Vijftig jaar Volvo 'Lichtgevende' fietsbanden Opel zoekt de oudste Kadett ZATERDAG 23 APRIL 1977 De nacht, waarin de eerste auto de fabriek verliet, wordt beschouwd als de geboortedatum van Volvo. En dat was in de nacht van 13 op 14 april 1927. Maar aan de "geboorte" van Jacob, zoals die eersteling werd ge noemd, was natuurlijk het een en ander vooraf gegaan. Het begon in 1924 tijdens een kreeftmaaltijd in een Stockholms restaurant. Daar besloten twee mannen (As- sar Gabrielsson en Gustaf Lar son) een Zweedse auto-industrie van de grond te helpen. Ze zagen daar wel brood in. Larsen had al enige ervaring opge daan in Engeland. Hij begon me teen een ontwerp op papier te zet ten. Daarbij kreeg hij belangeloos hulp van enige ingenieurs en de kunstenaar Helmer Mas Olie. Zij waren zo in de ban van het idee geraakt, dat zij graag hun werk lust ter beschikking stelden. Moeilijker was het ook geldschie ters zo enthousiast te krijgen. Om het hele plan niet te laten verzan den moesten de initiatiefnemers zelf botje bij botje leggen. Maar in juni 1926 stond dan eindelijk de eerste Volvo op zijn wielen en maakte een geslaagde rit van Stockholm naar Gothenburg. De directie van de SKF-fabrieken had toen in de gaten, dat het de ontwerpers wel degelijk ernst was. Men besloot 200.000 Zweedse kronen in het project te investeren en het aan SKF toebe horende fabriekje met de naam Volvo (Ik rol) ter beschikking te stellen. En dus kon de seriepro- duktie beginnen. Een naam was' er ook. "Jacob" heette de eersteling, die in die nacht van 13 op 14 april 1927 de fabriek uitreed. Een open auto met een viercilinder zijklepmotor van 28 pk. Maar het viel niet mee in het begin dealers te vinden. Men kon slechts enkele van de werkelijke autodealers overhalen ook Volvo te gaan voeren. Voor de rest waren het een kolenhan delaar, een fruitgrossier, een bankdirecteur, een gepensio neerd militair en nog anderen. In totaal 34 dealers. De Zweedse autobouwers hebben van het begin af aan kwaliteit en veiligheid hoog in het vaandel geschreven gehad. Het bleek een goed uitgangspunt, want de za ken gingen voorspoedig Zo goed zelfs, dat alleenheerser SKF in 1935 besloot Volvo een eigen le ven te laten leiden. De Volvo- aandelen werden op de beurs geïntroduceerd en het kapitaal werd belangrijk uitgebreid. De groei zat erin, maar de tweede oorlog gooide roet in het eten. Ondanks de Zweedse neutrali teit. De verkopen zakten tot het nulpunt. Benzine was streng ge rantsoeneerd en er was een tekort aan rubber. Volvo had zich enigs zins gewapend tegen de terugslag en zich geworpen op het ontwerp van gasunits, gestookt op houts kool. In totaal werden ongeveer 13.000 units gebouwd, maar het was niet voldoende om de zaak goed draaiende te houden. Velen vonden het na de oorlog niet meer nodig de autoproduktie weer op gang te brengen. Volvo dacht daar anders over. Met een scheef oog had men in de jaren kort voor de oorlog gekeken hoe in Zweden de kleine Duitse au to's hun opmars begonnen. Dan moest er een markt zijn. Met dit gegeven voor'ogen werd in de oorlog al in alle stilte gewerkt aan een model, dat aan de ver wachtingen van het koperspu- bliek kon beantwoorden. Dit re sulteerde in september 1944 in de lancering van het type 444, de on betwiste topper uit de geschie denis van Volvo. Hij heeft 21 jaar op het produktieprogramma ge staan. Hij heeft bijna een half mil joen stuks gehaald. Hij begon met een vermogen van 40 pk en eindigde met meer dan het dub bele. In 1927 werden in totaal 297 auto's gebouwd in een kleine fabriek. Thans worden door de Volvo- groep meer dan honderd produk- ten gebouwd, die stuk voor stuk met transport te maken hebben. Van motorvoertuigen en land bouwmachines tot scheepsmoto ren en vliegtuigstraalmotoren. Het begon met twee mannen en een idee. Nu is Volvo het grootste in dustriële concern van Scandina vië. Het geeft Werk aan ruim 62.000 personen. En daar horen natuurlijk de Nederlanders bij. die enkele jaren geleden met DAF de overstap naar Volvo moesten maken. De befaamde Volvo 444 (hier „katteulg" genoemd) op de band in Lundby. Deze „lichtgewicht" fiets - van aluminium gemaakt en derhalve half zo zwaar als een normale fiets - is niet alleen in heren- maar ook in damesuitvoering fe koop. Hij is stevig aan de prijs. Maar daarvoor krijgt men ook een garan tie voor maar liefst twintig jaar. „Voor het leven" zegt men in de re clame. Maar fietsen hebben in ons land de gewoonte nog langer mee te gaan. Fietsen en bromfietsen moeten over enige tijd behalve het ach terlicht een aparte rode reflector hebben. Het achterspatbord, dat nu wit moet zijn, mag voortaan ook van reflecterend geel materiaal zijn. Fietsen zullen in de toekomst bovendien gele of oranje reflecto ren moeten hebben op de peda len. Minister Westerterp heeft deze reeds ruim tevoren aangekon digde besluiten nu in het Wegen verkeersreglement opgenomen gekregen. Om de zichtbaarheid van fietsen en bromfietsen in het donker te bevorderen. Zoals bekend is de kwetsbaarheid, van fietser en bromfietser in de duisternis nog steeds een zwak punt. Er wordt echter op meer dan één punt aan gedokterd. Niet alleen door minister Westerterp. Dat hebben we ervaren, toen we door de Leidse firma "3 M Neder land" (Rooseveltstraat) naar het zuiden werden genodigd. In combinatie met de bandenfabri kant Vredestein had de fabrikant van lichtgevende materialen bij Oirschot een demonstratie op touw gezet om te laten zien hoe goed lichtgevende fietsbanden kunnen functioneren. Dergelijke banden zijn namelijk in beperkte mate nu ook in ons land verkrijgbaar. Vredestein en 3 M zijn met de verkoop in de regio Eindhoven-Tilburg begonnen. Niet omdat ze daar die banden harder nodig hebben dan elders, maar gewoon omdat nu eenmaal ergens moet worden begonnen. Voor de demonstratie was een aan tal fietsen van schoolkinderen met de reflecterende banden uit gerust. In het licht van koplam pen van een politieauto kreeg de verzamelde pers op een gevaar lijk kruispunt te zien, dat de zo gemaakte banden heel wat beter zichtbaar waren dan de banden, die nu nog op ieders fiets zitten. .Het is eigenlijk niets bijzonders. Scotchlite kennen we al van de gele kentekenplaten. Een smalle strip van dat lichtweerkaatsende materiaal wordt bij de fabricage van de fietsband meegevulcani- seerd. Het resultaat is verbluf fend. De banden weerkaatsen het licht van de koplampen van auto's als deze nog op een afstand zijn van meer dan 150 meter. Dat is na tuurlijk van groot belang bij krui send verkeer vooral op slecht- of onverlichte wegen. Proeven hebben uitgewezen, dat de reflec terende werking ook na vijfdui zend gereden fietskilometers gemiddeld nog 80 procent be draagt. De meerprijs voor zo'n fietsband bedraagt enkele guldens. Minis ter Westerterp zal die uitgave on getwijfeld verantwoord vinden. Want ANWB en de Vereniging voor Veilig Verkeer Nederland hebben zich inmiddels duidelijk positief over jleze "lichtgevende" fietsbanden uitgelaten. Nu we het toch over fietsen hebben, er is nog een opvallend nieuwtje van dit front. Door de firma Kett- ler is een aluminium fiets - zowel in dames- als in herenuitvoering - op de markt gebracht, die maar liefst voor twintig jaar wordt ge garandeerd. Het fietsje weegt de helft van een normale fiets, name lijk maar dertien kilo. Deze Kett- ler alu-fiets 2600 is ons land met zijn 540 gulden wat hoger ge prijsd dan in Duitsland, maar dat komt onder meer door het ach terspatbord met wit vlak en re flecterende strip, de luxueuze koplamp in schijnwerpmodel en het NL-gekeurde achterlicht. Een strip Scotchlite in de zijkant van de band meegevulcaniseerd maakt de fiets al op 150 meter afstand in het schijnsel van een autokoplamp uitstekend zichtbaar. Het maakt de fietser in het donker beter herkenbaar en derhalve minder kwetsbaar. tblagelijn van Volvo. Met deze .Jacob" is het in 1927 begonnen. De eerste AUTO NSU met R0 80 verdwenen van Europees toneel Vrijwel geruisloos heeft Volkswagen de produktie van de RO.80 met wankelmotor van NSU stopgezet. De West- duitse automobielproducent zou niets aan deze auto hebben verdiend, terwijl de laatste tijd de vraag zo gering was dat de dagproduktie al was terug gebracht tot zes stuks. Met de beëindiging van de produktie van de RO.80 is in West-Europa een einde geko men aan de fabricage van rota tiemotoren van het type Wan kel. Dat betekent overigens niet, dat deze krachtbron nu van het toneel is verdwenen, want de Japanse Mazdafabriek ziet er nog steeds "brood" in. Ook be staat nog de kans, dat VW de Audi 100 in de toekomst gaat uitrusten met een grotere Wankelmotor. Het aantal vervaardigde en verkochte RO's 80 staat niet precies vast, doch het moeten er in die tien produktiejaren ruim 30.000 zijn geweest. Het stopzetten van de produktie van de RO 80 betekent in feite ook de verdwijning van de naam NSU in de automobiel wereld. De miljoenste Opel Kadett van het huidige type is kortgeleden in Antwerpen van de band ge lopen. Nederland als één van de grootste afnemers (sinds de in troductie in 1973 meer dan 100.000 auto's) heeft deze goudkleurige jubileum-Kadett gekregen. In het Rotterdamse hoofdkwartier van General Motors heeft men nu een zoek actie georganiseerd naar de oudste nog in ons land rijdende Kadett. De eigenaar daarvan krijgt de jubileumauto aange boden. Maar dan moet hij zich wel voor 15 mei melden. Via een dealer. De allereerste Kadett verliet in december 1936 de fabriek in Russelsheim. Deze 2-deurs auto had een voor die tijd mo derne zelfdragende carrosserie en de 23 pk motor gaf de wagen een snelheid van 96 km/uur (prijs 2100 Dm). Van deze voor oorlogse Kadett werden 107.608 exemplaren gebouwd. De eerste na-oorlogse auto van dit type verliet in 1962 de fa briek. In totaal werden hier van 522.896 exemplaren ver vaardigd, waarvan 36.000 voor Nederland bestemd waren. In september 1965 werd we derom een nieuw model geïn troduceerd, waarvan er 2.649.501 (218.000 voor Neder land) van de montageband kwamen. De huidige Kadett kwam in 1973 op de markt. In totaal geeft GM ruim 4,2 mil joen Kadetts geproduceerd tussen 1936 en nu. De brief, waarmee Citroën Neder land een dik half jaar geleden het nieuwe kleine Citroëntje bij ons introduceerde klonk als een ver ontschuldiging. Zo in de geest van: "Deze LN heet nu wel Ci-, troën, maar het is bepaald niet waarvan wij hebben gedroomd. Hij moest zo nodig onder druk van het samengaan met Peugeot, maar dat was eens maar nooit meer. Voortaan komen er echte Citroëns". Dus om het in het politieke jargon van onze tijd te zeggen: een be drijfsongeval. Binnen twee jaar na het huwelijk tussen Peugeot en Michelin (Citroën) moest er een model op de band staan. En dat mocht niet teveel geld kosten. Toen hebben ze een carrosserie van Peugeot genomen (de 104 coupé), er een Dyane-motor in gehangen en er een GS- versnellingsbak ingezet. En daar stond de LN. In ons land te koop voor bijna tien mille. En daarmee hebben we in feite met- ëen de allergrootste handicap van dit karretje te berde ge bracht. Met die tien mille is het in een klasse terecht gekomen, waarin men men enkele leuke, pittige wagentjes kan kopen. En juist die pit moet de Citroen ont beren. Een 2 cylinder luchtge- koelde motor van 602 cc, die 32 pk kan produceren, is bepaald geen krachtbron, die met met "pittig" zou karakteriseren. Wanneer dit gemis dan ook niet financieel wordt goed gemaakt is deze Ci troën LN beslist met een grote achterstand op de concurrenten van start gegaan. Nog niet lang geleden werd het nieuwe produkt van Citroën voor televisiekijkend Nederland op de snijtafel gelegd. Toen het eraf kwam had het geen wiel meer om op te rijden. Eigenlijk deugde er maar bar weinig aan het eerste kind uit het huwelijk van mijn heer Peugeot met mevrouw Ci troën. Als men net als wij geregeld in ver schillende auto's rijdt dan zijn de eerste kilometers in zo'n Citroën LN inderdaad zo belabberd, dat men er volledig op zou kunnen afknappen. De beschikbare ruimte is klein, de zit niet ideaal, het rumoer niet onaanzienlijk, de motor reageert traag en zelfs op volle toeren zit er niet bijster veel snelheid in. Maar het zou niet fair zijn om zo snel een oordeel te vellen over dit wagentje, zeker niet als men in andere wagens gewend is. Want dat heeft men ook een flink tijdje nodig om aan de andere kleine auto's van Citroën te wennen: de eend, de Dyane, de Ami. Die heb ben dezelfde motorische eigen schappen. Ze hebben geruime tijd nodig om snelheid te maken, met hun klein vermogen doen ze dat steunend en kreunend, maar als de gang er eenmaal zit gaat het best. En zo is ook deze Citroën goed te pruimen als men eenmaal de vaart erin heeft zitten. Zo tus sen de 100 en 120 kilometer draait het motortje zelfs lekker. Maar in de buurt van die 120 kilo meter per uur zit men dan ook wel aan het uiterste van zijn kun nen. Met veel pijn en moeite heb ben wij er een tijdje 130 km op de teller kunnen uitpeuteren, maar toen we een keer een fikse tegenwind moesten overwinnen bleef de teller op 110 staan. Voor wie beter gewend is klinkt dit allemaal als een vloek, maar de talloze rijders die hun rij-uren slijten in eendjes of Dyanes zul len op zo'n mededeling nauwe lijks reageren. Ze weten niet be ter. Ze hebben er dagelijks mee te maken. En volgens Citroën Ne derland wordt met deze LN toch in de eerste plaats op die catego rie rijders gemikt. Die krijgen een wat royalere keus aangeboden. Maar merkwaardig genoeg heeft de verkoop tot nu toe nog niet ge knabbeld aan de verkoop van de eend en zijn geestveiwanten. Er is dus toch een nieuw marktje aangeboord. Voorlopig nog klein, want Nederland krijgt dit jaar niet meer dan 2500 Citroëns LN. Wat in Amsterdam hevig wordt betreurd, want ze zouden er zeker meer kunnen verkopen. Men kampt nu al met levertijden van drie maanden. In Frankrijk zelfs het dubbele. Daar heeft men de produktie dan ook vlot opge voerd. Wanneer we het wagentje dan wat nader bekijken moeten we con stateren, dat het wel de carrosse rie van de Peugeot 104 coupé is, maar dat daarmee elke vergelij king ophoudt. In dat Peugeotje zit juist een heel venijnige motor. Maar de wagen heeft wel het on derstel van Peugeot meegekre gen en dat betekent, dat de car rosserie wat minder overhelt dan wat we van een Citroën gewend zijn. De wegligging is uitstekend, de vering ook. We zeiden het al: de ruimte is be perkt. Vooral achterin. Zelfs kin deren moeten niet al te groot zijn om daar redelijk te kunnen weg komen. Geheel volgens de hui- Een simpel dashboardje, go> uitermate handig radiootje op niet standaard bij. dige modeverschijnselen is de achterbank in twee delen weg te klappen, zodat men via de ach terklep een flinke bagageruimte kan bereiken. Maar met de ach terbank in normale stand is het kofferbakje maar klein. De passagiers voorin hebben ruimte genoeg. Toch zeiden wij dat de zit niet ideaal was. Dat is te wijten aan het feit, dat de leunin gen van de stoelen niet verstel baar zijn. Dubbel jammer, want er staan een paar meesterlijke stoelen in met heerlijke lange zit tingen. Maar de leuningen han gen nogal achterover, zodat het onmogelijk is met normale ar men (die hebben wij onszelf toe bedacht) "tien-voor-twee" te rij den als men in de gordels zit vast gesnoerd. Dan is het trouwens ook haast onmogelijk om de knopjes op console boven de lage tunnel (voorwielaandrijving) te bereiken. Dat is wel erg onge makkelijk. Natuurlijk laat dit kleine brikje zich erg gemakkelijk besturen. Ci troën heeft er zo'n prettig één- spakig stuurwiel in gestopt, waardoor men goed uitzicht heeft op de twee klokken op het (Peu geot) dashboard, dat overigens maar uiterst summiere informa tie geeft. De draaicirkel is mach tig klein, zodat men in het stads verkeer met het wagentje uiterst genoeglijk kan manoeuvreren. De versnellingsbak is overgeno men van de Citroën GS, waarin hij al overduidelijk zijn goede verdiensten heeft bewezen. En daarmee wordt het motortje soe peitjes gedirigeerd, waarover wij het al hebben gehad. Zodat we alles bij elkaar niet eens zo erg ontevreden zijn. Het is een klein, maar gemakkelijk han teerbaar en goed stuurbaar wa gentje. Men moet zich het fata lisme van de eendrijder eigen maken om met de geringe moto rische fut genoegen te kunnen nemen. En men moet van de mu ziek houden, die dat krachtbron netje vooral in de lagere regionen laat horen. Maar het is en blijft tienduizend gulden, die men voor dit vehikel-met-bezwaren moet neertellen. Dat vinden wij veel. Daar komt nog bij, dat we bij veel stadswerk op een verbruik van één op elf kwamen. Gelukkig maakte de langere afstand weer wat goed: één op 14V2. Maar het gemiddelde maakt dat autootje dan niet extra aantrekkelijk. Het is duidelijk dus toch een Ci troën. Een eigenzinnig wagentje, dat de één zal passen en de ander beslist niet. Wie deze rijschoen past trekke hem aan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 25