Smokkelen hasjeen koud kunstje
„Stoom?
Ik houd
van stoom
omdat 't leeft
Kustbewaking is zo lek als een mandje
77
ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1977
Met nog enkele maanden te gaan staat de hoeveelheid
door de Nederlandse politie "gevangen" hasj nu al op
zeventienduizend kilo. In 1976 werd in totaal
tienduizend kilo onderschept. De meest recente "toe
valstreffer" komt uit Egmond aan Zee, waar eind
augustus twee rubberboten met bij elkaar 2500 kilo
hasj werden gevonden. Twee mannen wisten via de
duinen te ontkomen. Later wist de politie de vroegere
eigenaar van de Helderse kotter Lammy te arresteren.
De Lammy werd driejaar geleden na een spectaculaire
achtervolging door de marine tot zinken gebracht, na
dat was komen vast te staan, dat er een grote partij hasj
aan boord was.
Overigens vertoont de statistiek een duidelijke stij
ging. In 1970 werd in totaal slechts 258 kilo hasj "ge
boekt", het jaar erna stond de score al op 890 kilo. In
1972 registreerde de politie 1630 kilo, in 1973 plotseling
5750 kilo, in 1974 5310 kilo en in 1975 7000 kilo.
De grootste vangst in de prille hasj-historie stamt van
januari van dit jaar, toen bij een boer in het Zeeuwse
Heinkenszand welgewogen 4500 kilo (waarde negen
miljoen) werd aangetroffen. In verband met deze af
faire werd de 37-jarige Sjetke F. inmiddels tot driejaar
gevangenisstraf veroordeeld.
Het is stikke donker als enige
kilometers buiten de Zeeuwse kust
een eenvoudige kotter voor anker
gaat. Binnen een kwartier doemen
twee rappe rubberboten op die in
leen oogwenk worden geladen met
zeer lucratieve smokkelwaar
hasjiesj. De enkele duizenden kilo's
tellende partij wordt even later aan
land gezet op een afgelegen stuk
strand, onttrokken aan het „alziend"
oog van douane en politie. In alle
rust sjorren twee hedendaagse
smokkelaars de jute zakken naar
een gereedstaande bestel auto, die
uiteindelijk verdwijnt in een
ordinaire boerenschuur. In kleine
porties komt de hasj vervolgens op
de diverse plaatsen van bestemming.
Zo schetst een hoge
politiefunctionaris in Zeeland de
sinds kort meest geliefde methode
om zonder al te veel risico grote
hoeveelheden van het oosterse
genotmiddel ons land binnen te
krijgen. „Het is een koud kunstje",
zegt hij. „De kans om ze te pakken
is ontzettend gering. De politie is
volkomen afhankelijk van
toevalstreffers. Akkoord, er is wel
eens een behoorlijke vangst, maar
dat is dan wel een schijntje van
wat er ons land binnen komi En
omdat het steeds om reusachtige
bedragen gaat, maakt het vaak ook
niet uit wanneer je een „grote
jongen" pakt. Er staan legio anderen
in de rij om het werk over te
Ook de douane onderkent het
gemak, waarmee hasj vandaag de
dag ons land wordt
binnengesmokkeld. Woordvoerder J
F. van der Blom: „We hebben
natuurlijk onze voelhorens wel
uitstaan, maar met zeven schepen
over de hele kust kan je weinig
uitrichten. Bovendien staat de
douane volkomen machteloos ais zo'n
kotter buiten de territoriale wateren
ligt. Pas als we om de vijfhonderd
meter een boot zouden stationeren,
kan je spreken van een goed
bewaakte kust. Aan de andere kant
zijn de Financiële belangen voor de
hasj-smokkelaars zo groot, dat ze
ook dan wel weer wat zullen
verzinnen. Het is net een
schaakspel, de tegenpartij blijft
steeds een zet voor".
Juist nu hasj-handelaars zich meer
en meer bekwamen in de smokkel
per boot, wordt de politie tot
overmaat van ramp geconfronteerd
met berichten over bijzonder goede
oogsten in met name Libanon. Ruw
geschat zou in de komende
maanden zo'n vier miljoen kilo
hasjiesj in West-Europa moeten
worden afgezet. Verscheidene
Nederlanders zouden daartoe al ter
plekke contracten hebben afgesloten.
„Het is moeilijk aan te geven
hoeveel er nu precies voor
Nederland bestemd is", verklaart een
zegsman van het ministerie van
justitie, „maar dat de aanvoer in
omvang zal toenemen, ligt erg voor
de hand. En dat er veel
onopgemerkt blijft, is ook duidelijk'
Onderschept
De Rotterdamse hoofdinspecteur N
van Dorp, speciaal belast met
verdovende middelen in de
Maasstad, drukt zich aanzienlijk
krasser uit. „Het blijft
vanzelfsprekend altijd natte vinger
werk, maar ik hou het erop dat er
tussen de tien en twintig pfocent
wordt onderschept door de politie.
Er worden incidenteel grote
vangsten gedaan, maar dat heeft bij
voorbeeld geen enkele uitwerking op
de prijs. Nee, het zou te ver gaan
om te zeggen, dat de politie
bijzonder goed zicht heeft op het
hele hasj-wezen. Daarvoor is vooral
ook de organisatie, die er zonder
imeer achter zit, veel te goed
opgezet". Volgens Van Dorp hebben,
sinds kopstukken als de Zeeuw
Sjefke F. en Rotterdammer Aad V.
Jn de cel toeven vanwege grote
hasj-affaires, enige in Rotterdam
gevestigde Turken een vinger in de
pap gekregen. Bovendien willen
hardnekkige geruchten, dat twee of
drie goed gefortuneerde „bonafide"
zakenlieden regelmatig kostbare
hasj-transporten financieren.
Zeker op het vlak van de
hasj-smokkel is de politie bijzonder
afhankelijk van tips. De
Door
Willem van der Kooij
loslippigheid laat echter nogal wat
te wensen over. Een rechercheur
,zegt er dit over: „Er wordt gewerkt
in een sfeer van intimidatie van, zeg
maar, de kleinere jongens, die het
wel uit hun hoofd laten om hun
mond open te doen. Bovendien
wordt er door iedereen ontzettend
goed verdiend. Het is meestal een
erg gesloten front".
Dat zelfs een bijzonder
gedetailleerde tip nog onvoldoende
kan zijn, bewijst een door de politie
altijd verzwegen voorbeeld uit de
praktijk, waarbij zowel de tot
hasj-keizer bestempelde Sjefke F.
betrokken was als de eveneens tot
„hasj-hoogheid" verheven Aad V.
Met in handen de naam van het
met duizenden kilo's hasj geladen
schip en de datum, waarop het in
Nederland moest arriveren, ging de
politie „in het groot" aan de slag.
Maar liefst honderdvijftig man
werden op diverse plaatsen ingezet
om de „vangst van de eeuw" te
kunnen bewerkstelligen. Behalve
steun van marine-vaartuigen, kreeg
de politie ook hulp uit de lucht.
„Het kon niet misgaan, we hadden
bij wijze van spreken op iedere
duintop een man neergezet",
herinnert een van de betrokken
politiemannen zich.
Zwarte Bende
Het schip, een omgebouwd
vissersvaartuig, maakte echter een
ongebruikelijke omweg via de
oostkust van Engeland, zodat het uit
het oog werd verloren. Een dag later
leek de politie alsnog succes te
hebben toen werd gemeld, dat het
schip in een haven in Rotterdam
lag afgemeerd. Aad V. was al ter
plaatse gesignaleerd. „Met zestig
man zijn we vervolgens aan boord
gegaan en je kunt gerust zeggen,
dat we het van onder tot boven
hebben doorzocht", verhaalt de
politieman verder. Bij de zoekactie
werd de zogenaamde „zwarte bende'
van de douane ingezet, vermaard
om haar gedegen speurwerk. Op het
schip is echter geen grammetje
gevonden. „En toch staat als een
paal boven water, dat de hasj aan
boord was. Op een boot zijn echter
zo ontzettend veel mogelijkheden
om smokkelwaar te verbergen, dat
het zelfs voor de meest ervaren
speurder vaak onbegonnen werk is".
Volgens het verhaal zou de
betreffende partij hasj later in
Hamburg van boord zijn gehaald.
„Natuurlijk is zoiets uiterst
frustrerend. Maar je moetje als
politie nooit schikken in het s
onvermijdelijke. De tegenpartij
heeft een geweldige voorsprong,
vooral omdat de kustbewaking zo
lek is als een mandje. Bovendien zal
de douane telkens te kampen
krijgen met een tijdsmarge. Een
zoekactie kan niet lang duren, want
zodra je niets hebt gevonden, heb je
zo een hele stevige schadeclaim".
De politieman, die door zijn huidige
functie liever onbekend wil blijven,
is ervan overtuigd, dat er nog
voldoende mogelijkheden zijn om
meer greep op de hasj-smokkel te
krijgen. „Er zal een veel betere
samenwerking tussen de
verscheidene diensten moeten
komen. Bovendien moet dit
probleem veel internationaler
worden aangepakt".
Groot winstpunt zou hij bovendien
vinden, wanneer Nederlandse
rechercheurs zouden worden
gestationeerd in de hasjiesj
producerende landen. „Een
Nederlandse kotter is daar per
definitie verdacht. Het is bij de
politie het bekende verhaal: een op
het oog keurige vis-exporteur laat
wat voorzieningen op een oude
schuit aanbrengen en begeeft zich
in de smokkel. Het zou de zaak een
stuk vergemakkelijken als je, uit bij
voorbeeld Libanon, heel duidelijk
door zou krijgen welke schepen er
hebben geladen. Bovendien zou de
informatie vanuit de onderwereld
veel en veel beter kunnen.
We zullen daar toch
consequenter moeten
binnendringen".
"Ik ben een Westlander; ik ben
groot gegroeid met stoom. Eigen
lijk net Ed Bever ben ik eigenlijk:
stoom? Ik houd van stoom omdat 't
leeft. Een motor maakt alleen maar
kabaal, maar stoom... die geur... en
je ziet de stangen rustig draaien,
rustig, geen lawaai. Rustig... deze
machine draait 98 toeren, vol aan!'
Door Aad Wagenaar
'Ik ben een scheepssloper, als zo
danig kom ik door heel Europa, ook
op de Canarische eilanden. Nou
heb ik altijd tegen mijn vrouw ge
zegd: waar ik geweest ben op de
wereld, kom jij ook. Zodoende wa
ren we zeven jaar geleden op Tene-
rife met vakantie en daar was 't dat
ik 'm voor het eerst zag varen: het
stoompassagiersschip „Viera y
Clavijo". Ik was verloren; ik zei te
gen de vrouw: "Diè moet ik heb
ben." Vroeger in mijn jeugd was het
zo dat als je een smoel had op een
meisje, dat je dan een halfjaar ach
ter d'r aan liep. Dit schip heeft me
meer gekost- ik heb zeven jaar moe
ten praten en telexen en opletten
dat niemand anders me te glad af
zou zijn, maar ik heb mijn zin dan
nou: de „Viera y Clavijo" is van mij
en ik heb 'm voor de deur liggen".
Marinus van der Marei (56) zit er
opgetogen bij, als een kind met zijn
mooiste stuk speelgoed. De le klas
salon van zijn Spaanse stoompas
sagiersschip is Van der Mareis
huiskamer geworden: een
diepbruin prachtvertrek met ko-
perbeslag alom. Ook mevrouw Van
der Marei wil van haar huis aan de
wal nog nauwelijks weten.
Het stoompassagiersschip ligt af
gemeerd in het haventje De Val in
Zierikzee, bij de noordelijke toe
gang tot de Zeelandbrug. In feb
ruari werd het hier binnengesleept.
Van Tenerife tot Aviles in Noord-
Spanje was hij nog op eigen kracht
opgestoomd. Daar vond de over
dracht plaats en ging de Neder
landse vlag in de mast. Maar om 'm
daarna helemaal nog naar Neder
land te laten varen op eigen vermo
gen, dat had te veel voeten in de
aarde: ik had Nederlandse amb
tenaren van Stoomwezen over
moeten vliegen voor een keuring
van de ketels en andere technici
hadden de radio en navigatie na
moeten kijken en dus vond ik dat
we er maar een sleepboot voor
moesten zetten. Zo is hij hier ge
komen'.
Een stoompassagiersschip; het is
65 jaar oud en voer in die tijd zonder
haperen met 38 bemanningsleden
en 176 passagiers een lijndienst
tussen de Canarische eilanden, met
soms een cruise op de Middel
landse Zee.
,Alle keren in die zeven jaar dat ik
het schip weer zag, werd ik er ge
kker op", „zegt Marinus van der
Marei. „Ik wist dat ze hem niet zo
lang meer in de vaart zouden laten -
zo'n schip wordt te duur he - maar
ik kon gewoon niet wachten tot-ie
normaal op de markt zou komen. Ik
liet steeds maar telexen naar Mad
rid, als de dood dat iemand me voor
zou zijn. Want let wel: volgens
Lloyd's in Londen is er op de hele
wereld geen ander schip als dit
meer te vinden: een stoompas
sagiersschip, dat nog helemaal in
tact is".
En zo kreeg Van der Marei zijn
droomschip ook voor de Hollandse
wal: geheel intact, cnet geldige cer
tificaten voor de stoomketels en in
gericht alsof de passagiers direct
aan boord verwacht werden.
„Alle bedden in de hutten waren
keurig opgemaakt," zegt mevrouw
Van der Marei vergenoegd, „ik heb
stapels linnengoed gevonden, ser
viesgoed, glazen, zwaar tafelzilver -
niets was van boord."
„Zevenhonderd lakens," weet Ma
rinus van der Marei, „mijn vrouw
probeert ze nou voor zeven vijftig 't
stuk te verkopen. Maar de laatste
tweehonderd lakens... nee, al beta
len ze daar honderdvijftig gulden
per stuk voor, dan doe ik ze nog niet
weg. Want het schip moet authen
tiek blijven, dus ook de originele
lakens op de bedden en de borden
met het maatschappij-emblee-
m op de tafels."
is eigenlijk bedroevend. Maar het is
nou eenmaal zo dat onze overheid
in het geheel giet geïnteresseerd is
om aandenkens aan onzeÜistone
als zeevarend land te bewaren. Kijk
maar es hoe ze de Nieuw Am
sterdam naar de sloop hebben ge
stuurd, een van de mooiste schepen
dat op de wereldzeeen heeft geva
ren! En wat hebben we in Neder
land nou als herinnering aan het
stoomtijdperk - een paar kleine sle-
pertjes, da's al."
Van der Marei stelt zijn stoompas
sagiersschip (tegen betaling) ter
bezichtiging open; hij verkoopt aan
boord ook wat scheepsantiek, dat
hij als scheepssloper opdoet. „Maar
rendabel is zo'n aankoop van dit
schip daarmee natuurlijk niet. Het
is dan ook voor vijftig procent
liefhebberij, dat ik m'n boot uit
Spanje heb gehaald. En voor de rest
is het wachten, want de dag komt
dat men dit schip nodig heeft; het
kan tien of vijfentwintig jaar duren
maar eens zal men ontdekken dat ik
het enige stoompassagiersschip ter
wereld heb, dat er van binnen en
buiten uitziet zoals het hoort. De
scheepssloper heeft dit schip ge
kocht om te voorkomen dat het ge
sloopt wordt - zo is het ja.
Ik zou er wel mee willen varen,
maar dat kan ik niet opbrengen, dat
kost zo enorm veel. Maar ik laat wel
volgend jaar de ketels keuren en
daarna wil ik de machine laten
draaien, zonder de schroefas want
anders ga je gaten slaan. Ik ben nu
bezig een vergunning te krijgen om
het schip naar Scharendijke te
slepen, bij het dolfinarium daar.
„Vorig jaar zomer," mijmert Van
der Marei, „hebben mijn vrouw en
ik een reisje gemaakt met „Viera y
Clavijo", op de Middellandse Zee.
Dat was in de dagen, dat ik nog on
derhandelde over de prijs van het
schip - de directie van de rederij
had me uitgenodigd, "'t Was het
mooiste tripje dat ik van mijn leven
gemaakt heb... 's nachts hoorde je
het water langs de scheepswand
glijden, nergens gedril van moto
ren... rust door die stoom, heel
der Marei:
te vinden zoals dit