HELP
het landschap komt om
Verstedelijking, schaalver
groting in de landbouw en
recreanten rukken onbe
kommerd en onbelemmerd
op. Nog even en er resteert
van ons voorraadje natuur
lijke en landschappelijke
schoonheid niet meer dan
hier een weilandje en daar
een boerenslootje.
Ach, overdrijven we nu niet?
Een paar voorbeelden dan maar.
Van verarming van de natuur, van
verkommering van het landschap.
Voorbeelden overigens, die niet van
vandaag of gisteren zijn.
Per jaar wordt op het ogenblik
13.0003hectare landbouwgrond door
verstedelijking opgeslorpt.
Nieuwbouwwijken,
hoogspanningsmasten, wegen,
industrie- en recreatieterreinen
dringen zij aan zij in verbluffende
eenvormigheid op.
Meer mensen, meer welvaart, meer
vrije tijd brachten een stroom
recreanten op gang. Plezierboten
verdringen zich op het water.
Hetzelfde geldt voor zomerhuisjes en
caravans in de bossen. Lommerrijke
zandpaden worden verhard, nieuwe
wegen versnipperen het landschap,
rustieke landbouwperceeltjes worden
in het kader van grootscheepse
ruilverkavelingen aaneengegord tot
grote vlakten. Ligboxenstallen'en
torensilo's kenmerken de al even
gelijkvormige moderne
bio-industriele bedrijven.
Houtwallen, bomen en struiken en
andere kleine natuurelementen
vallen onder de drang naar
grootschaligheid in de landbouw.
Door verlaging van de waterstand -
noodzakelijk voor het moderne
weidebedrijf - daalt de vogelstand
Door overvloedig gebruik van
kunstmest veranderen bloemrijke
weilanden in weliswaar
hoogproduktieve, maar eentonige
weidegebieden.
Door het uitspoelen van de
kunstmest wordt ook het leven in de
sloten aangetast.
Door het kanaliseren van beken en
andere waterschapswerken zijn
vrijwel alle natuurlijke bekenstelsels
met hun specifieke milieus in ons
land verdwenen.
Een op de drie plantensoorten in
ons land dreigt uit te sterven. Het
aantal zeldzame planten is al voor
zeventig procent verdwenen. Otter,
das, steenmarter en vleermuis zijn
dieren, die tegenwoordig nog maar
zelden voorkomen.
Papieren stadium
Laten we het voorlopig maar bij dit
handjevol aanwijzingen houden. Dat
is al om moedeloos van te worden.
De opsomming zou overigens nog
pagina's kunnen vullen.
Belangrijker wordt nu de vraag:
gebeurt er nog wat?
Er gebeurt inderdaad wel iets. Er is
zelfs al het een en ander gedaan. Al
moeten we direct daarbij
teleurgesteld constateren dat de
meeste plannen nog niet verder
reiken dan het papieren stadium.
Als een vloed verschenen rapporten,
nota's, structuurvisies, brochures,
schema's, studiedagen,
orients tiebijeenkomsten,
hoorzittingen en zelfs al
demonstraties.
Maar hoe lang moet het nog duren
voordat concrete plannen in de
praktijk tot uitvoering komen?
En wat is er eigenlijk gebeurd sinds
het uitkomen van de drie befaamde
„Groene Nota's"? (Een over nationale
parken, een over nationale
landschapsparken en een overde
relatie tussen landbouw en natuur-
en landschapsbehoud.)
In deze drie „Groene Nota's"
probeerde staatssecretaris W. Meijer
van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk een antwoord
te geven op de vraag hoe het verder
moet gaan met het natuur- en
landschapsbehoud.
In de touwen
Dat was in februari 1975.
Tweeeneenhalf jaar geleden.
Intussen gaat de verloedering van
natuur- en landschap onverstoord
door. Of niet soms?
„Jawel, maar we doen wat we
kunnen. We hangen net als een
zeesleper in de touwen om de zaak
een beetje tegen te houden".
Ir. F. Prillevitz staat aan het hoofd
van de jonge en ambitieuze Directie
Natuurbehoud en Openluchtrecreatie
van het ministerie van CRM.
„De afbraak in het buitengebied
gaat intussen door", geeft hij toe.
„Maar alles gaat veel langzamer.
Ook uitbreiding van steden, van
fabrieken, van het wegenstelsel. De
besluitvorming over dit soort zaken
gaat ook veel trager dan in het
verleden, 't Ligt aan het systeem. Je
kan het bijvoorbeeld nu goed
merken bij de kabinetsformatie. Er
worden korte afspraken gemaakt,
maar de uitwerking duurt
aanzienlijk langer en is
ingewikkelder. Daar gaan nog jaren
mee heen".
Uit een opmerking van
staatssecretaris Meijer in maart van
dit jaar putten we intussen weinig
optimisme. Hij zei toen: „De druk
op natuur en landschap is groter
dan het geld en de mogelijkheden
voor de noodzakelijke veiligstelling"
Prillevitz: „Alle activiteiten van met
name het ministerie van landbouw
leiden ertoe dat wij ook meer
activiteiten moeten ontplooien tot
het behoud van natuur en
landschap. Dat wij gedwongen zijn
tot grotere uitgaven. Alle subsidies
die het ministerie van landbouw
geeft om de schaalvergroting in de
landbouw aan te moedigen, leiden
ertoe dat wij als natuurbeschermers
ook weer meer subsidies moeten
geven.
Als gevolg van de huidige
ontwikkelingen in de landbouw, zijn
wij bij CRM gedwongen onze
begroting evenredig te laten
meestijgen. Er moet daarom nu
maar eens een duidelijke uitspraak
vallen over het toekomstige
landbouwbeleid van de regering. Dat
is van wezenlijk belang voor natuur
en landschap. De Groene Nota's zijn
een eerste stap, maar het is een
dure gok of het allemaal tot stand
gebracht kan worden".
Keihard beleid
Het ministerie van landbouw staat
nog steeds een keihard beleid van
schaalvergroting voor ogen. Zo'n
65.000 boeren moeten nog
uitgesaneerd worden. Zodra het
aardgas op is, moet de landbouw
voor een positieve betalingsbalans
zorgen, zo argumenteert men op het
ministerie van landbouw.
Vandaar dat niets de voortgaande
investeringennaar steeds grotere
landbouwbedrijven in de weg mag
staan.
Prillevitz: „Onder deze
omstandigheden zou het goed zijn
als de regering eens tot een
herwaardering van het huidige
landbouwbeleid zou komen, om
daarmee het natuur- en
landschapsbeleid te kunnen
verbeteren.
Net zo goed als zo'n
mentaliteitsverandering ten gunste
al heeft plaats gehad bij
Rijkswaterstaat. Wat er daar op het
ministerie van Verkeer en
Waterstaat op dat gebied is
veranderd, daar heb ik alle respect
vöor. Daar heeft een totale
herbezinning plaats gevonden bij de
planning van wegen, luchthavens,
natte werken. Vroeger werd daar
veel sneller over besloten en nu is
de landbouw aan de beurt".
Die landbouw mort en bekijkt de
Groene Nota's, met name waar het
gaat over de landschapsparken, met
buitengewoon veel argwaan.
CRM heeft vijf proefgebieden voor
landschapsparken aangewezen. Dat
zijn de Veluwe, Winterswijk,
Limburgs Mergelland, Noorhollands
Waterland en Noord-West
Overijssel.
Hoe staat het met die proef? In
feite kan zo'nproef pas van start
gaan als er een
begeleidingscommissie is gevormd,
bestaande uit de diverse
belanghebbenden uit de regio, plus
vertegenwoordigers van de overheid.
In Waterland was dat direct al geen
probleem. In NW-Overijssel is er
uit te leggen, de boeren weigerden
medewerking. Ze vroegen tevergeefs
om concrete financiële gegevens
over hun eventuele toekomstige
positie als beheerder van de
landschapsparken.
CRM slikte het gewraakte woord
„proefgebied" tenslotte maar in en
een integratiecommissie op
gemeentelujk niveau zal nu eerst tot
een afstemming van de diverse
belangen proberen te komen. CRM
heeft zich teruggetrokken en laat de
oplossing voor het probleem nu door
de plaatselijke bevolking aandragen.
CRM zegt nu: „Wij houden niet
meer vast aan het proefgebied, maar
we ontkennen niet de uiterst
belangrijke waarden, die het gebied
maatschappelijk heeft".
Is het lawaai dat in Winterswijk is
gemaakt, maatgevend voor het
verzet van met name de landbouw
tegen het idee van de
landschapsparken?
CRM vindt van niet. „Het
landschapspark is uiteindelijk een
uitlaatklep voor de structurele
problemen van de landbouw, die in
dit gebied toch al weinig perspectief
heeft".
Rode lap
In Winterswijk zijn teveél boeren,
voor wie onder invloed van de
schaalvergroting, te weinig land
beschikbaar is. De grond is er
landschappelijk erg waardevol,
waardoor de boeren nog minder uit
de voeten kunnen. De
ruilverkaveling wordt er intussen
van jaar tot jaar uitgesteld. En dan
komen er plotseling allerlei ideeen
vanuit het verre Den Haag.
Door Jan Kees Kokke
sinds een jaar ook zo'n commissie en
in Limburg sinds een half jaar.
In Winterswijk en op de Veluwe
stuitten de in de ogen van de
plaatselijke bevolking bij uitstek
Haagse ideeenover een
landschapspark, op veel meer verzet.
Op de Veluwe zou na langdurig
overleg dezer dagen pas een
begeleidingscommissie worden
ge%nstalleerd. In elk geval zullen
daarbij een paar stoelen leeg
blijven. De provinciale
landbouworganisaties zien niets in
een landschapspark en doen niet
mee aan het overleg. Het idee is te
vaag, er zijn teveel onzekerheden,
vinden ze. Nu vindt men dat
wegblijven bij CRM nu weer niet
zo'n ramp. Het grote conflict op de
Veluwe tussen de
recreatie-ontwikkeling en de
instandhouding van natuurwaarden
is daar veel belangrijker.
Geen ge-Meijer
In Winterswijk is het echter
aangekomen op een rechtstreekse
confrontatie met de landbouw.
„Geen ge-Meijer over
landschapspark", riepen de
demonstrerende boeren toen
staatssecretaris Meijer er op bezoek
kwam.
Hoe zijn ambtenaren van CRM ook
probeerden hun goede bedoelingen
Ambtenaren zwaaien met Groene
Nota's, die als een rode lap op de
boeren werken.
„Hier hebben wij alle begrip voor
het standpunt van de boeren", zegt
men op CRM sussend. „Wat ons
betreft is het niet zo'n heet gevecht
als het wel lijkt".
Intussen komen de plannen voor het
proefgebied moeizaam, of liever
gezegd, helemaal niet van de grond.
De begeleidingscommissies moeten
in het proefgebied vorm geven aan
het idee landschapspark. Daarvoor
krijgt de provincie 90 procent
subsidie van CRM. Er zullen
voorstellen moeten komen over de
organisatie van het landschapspark,
de beheersfunctie, subsidies en
wetten.
Aan de hand van deze suggesties zal
het beleid verder worden uitgewerkt,
waarna de procedure wordt gevolgd
van een planologische kernbeslissing.
Al met al zal het nog jaren duren
voordat de landschapsparken
officieel ingesteld zijn.
Winterswijk heeft CRM geleerd, dat
men niet tegen de zin van de
betrokkenen plannen door kan
zetten. „De weg van redelijk overleg
is lang. Dat is de aard van de
Nederlandse democratie".
Voor de reservaatvorming heeft
CRM tot 1981 een bedrag
beschikbaar van 130 miljoen gulden
en voor de beheersovereenkomsten
in de landschapsparken 70 miljoen.
Vormt geld eigenlijk $en probleem
bij het realiseren van de ideeen van
nationale parken en
landschapsparken?
Ir. Prillevitz van de directie
natuurbehoud van CRM: Als je
een bewindsman hebt, die werkelijk
vecht voor zijn zaak, dan niet.
Staatssecretaris Meijer heeft dat
bewezen, omdat hij in een
teruglopende tijd meer geld heeft
losgekregen".
Waarom wordt de boer door
natuurbeschermers gezien als een
van de grootste boosdoeners?
Race zonder finish
„De boer zelf is er niet schuldig
aan. Dat is het landbouwbeleid. De
schaalvergroting, die nu aan de
gang is, is een race zonder finish.
En dat begint veel boeren zelf ook
te benauwen".
Dit zegt de heer S. Algra van de
stichting Natuur en Milieu, een
particuliere werkorganisatie op het
terrein van natuurbehoud,
landschapsbescherming en
milieubeheer, die tot taak heeft het
overheidsbeleid kritisch te volgen.
„De boer speelt evenwel zo'n
belangrijke rol bij de problemen
rond de bescherming van het
landschap, omdat tachtig procent
van het landelijk gebied uit
landbouwgrond bestaat. De boer is
dan weliswaar de maker van het
landschap, maar hij heeft het"
niet met opzet gedaan. Het
landschap past in zijn
produktiesysteem. En als de boer nu
het landschap afbreekt, dan doet hij
dat ook niet met opzet, omdat hij
het aanpast aan zijn produktie".
„Er vindt op het ogenblik door de
schaalvergroting een meedogenloze
sanering in de landbouw plaats, die
geen enkele rekening houdt met de
sociale gevolgen. Minister Van der
Stee kiest heel duidelijk voor die
grootschaligheid en om de pijn te
verzachten is hij bereid om voor
100.000 hectare
beheersovereenkomsten in
landschapsparken te sluiten. Van
der Stee heeft het voordeel dat hij
niet verantwoordelijk is voor een
stuk sociaal beleid en voor een stuk
natuur- en landschapsbeleid".
Meer kwaliteit
Algra vraagt zich af of er geen
alternatieven zijn voor een beleid
dat uitsluitend is gericht op
grootschaligheid. Zou de landbouw
zich niet wat meer kunnen richten
op kwaliteit in plaats van op
kwantiteit. Hij noemt het
bijvoorbeeld een bedroevende zaak
dat ons varkensvlees als gevolg van
de bio-industrie niet eens als een
Nederlands produkt herkenbaar is,
zoals bijvoorbeeld wel de
Nederlandse tomaat of de
Nederlandse bloemen. De meeste
Nederlandse landbouwprodukten zijn
massaprodukten, die de markt
veroveren door hun relatief
goedkope prijs.
„Binnen de landbouw zelf begint
men zich trouwens ook steeds meer
af te vragen of die drang naar
grootschaligheid wel de enige en de
beste oplossing is. Het
landbouwbeleid dat tot nu toe is
gevoerd heeft de grote boeren groter
gemaakt en de kleine kleiner. Tot
voor kort zag de boer zijn buurman
niet als concurrent. Nu wel, want
hij heeft zijn grond nodig".
Drs. D. H. Franssens, secretaris
ruimtelijke ordening van het
Landbouwschap komt de heren
Algra van de stichting Natuur en
Milieu en Prillevctz van CRM
regelmatig tegen op de „barricaden",
waar de woordenstrijd over de
landschapsparken en het
natuurbehoud wordt gestreden.
Franssens verwijt zijn tegenstanders
graag dat zij weinig oog hebben
voor het feit dat wij leven in de
20ste eeuw, met alles wat daarbij
hoort. De geweldige voordelen van
de moderne landbouwmethoden
worden zijns inziens nog wel eens
uit het oog verloren. Voordelen voor
de voedselvoorziening, voor de
werkgelegenheid en voor de
welvaart. Franssens vindt het
moderne landbouwbeleid zeker niet
altijd schadelijk voor het
landschapsbeeld; dikwijls overwegen
wat dat betreft zelfs de voordelen.
„Geen enkele industrie wordt
geprest om te gaan werken met
kapitaalgoederen uit bijvoorbeeld de
jaren dertig of verder terug". Voor de
landbouw kan men evenmin een
verschil maken, met name wat
betreft beperkingen op de grond als
produktiemiddel. Zaken als
grondbewerking, bemesting, onkruid
en ziektebestrijding, maaitijden en
waterstanden zijn volgens Franssens
allemaal zo doorslaggevend voor het
bedrijfsresultaat van de boer, dat
hij maar heel weinig concessies kan
doen, zonder een deel van zijn
inkomen te verliezen.
Geen beperkingen
En hoe kijkt de boer zelf tegen de
problemen aan, die vandaag de dag
bij wijze van spreken met
karrevrachten op zijn erf worden
geworpen?
Anton Jansen (37) is een modale
boer, met een bedrijf op 20 hectare
grond, 20 melkkoeien en 400
mestvarkens in Overijssel.
„Zolang ze je geen beperkingen
opleggen zie ik nog wel toekomst. Ik
heb op het ogenblik een redelijk
inkomen. Probleem is de
schaalvergroting. Wil je het niet
afleggen, dan moetje wel meegaan.
Land bijkopen, is er niet bij, dat
kostje 50.000 gulden per hectare.
Dus je zoekt het in veredeling. De
kosten gaan jaarlijks met 10 tot 12
procent omhoog, je opbrengsten
stijgen minder. Dus als je bedrijf op
hetzelfde niveau blijft, krimpt je
inkomen in".
„Waar ik geen touw aan vast kan
knopen is dat het hele
landbouwbeleid met subsidies aan
elkaar hangt. Als je wilt investeren
krijg je subsidies en als je je bedrijf
wilt beeindigen krijg je subsidie. Dit
is niet gezond. Als dit zo doorgaat,
gaan we aan al die subsidies kapot.
Het beroerde is, als je boer bent
anno 1977, dan zul je toch van dit
soort regelingen gebruik moeten
maken".
Jansen voorziet de mogelijkheid dat
zijn bedrijf ook nog wel eens binnen
een landschapspark komt te liggen.
„Dan zullen we ons allemaal moeten
aanpassen. Daartoe ben ik best
bereid. Maar dat zal ook best gaan
zonder dat de overheid je daartoe
dwingt. Ik geloof echter niet in het
systeem van half boer, half
beheerder van het landschapspark.
Ik wil boer zijn of geen boer. Maar
ik ben ervan overtuigd dat er samen
om de tafel veel geregeld kan
worden. Als we goed naar elkaar
kunnen luisteren".