MENSELIJKE VUILNISBELTEN
TOOL: oer
brief arme
landen met
adviezen te
hulo komen
DE TOESTAND OP
DE "FAVELA'S"
IN BRAZILIË IS
NIETS VERBETERD...
"Hoe houd ik
nijlpaarden
weg uit
de tuin
ZATERDAG 23 APRIL 1977
EXTRA
PAGINA 21
Door
Jan van
Wieringen
Carolina Maria de Jesus hoorde
inderdaad niet tot het soort mensen
dat zich een taart kan veroorloven.
Zij is in 1913 geboren in Minas
Gerais. Toen zij zestien jaar was
verhuisde haar moeder naar een
stad dicht bij Sao Paulo. Carolina
liep van huis weg en slaagde er in
baantjes te krijgen in een
ziekenhuis, een circus en later als
kamermeisje in een hotel.
Net als duizenden andere
Brazilianen dacht zij dat zij in de
grote stad een beter leven zou
hebben en zij zocht een betrekking
als hulp in de huishouding bij een
gezin in Sao Paulo.
„Maar ik was te onafhankelijk", zei
zij later in een interview, „en ik
hield er niet van om de rommel van
anderen op te ruimen. Ik maakte er
trouwens een gewoonte van om 's
nachts de straat op te gaan en dan
ging ik met mijn vriendjes naar
bed. Na vier maanden zetten ze me
het huis uit".
Zij kreeg soortgelijk werk bij andere
mensen, maar die zetten haar ook
op straat toen zij ontdekten dat
Carolina zwanger was. Zo kwam zij
dus terecht in de treurige favela's
rond Sao Paulo. Zij bouwde haar
hut net als de anderen met stukken
hout en platen karton die zij langs
de weg vond. Als het regende lekte
de hut en haar matras rotte onder
haar weg; 's winters was het koud
en 's zomers ondraaglijk heet en het
hele jaar door stonk haar hut naar
het afval van de favela.
Met een kind kon zij niet normaal
werken en zij moest dus op
vuilnishopen naar oud papier en
metaal zoeken, dat zij dan naar de
stad sjouwde om te verkopen.
„7 juni 1958. Vera en ik gingen
papier zoeken. We kwamen langs
het slach thuis en bedelden om een
stuk worst. Er stonden negen
vrouwen in de rij. Ik vond veel
papier en kreeg er 20 cruzeiros voor
Ik ging naar een cafe en dronk
koffie met melk. Een voor mij en
een voor Vera. Dat kostte 11
cruzeiros. Ik zocht papier tot half
twaalf's avonds, en verdiende nog
50 cruzeiros".
Het dagboek van Carolina is in 1958
ontdekt door de jonge Braziliaanse
journalist Audalio Dantas, die in de
favela met Carolina in gesprek
"Huizen op
de
vuilnisbelt".
Een
mensonterende
sloppenwijk
in Brazilië.
Het
schrijnende
dagboek van
Carolina
Maria de Jesus
is bij
duizenden
verkocht,
maar in de
leefsituatie
van haar
lotgenoten is
geen
verbetering
gekomen.
raakte. Nadat hij haar dagboek had
gelezen vroeg hij haar toestemming
om enkele gedeelten te bewerken
voor zijn krant.
De artikelen waren een doorslaand
succes en Audalio Dantas kortte de
26 dagboekschriften van Carolina in
tot een boek dat als titel kreeg:
„Quarto do Despejo" (Huis op de
vuilnisbelt). De eerste drie dagen
werden meteen al 10.000 exemplaren
verkocht. Carolina kreeg
uitnodigingen om voor de radio en
de televisie over het leven in de
favela's te spreken en zij gaf
lezingen in Braziliaanse
universiteiten over het probleem van
de sloppenwijken.
„Quarto do Despejo" is nu verplichte
lektuur voor sociologie-studenten en
de universiteit van Sao Paulo
maakte Carolina ere-lid van de
faculteit der Rechten.
Een paar maanden na de publikatie
van haar dagboek kon Carolina een
stenen huis buiten Sao Paulo kopen.
Zij heeft daar nog enkele boeken
geschreven, maar die hebben nooit
zo veel indruk gemaakt als „Quarto
do Despejo".
"Op een dag toen ik afval verzamelde zag ik een jongen eten
zoeken op een vuilnisbelt. Iemand bad vlees weggegooid,
en hij raapte de stukken op. Ik probeerde hem er van te
overtuigen dat hij dat vlees niet moest opeten, en dat hij
ook het droge brood waar de ratten aan geknaagd hadden
moest laten liggen. Hij nam het toch, omdat hij al twee
dagen niet gegeten had. Hij maakte een vuurtje en
roosterde het vlees. De volgende dag vond ik die
jongen dood op de grond. Hij was opgeblazen alsof hij van
rubber was. Zijn tenen zagen er uit als waaiers. Hij had geen
papieren. Hij is begraven zonder dat iemand probeerde te
weten te komen wie hij was. Arme mensen hebben geen
naam".
Dit is een alinea uit het dagboek
van Carolina Maria de Jesus, de
Braziliaanse vrouw die in 1959 op
slag beroemd werd na de publikatie
van haar aantekeningen over haar
leven in de favela's, de
sloppenwijken rond de grote steden
in Brazilië.
Carolina Maria de Jesus is onlangs
op 63-jarige leeftijd overleden in het
kleine huis dat zij kocht van het
geld dat zij met haar dagboek
verdiende. Het boek is in Brazilië
bij duizenden verkocht; het is in
dertien talen vertaald en had in
veertig landen een groot succes,
vooral in Latijns-Amerika en de
Verenigde Staten.
Carolina is nu dood, maar haar
favela's bestaan nog steeds en de
toestand is er niets verbeterd,
integendeel. Meer mensen dan in de
tijd van Carolina wonen nu op deze
menselijke vuilnisbelten op de
manier die zij in de jaren vijftig zo
nauwkeurig beschreef.
,.15 juli 1959. Toen ik opstond was
Vera (haar dochtertje) al wakker.
Ze vroeg me: ,fllamaben ik
vandaag niet jarig?"
water halen. De vrouwen bij de
gemeenschappelijke kraan klaagden
dat het water weer zo langzaam
stroomde. De vuilnismannen waren
geweest. Ik vond weinig papier op
straat. Ik ging naar de fabriek om
oude lappen te zoeken. Ik vóelde me
duizelig.
Ik besloot om bij Angelika langs te
gaan om wat koffie te vragenToen
ik haar verliet zei ik dat ik me wat
beter voelde. ,JHet is de honger, je
moet eten". ,Mao.r ik verdien niet
genoeg". Ik ben acht kilo afgevallen
Ik heb haast geen vlees op mijn
botten; het beetje dat ik had is
verdwenen.
Toen ik langs een etalage kwam zag
ik mijn spiegelbeeld. Ik keek de
andere kant op, want ik dacht dat
ik een geest zag. Thuis bakte ik vis
en maakte maizena-pap voor de
kinderen. Toen Vera de pap zagzei
ze: „Wordt dat de taart? Ik ben
jarig vandaag!"
„Nee, het is geen taart. Het is pap"
Jk houd niet van pap!" Ik kreeg
wat melk. Ik gaf haar melk en pap.
Ze at het huilend op. Wie ben ik
dat ik een taart kan bakken?"
>fJa, dat is zo. Gefeliciteerd. Ik wens
je veel geluk".
„Ga je een taart voor me bakken?"
Jk weet het niet. Als ik wat geld
kan krijgen...."
Ik maakte het vuur aan en ging
De naam van de stichting lijkt nogal moeizaam samenges
teld: TOOL. (In het Nederlands: gereedschap). Dat staat
voor Technische Ontwikkeling Ontwikkelingslanden.
Maar de vlag dekt zeer wel de lading.
TOOL is een samenwerkingsor
gaan, dat zich ten doel stelt een
brug te zijn tussen de wetenschap
pelijke kennis in ontwikkelde lan
den en de praktische problemen in
ontwikkelingslanden.
„Wat we vooral zijn, is een postbus
voor verzoeken om advies", zegt
coördinator J. W. van der Eb. „Hier
in Amsterdam krijgen we in het
derdejaar dat we draaien, ongeveer
de helft van alle vragen binnen. De
rest komt direct terecht bij de lid-
groepen. Dat zijn er negen, waarvan
er acht onderdeel zijn van een uni
versiteit, hogeschool of hogere
technische school. De negende
partner? Een deel van het perso
neel van een ingenieursbureau."
Op papier staat er: „De stichting
TOOL heeft ten doel het zonder
winstoogmerk verbeteren van eco
nomisch zwakke bevolkingsgroe
pen in ontwikkelingslanden. Dit
gebeurt door het beschikbaar stel
len van kennis en technieken, die
zijn aangepast aan de lokale, sociale
en culturele omstandigheden. Zo
veel mogelijk wordt getracht om de
zelfwerkzaamheid van de lokale
bevolking te ondersteunen!"
Wie achterin de jaarverslagen van
TOOL de vragenlijsten doorneemt,
werpt een blik in de wereld van al
ledag in de ontwikkelingslanden.
Een lid van de Stichting Neder
landse Vrijwilligers, Van Seters uit
Tanzania, vraagt hoe hij zilver uit
röntgenfoto's moet terugwinnen.
Missionaris Brochard uit Kame
roen wil weten hoe hij zonne-
energie kan toepassen bij het dro
gen van vis, meneer Heijboer daar
entegen heeft een ander probleem:
het weghouden van nijlpaarden uit
de tuin. En Mohammed Sadiwi-
hanta uit Indonesië zit met de han
den in het haar omdat hij niet weet
waar hij bijen moet bestellen.
Vernuft
TOOL krijgt nu al meer dan 800
vragen per jaar binnen en een goed
deel daarvan kan worden beant
woord, dankzij het vernuft, de wil,
de apparatuur en de research, die
de medewerkers kunnen opbren
gen. Sommigen mogen dat doen in
de tijd van de baas, bijvoorbeeld op
de TH Eindhoven. Daar begon
trouwens door de activiteit van Ton
de Wilde het versmeltingsproces
van de diverse groeperingen die
zich bezig hielden met aangepaste
technologie (AT) voor de ontwik
kelingslanden.
„In feite is het idee voortgekomen
uit de correspondentie die er al de
cennia lang bestond tussen missio
narissen en zendelingen en hun be
kende instanties in Nederland. Ze
vroegen om oplossingen voor vaak
zeer aan een streek of plaats gebon
den problemen. Problemen die ze
te lijf wilden, maar waarvoor ze niet
de technische kennis bezaten".
Coördinator Van der Eb wijst op
enkele grote projecten: „Onder be
heer van het NOVIB hebben we in
Sri Lanka een project dat moet zor
gen dat jongeren van een bepaalde
beweging vertrouwd raken met
aangepaste technologie.
De AT is niet nieuw, op een aantal
plaatsen in Nederland kennen de
hogescholen een leerstoel voor dit
onderdeel. Het is moeilijk precies
te zeggen waar aangepaste techno
logie begint. Nederland beschikt
overeen redelijke know how. Over
igens, ook in het buitenland zijn er
vergelijkbare organisaties. In Bel-
gie kennen we ATOL, in Engeland
de Intermediate Technology Deve
lopment Group, In Frankrijk het
GRET".
„Een ander groot project dat volop
draait, wil de overdracht en toepas
sing van TOOL-kennis in Indonesië
bevorderen. En dan gaat het over
landbouwkundige en technische
problemen. Een derde speelt in In
dia: windenergie voor waterpom
pen.
Als ik zeg dat er in de overige geïn
dustrialiseerde landen ook organi
saties als TOOL zijn, dan begrijpt
iedereen dat dezelfde vragen elders
ook vaker in de brievenbus zullen
vallen. Dat alleen al maakt het nut
van documentatie duidelijk.
Eigenlijk wil ik die documentatie
wat onderstrepen, we hebben een
systeem gevonden en de zaak is
goed van de grond gekomen. Ad
viezen die wij hebben uitgebracht,
boeken, catalogi, artikelen maken
deel uit van de documentatie. Onze
publikaties gaan naar adressen,
ook in het buitenland, maar drter-
aard ontbreekt het geld om ze zo
^•aar rond te sturen. We werken op
vraag: in alle facetten van ons
werk."
TOOL, dat een bureau heeft in de
schaduw van het Koninklijk Insti
tuut voor de Tropen en het oplei
dingscentrum voor vrijwilligers
(hetgeen de veelvuldige contacten
zeer vergemakkelijkt) kost geld.
Een groot deel komt van subsidie,
die minister Pronk verleende. Ver
der zijn er giften en donaties.
Wat verwacht TOOL nu en wat is
er al gedaan?
Coördinator Van der Eb is uiterst
voorzichtig: „Wie verwachtingen
heeft, zal deze eerst moeten specifi
ceren. We kunnen niet veel zeggen.
We hebben zeker een groot aantal
vragen beantwoord. Maar een
moeilijkheid is dat na het antwoord
de communicatie vaak ophoudt.
We horen soms niets meer. We we
ten niet in hoeverre onze oplossin
gen voldoen, of de antwoorden ook
worden verspreid naar dorpen of
gebieden waar dezelfde vragen
worden gesteld. Natuurlijk, voor de
grotere projecten zijn er evaluatie-
reizen. Maar vergeet niet dat TOOL
nog maar bestaat sedert de laatste
maand van 1975 en dat vele zaken
pas nu van de grond komen."
Windmolen
„We schrijven in onze folder dat we
kunnen adviseren over agrarische
problemen, watervoorziening op
kleine schaal, het bouwen van een
dorpskliniek of het benutten van
zon- en windenergie enz. Het is
maar een begin. Een van de imago's
waar we van af willen, is dat TOOL
staat voor de windmolen. Daarom
geven we ook geen foto's meer uit
van die molens: dat ene aspect van
ons grote pakket werd overbelicht.
Er zit natuurlijk een politiek as
pect aan de aangepaste technolo
gische hulp.
„Ja, niet voor het spel tussen een
missionaris en TOOL, maar er zijn
machthebbers die bij de grotere
projecten zo hun ideeën hebben.
Dat kan ik niet ontkennen."
En dan: „Al onze ideeen en oplos
singen worden gepubliceerd, er is
geen patentensysteem, wij willen
niets verdienen. Daarom lopen we
ook met een grote boog om de ge
vestigde industrieën heen. Het is
ons trouwens overkomen, dat we
een vraag uit India kregen, een
probleem. Maar dat probleem was
dan wel „gecreëerd" door een grote
maatschappij en het Indiase man
netje was de cover. Gelukkig kre
gen we er op tijd lucht van.'h
THOM OLINK
Een voornamelijk uit olievaten opgebouwde installatie voor de winning van methaangas uit dierlijk mest.