Voor Gispen geen "zittend" leven
CELINE IS WEER "IN"
Nieuwe creatieve
levensperiode van
oud-fabrieksdirecteur
Ontwerper van stalen stoelen kreeg op zijn 80ste opeens zin om te etsen
ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1977
EXTRA
PAGINA 25
Een hand die vroeger contracten
tekende voor een staalverwer-
kende fabriek, signeert tegen
woordig gevoelige etsjes van
hoge kwaliteit. De graficus W. H.
Gispen, lid van Pulchri Studio,
heeft zich onlangs een nieuwe
etspers aangeschaft. Hij is 86
jaar. In een gesprek met onze cri
ticus Dolf Welling zei hij weinig
over kunst, maar veel over crea
tiviteit.
In Gispens woning staan
nog enkele meubelen die
naar zijn ontwerp zijn ge
fabriceerd.
Ets naar het zuidelijke
landschap waar Gispen
graag vertoeft.
Nu kan dat niet meer. Je kan niet op een artistieke basis een
groot bedrijf opbouwen. Destijds nam ik een smederijtje
over voor 250,-! Ik was begonnen op een architectenbu
reau en ik wilde tekenen en schilderen. Op dat bureau
moest ik riolen tekenen en funderingen. Dat was niet zo
lollig. Daarom schreef ik op een advertentie, waarin om een
ontwerper werd gevraagd voor een fabriek van kunsts
meedwerk.
Daar kwam geen antwoord op,
maar een paar weken later zag ik
weer die advertentie. Ze hadden
dus nog niemand en ze hadden mij
niet eens opgeroepen. „Je weet niet
watje mist", schreef ik naar dat ad
res. Toen kreeg ik antwoord. Ik
werd aangenomen op een salaris
van tachtig gulden per maand. De
afspraak was, dat ik over de tweede
maand honderdvijftig zou krijgen
en de maand daarop weer een ver
hoging, tot ik op een behoorlijk sa
laris zou staan. Maar na drie maan
den had ik nog steeds het beginsa
laris.
"Te duur"
De baas daar was 'n smid waar ieder
een een hekel aan had. „Je bent te
duur", zei hij toen ik over die ver
hoging kwam praten. „Ga maar
weg". Ik dacht, die vent zal ik
grijpen. Van een stokoude smid
kon ik een smederijtje kopen. Ik
heb de beste knecht van mijn baas
meegenomen en een jongen. Ik
stond om 5 uur op en de zaak ging
om 6 uur open. Met tekeningen
ging ik langs architectenbureaus en
zo ving ik heel wat orders. Binnen 3
maanden had ik 22 man bij mijn
vorige baas weggehaald: of ze daar
ook graag weg waren! Later richtte
ik een club van smedenpatroons op
en daar werd de smid die mij geen
honderd vijftig per maand waard
vond ook lid van. „Ik had je nooit
moeten laten gaan", zei hij.
Over één van mijn werken - een
windvaan voor het torentje van een
huis - schreef mevrouw De Meestér
een mooie kritiek in de krant.
Daardoor had ik meteen naam ge
maakt in Rotterdam. Mijn lampen
waren daar te koop in een am
bachtswinkel in de Witte de With-
straat: handgesmede lampen met
zijden kappen, een soort nabloei
van de Jugendstil.
"Volle manen"
Het was de tijd van de Amster
damse School in de bouwkunst, de
jaren twintig. De architecten Kra
mer en De Klerk waren klanten van
me. Maar die stijl was heel bewer
kelijk en daardoor te duur. Toen
kwamen Oud en Rietveld, zonder
versieringen. Maar ik was zo ver
nog niet, ik ontwierp bronzen win
kelpuien.
Modern waren de koperen lampen
die ik maakte, met glazen bollen uit
Duitsland. De electriciens wilden
er niet aan. „Kazen", zeiden ze.
„Volle manen". Daarom opende ik
een eigen toonkamer in Rotterdam
in de Van Oldenbarneveltstraat,
hoek Mauritsweg. Die zaak liep als
een lier. Via architecten kreeg ik
opdrachten voor de lampen in ge
bouwen.
De electriciens die de lampen al
leen maar hoefden op te hangen,
WÊm
De nu 86-jarige Willem Hendrik Gispen aan zijn gloednieuwe etspers
wilden eenderde van de prijs als waren mooie opdrachten, zoals een gebouw neerzette voor een
provisie hebben, maar ze kregen duizend lampen roeivereniging. Nou bleek, dat een
niet meer dan 10%, tot hun grote tegelijk voor het G.E.B.-gebouw. bestuurslid van die vereniging zelf
ergernis. En ze konden mijn 'ai"n- Na een tip van vrienden, ging ik een lampenfabriek had. Toch kon
pen toch niet boycotten, want de me^ mijn Hollandse catalogus in ik die opdracht krijgen, maar op
architect wilde geen andere. Dat Engeland naar een architect toe die een voorwaarde, die onvervulbaar
werd geacht. Ik moest de lampen
namelijk binnen drie dagen leve
ren. Met mijn fabriek in Delfshaven
was dat gauw geregeld: een tele
foontje en ze waren bereid 's nachts
door te werken. Van de Engelse
dokwerkers kreeg ik gedaan, dat ze
op maandagochtend snel zouden
lossen om me een „weddenschap"
te laten winnen. De levering is op
tijd geschied. Ik kreeg in Engeland
ook de opdracht voor duizend lam
pen voor het Shell-gebouw - lam
pen van 350 per stuk, dat telde aan
toen. De architect, ene mister Jo
seph, had zelf al een lamp voor zijn
gebouw ontworpen, maar hij
kocht toch maar de mijne.
Zakenman
Ik had als geldschieter een com
pagnon, die zich uitsluitend voor
geld interesseerde. „U is een za
kenman", zei hij na die successen
tegen mij. Dat was in Rotterdam
een hoge lof. „Onbéperkt krediet
krijgt u". Ik kon wel wat gebruiken,
want ik wilde een grotere fabriek
hebben. Het Rotterdamse gemee
ntebestuur was in die tijd niet erg
toeschietelijk voor bedrijven.
Daardoor ging Ford naar Amster
dam. En ik ging naar Culemborg,
omdat Rotterdam me een onmis
baar bruggetje weigerde.
In Duitsland was een architect be
gonnen met stalen stoelen. Die ging
ik in mijn nieuwe fabriek naar mijn
ontwerpen maken. „Daar ga je mee
verliezen"., zei mijn vennoot.
Maar die stoelen gingen goed.
In het begin van de economische
crisis van de jaren dertig kon ik in
Duitsland voor twintigduizend
gulden machines ter waarde van
honderdduizend kopen. Toen
bleek opeens dat mijn krediet niet
onbeperkt was, want mijn com
pagnon betaalde niet. Hij had
melijk een strop gehaald met i
kante beleggingen. Het gevolg w
dat we surseance moesten
gen. Het werk ging rustig door, de
aandelen in de fabriek werden
overgenomen en alle debiteuren
kregen de volle betaling. Toen
kwamen de stalen bureaus. Dat was
mijn strop. Ze wilden „die artis
tieke boel" niet meer.
Toen ik uit het bedrijf was, ging ik
meer verdienen dan ooit als direc
teur. Ik werkte als interielirarchi-
tect en bouwde huizen in Spanje.
Schouwburgstoelen die ik had
ontworpen, werden door Rietveld
opgenomen in de Nederlandse in-'
zending naar de Triënnale van Mi
laan. Daar werden ze gezien door
een architect uit Limburg, die ze
bestelde voor de Maastrichter Staar
- een mooie order voor een meubel-
fabriekje dat door een kennis van
me was begonnen.
Voor een fabriek in Emmen heb ik
stapelbare stoelen ontworpen en
daar komen nog steeds royalties
uit.
Debuut
Tegen mijn tachtigste wilde ik
opeens gaan etsen. Ik ging les ne
men van Dirk van Gelder, tussen
jongens van de academie en van die
leerlingen heb ik in twee maanden
veel opgestoken. Verder heb ik ad
viezen gehad van Willem Minder-
man. Op aanraden van Chris de
Moor kon ik in 1969 als graficus de
buteren met een tentoonstelling in
het Kunstcentrum, samen met
mijn dochter.
Sedert dat debuut groeit gestadig
het grafische oeuvre van Gispen,
zodat zijn naam allengs eerder
prenten oproept dan stalen meube-
Ondanks zijn weerzinwekkende jodenhaat groot literair genie
ie Celine: vat vol tegenstrijdighedent
Celine - en dat was dan de latere
schrijversnaam van dr. Louis-
Ferdinand Destouches - is vandaag
in Frankrijk weer erg in. In, nadat
hij, om buiten-literaire redenen,
sinds het einde van de laatste oor
log, zo'n twintig jaren helemaal uit
was geweest. Uit,, maqr dus beslist
niet definitief uitgerangeerd, want
dat zijn revolutionaire betekenis
voor de Franse letterkunde van
deze eeuw dan toch wel minstens
even alles overheersend is geweest
als die van Proust in de periode die
aan hem voorafging, is een feit. dat
ook tijdens die jaren dat hij vrij al
gemeen werd doodgezwegen, zelfs
door zijn felste politieke tegen
standers onmogelijk kon worden
ontkend. En de bron van die ver
doemenis werd natuurlijk gevormd
door Celine's paranoïde jodenhaat,
waarvan hij, omstreeks 1938, in zijn
„Bagatelles pour un massacre"
voor het eerst getuigde, en die hij
ook tijdens de oorlog en de Duitse
bezetting voortdurend „trouw" is
gebleven. „Je suis le pluz nazi des
collaborateurs" („de grootste nazi
onder de collaborateurs"), zo aar
zelde hij niet ook in de zwartste da
gen van de jodenvervolgingen en
massamoorden te schrijven. En
zo'n standpunt vergeet je natuur
lijk niet zo gauw.
Door
Frank Onnen
Frankrijk heeft zo'n kwart eeuw
nodig gehad, niet om dat virulente
antisemitisme te vergeten - en nog
minder te vergeven maar wel om
te erkennen, dat de drager van die
pestilente nazi-bacil gelijktijdig
niettemin de grootste schrijver en
stilist van deze eeuw is geweest. En
eerst nadat, enkele jaren geleden,
de Franse televisie een uitvoerige
uitzending aan Celine - die overi
gens de volle en afzichtelijke waar»
heid ook nog niet onthulde - had
gewijd, zijn ook de uitgevers over
de brug gekomen. Alleen vorig jaar
werd al een ruim dozijn boeken van
en vooral over hem gepubliceerd.
Zijn weerzinwekkende anti-
semitistische pamfletten, waaron
der bovenal de „Bagatelles", wer
den tot dusver niet meer herdrukt
en die zijn dan ook alleen nog'maar
antiquarisch te verkrijgen. Die
„Bagatelles" zag ik onlangs bij een
bouquinist aan de Seine nog voor
300 francs aangeboden, een bedrag
dat ik me overigens kon besparen
omdat ik dit blasfemistische mo
nument zelf al bezat.
Ondertussen heeft Gallimard, die
Celine nu in zijn fonds van Franse
„klassieken" heeft ingelijfd, een al
bum met tientallen foto's uitgege
ven, dat elke koper van drie
Pleiade-delen cadeau krijgt. En bij
diezelfde uitgever is onlangs ook
het derde deel van de Cahiers-
Celine verschenen, waarin, naast
zijn academische proefschrift over
de Oostenrijks-Hongaarse geleerde
Semmelweis (1818-1865), die baan
brekend werk verrichtte in de strijd
tegen de kinderstuipen en die, gek
geworden door zijn miskenning,
tenslotte zelfmoord pleegde, ook al
zijn andere medische geschriften
werden gebundeld. Ze werpen
weer een heel nieuw licht op de
schrijver, die zich als huisdokter
geruime tijd aan de armste arbeid
ersbevolking rond Parijs (in Clichy)
had gewijd, maar die ook als pio
nier voor de sociale medische we
tenschap - onder meer als rappor
teur voor de toenmalige Volken
bond in Geneve - onmiskenbare
verdiensten moet hebben gehad.
Verdiensten waarop trouwens eer
der in een Nederlands literair
maandblad Estella Debrot die hem
goed gekend heeft, al eens de aan
dacht heeft gevestigd.
Contrasten
Maar die hernieuwde belangstel
ling ook voor de privé-persoon van
de schrijver is nog veel verder ge
gaan, en zo is recentelijk een boek
verschenen over de kat van Celine,
die hij op zijn vlucht, na de bevrij
ding, als lijfarts van de regering in
ballingschap van maarschalk Pe-
tain, overal in zijn rugzak met zich
meevoerde. Na de Duitse capitula
tie werd Celine in Frankrijk bij ver
stek veroordeeld en pas in 1951 kon
hij terugkeren naar zijn vaderland.
In Meudon dicht bij Parijs, begon
hij toen zijn laatste dokterspraktijk
alvorens enkele jaren later van uit
putting te sterven. Uit die zeer glo
bale opsomming aan levensfeiten
blijkt al wel dat Celine een (explo
sief) vat vol tegenstrijdigheden is
geweest. Enerzijds: een man die als
geneesheer voor zijn (arme) patiën
ten, die hij meestal geen cent liet
betalen, door het vuur ging en die
als zovele misantropen - denk aan
Paul Leautaud, met wie hij trou
wens nog wel meer trekken ge
meen had - zich met hart en ziel
verslingerd had aan de dieren die
hem zijn hele leven ook nog hebben
begeleid. Maar aan de andere kant
was die genereuze toeverlaat voor
de menselijke en dierlijke verwor-.
penen der aarde ook een man wiens
ziel overliep van haat en agressie
tegen alles wat joods" was, een
begrip dat hij als wetenschapsman
niettemin maar moeilijk had kun
nen definiëreh.
Psychopatisch
Niet nodig overigens, want dat an
tisemitisme was van exclusieve
psychische of psychopatische orde
en te herleiden, zoals zijn meeste
biografen, als Francois Gibault,
veronderstellen, tot een aantal
persoonlijke ervaringen en decep
ties, waarvoor hij de joden aan
sprakelijk stelde. Zoals de weige
ring van een ballet-scenario, dat hij
voor zijn vrouw, een Engelse dan
seres. had geschreven, van de zijde
van de secretaris-generaal van de
Parijse Grand Opera, die toevallig
weer een jood was. Men mag trou
wens evenmin vergeten, dat tussen
de beide wereldoorlogen ook tal
rijke grote en kleinere schrijvers in
Frankrijk het antisemitisme wel
lustig omarmden, al hebben dan
ook maar weinig landgenoten van
Celine hun racistische aversies zo
ver doorgevoerd als hij.
Die haat en d ie aversies stamden bij
Celine, althans in aanleg, al uit de
tijd dat hij de eerste wereldoorlog
in de loopgraven had meegemaakt.
Hiervan had hij in zijn ongetwijfeld
grootste meesterwerk, „Voyage au
bout de la Nuit", een hallucinante
beschrijving gegeven. In die dagen
werd zonder twijfel zijn diepe
weerzin tegen het leven en zijn
bijna Wagneriaanse hang naar de
katastrofe geboren, al was de
„Voyage" dan ook nog geheel vri^.
van antisemitische aberraties. Zr
werd hij in de jaren dertig r
geroepen door de Franse c
nistische partij tot één van de
grootste proletarische schrijvers
van zijn land. In welke kwaliteit hij
in de tijd van het Volksfront ook bij
een persoonlijk bezoek in de
Sowjet-Unie nog met eer en glorie
werd overladen.
Bargoens
Zijn betekenis als stilist dankt Ce
line vooral aan zijn totale afreke
ning met de mooischrijverij. Hij
heeft een bom gelegd onder de
schone letteren, door het argot (het
Franse bargoens) in zijn romans te
introduceren. Met zijn ..Voyage
waaraan hij tien jaar had gezwoegd,
moest hij dan ook eerst alle grote
uitgeverijen van Parijs afbenen.
voordat eindelijk een debuterend
(toevallig joods) uitgevertje (De-'
noel) de onweerstaanbare potentie
van dat boek vol Danteske en
Goyeske visioenen, beelden en
nachtmerries onderkende.
Die erkenning heeft zich, als ge
zegd, na die verschijning al tame
lijk snel verbreid en veralgemeend,
en pas enkele jaren later nestelde
zich het antisemitisme als vloek in
het brein en het universum van Ce
line om het nooit meer te verlaten.
We zullen die vloek en die schandv
lek hebben te aanvaarden, zoals
die, helaas, ook in onze hele twin
tigste en Europese eeuw nooit meer
valt weg te wassen. Maar zoals die'
gifzwam onze hele Europese cul
tuur in deze eeuw toch ook weer
niet heeft weggevreten, zo blijft ook
Celine, ondanks zijn weerzinwek
kende racisme, niettemin één van
de grootste genieën van de mo
derne Franse literatuur.