeling alleen maar toejuichen. naar het tweede plan werd door die opsnijder van een Duck. Mickey stamde nog uit de tijd, dat de held een edele figuur was, nobel tot vervelens toe. Het publiek accepteerde van Mickey ook geen enkele uitspatting en als hij naar een meisje floot kwamen er al boze reacties. Maar zoals in die jaren ook in die andere populaire vormen van amusement, het detectiveverhaal en de avonturenfilm, de trend verschoof naar helden, die niet ridderlijk waren tegenover de tegenstander en die doodgewone menselijke fouten hadden, zo reageerde het publiek ook met enorme bijval op Donalds gebreken, die men bij Mickey niet verwachtte en dus ook niet toestond. Eind 1935 kwam een zekere Carl Barks bij Disney werken; een 34-jarige tekenaar, die na een periode als verkoper in de trein blii was weer een vaste baan te hebben. Hij viel spoedig op door zijn ideeën voor tekenfilms en eind 1942 werd hij aangetrokken om nieuw materiaal te leveren voor de „comics' (stripbladen) van Disney, die door het almaar herdrukken van oude avonturen aan bloedarmoede waren gaan lijden. Dagobert Opsnijder Barks bleek de ideale man voor het uitbouwen van de Donald Duckfiguur en verzamelaars leggen grote bedragen neer voor comics met authentieke Barks-verhalen. Zijn grootste eigen schepping in de serie is Uncle Scrooge (Oom Dagobert), maar daarnaast werden Guus Geluk en Willie Wortel geliefd bij een wereldpubliek van alle leeftijden. De Barks-rage is nu groter dan ooit, maar de moeilijkheid is, dat al het werk onder de naam Walt Disney doorging en daarom slechts met moeite het werk van Barks uit een zee van ander materiaal kan worden opgediept, voorzover het zich zelf al niet onderscheidt door originaliteit, vaart en een geheel eigen humor. Bekend is het verhaal, hoe de Deense uitvinder Karl Krver in 1964 geen patent op een grote uitvinding kreeg omdatDonald Duck en Barks hem waren voor geweest. Kryer lichtte in de haven van Koeweit een schip, dat met 6000 schapen gezonken was, door het impompen van polystyreen schuim. Door Cor Docter Maar in 1949 had Barks al door Donald en de neefjes Kwik, Kwek en Kwak een schip laten lichten door er pingpongballetjes in te pompen! Het was een Barks' verhaal, „Donald Duck als brandweerman", dat in 1952 in het allereerste nummer van het nieuwe Nederlandse weekblad Donald Duck verscheen. De huis-aan-huis verspreiding in 2,5 miljoen exemplaren was een succes-, het striptijdschrift Tante Leny ontdekte trouwens veel later, dat een pagina uit dat Barks' verhaal was weggelaten, die triomfantelijk wel in Tante Leny werd opgenomen Dat eerste nummer zag er, hoewel het nog niet helemaal in kleur was, al zo goed uit dat Walt Disney's broer Roy een gelukwens stuurde. Aarzelend Het tweede nummer, waar wel voor betaald moest worden, ging in 150.000 exemplaren bij de Geïllustreerde Pers de deur uit en men had reden om zich te verheugen over het besluit dit tijdschrift te gaan uitgeven. Het was namelijk niet de bedoeling geweest en pas tijdens de besprekingen over uitgaven van Disney's „Alice in Wonderland" en „Sneeuwwitje" was aarzelend de opmerking gemaakt, of Nederland niet rijp was voor Donald. De oplage steeg voortdurend en een jaar later zat men al boven de 200.000 weer twee jaar later boven de 300.000. Een aanpassing van de prijs van Donald Duck, na de opneming in de Oberongroep, gaf de oplage een gevoelige deuk. Tot dan toe was het blad in een soort koppelverkoop met het damesweekblad Margriet goedkoop gehouden, maar de uitvoering (stukken beter dan de Amerikaanse uitgaven) maakte een hogere prijs noodzakelijk. In dit jubileumjaar is Donald Duck niettemin boven de 400.000 uitgekomen. Niet alleen in kwaliteit verschillen de Nederlandse uitgaven van de Amerikaanse; ook de inhoud is duidelijk anders. Een kwart van de verhalen in Donald Duck wordt door Oberon (onderdeel van de VNU-groep) in eigen beheer vervaardigd. Hoofdredacteur Cees de Groot verwacht, dat dit nog wel meer zal worden. Daan Jippes heeft de supervisie over dat extra materiaal en daarnaast kan (hoewel het dikwijls geheel opnieuw geïnkt moet worden) oud Barks'materiaal worden gebruikt, tot vreugde van de liefhebbers. Bij het opsporen van dat materiaal in heel de wereld heeft Thom Roep zich een naam verworven. In Scandinavië hebben de fans al de waarde van de Nederlandse uitgave begrepen en daar zitten dus nogal wat verzamelaars als abonnee. Het Hollandse materiaal kan ook door Griekse of Noorse of andere Disney-uitgaven worden opgevraagd. En overal vangt het Disneyconcern in Amerika vijf procent van elk verkocht r Ti-lo-so-fie Dikke boeken, vele beschouwingen zijn er gewijd aan de populariteit van Donald Duck en aan de invloed van de man-achter-de-schermen, Carl Barks. „Barks heeft op geniale wijze gebruik gemaakt van typisch Amerikaanse preoccupaties als geld, macht en geweld en parodieert cliches en stereotiepen waarvan sommige andere Amerikaanse strips bol staan," zegt de Donald Duck hoofdredacteur. Maar Barks zelf reageerde op een vraag naar zijn filosofie: „Fi-lo-so-fie, dat is maar liefst vier lettergrepen lang. Nooit begrepen, wat dat betekende." Met andere woorden: „Het zal me een zorg zijn", zoals het miljoenen kinderen een zorg is wat er achter steekt, als de neefjes in drie tekstballoons vragen: „(Mogen wij) (buiten spelen) (oom Donald?)" en Donald in dikke letters „NEE" schreeuwt en ze aan de grasmaaimachine zet. Een wereldfiguur in matrozenpakje: een eend, die brult, of een leeuw, die kwekt. Het mag ons een zorg zijn Tijdens een lunch enkele jaren geleden zat Michel van der Plas tegenover de Koningin aan tafel. Zij vroeg hem waarom hij geen gedichten meer schreef. Zijn antwoord dat de journalistiek hem totaal opeiste, was voor haar niet bevredigend. Een beetje gepikeerd zei zij dan ook; "Als U dat talent van God hebt ge kregen, mag U dat niet verraden". Hierop repliceerde de dichter - bepaald niet bescheiden - dat anderen beter konden dichten dan hij. De Koningin was met dit antwoord nog niet tevreden en merkte streng op: "Zo mag U niet denken. Daar moet U maar eens heel diep over na denken". Dat doet de bekende katholieke dichter en cabaretteksten schrijver Michel van der Plas, die 23 oktober a.s. 50 jaar wordt, tot op de dag van vandaag: Hij- zit er gewoon mee. Met geslo ten ogen, het bekende gouden halve leesbrilletje voor op zijn neus en tot op het bot afgeklo ven nagels, waarvan hij - overi gens vruchteloos - probeert of er nog meer van af te halen is, formuleert hij het antwoord. "Ik weet het eigenlijk niet. Ener zijds heeft dat te maken met het werk op verzoek. Zelden of nooit komt er iemand op mij toe, die mij vraagt een gedicht te schrijven. Vroeger nog wel. Toen kreeg ik nog wel eens een Regeringsopdracht. En een opdracht kan, het hoeft niet, in spirerend werken. Anderzijds komt de wereld van het cabaret wel met opdrachten. Ik besef door deze opmerking te maken overigens heel goed, dat het ly risch moment als spontaan opwellend blijkbaar afwezig Haastig voegt hij er aan toe: "Ik schrijf overigens wel gedich ten. Ik heb nieuw materiaal lig gen. Maar ik laat het liggen, omdat ik twijfel aan de waarde ervan en of ze de tijd kunnen doorstaan". Gespannen Michel van der Plas is een ze nuwachtige, ietwat verlegen en gespannen man, die met zich zelf nauwelijks raad weet. Hij weet dat van zichzelf anders had hij destijds niet tegenover Bibeb verklaard een "af schrikwekkende onzekerheid" in zich te hebben. Hij noemde zich toen in dat interview: '"Weifelmans van Twijfel hoven". Hij is tevens een man. die houdt van de genietingen, die de wel vaart hem aan eten en drinken en comfort biedt. Een man, die uitermate is gesteld op goede omgangsvormen en fatsoen. En een man, die de verdraag zaamheid hoog in zijn banier heeft geschreven De absur diteiten in het leven, intole rante personen of groepen, of vulgariteiten die hij op zijn weg tegenkomt, hekelt hij dan ook met alles wat in hem is. Vooral hierin brengt hij zijn gedachten feilloos onder woorden. Het telkens afwegen, opdat hij zich niet schuldig maakt aan wat hij anderen verwijt, noopt hem tot precies formuleren. Kunstmatig De Koningin is niet de enige in zijn leven die hem verwijt niet of nauwelijks meer gedichten te schrijven. „Cabaretteksten kan je poëtisch noemen. En tenslotte een ander ding. Ik vind die scheiding tussen poëzie en cabaret soms wat kunstmatig". Hij hoort mij denken, dat het wel met geld te maken zal hebben. Niet zo'n vreemde gedachte als men weet dat hij daarop zeer is ge steld. Maar hij wijst de ge dachte dat het iets met geld te maken heeft krachtig van de hand. 'Het is een pure innerlijke be hoefte. Het heeft te maken met de behoefte aan relativeren meer dan aan absoluteren. Ik heb nl. grote moeite met stel ligheden. En dat laatste zit nu eenmaal meer in poëzie dan in cabaret. Vandaar de keuze". Meermalen Michel van der Plas ziet er niet tegen op een keuze te maken. Dat heeft hij meer malen in zijn leven moeten doen. De op 23 oktober 1927 in Den Haag ge boren Ben Brinkel - Michel van der Plas is zijn pseudomien stond op jonge leeftijd voor de keuze óf priester worden óf dichter. Hij koos het laatste. In de 5e klas van het klein-semi- narie Hageveld verscheen zijn eerste gedicht in druk. Door Theo Kroon Het sem inarie-reglement verbood het ■publiceren: de drang van het dichten was echter niet te houdenvandaar zijn schuil naam. die de examinatoren bij zijn eindexamen in verlegen heid brachten. Tijdens het staatsexamen G ymn as i u m werd hem nl. gevraagd een ge dicht uit de eerste bundel van Van der Plas "Dance for you" te verklaren. Naar de mening van de examinatoren begreep Brinkel er niet veel van. De ont hullende mededeling .dat zij te genover de dichter zelf zaten bracht hen danig in de war. Keuze Kort daarna stond hij weer voor een belangrijke keuze. Zijn va der wilde dat hij in z-ijn vaders voetsporen zakenman zou worden. Vandaar zijn studie in Nijenrode. Ook hierin overwon de dichter en zo werd Ben Brinkel in de voetsporen van de door hem bewonderde An ton van Duinkerken en zijn vriend Gabriël Smit "een veel belovend katholiek dichter". Hij kon echter van het dichten niet leven en werd journalist bij Elsevier. Alom werd hij gepre zen voor zijn veelzeggende dagboeknotities van het Tweede Vaticaans Concilie, en zijn cover-stories over o m. kardinaal Alfrink, Godfried Bomans en minister Luns. Hij ging zich verdiepen in het ka tholieke verleden en pu bliceerde zijn bestsellers "Uit het rijke roomse leven", dat de zer dagen op veler verzoek ge lukkig werd herdrukt, "In de kou" (samen met Bomans") en "De kerk gaat uit" (met Roes). Daarnaast verschenen talrijke cabaretteksten als "Frater Venantius", "De stalmeester", "Tearoom tango", en"Sandra". Veelgevraagd Door al zijn bezigheden werd hij een veelgevraagd schrijver van gelegenheidsgedichten, inlei dingen en speechen. En wede rom stond hij voor de keuze. Teveel mensen deden en doen op hem een beroep, "maar ik moet nu gewoon veel weigeren, omdat ik het niet aankan". In zijn brief waarin hij onze af spraak bevestigde, schreef hij •mij: "Mijn leven is een gekke nhuis". Hij zou wel willen, maar het gaat eenvoudig niet. "Om het allemaal te vervullen, om het ieder naar zijn zin te maken, heb ik een tweede le ven nodig". Of zoals hij mij enige jaren reeds toever trouwde: "Door tijdgebrek heb ik het offer van het dichten moeten brengen. Later zal O.L. Heer het mij misschien ver wijten, maar dan had Hij mij maar niet zoveel talenten moe ten geven." Verbeteren En toch blijft hij schrijven. Hij blijft de innerlijke drang hou den om uit zichzelf creatief be zig te zijn. Een van deze rede nen is om de naar zijn mening vaak slechte en smakeloze tek sten van anderen te verbeteren. Maar ook in dat moet hij zich beperken, "want anders wordt het een zeven. Dat haat ik. Ik wil alleen achten halen. Liever negens, maar dat zit er niet in", zo vertrouwde hij Bibeb des tijds toe. En als zijn gezondheid hem een halt toeroept? "Dan zullen de mensen zeggen, dat ik het slachtoffer van mijn talenten ben geworden". En dat ontkent hij bij voorbaat niet. "Ik wist er geen maat bij te houden", aldus Van der Plas in een interview met mij een paar jaar geleden. Hij vindt overigens dat hij nu op een leeftijd is gekomen, dat hij mag weigeren. En wat weifelend: "Waar ik niet uitkom is of ik niet onbarm hartig moet selecteren". Een selectie, die hij m.b.t. het week einde al jaren heeft gemaakt. Dan is hij thuis bij zijn vroutv in Aerdenhout en zit vaak rustig zonder iets te doen voor zich uit te staren in de vlammen. Gelovig Zijn gedachten gaan dan vaak ilit naar verhouding tot God, zijn geloof en de Kerk. Hij is een volgzaam gelovige. Hij heeft moeite met de Kerk als insti tuut. Hij kan alleen maar ka tholiek zijn. "Ik geloof in het eeuwig leven. Ik neig ër steeds meer toe het geloof van de va deren meer en meer te omhel zen. Ik wens mij te conforme ren. Ik pretendeer niet meer te weten dan bv, Van Duinker ken. Er zijn in de traditie van de Kerk liturgieteksten van eeuwigheidswaarde. De litur gieteksten bij begrafenissen bv. zijn niet voor verbetering vatbaar. Dat wil ik zo bewaren. De katholieke kerk is altijd kies geweest. Zij heeft bv. altijd verboden te spreken aan het graf. Dat vind ik uitermate wijs. Dan past alleen gebed. Deze dingen worden mij steeds dierbaarder". De dood Hij is destijds niet aan het sterf bed van zijn vrienden Van Duinkerken en mgr. Bekkers verschenen. "Wat mij toen - weerhield is eigenlijk piëteit. Ik wilde hen niet op hun slechtst zien. Maar ik zie wel in dat het fout was. Sindsdien is het mij ook niet meer overkomen. Juist op die momenten hebben je vrienden je nl. het meest no dig. De zieke heeft meer hoop dan (Je bezoeker. Je zou dan met ze plannen moeten ma ken". Hij wil terugkeren naar de we zenlijke dingen van het geloof. "Kijk er staat in het Credo heel wat maar ook heel wat minder dan men de laatste jaren wil doen geloven. Er staat niet meer en niet minder dan: "het eeuwig leven. Amen". Er wordt Yiiet over de vorm van dat leven gesproken. Ik ben gestopt-met dat speculeren en leekachtig theologie te bedrijven. Ik kan het toch niet".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 19