1 In ons kosmische voor tuintje bloeit meer dan wij dachten... De 35 bekende manen Negen 'dwaalsterren' van zon Uranus heeft ringen, Jupiter 14 en Saturnus 11 manen Met steeds verfijndere optische kijkers, met radio telescopen en door middel van apparatuur in ruimtevoer tuigen verwerft de mens zich steeds meer kennis over de diepten van het heelal, over verre sterrenstelsels, over gigantische explosies op ontelbare honderden miljarden kilometers afstand en daarmee over de fundamentele problemen zoals wezen van ruimte, tijd, energie en mate rie, de oorsprong, het verleden en de toekomst van het voor onze begrippen eindeloze heelal. Merkwaardig genoeg doen wij overigens nog altijd nieuwe ontdekkingen in ons eigen kosmische voortuintje, het zonnestelsel, dat slechts een onbeduidend vlekje vormt in het geweldige kosmische geheel. In dat voortuintje blijkt, zoals recente observaties hebben aangetoond, veel meer te bloeien dan wij dachten. Onder meer werd ontdekt, dat de planeet Saturnus niet het alleenrecht heeft op een tot dusver als uniek beschouwde tooi: een ringenstelsel. Ook buurplaneet Uranus blijkt zo'n ringenstelsel te bezitten. Verder zijn erde laatste tijd nogal wat manen van planeten ontdekt, over het bestaan nog een vermoeden hadden: Jupiter heeft er veertien en Een unieke opname van de planeet Uranus met van luiks naar rechts de manen Titania. Umbriel. Miranda sinds korte tijd weten en er bestaat de rede- Ariel en rechts beneden Oberon. De ring om de planeet en het lichtende kruis met Uranus als middelpunt zijn fotografische aberraties .dien iets met het thans ontdekte ringenstelsel te maken hebbenDe foto werd genomen op 1 maart 1948 met een belichtingstijd x ZATERDAG 30 APRIL 1977 Saturnus 11 a lijke verwachting dat er nog r staan dan ons thans bekend i; die kleinere hemellichamen be- Oe ontdekking van de ringen van Uranus is min of meer bij toeval geschied. Om deze procedure te begrijpen is enige kennis omtrent planeten en sterren nodig. Star ren zijn enorme gasbollen, die onder meer licht uitstralen als gevolg van de kernreacties in hun materie. Alle Sterren staan op vele miljarden maal miljarden ki lometers afstand van ons van daan behalve de zon, die wij als zon uniek noemen maar die niet andersis dan een doodnormale ster, waaromheen de planeten cirkelen. Doordat de sterren zo ver van ons verwijderd zijn doen zij zich voor ons op aarde voor als puntvor mige lichtbronnen. Planeten daarentegen zijn relatief veel dichter bij. Het zijn als de aarde klompen materie die om een ster cirkelen, zoals de aarde om de Zij geven zelf geen licht maar re flecteren alleen het licht van de moederster, in ons geval de zon. Doordat die planeten zoveel dichterbij zijn dan sterren, doen zij zich door kijkers niet voor als puntvormige lichtbronnen maar als schijfjes van enige omvang. Doordat planeten om de zon wen telen, nemen zij in de stërrenhe- mel steeds een andere plaats in, vooral ook omdat de aarde steeds een andere plaats inneemt en we de planeten dus steeds van een andere gezichtshoek uit waar nemen. De planeten heetten indertijd toen men het verschil tussen planeten en sterren (die beide voor het blote oog voor de mens altijd lichtpuntjes zijn) nog niet kende, meestal dwaalsterren genoemd werden. De echte sterren hebben als gevolg van hun enorme af stand eeh voor het blote oog niet waarneembare onderlinge bewe ging een „vaste" plaats aan de nachthemel, ondanks de regel matige verplaatsing van de aarde door de omwenteling om de zon. Die laatste verplaatsing van de positie van de waarnemer is te ge ring ten opzichte van de enorme afstanden tot ook de nabije ster ren, dat men de indruk krijgt van een „vast" sterrenpatroon waarin alleen de meer nabije planeten buitenbeentjes zijn. De planeet Saturnus met zijn reeds lang bekende maar nu niet meer unieke ringenstelsel. Het is een in 1969 door de Pic du Midi sterrewacht vervaardigde opname. Europa Ganvmedes Callisto Himalia Lysithea Elara Ananka Parsiphae Sinope Epimetheus Mimas Enceladus Tethys Rhea Titan Hyperion Japetus Phoebe Miranda Ariel Umbriel Titania Oberon Gem. afst. planeet 1000 km 181,3 421,6 670,8 1070,1 1881,8 11472 11708 11736 12000 20703 22345 23273 23701 157,5 185,7 238,2 294,8 377,7 527,5 1223 1484 3563 12950 Diameter kilometer planeet ii dagen 1892 1610 1610 1610 1610 1904 1938 1905 1974 1951 1938 1789 1789 1684 1684 1672 1655 1848 1671 1898 1948 1851 1851 1787 1787 Sterbedekking Zo'n „dwaalster" als de planeet Uranus trekt bij hoge uitzonder ing wel eens precies voor een ster, een puntvormige lichtbron langs. De ster wordt daardoor verduis terd, om na het voorbij trekken van de planeet weer plotseling tevoorschijn te komen. Wanneer men nu de relatieve snel- 1 heid van de planeet voor de ver duisterde ster langs kent, kan men b.v. uit de tijd van de ster verduistering betrekkelijk nauwkeurig de diameter van de planeet berekenen. De afstand tot die planeet is namelijk be- kend.en kan echter ook uit de korte periodes vlak voor en na de Vlak voordat de ster achter de pla neet zelf verdwijnt bereikt het licht van de ster de aarde via de eventuele atmosfeer van de pla neet. Wisselingen in de sterkte en het golflengtepatroon van het sterrelichtop dat moment (en tij dens het tevoorschijn komen van de ster) kunnen veel vertellen over de dichtheid en samenstel ling van de atmosfeer. Atmosfeer Vooral metingen omtrent de at mosfeer beoogden de sterrekun- digen op 10 maart j.l., toen de pla neet Uranus het sterretje van de visiuele magnitude 8.8, met cata logusnummer SAO-158687 om streeks tien uur in de avond onze tijd verduisterde. In ons land was deze verduistering niet te zien, omdat Uranus zich toen nog on der de horizon bevond. De ver duistering was wel zichtbaar in Australië, Indonesië, en een groot deel van Azië en Afrika. In vele observatoria in die gunstige ge bieden werd de sterbedekking door Uranus waargenomen. Om de storende invloeden van de aardse atmosfeer bij de waarne mingen goeddeels uit te schake len liet het Amos Research Cen tre van de NASA een vliegtuig als observatorium inrichten, waarin een aantal astronomen waarne mingen verrichtten op een hoogte van 12.500 meter boven het zuiden van de Indische Oceaan. De waarnemingsploeg stond onder leiding van dr. Ja mes Elliott van de Cornell Uni versity. Gebruik werd gemaakt van een 90 cm telescoop. Verbazing Tot verbazing van de vliegende astronomen verdween het ster retje enkele ogenblikken voordat het door Uranus verduisterd zou moeten worden enkele malen geheel, welke verschijnselen zich in omgekeerde volgorde her haalden nadat het sterretje weer van achter Uranus tevoorschijn was gekomen. Deze verrassende waarnemingen leidden tot de conclusie, dat het sterretje ver duisterd werd door een ringen stelsel rond Uranus, zoals ook de planeet Saturnus kent. Ook op sterrewachten in India en Australië werd het verschijnsel waargenomen op op gelijke wijze geinterpreteerd De ringenstelsels van Uranus liggen op hoogten van 18.000 tot 25.000 km boven de toppen van de wol ken nnetaangas, die de atmosfeer Mercurius Jupiter Saturnus Uranus Neptunus Pluto 149,6 227,9 778,3 1426 2872 4490 5910 12104 12756 6787 142800 120000 51800 49500 van Uranus vormen. Er werden vijf ringen waargenomen, thans genoemd naar de eerste vijf let ters van het Griekse alfabet: Alp ha, Bèta, Gamma, Delta en Epsi lon. Ze zijn tussen de tien en hon derd kilometer breed en hebben een dikte van 50 tot 100 kilome ter. Geheel onverwacht kwam de ont dekking overigens niet, want op grond van observaties en theo- riën omtrent het ontstaan van de ringen van Saturnus was in het verleden al eens gesuggereerd, dat Uranus een ringenstelsel zou kunnen hebben. Niettemin ach ten astronomen de vondst de meest opzienbarende ontdek king omtrent de structuur van het zonnestelsel in de laatste vijf tig jaar, namelijk sinds de ont dekking in 1930 van de negende planeet van het zonnestelsel, Plu to. De namen van de manen van Jupiter zullen sommige lezers, die zich meer in deze materie hebben verdiepthier en daar wat vreemd voorkomen Het zijn echter de officiële namenzoals zij in 1975 door de Internationale Astronomische Unie (IAU) zijn vastgesteld. De veertiende maan was toen nog niet ontdekt en dus ook niet officieel vernoemd. Bij de planeet Jupiter staan in de meeste astronomische handboe ken voor de leek en encyclopedieën nog slechts twaalf manen vermeld, maar het zijn er thans minstens veertien. In 1974 werd namelijk het maantje Leda van waarschijnlijk niet meer dan tien km diameter fo tografisch ontdekt, en in 1975 een nog niet vernoemd maantje, dat waarschijnlijk nog kleiner is. Al met al zijn er thans 35 i bekend, die om zes van de negen planeten van ons zonnestelsel wen telen. In bijgaande tabellen worden deze 35 manen en gegevens over de planeten opgesomd. WETENSCHAP TECHNOLOGIE door P. Bok De ringen van Uranus, getekend op aanwijzingen van dr. James Elliott rond een foto van de zevende planeet van ons zonnestelsel. De ringen zijn fotografisch nog niet vastgelegd. Merkwaardig is. dat het ringenvlak vrij wel loodrecht staat op het baanvlak van de planeet. De as waarom de planeet de eigen draaiing vertoont, bevindt zich loodrecht op deze equato riale ringen en ligt dus. in tegenstelling met de draaiingsas van andere planetenvrij wel in het baanvlak om de zonalsof de planeet min of meer is omgestoten uit zijn verwachte positie. Erg groot Opmerkelijk daarin is de omvang van onze egen maan Luna. Er zijn tot dusver nog slechts vijf manen bekend, die groter zijn, maar die behoren dan ook bij de reuzeplane ten Jupiter (3), Saturnus en Neptu nus (beide 1), terwijl de aarde blij kens de gegevens in een der tabel len toch tot de zeer kleine planeten behoort. Normaal? Overigens weet men over de sa menstelling en oorsprong van pla netaire ringenstelsels nog weinig af. Vooral de oorsprong van een ringenstelsel rond een planeet kan inzicht verschaffen over funda mentele problemen omtrent ont staan en ontwikkeling van het zon nestelsel (waartoe onze aarde be hoort) als geheel. Tot dusver meende men, dat alleen Saturnus, één van de negen planeten van ons zonnestelsel, een ringensysteem had en dus bijna een kwart van de planeten, deze merkwaardige tooi meevoert, moeten we aannemen dat het om een vrij normaal, mis schien essentieel verschijnsel gaat. Onwillekeurig dringt zich een ver gelijking op met het zonnestelsel als geheel. Ook daarin draaien niet alleen „manen" in de vorm van pla neten om het centrale hemelli chaam, de zon. maar ook een gordel van planetoiden tussen de banen van Mars en Jupiter duizenden rotsblokken van uiteenlopende omvang. Men veronderstelt, dat die planetoidegordel de restanten zijn van een voormalige uiteengeslagen planeet, vergelijkbaar misschien met de ringen om Saturnus en Ura nus die dan uiteengeslagen manen zouden kunnen zijn of restanten van de oermaterie van het zonnes telsel die het door zekere oorzaken nooit tot de vorming van een maan of een planeet hebben gebracht. Misschien brengt de ruimtevaart r enkele jaren-de oplossing van het raadsel der ringen. Twee onbemande ruimtesondes, de Mariners 11 en 12 worden nog dit jaar via de omgeving van Saturnus naar de buurt van Uranus gestuurd voor het doen van metingen en het maken van foto's. De sondes, waar van de vlucht al was uitgestippeld voordat de ringen van Uranus ont dekt waren, zullen de genoemde planeten pas over een reeks van ja ren bereiken. Saturnus wordt eer der in oktober 1979 bereikt door de Pionier XI die op 3 december 1974 al langs Jupiter is gevlogen en nu het bravourstukje gaat uithalen om tussen de planeet Saturnus en zijn ringenstelsel door te vliegen. Er zou nog veel meer over de rin genstelsels te vertellen zijn, maar de ruimte die ons nog rest hebben wij nodig voor het nieuws over de manen, die in recente tijd in het zonnestelsel ontdekivzijn. Manen maan, Janus, was in 1966 ontdekt op foto's, die met aardse kijkers gemaakt waren toen de aarde zich juist in het vlak van de ringen van Saturnus bevond, zodat het licht daarvan de omgeving en eventueel in de buurt ronddraaiende maan tjes niet overstraalde. En de toen gemaakte foto's, die het bestaan van Janus onthulden, werd onlangs door astronomen van de Catalina sterrenwacht in Tuscon (Arizona USA) een elfde maam van de pla neet ontdekt, die Epimetheus werd genoemd. Pas in 1979, als de aarde weer door het vlak van de Satur- nusringen gaat, kan het bestaan var> deze maan bevestigd worden. Over omvang, afstand van de pla neet, duur van de eigen rotatie of omwenteling is nog niets bekend, doordat er slechts één opname be* Steeds meer We hebben het steeds over „tot dusver bekende" manen. Dat is een begrijpelijke voorzichtigheid, wanneer men in een van de staatjes de jaartallen van ontdekking van de manen "in ogenschouw neemt. Het bestaan van onze eigen maan was uiteraard al bekend zolang de mens op aarde wandelt, zo'n paar miljoen jaar. Van de rest van de manen zijn er 9 in de zeventiende eeuw ontdekt kort na uitvinding van de tele scoop, vier in de achttiende eeuw, acht in de negentiende eeuw en maar liefst dertien in de twintigste, die geeneens voltooid is. In de laatste honderd jaar vond de ontdekking van vrijwel de helft van de thans bekende manen plaats, namelijk zeventien. Er is geen en kele reden om aan te nemen, dat de reeks ontdekkingen op dit moment beëindigd zou zijn. Vermoedelijk zelfs bloeit er in ons kosmische voortuintje nog veel meer dan wij zelfs thans weten. Wij zullen u van pieuwe ontdekkingen op de hoogte houden en daarbij meer mer kwaardige zaken aanroeren, die met manenstelsels te maken heb ben. Dat zal waarschijnlijk niet eens zolang duren

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 23