Leonard de Vries: 'Een boek maken, dat is intuïtie' Passie voor boten voert cabaretier naar museum „Over twee j; bestaat de gloeilamp honderd jaar, Nou, dat is dan weer een boek" ZATERDAG 16 JULW Pieter van Empelen, directeur Maritiem Museum in Rotterdan tijd van alles van de boot werd alge- sloopt, gestolen, werd-ie verkocht voor f 18.000. Met leningen van kennissen e.d. heb ik het bedrag bij elkaar gekregen. Ik heb het geld verdiend door in de weekends om vijf uur 's morgens bij het Centraal Station in Amsterdam te gaan staan om me te laten ronselen als classifi ceerder: dat leverde per weekend f 1200,- op. Dat was gevaarlijk - en onverzekerd - werk. Het schip heeft ertoe geleid dat ik me ging realiseren wat ik tot nu toe gedaan heb. We trouwden en gingen op het schip wonen, maar we hadden geen ervaring met timmeren en vertim meren, terwijl er ontzettend veel moest gebeuren. In het eerste jaar hebben we het alleen maar drij vende gehouden. We behoorden tot de Amstelbevolking van Amster dam Om het schip beter te ma ken moest ik studeren op de bouwwijzen van de 19e eeuw. Er is een specifieke technische kennis nodig voor kleine 19e eeuwse zee schapen. Ik werk nu met allerlei handgereedschap. Met een ketting zaag bijv. zaag je elk stuk eiken, waar je met de lintzaag niet door heen komt. Don Quishocking bete kende voor mij extra geld en dat had ik hard nodig. Ik heb een paar jaar gebeuld". De scheepvaart, vooral de scheeps bouw, had Pieter van Empelen te pakken. "In Amsterdam staat aan de Hoogtekadijk de stoomwerf 't Kromhout: in 1876 als eerste over dekte werf in Amsterdam geopend. In 1972 werd er een initiatiefcomite opgericht om de werf van de on dergang te redden. Ik lag met mijn schip in de buurt en ik ben in het bestuur gaan zitten, van '75 tot eind '76 als secretaris. Piet de regelaar bemoeide zich met de verbouwing van i,4 miljoen en: het is heel aardig gegaan. Dat sterkte mij in m'n over tuiging... ik had al eerder tegen Karin, mijn vrouw, gezegd: ik zie het er nog eens van komen dat ik een keer iets in bootjes ga doen, al was het maar als scheepstimmer- Museum En toen las ik de advertentie: er werd een directeur gevraagd voor het Maritiem Museum in Rotter dam. Maar ik dacht: dat lukt je nooit, dus in eerste instantie schreef ik niet. Na een maand heb ik toch gesolliciteerd. Die brief, dat was een soort essay over de moge lijkheden en de functie van het Ma ritiem Museum. Ze hebben me toen toch maar even uitgenodigd. En het klikte wederzijds. De wethouder Riezenkamp, die voorzitter was van de selectiecommissie, heeft ge zegd: we nemen een risici, maar als je mislukt wordt het waarschijnlijk wel een interessante misluk king Ofschoon zijn benoeming zal ingaan op een nader te bepalen datum, spreekt Pieter van Empe len, vanaf dit punt in zijn verhaal, over "mijn museum". Hij ziet zich zelf vooral als bemiddelaar tussen wat het college van Burgemeester Pieter van Empelen (34) wordt bin nenkort directeur van het Maritiem Museum in Rotterdam. Hij is be kend als pianist en cabaretier van "Don Quishocking", hij is vooral ook een buitengewoon inventief mens met vele ambities, een man, die in zijn diensttijd twee keer zo veel verdiende als een ander, maar drie keer zoveel uitgaf, zodat er een schuld ontstond die zo snel moge lijk weggewerkt moest worden en dat had dan weer een activiteit tot gevolg, waar menigeen op z'n minst van zou terugschrikken. Pieter van Empelen was tussen '63 en '65 ver bindingsofficier bij de luchtmacht: na vijf uur 's middags besteeg hij zijn Harley Davidson om razends nel naar België te rijden ten einde daar als barpianist zijn onkosten te dekken. En die waren hoog. Door Jaap Koopmans Na zijn schooltijd ging de toeKom- stige directeur van het Maritiem Museum naar de Technische Hoge school in Eindhoven: "Een leuke tijd, maar ik moest er niet aan den ken dat ik verder zou moeten leven in dit soort omgevingen: alumi nium buizen en glas, needat zag ik niet zo zitten En toen hij uit dienst kwam, nam hij een kloek besluit: geen vrouwen meer en andere afleidingen, ge woon hard aan het werk: Neder lands studeren en daarnaast een baantje om te verdienen. Inmiddels had hij in Eindhoven bij het Philips-cabaret Fred Florusse ontmoet, hij rolde in Amsterdam in een studentencabaret met o.a. Ge orge en Anke Groot en Jacques Kloters en de bodem van "Don Quishocking" was gelegd. Het Trefpunt Lenders te Weert ("dat "Ik ben zo rond 1958 eigenlijk toevallig op die bloemlezingen gekomen door mijn Experi- menteerboek. Dat had in Engeland veel succes gehad en mijn uitgever daar vroeg of ik een tweede Experimenteerboek wilde maken. Daarvoor ging ik naar de kinderbibliotheek in Amsterdam en op zolder vond ik een rijtje, oud, grauwe kinderboekjes, zoals "De brave Hendrik". Nou, ik sprong op mijn fiets, reed naar de Bezige Bij en zei tegen Lubberhuizen: Geert, ik wil een bloemlezing uit oude kinderboeken maken. Dat is dus "Bloempjes der deugd voor de lieve jeugd" geworden - het begin van een rij die ik zelf niet meer kan bijhouden". Leonard de Vries (57) zegt oprecht niet te weten hoeveel boeken hij geschreven en samengesteld heeft: het moeten er een stuk of zestig zijn, en van de buitenlandse uitga ven heeft hij nimmer de tel bijge houden - vermoedelijk omdat hij het te druk had met een nieuw boek. Het enige dat de rijzige, door stug, grys krulhaar gedekte auteur met zekerheid durft te bekennen is dat hij zijn eerste werk 37 jaar gele den schreef: Het Jongensradio- boek, dat talloze knaapjes in 1940 aanzette tot het bouwen van een ra dio die, op last van de Duitse bezet ters, niet lang daarna diende te worden ingeleverd. Door H. J. Oolbekkink Diezelfde oorlog, overigens, is aan leiding voor De Vries geweest om te gaan schrijven. Zijn grootvader en vader waren journalist geweest, maar Leonard had liever iets met muziek gedaan. Als jood moest hij onderduiken en: "Toen ben ik gaan schrijven om iets te doen te heb- iben". Eerder, op de HBS, had hij eens een vrij opstel vervaardigd dat over het toen nog niet aan de prak tijk getoetste fenomeen televisie ging. Een vier gaf de leraar hem, waarschijnlijk geleid door een literair-kritische instelling die hem het uitzicht op de oorspronkelijk keuze van onderwerp ontnam. Vadertrots Vader de Vries, redakteur van het Algemeen Handelsblad en het daarmee gelieerde jeugdblad Doe Mee, zette met vadertrots de leraar voor schut door het opstel af te drukken in Doe Mee en zijn zoon het toen vervaarlijke honorarium van 25 te laten uitbetalen, een be drag waarvoor Leonard destijds minstens een weeklang muziek had moeten maken. Ondanks de onvol doende voor het tv-opstel moet toen toch al de beroepskeuze zijn bepaald. Maar nóg zegt de schrijver: "Ik ben me er van bewust dat ik niet schrijven kan, maar dat compens eer ik met mijn bloemlezingen". Een bloemlezing uit die bloemle zingen: "Knotsgekke vindingen van de 19e eeuw". "Het prenten boek van Tante Pau" (120.000 exemplaren), "De dolle entree van automobiel en velocipee", "De ja ren '40-45", Leonard de Vries, Am sterdam", "Advertentiën 1830-1930", "Venus Lusthof', "Ha dokter - ho dokter", selecties uit Volk en Vaderland, het Londense Vrij Nederland, het satirische blad De Notenkraker - en zo kan ik nog kolommen doorgaan. Brokjes Het is de geschiedenis vertaald in hapklare brokjes: snaakse gravures en schelmse rijmpjes die, voor zichzelf sprekend, een periode do cumenteren door het oog van "de gewone man". Het is een wat een zijdige geschiedschrijving, omdat de keuze van materiaal door één man bepaald is - een methode die De Vries door critici en historici wel verweten wordt. Hij zegt: "Ik heb nooit de pretentie gehad om wetenschappelijk verantwoorde bloemlezingen te maken, ik ga uit van wat ik zelf mooi vind. Als ze dan zeggen: ja, maar De Vries maakt een eenzijdige selectie, dan zeg ik: ja, maar ik laat de mensen toch iets zien waar ze geen idee van hadden en dat ze anders nooit te zien zou den krijgen". Leonard de Vries woont met zijn vrouw Ilonka en jonge dochter in een aangenaam pand in de Amster damse Hacquartstraat, vrijwel aan de voet van het Hilton Hotel, de be daarde chique van Oud Zuid. De kamer is blauwgrijs geschilderd, bij wijze van achtergrond voor de magnifieke verzameling Afrikaans en Aziatisch houtsnijwerk. De Vries wijst op een verfijnd gesne den beeldje van een ingetogen kindboeddha^n vertelt: "Een jaar of acht geleden heb ik dat. in Bangkok gekocht. Er stonden wel honderd van die kindboed dha's in de winkel, maar ik zei me teen: dat is 'm. Ik heb er nog een half uur rondgekeken, maar het is dat beeldje gebleven, het was alsof het een signaal naar me uitzond. En precies hetzelfde heb ik met mijn werk. Als ik materiaal doorneem zie ik in een soort inituitie wat ik hebben moet, en in die intuïtie ge loof ik sterk". "Ik zal dat illustreren. Jaren gele den zie ik bij mijn zwager die schil der was, hij is nu dood, een doek hangen waarvan ik meteen zei: Hee. dat lijkt wel muziek van De bussy. Hij zegt: dat klopt dan wel, want ik heb het zitten schilderen met een plaat van Debussy aan. Niemand had dat ooit gezien of ge zegd, maar ik had het intuïtief aan gevoeld. En daarom hou ik ook zo van wat wij primitieve kunst noe men - dat is zo mooi omdat de, eh, minder ontwikkelde volkeren ook erg van hun intuïtie uitgaan". Knip- en plakwerk, noemen kritici zijn doorgaans fraai uitgevoerde boekwerken die menige salontafel sieren. Leonard de Vries (opge wekte ogen, bij voorkeur een glim- lach) wordt er niet kwaad meer om. "Ze zeggen wel eens: die De Vries, da s een handige jongen. Die knipt en plakt in een paar dagen zo'n boek by mekaar en, hulp, alwéér Leonard de Vries: "Toevallig op die bloemlezingen gekomen" een bestseller. Maar voor "Adver tentiën 1830-1930" hebben Ilonka en ik maandenlang honderd jaar gangen van het Algemeen Han delsblad doorgeworsteld en we hebben er vijftienhonderd foto's van gemaakt. Je hebt er gewoon geen idee van wat een werk zoiets Archeologie Hij geeft toe ook wel eens een boekje in enkele dagen bijeenge sprokkeld te hebben, maar dat is een uitzondering, meestal is het moeizaam speurwerk. "Dit werk is een beetje Sherlock Holmes spelen in de technologische archeologie, want je wilt weten: hoe is het ge beurd, hoe hebben ze het gedaan? Toen ik met mijn uitvindingen be zig was kwam ik natuurlijk ook bij de telefoon terecht, waaróm is die uitgevonden? Nou, Graham Bell was verliefd op een doof meisje en dat apparaat heeft hij bedacht om toch contact met haar te kunnen hebben". Toch een onthulling waar de leek van oDkiikt. De Vries: "Ja. dat is het leuke van mijn positie: ik ben eigenlijk een schakel tussen de deskundigen en het lekenpubliek, want een hoop deskundigen zijn te veel met hun vak bezig om het voor een groot publiek duidelijk te kunnen ma ken. Daar stap ik dan in. Neem mu ziek. Ik kan een stuk muziek niet technisch analyseren, maar omdat ik er zo van hou wil ik er toch iets mee doen. Daarom ga ik straks een boek maken over de muziek in Ne derland in de achttiende eeuw. We hadden toen zelf wel niet veel com ponisten, maar Vivaldi is hier ge weest, Mozart heeft negen maan den in Nederland doorgebracht, Locatelli heeft aan de Prinsen gracht in Amsterdam gewoond. Dat gaat een zalig project wor den".Maar voorlopig is hij nog even bezig met het samenstellen van "Dank u, meneer Edison", een compilatie over een eeuw fonograaf en grammofoon dat in september zal verschijnen en voorzien wordt van ruim 400 illustraties in zwart wit en kleur. Anderhalf jaar lang heeft Leonard de Vries al geïnves- teeid in dit huldeblijk aan Thomas Alva die de menselijke stem de eeuwigheid schonk. Op 6 december 1877 kwam de eerste fonograaf ge reed en al heeft Edison zich vervol gens nog acht jaar beziggehouden met de gloeilamp, daarna be steedde hij weer veertig jaar lang een groot deel van zijn tijd en geld aan de verbetering van fonograaf en grammofoon. Dankbaar De Vries, als muziekminnaar, is de Amerikaan met de doordringende ogen nog steeds dankbaar voor zijn vinding: "Je moet het zo zien dat de grammofoon verreweg amuse mentsmedium nummer eén is in onze wereld. Miljoenen mensen luisteren elke dag naar muziek op de radio, nou, dan luisteren ze tens lotte naar een grammofoonplaat, en daar heeft Edison toch maar de stoot toe gegeven met dat merk waardige apparaat dat helemaal akoestisch werkte, waar geen elec- triciteit aan te pas kwam". Nog een onthulling waar weinigen van terug zullen hebben: "Edison was destijds eigenlijk op zoek naar iets anders, maar toen dat niet erg lukte kwam, poef, de fonograaf uit de lucht vallen. Gek, eigenlijk, de telefoon, de telegrafie, de radio, de auto zijn niet uitgevonden maar ontwikkeld uit al bestaande dingen - de fonograaf is volstrekt uit het niets tevoorschijn gekomen. Dat is het geniale van Edison". Leonard de Vries, bladerend in drukvellen met illustraties ("Ik heb 1000 plaatjes, daar moet ik nog uit kiezen) zegt overigens met auteur- lijke oprechtheid: "Overigens heeft de Franse dichter Charles Cros, een poète maudit die ook de kleurenfo tografie heeft uitgevonden, in we zen de fonograaf bedacht. Door geldgebrek heeft hij het ding alleen nooit kunnen uitvoeren, maar wel heeft hij beschreven hoe het moest worden". De Vries rolt de vellen op en beent naar de hoek van de kamer waar een Edison-fonograaf uit 1902 staat opgesteld. Hij plaatst een bijna even bejaarde rol in de machine en een helder, opgewekt deuntje klinkt op: vrolijke marsmuziek'die door reeds larig ter ziele gegane tal Ion Ier. iwg ,tie: d idei jstg ïth g v istt blaaspoepen aan de rol is to^s c trouwd. En even later hoor e wat geknepen stem van LSS£ Speenhoff die, zichzelf op eer* gelijk ontstemde gitaar beg dend, het sarcastische lied loerse vrouw" zingt. Het 75d0( oude apparaat geeft de klankerfde! loos door en De Vries staat baar te genieten. t v "Het leuke is", zegt hij alsof hiktl de aanloop tot 'n smakelijke êke dote zit, "dit jaar maken wekji fono- en een pornoboek. Jaz* porno, want er komt een herthet uit van "Venus Lusthof', maai, j-| wel met de prenten die er bèm eerste druk, tien jaar geleden,,nt, in mochten omdat we toen nc)Cjs netjes waren". Hij laat een dur)ru zien waarin de platen inderda^r i erotisch opzicht prikkelender .n ken dan de doorgaans dikke Di^f- meiden die de huidige sexbla%d< etaleren. "Ik hoop tenminste V( Van Agt het ons niet lastig mayW zegt Leonard de Vries vroom., n Hij zal overigens blij zijn als "k>nl u, meneer Edison" gereed is, d< er liggen alweer zoveel project^ wachten. Zijn verbeeldingskrTZC schaar en lijmpot zullen nogj aan het werk blijven. Want, zet zo Vries: "Ik hoor van uitgeverg v vaak dat ze zich suf piekeren (jw een onderwerp voor een boek'de zin, die onderwerpen liggend straat. De gloeilamp, bijvoorb\Sp over twee jaar bestaat die hon jaar. Nou, dat is dan weer*t boek". uw 'kp inmiddels is afgebrand") kreeg door toevallige omstandigheden de eerste optredens van de bijna vol tallige groep ("Jacques was er niet bij") en wat bleek: het klikte enorm. "Dat was in juni 1966. De dialogen tussen George en Fred deden het geweldig, ook visueel: George is lang en dun en Fred is kort en dik. Na die voorstellingen hebben we ons voorgenomen in november een gezamenlijk cabaret te starten. In februari '67 kwam het van de grond. We waren met vier studenten Ne derlands en een calculator. V/ij ble ven gewoon studeren, we verdom den het om helemaal alleen maar cabaret te doen zonder iets anders. Dat leid tot vervlakking. Cabaret heeft een marge-functie, je wilt toch betrokken blijven bij de din gen die gebeuren. Iedereen heeft er altijd van alles bij gedaan. Ik heb van '65 tot '70 gestudeerd, vanaf'68 heb ik les gegeven in muziek bij het voorbereidend hoger en bij het middelbaar onderwijs, later ook in dramatische expressie. Vanaf '65 had ik amateurtoneel geregisseerd. Ik geef gu nog regie-les aan de Aca demie voor Expressie in Utrecht". Boten Er is tot nu toe geen verband te vin den tussen de artiest Pieter van Empelen en de functie die hij bin nenkort in Rotterdam gaat bekle den. "Over boten dat begon in 1968. Ik reed met mijn aanstaande vrouw langs de Buiten-Spaarne' in Haarlem noord. We wilden op een woonschip. Daar zagen we een half vergane Deense galjas liggen. Die man wou er f 37.000 voor hebben, maar dat was voor een gek als ik teveel en bovendien hadden we geen cent. Toen in de loop van de en Wethouders wil en wat het^ seum kan. Verder zegt hij o.a._ het soort beleid dat hij van plaiB voeren: "Ik moet de verzamSl beheren, tentoonstellen en stellen doen om de reikwijdte de verzameling uit te bouweiM een dusdanige manier, dat deH zameling zinniger wordt. EenH seum als het mijne kan zich op||j manieren richten: hoogwaaiiB wetenschappelijke tentoonste gen, educatieve tentoonstelliiws die de leek een goed beeld g<ar van een bepaald blokje culture schiedenis (de wetenschappen onderbouw moet dan ook pe^r zijn) en deelname aan de infrasPk turele opbouw van de stad .g Maritiem Museum kan de zuuor sem zijn in de opbouw van Dk< haven". rs' 9° Voor de gemeentelijke overis zou Van Empelen wel eens eeur spirerende lastpak kunnen »n: den. Voor de dingen die ik wil, rib ik wel de ruimte krijgen. Als ikng mijn museum de wijk in ga,aa moet ik daar de middelen tlli hebben. Heel veel uit het verier kan daardoor ingevuld wordov die breuk met het verleden isrie sterkt door de nieuwe architeon in Rotterdam". >oi Voorbeeld van mogelijk initsuc "Ik zie het bijv. als een taak voorij Maritiem Museum om datgeneen het loodswezen doet voor de bc terdammer zichtbaar te male Hoe? Bijvoorbeeld doormonitaei op het Coolsingel waarop je en schip ziet binnenloodsen w noemt nog wat voorbeelden, zeer "Op een enorme zandvlakte opet museumplein een diarama Ier wen We zien zijn activitee met nieuwsgierigheid tegenën En de activiteiten van het caber Don Quishocking, dat het in ,t( vervolge zonder Pieter van EnJn len moet stellen. )e

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 14