ZATERDAG 30 APRIL 1977 PAGINA 17 ,Ik heb een foeilelijke hekel aan succesverhalen", waar schuwt moeilijke K. Fibbe aan het begin van het ge sprek. Hij zal er desondanks moeilijk onderuit komen. Straks aan het einde van het jaar, als hij zijn functie als voorzitter van de raad van bestuur van Ogem Holding nv neerlegt, zullen er onget wijfeld heel wat lovende woorden op zijn hoofd neer dalen. Is hij immers niet de man, onder wiens leiding Ogem in nog geen tien jaar tijd uit groeide tot een van de groot ste en meest succesvolle in dustriële ondernemingen in ons land. Een ondernemer, waar zelfs de vakbonden nog wel een schouderklopje aan kwijt willen. Wie is deze man, die buiten vennootschapsland nauwe- lijks enige bekendheid ge niet, net zo min als de naam Ogem de gemiddelde Neder lander veel zegt? Aan het einde van het ge sprek, dat we met hem had den, zegt Fibbe: „Ik ben een kind van de crisis. Ik heb de oorlog en de bezetting aan den lijve ondervonden. Kom me dus niet aan boord met verhalen, hoe verschrikke lijk de werkloosheid is en wat onderdrukking bete kent". In 1933. in het hartje van de crisis, stapte de 14-jarige Kareltje Fibbe zo van de ULQ naar een Rotterdams advocatenkantoor. De koning te rijk was hij met zijn betrekking als jongste bediende daar. Een jaar later had meer dan de helft van zijn examenklas nog geen werk. Nu, 44 jaar later, staat Fibbe aan het hoofd van een wijdvertakte multinationale onderneming, waar 30.000 mensen werken in allerlei verschillende bouw-, energie-, metaalbewerkings-, installatie- en handelsbedrijven, die samen de Ogem Holding vormen. Het hoofdkantoor op de hoek van de Mathenesserlaan en de Heemraadssingel in Rotterdam is een uit grijs marmer opgetrokken, tamelijk onopvallend gebouw. Ogem heeft nooit zo'n geweldige behoefte gehad stevig aan de weg te timmeren: figuurlijk dan wel te verstaan. Pure efficiency ademt het kantoor dan ook uit. De kamer van de heer Fibbe op de hoogste etage ziet eruit zoals die van elke topmanager: een opgeruimd bureau en een conferentietafel. Aan de muur trekt een olieverfschilderij in felle kleuren het oog: een cadeau van de vakbond in Suriname. In de kast een verzameling Peruaans aardewerk. Het raam biedt de bezoeker over de huizendaken zicht op de contouren van de haven in de verte. Een nog nawerkende spit, maakt dat de heer Fibbe wat onrustig heen en weer schuift. Bij het lopen trekt hij zwaar met zyn been: de eeuwige herinnering aan een oorlogsverwonding uit 1940. De diepbruine ogen kijken ons onderzoekend, maar welwillend aan. Hard werken Toen hij als jongste bediende begon, had hij de lijn naar deze stoel al uitgestippeld? Fibbe, aarzelend: „Nee, dat niet. Maar het is mogelijk dat ik vanuit onze familie een aantal bruikbare elementen heb meegekregen. Hard werken was trouwens in die tijd een vanzelfsprekende zaak. Niet uit angst om ontslagen te worden, maar je was dankbaar datje kon werken. Studeren in de avonduren deed iedereen. Je kreeg van huis-uit de opvoeding mee, datje een vak leerde, datje volledig onder de knie diende te krijgen. Je ging diploma's halen. Je kreeg plezier in boekhouden, omdat je ontdekte dat de cijfers je inzicht gaven in de achtergronden van een bedrijf. Je ging het bedrijf achter de cijfers ontdekken. Later maakte je een volgende stap, dan ging je over van het administreren in het besturen". Fibbe is afkomstig uit een middenstandsgezin, dat het gedurende de crisisjaren ontstellend moeilijk heeft gehad. Zijn vader was een kleine aannemer, afkomstig uit Haarlem; zijn moeder een boerendochter van de eilanden. Ze waren beide van streng protestants-christelijke huize. Fibbe groeide op in Rotterdam en maakte carrière. Na het advocatenkantoor trad hij op voorspraak van een der firmanten in dienst van Ruys Co, waar een van de eigenaren hem zeven jaar later aan een betrekking als hoofd van de administratie hielp bij het Rotterdamse elektrotechnische bedrijf Croon en Co. Hij was toen 25 jaar. Twee jaar later was hij er procuratiehouder. Op z'n 32-ste onderdirecteur en op z'n 37-ste directeur. In 1966 werd Croon door de Ogem overgenomen en driejaar later werd de heer Fibbe verzocht de leiding van het hele concern op zich te nemen. Toen Fibbe bij Croon begon, werkten er 125 man. Toen hij er weg ging, was het bedrijf door eigen groei en overnames uitgegroeid tot 2.500 man. Wat Fibbe bij Croon in het klein tot stand bracht, deed hij later bij Ogem in het groot. Onstuimige groei In het begin van de jaren zeventig groeide Ogem onder leiding van de nieuwe president onstuimig. De omzet werd van ruim een miljard gulden in 1971 verviervoudigd. Het aantal werknemers groeide van 13.000 tot 30.000. Tal van bekende Nederlandse bedrijven kwamen terecht onder de Ogem-paraplu, zoals Technische Unie, R. S. Stokvis, J. P. van Eesteren, Voormolen, Lindeteves-Jacoberg en de bouwonderneming van het Nederhorst-concern. Tal van ondernemers zoemden met de lift in het Ogem-hoofdkantoor naar de werkkamer van de heer Fibbe om hun bedrijf aan te bieden. Als deze vertrouwen had in de leiding van het bedrijf en het paste in zijn „dakpanfilosofie", dan maakten ze een goede kans. Een van de stelregels, die Fibbe daarbij hanteert, is namelijk dat goede ondernemers schaarser zijn dan kapitaal. Zijn „dakpanfilosofie" komt hierop neer, dat de activiteiten van nieuwe bedrijven aan de Ogem-stam gericht moeten zijn op uitbreiding van bestaande bedrijven of op aanvulling daarvan. Een paar jaar geleden trok Fibbe de oud-minister van Ontwikkelingssamenwerking en Volkshuisvesting, drs. B. J. Udink, aan als zyn opvolger. De oud-minister-president mr. B. W. Biesheuvel kreeg een zetel in de raad van commissarissen. Fibbe vormde voorts een uitgebreid gezelschap van externe adviseurs, waaronder CNV-voorzitter Lanser en Koeweit-consul Rabbani. Vooral deze laatste bleek van nut bij het veroveren van de Arabische markt. Is Fibbe tevreden en trots als hy terugkijkt op wat hij heeft bereikt? „Nee. helemaal niet. Ik mis die eigenschap. Je staat nooit stil bij wat lukt. Je bent veel meer bezig met de dingen, die verkeerd zijn gegaan, bij wat nog verbeterd moet worden. En dat is een uitstekende remedie tegen zelfvoldaanheid". Op de vraag wat iemand beweegt een dergelijk groot concern uit de grond te stampen, heeft hy niet direct een pasklaar antwoord. „Ik heb gedaan, wat er van me verwacht werd. Kijk, toen ik hier benoemd werd als voorzitter van de raad van bestuur, was dat een promotie. Maar een promotie is geen vetleren medaille. Een promotie betekent nog meer verantwoording dan voordien". Om duidelijk te maken, hoe de Ogem tot zijn huidige vorm is Door Jan Kees Kokke gegroeid, zet de heer Fibbe de opeenvolgende golfbewegingen binnen het concern nog eens op een ry. De Nederlandsch-Indische Gasmaatschappij werd in 1863 door een groep vooraanstaande Rotterdammers opgericht. Bijna een eeuw lang groeide en bloeide het bedrijf, dat zijn activiteiten voornameliik had in het voormalig Nederlandsch-Indiè. Voor de oorlog breidde de onderneming, die inmiddels omgedoopt was in Overzeese Gas- en Elektriciteits Maatschappij, zich uit naar Suriname en de Nederlandse Antillen. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak exploiteerde het bedrijf in de Oost en in de West elf gasfabrieken en 33 elektriciteitsbedryven. Na de oorlog werden de bedrijven in Indonesië genationaliseerd. Tot op dat moment was de Ogem nog voornamelijk een energiebedrijf. Maar de directie zag de noodzaak in van diversificatie van de werkzaamheden en geografische spreiding. Hoewel het hoofdkantoor van de Ogem altijd in Rotterdam had gestaan, begon het bedrijf nu voor het eerst echt actief te worden in ons land. Die beslissing werd genomen op het moment dat de golf van fusies en overnemingen in het Nederlandse bedrijfsleven kwam opzetten. De Ogem nam daar op het eerste oog lustig aan deel. Maar wie de gang van zaken daar nauwkeuriger onder de loep nam. bespeurde toch een duidelijk verschil. Menselijke maten Waar by andere fusies, zoveel mogelijk het bestuur werd gecentraliseerd, gaf men bij Ogem de voorkeur aan decentralisatie. Een beetje trots zegt de heer Fibbe dan ook: „Lang voordat het in zwang werd, schreven wij al in ons jaarverslag, dat wij streven naar menselijke maten van onze bedrijven". De bedrijven van Ogem zijn dan ook in hoge mate autonoom. „Dat betekent dat we nooit denken vanuit de holding, hier op het hoofdkantoor, maar altyd vanuit de werkmaatschappijen. We proberen de verantwoording voor de besluiten zo diep mogelijk in de ondernemingen weg te stoppen". Hetgeen volgens Fibbe de zoveel besproken democratisering binnen de bedrijven automatisch bevordert Bij de opbouw van de activiteiten van Ogem in Nederland is het altijd de bedoeling geweest dat deze dienden als opstap voor het werk in het buitenland. „We hebben altijd gezocht en getast naar de behoefte en naar de marktsituatie van morgen", zegt Fibbe „We waren dan ook in Nederland de eerste, die werkelijk in staat waren volstrekte turn-key projecten aan te bieden". Ogem stapte tenslotte wat laat de Arabische markt op, maar allerminst zonder succes. Begin dit jaar kwam topdirecteur Udink terug uit Saoedi-Arabië met een contract voor de bouw van een complete woonwijk van 1664 appartementen, ter waarde van zegge en schrijve 1,4 miljard gulden. Daarnaast voert Ogem in de Arabische landen nog wat opdrachten uit, elk in de orde van grootte van enige honderden miljoenen guldens. Ook in Indonesië is Ogem weer terug in zyn oude vak. Er worden daar op het platteland een groot aantal kleine diesel-elektrische centrales gebouwd. Een opdracht van totaal 300 miljoen gulden. Dit soort opdrachten, die Ogem uit het buitenland haalt, hebben een geweldig uitstralingseffect op het totale Nederlandse bedrijfsleven. Voor de uitvoering van de werken schakelt Ogem tal van toeleveringsbedrijven in, zoals machinefabrieken, elektrotechnische bedrijven, havenbedrijven, reders, betonfabrieken. Verwacht Ogem nog nieuwe grote opdrachten? Fibbe: „We denken niet dat het moeilijk is om grote opdrachten in het buitenland te krijgen. Maar het probleem is eerder onze capaciteit, met name die van onze organisatie en de hoeveelheid leidinggevend personeel. We zitten wat onze capaciteit voor wat betreft buitenlandse opdrachten eigenlijk duidelijk in de buurt van ons plafond". Vervult de razendsnelle expansie in de Arabische wereld hem niet met angst? Fibbe: „U bedoelt of die landen stukgroeien? Er is daar inderdaad sprake van een regelrechte rush van de middeleeuwen rechtstreeks naar een hypermoderne maatschappij. Of een land, een volk daar doorheen komt. hangt vooral af van zijn geestelijke kracht. Als het alleen gaat om consumptie, om platte produktie, tja, dan is er geen basis. Dan zal te zyner tijd blijken, dat de nacalculatie niet best is. Er moet een bepaalde toewijding, een bepaald maatschappelijk of geestelijk doel aan die hele ontwikkeling ten grondslag liggen, anders redden ze het niet". Kalm overleg Fibbe is pas 57 jaar als hij stopt. Waarom? En wat gaat hij straks doen? „Het schijnt iets wonderlijks te zijn, iets wat blijkbaar weinig voorkomt, datje in kalm overleg opstapt. Dat kost sommige mensen mogelijk wat moeite om dat te accepteren, als je tenminste de fantasieën hoort, die over de reden van m'n vertrek de ronde doen. Die variëren van: er is bij Ogem ook een grote ruzie in de top, tot: Fibbe is lichamelijk niet meer in staat deze functie te vervullen. Allemaal onzin. Toen ik deze functie aanvaardde in 1969 heb ik tegen onze president-commissaris gezegd, globaal genomen kost dit je tien jaar van je leven. Je moet bereid zijn om je tien jaar volledig te geven. Je offert je privelev volledig op, je contacten met je familie, met je vrienden, je hobbies" „Maar er zijn meer redenen. Ik geloof niet meer in ondernemers, die het harnas willen sterven Op deze toch nogal verantwoordelijke positie is het goed dat de wacht egelmatig wordt afgelost. Daar komt bij dat Ogem op het punt staat een nieuwe fase i gaan. De zaken in Zuid-Amerika hebben hun beslag gekregen. In Nederland bestaan geen perspectieven meer. voor ons is het te klein, daarvoor zyn we niet gewapend. We staan voor de grote doorbraak naar het buitenland, die gepaard gaat met een nieuwe periode van groei. Ogem sluit een cyclus af en het is dus een goed loment voor een nieuwe man op de brug. Ik heb daarom in 1969 een goed gevoel voor timing gehad, toen ik afsprak dat ik binnen tien jaar zou gaan". Wat hij straks gaat doen? „Ik ben geenszins van plan om te gaan vissen", klinkt het zeer beslist. Naast adviseurswerk voor de Ogem. zal de heer Fibbe zich straks vooral bezig gaan houden met de relatie tussen de industrielanden en de ontwikkelingslanden en met name met de rol, die het bedrijfsleven daarin zal spelen. Hij heeft gemerkt lat ook menig ontwikkelingsland tot de overtuiging is gekomen dat het bedrijfsleven zo niet het enige, dan vel het beste instrument is voor het overbrengen van kennis, ervaring en geldmiddelen. Fibbe is optimistisch dat het bedrijfsleven een belangrijke rol zal kunnen spelen in de overbrugging van de tegenstellingen tussen de arme en de rijke landen. Maar ook dat vraagt weer om nieuwe spelregels, om nieuwe menselijke verhoudingen. Voorts heeft de heer Fibbe na zijn gedeeltelijke afscheid by Ogem nog werk als commissaris van een zevental bedrijven: Ahold, Borg Maatschappij, Centrale Suiker Maatschappy, Douwe Egberts, Shell, Sythoff en Verto. Is het toevallig dat er dit jaar een groot aantal topbestuurders uit het bedrijfsleven terugtreden? Naast Fibbe, leggen ook Wagner (Shell), Van Riemsdijk (Philips), Krayenhoff (Akzo), Van den Brink (Amro-Bank) dit jaar hun functie Fibbe: „Wat mij betreft is het volstrekt toevallig. Het is een hele generatie managers, die opschuift. Wij zijn nog de groep managers, die 'oor het eerst de volledige scheiding van bezit en bestuur meemaakten. Wij zyn de eerste groep bestuurders, die kribbig werd als er weer eer.s 'esproken werd over de tegenstelling tussen werknemers en werkgever. Wy zijn ook de eerste managers, die het duidelijk is geworden, dat ondernemen veel meer is, dan het regelen van de eigen zaken, datje voortdurend geconfronteerd wordt met de grote maatschappelijke oroblemen, niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten". Wat hangt zijn opvolger en met hem de komende generatie van managers boven het hoofd? Fibbe: „In Nederland zijn we nog steeds volop bezig met de discussie over de hoofdproblemen van gisteren. Vanaf de eerste dag heb ik bezwaar gemaakt tegen het woord recessie, een tijdelijke inzinking. Want voor de oliecrisis was het al duidelijk dat we bezig waren een nieuw tijdperk binnen te stappen. Er is geen sprake van een recessie, maar van een structurele wijziging van de maatschappy. Gezien de problemen in de ontwikkelingslanden, werd het tijd ook". Samen Wat Nederland betreft, verwacht ik dat we een bijzonder moeilijke periode van herstructurering en aanpassing tegemoet gaan. Ach, beperking van de groei en minder nadruk op de consumptie, nou. dat komt wel, daar hoefje geen vinger voor uit te steken. De cruciale vraag is echter, hoe reageren we hierop met zyn allen. Laten we de woorden harmoniemodel en polarisatie voorlopig maar vergeten. Hier komt geen regering alleen uit, geen vakbeweging en het bedrijfsleven niet. Misschien komen ze er gezamenlijk uit". „Onder deze omstandigheden zullen ondernemingen hun werk moeten doen. Hun houding moeten bepalen. En ik durf ook wel te zeggen, bewerktuigd moeten worden". Ogem staat bij de vakbonden zeker niet slecht aangeschreven Al past de politiek van een multinational misschien niet in de uaatschappijvisie van een vakbond, men vindt het over het algemeen een fatsoenlyk bedryf, waarby van machtsmisbruik weinig blijkt. Fibbe: „Zowel de vakbonden als wij, zijn natuurlijk ieder met hetzelfde probleem bezig We kunnen dan van mening verschillen over de weg. die we moeten bewandelen, maar niet over het doel". De heer Fibbe is tenslotte ook maar een mens Hoe reageert hy zyn frustraties, zijn twijfels en andere gevoelens af? „Die reageer ik af door hier in de intieme kring van collega's zo nu en dan eens flink door te slaan Dat weet iedereen. Dat doen ze allemaal wel eens. Dan grinniken we en dan is het weer over. Ik heb overigens het gevoel dat die frustraties wel meevallen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 17