Onderwaterstroperij en diefstal kunnen nekslag zijn voor binnenvisserij ZATERDAG 14 MEI 1977 PAGINA 21 „We zijn erg geschrokken na de uitkomst van een enquête, die we in '75 en '76 hebben gehou den. Een kwart van alle be- roepsbinnenvissers in Neder land heeft ernstig te lijden van diefstal en onderwaterstroperij. Vissers zijn eenlingen en grijpen niet gauw naar een pen Maar uit de formulieren, die wij hebben teruggekregen, blijkt dat bij de melders voor een dikke kwa rt miljoen gidden aan fuiken aal is gestolen". Drs. D. J. Langstraat van de OVRIJ (Organisatie van Randmeer- en IJsselmeervis- sers) en de Combinatie van Binnenvissers, bovendien adjunct-secretaris van het Vis serijschap en de Stichting van de Nederlandse Visserij. Hij heeft fiks aan de bel getrok ken toen de ontstellende cijfers over onderwaterstroperij naar boven kwamen. ,Het is des te triester omdat het merendeel van onze beroeps binnenvissers tegen de rand van het minimumloon of er on der zit. Eenmansbedrijfjes, die moeten sappelen om het hoofd boven water te houden. In Noord-Holland, in de omgeving van Rotterdam en Amsterdam, 'bij de Nieuwkoopse plassen, in Friesland; overal dezelfde el lende. Uit de Grevelingen en de Oosterschelde verdwijnt de vis uit de fuiken omdat zogena amde sportduikers de kelen van de fuiken doorsnijden of zelfs de hele fuik meenemen. Controle is moeilijk. De activiteit van de politie verschilt per regio. Ik weet, dat er meer en meer op wordt gelet, maar het is een im mense taak. Ze moeten worden betrapt. Ik weet van een geval in het Veluwemeer - overigens de randmeren zijn berucht om de diefstallen - waar de politie na een tip drie weken met twee binnenvissers op de loer heeft gelegen om een paar dieven te betrappen. Het is gelukt, maar wie kan drie weken voor zoiets uittrekken?" De beroepsbinnenvissers heb ben alarm geslagen en er zijn gesprekken geweest met de directeur-generaal voor de 'lan dinrichting en visserij, met de NWS (de hengelsportorganisa tie), de politiekorpsen. ,JZr is begrip op het ministerie, maar wat kun je direct doen. De ellende is dat de boetes niet af schrikken. De aal brengt tien,elf gulden de kilo op. Nou, dan ne men ze het risico van een boete van een paar honderd gulden graag. Een veroordeling schrikt niet af. De straf moet omhoog. Drs. Langstraat heeft veel klachten aangehoord van zijn mensen. „Verzekeren is veel te duur".,JEr zijn binnenvissers die werkelijk ten einde raad zijn en zeggen: voor ons hoeft het niet meer. Ik weet ook, dat het gevaar dreigt, dat recht in eigen hand wordt genoemen. Ik vind het ook een nare zaak dat er fui ken., beugen en aalkisten ui de hengelsportwinkels te koop zijn. Het aantal mensen dat „voor de gein" een fuikje uitzet, neemt toe. En hun gein gaat ten koste van die beroepsvissers. Veel vis sers zouden het liefst overgaan op electro-vissenvolgens mijn gegevens een zeer selectieve ma nier van vissen, mer relatief grotere overlevingskansen voor te kleine vis". Met name in de zomermaanden is het voor de politie en vissers bijna ondoenlijk daders te snappen. Drs. Langstraat: ,JZr zijn honderdduizenden op pad. de dijken zitten vol, wie is re creant, wie draagt slechts het mom, wie is bonafide sportdni- ker, wie verdwijnt onder water met siiode bedoelingen. Zien ze een politiebpot naderen, dan gaat het zaakje naar de bodem; Wie bewijst datNatuurlijk de onderwatersportbonden en de helgelsportorganisatics staan naast ons. Wie wordt betrapt, wordt geroyeerd De beroepsbinnenvissers zijn pal voor een gesloten tijd in het ,Niet alleen omdat hij vindt dat de natuur rust moet krijgen, maar ook omdat dit de periode is. dat hij enigszins oog kan houden op zijn gebied. De sport vissers moeten thuis zijn. wie dus aan de waterkant bezig is, valt op, trekt aandacht. Straks komt de golf weer los en dan is 'het zoeken naar de bekende speld", aldus de secretaris van de OVRIJ en de Combinatie. ,JDe beroepsvissers hebben zwaar te lijden, vooral in het echte binnenwater. Maar de jongens op de randmeren en het IJsselmeer hebben er nóg een probleem bij. De kwaliteit van het water. Die Markerwaard moet er niet komen, anders ma ken we van het overgebleven IJsselmeer een zinkputje. Over de diefstallen en stroperi jen: >fJe kunt natuurlijk zeggen dat er grotere problemen onder deze zouden zijn. Maar er wordt voor 14 miljoen gulden aan vis uit het IJssel meer gehaald, ruim 2200 men sen vinden werk dankzij de be roepsvisserij. De heer Langstraat besluit: ,Jiet is niet alleen de grote visse rij,die tot aan het gangboord in problemen zit, ookonze binnen vissers, een groep, die altijd stil is, heeft moeite een uitweg te vinden. Een groep in de marge, diefsial en onderwaterstroperij kunnen net de nekslag zijn". tuele rommel af en geeft het kistje door aan jongmaat Henk, die het deksel eruitschuift en de aal in een grote bak schudt. Zoon Hendrik-Jan (21) haalt de hoofdlijn binnen, in hoog tempo, de ene hand voor de andere, in een niet aflatend ritme, vijftien kilometer en vijf uur lang. Driehonderd kisten liggen op de bodem van de haven; „Het is maar een lijn en soms krijgen sportvissers de lijn achter hun haak, ze zijn dan nieuwsgierig, trekken binnen en zien dan zo n aalkist. Makkelijk meegenomen. We hebben wel eens tientallen kis ten op de wal teruggevonden en als nu alleen de aal was gestolen zou je dat nog kunnen zetten, maar ze trappen de kisten ook nog aan dui- Een enkele keer zit de lijn vast en moet de koers worden verlaten om los te maken. De vangst is wisse lend; waar het wilde water vrij spel heeft gehad zitten de kistjes vol modder en is de kuit verdonkere maand. „Aal gaat af op reuk en gezicht, ipaar vooral op reuk, die modder maakt het moeilijk". gen een uur of vier terug, dan naar de veiling. Tien, twaalf uur per dag. Ook de zaterdag. Alleen de natuur kan remmen. Daarom was het vroeger ook zo mooi, toen we nog zeil voerden", zegt Drees, ,je kon niet te veel halen, als het heel slecht was kon je niet naar buiten en als er geen wind was lag je stil. De natuur regelde de zaken, en nu denken wij dat we de natuur regels kunnen door de uitgang, langs de boorden vari het vrije water van de Marker waard, weer een haven in, weer naar buiten, altijd maar de kustlijn volgend. „We hebben gisteren in rustig wa ter uitgezet. Soms schieten we op open water, de radio geeft de bood schap; het weer bepaalt", zegt Drees. die sigaren diep inhaleert en vlijmscherp stuurt. gen. Nu zijn het niet altijd de sport vissers, we weten dat ook ander en onze kistjes soms legen". Drees krijgt op dit moment op de veiling zo'n tientje voor een kilo. Hendrik-Jan, de haler gaat door als een machine, trouwens de hele ploeg werkt gesmeerd, de leegge maakte kistjes worden gestapeld. De eerste ton is vol aal en een grote houten bak wordt langzaam volge- legd met de hoofdlijn. De zijlijnen eindigen in een clip, waaraan het kistje zit. Die clips worden op kope ren pennen geregen. Tien pennen staan er, dertig clippen de pen en twee zyn er vol. Het is keihard wer ken. „Elke dag om vier uur, half vijf op, rijden naar het schip, 's middags te voorschrijven. Neeeejj, dat is niet mogelijk". We kruipen weg voor de snedige wind, in de kajuit is het behaaglijk warm en de koffie is een geschenk. Kapot Als we bovenkomen varen we langs de weg tussen Lelystad en Muiden en om de honderd meter staan de grote fuiken. Op de palen soms een meeuw. De golven hebben grijze kuiven en voor ons uit danst een vletje dat hoort bij de Harderwijk 10. Mannen in gele jassen halen de buit in hun fuiken. „De diefstal van fuiken is het ergst". Drees Bruining heeft er al eerder over gesproken: het onder werp stemt hem bitter. „Op dit moment hebben wij geen fuiken uitstaan. Deze maanden betekenen* voor ons aal, maar anderen hebben het hele jaar grote fuiken uitstaan. Ze worden leeggeroofd, kapotge- sneden en soms vind je ze niet eens terug. Het verlies op de vis is niet het ergst, maar geen vissersfamilie kan die diefstallen verdragen. Daarvoor leven we te krap". Henk de schipper knikt: „De rot zakken. Wij werken ook met kleine fuiken, daar komt van alles in, snoekbaars is erg belangrijk. We zijn al eens op een dag vijftien fui ken kwijtgeraakt. Dat kan geen paard opbrengen." Wie? „Wie, wie?", bromt Drees, „de een is toerist, de ander komt toevallig voorbij, je kunt niet altijd controle ren. Maar vaak zijn het echte die ven, ze werken samen. Ik weet er van, ik ken er enkele, ik weet wie mijn fuiken al eens heeft gestolen. De HK 10 met grote fuiken in top. i uit mijn buurt. Maar het gaat om bewijzen, en de politie ka- n er niet altijd zijn". Eens waren er tweehonderd en meer beroepsvissers in Harder wijk, maar het land heeft gewonnen De morgen is nog een eind weg, als we in een van de oude straten van Harderwijk een kop thee drinken met Drees Bruining. ,,Ik ben twee jaar aan de wal geweest, heb een waarschu wing gehad, ja m'n hart, en ik ben geopereerd aan m'n benen. Vandaag zal het je misschien tegenvallen, harde wind en het is koud voor de tijd, maar ik kan er niet buiten. Henk is nu schipper maar ik ga nog vaak mee, ik ben visser. Thuis is alleen maar zitten. Dat is slecht voor me, dat voel ik. Ik was twaalf toen ik naar zee ging. Drees Bruining een levenlang aalvisser Buiten, in de smalle bocht, stopt een bestelwagen. Drees Bruining een van de laatste IJsselmeervis- sers uit Harderwijk, trekt zijn don kere trui over de pilo- broek: „Kom, we gaan. Zoon Henk, de schipper, en zoon Hendrik-Jan wachten buiten, sa men met Henk Brandsma, leerling. We rijden naar Lelystadhaven en op de bitumen strepen door de ne velige polder blijven de vogels on mogelijk lang zitten. Een enkele heeft eerder in de nacht de snelheid van een auto onderschat. Bij de steiger kleden we ons om en rillen in het schrale licht. Drees, die nu 57 is, klimt als eerste aan boord van de HK 8 en steekt de oliekachel aan. Z'n zoons en het jongmaatje halen grote brasem uit een leefnet in de hoek van de stei ger. „We houden een voorraadje voor de kuit". Drees en zijn zoons zijn immers pa lingvissers of liever aalvissers. „Aal vreet nu kuit, verse kuit". De brasem gaat in een bak en als de zon haar dunne vingers spreidt, ploffen we in de richting van de sluizen. De wind is sterk en steke lig. Bij de uitgang van de havën zegt Drees: „We moeten even zoeken naar de lijn waaraan de kistjes vast zitten. Normaal zetten we een vlag uit, een zwarte, met een touw naar de. lijn, maar we durven tegen woordig niet meer te verraden waar onze lijn ligt. We maken de mens en niet wijzer dan ze zijn'. Bruining en zijn zoons weten dat de laatste jaren te vaak aalkistjes naar boven worden gehaald. Diefstal: een plaag voor de vissers van onze binnenwateren, de randmeren en het IJsselmeer. Aan een steiger liggen twee grote schepen uit Amsterdam. Ze zijn 's nachts gekomen en bemoeilijken het manoeuvreren op zoek naar de lijn. We draaien twee keer rond, terwijl een sleepankertje de grond aftast. Henk, de schipper, 31 en het liefst op het water, knikt: hebben! De lijn komt naar boven, het begin van vijftien kilometer lijn. Daaraan vast zitten, om de vijftig meter, ruim driehonderd kistjes. Dozen van hechthout, achter de in gangen aan beide kanten zitten tui tjes van nylon. De aal kan wel na ar binnen, maar nooit terug. Kustlijn De mensen op de HK 8 nemen een positie in die de komende uren na uwelijks zal veranderen. De vader aan het roer, Henk aan stuurboord, telkens als een kistje boven water komt grijpt hij het, verwijdert een houten stop, die voorkomt, dat het deksel losraakt, schudt er even van de zee, de plannenmakers van de traditionelen. Nu zijn er nog een handvol die moeten ploeteren om de knip gevuld te krijgen. Henk: „Mijn oudste broer is leraar, ik wilde alleen maar visserman zijn, net als Hendrik-Jan. De jongste, die elf is, kan op school z'n rust niet vinden. Die wacht met smart op de dag dat hij met ons mee kan. We kunnen allen ons brood verdienen, dus waarom niet". Drees hoort ons gesprek en zegt, ge leund tegen het roer; „Misschien denk je: wat een beroep, maar er zijn dagen, dat dit het mooiste is op aarde. Wanneer de zon opkomt, bo ven je eigen schip en de dag vis brengt, nee, dan is er niet mooiers". Hendrik-Jan zegt weinig: het touw gaat door zijn handen, onafgebro ken haalt hij de lijn tot de oude „koffie" bromt. Dan wordt de lijn doorgesneden>en vastgemaakt aan een boei. In de kajuit zit iedereen dicht opeen en roert met een was knijper de suiker om. Leerling Henk laat een fles koffiemelk om vallen en krijgt de wind van voren. Het is er heerlijk toeven. Smaak „Wij vissen op zee, op het IJssel meer, maar de ruimte wordt klein", zegt Drees Bruining. „laat ze in godsnaam die Markerwaard open houden. De dijk tussen Enkhuizen en Lelystad moet weer worden doorbroken, er moet doorstroming, verversing komen. Benoorden Le lystad, het Ketelmeer, daar komen we niet, daar heeft de aal een smaak. Daar stroomt het Rijnwater via de IJssel uit, gif. En nu willen ze de Markerwaard, een stuk pracht water, met goeie, smaakvolle vis, dichtgooien, 't Is onbegrijpelijk". ■„Misschien dat de tijd in ons voor deel werkt, hoe langer de beslissing wordt uitgesteld, hoe groter de kans, dat het de juiste wordt". Drees heeft een pannetje met kleine aal opgezet, onderin drijft een klontje roomboter. De be proefde manier van aal stoven, rondom het IJsselmeer geliefd. We zijn naar het zuiden afgezakt, de lange dijk is bijna afgewerkt en de jongens achterop hebben bijna driehonderd kistjes uit het water gehaald. Ze werken met blote han den. Het water is ijskoud. Bij het haventje voor het gemaal De Blocq van Kuffeler wordt de HK 8 stilgelegd. Het is twaalf uur en pas een deel van de dagelijkse rond gang zit er op. Henk en Hendrik- Jan en later ook jongmaat Brandsma gaan de aal sprteren: de kistjes hebben in de buurt van de 350 pond opgeleverd. De grote aal gaat in een ton, de aal die net aan de maat is, apart en ondermaatse te rug in het water. We praten tussendoor nog wat over de grote kopzorg van de beroeps binnenvissers: de diefstal, de stro perij. Henk: „Zolang die boetes zo laag blijven zijn er mensen, die het proberen. Je hebt nu zelf gezien wat voor een stuk water wij nodig heb ben voor die kistjes, je kunt niet overal tegelijk zijn". Zijn vader, die het verschijnsel pas ,de laatste jaren heeft leren kennen: „Vissers zijn individualisten, het heeft te lang geduurd voordat wij in allerlei zaken beseften dat we het alleen niet konden. Misschien moe ten we in deze diefstallen en strope rijen ook meer een eenheid vor men. Maar wat kunnen we doen? Je kunt toch niet elke beweging onder deze hemel controleren. En over dag, 's nachts en 's morgens op de loer gaan liggen? Prachtig, maar wie verdient de kost, voor drie ge zinnen? En daarbij: over een maand stikt het hier weer van de mensen. Waar loopt de boze? Thuis We krijgen bezoek, iemand van de Algemene Inspectie Dienst. Hij wil ons een lift' geven naar Lelystad. Het is een uur en Drees en zijn zoons zijn bezig de brasem open te snijden de kuit eruit te halen en de driehonderd kistjes met kuit te vul len. Ze hebben naar het weerbe richt geluisterd: morgen weer harde wind. „We gaan het eens pro beren bij Pampushaven" stelt Drees voor en schipper Henk gaat akkoord. Daarvoor moeten ze de neus fiks in de wind steken. Het gaat over open water. Dan zullen ze de eindeloze reeks aan de lijn weer uitzetten, schieten zeggen ze, en als de avond valt ligt helemaal aan de andere kant de thuishaven. Dan in de auto en naar de veiling. Een werkdag onder de vrije hemel die menigeen zou breken. Drees Bruining: „We hebben er al tijd van gegeten, met zijn allen en als ze het water nu maar laten be staan, dan zal dat ook in de toê- komst zo zijn. Aal is er genoeg. Maar als we op een dag voor 500 gulden aan fuiken missen, dan kun je er niet tegenop werken. Al pak je de nacht erbijDiefstal is ons net te vqel". THOM OLINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 21