ZATERDAG 19 MAART 1977 PAGINA 21 Harry Truman Met het in roulatie brengen van de film "The Front" (zie LD/AD van 12 februa ri) zijn de herinneringen weer levendig geworden aan een even grimmige als treurige episode in de Amerikaanse geschiedenis: de onbesuisde jacht op vermeende in overheidsdienst werk zame "communistische agenten" en aanverwante zielen in de eerste helft van de jaren vijftig. Aan de wirwar van merendeels beschamende en onthut sende taferelen werd een term ge hecht: McCarthy isme, naar senator Joe McCarthy (1908-1957) van Wisconsin, veruit de belangrijkste jager. Om die onbeheerste gang van zaken in die jaren enigszins te begrijpen, moet men zich allereerst verplaatsen in het klimaat van die dagen. De Russen hadden vaste voet in oost-Europa ge kregen en het was duidelijk dat zij die landen voorgoed tot hun invloedssfeer beschouwden. Om Berlijn was al ste vig touwgetrokken, Tsjang-Kai-tsjek had in China het veld moeten ruimen voor de communist Mao en de strijd in Korea stond op punt van uitbreken. Kortom, de koude oorlog woedde in alle hevigheid. In die tijd kwamen de Amerikanen er ook achter dat zij niet langer het monopolie van de atoom bom bezaten. In 1950 lekte het nieuws uit dat ook Moskou de beschikking over dat wapen had. De kardinale vraag was: hadden de Rus sen dat op eigen kracht klaargespeeld of was er verraad in het spel. Het eerste achtte men onwaarschijnlijk en spoe dig zou blijken dat de gegevens voor de bom door verraad in Russische handen waren gekomen. Bittere periode Wat de binnenlandse politiek betrof, be leefde Amerika een zeer bittere perio de. Al sinds 1933, toen Roosevelt de verkiezingen won, zetelde in het Witte Huis een Democratische president. In 1948 hadden de Republikeinen ge hoopt, nee stellig verwacht, dat zij met hun kandidaat Dewey eindelijk weer de hoogste post in het land zouden be zetten. Maar zij hadden buiten de waard, dat wil zeggen buiten de gewel dige vechtlust van de zittende presi dent Harry Truman, gerekend. Truman, ook door zijn eigen partij eigen lijk al afgeschreven, ging werkelijk als een dolleman tekeer. Op een harde, soms uitgesproken banale wijze pakte hij de Republikeinen aan. Maar hij won stemmen en tot ieders verrassing ver sloeg hij Dewey en bleef president. Al hun woede en teleurstelling goten de Republikeinen uit over de regerings ploeg van Truman. Waar ze de Demo craten maar even konden raken, gin gen zij er vierkant tegenaan. In die sfeer kwam de communistenjacht op gang. Dat woord "communist" diende men overigens zeer ruim te interpreteren. Het ging niet alleen om echte commu nisten, maar ook om leden van linkse organisaties en op den duur om ieder een die veranderingen in de maat schappij voorstond. Er kan geen twijfel aan bestaan dat een onderzoek op een aantal vitale plekken in het Amerikaanse regeringsapparaat hard nodig was. Tenslotte was de atoombom door verraad bij de Russen beland en wezen andere gebeurtenis sen op een breed vertakt net van com munistische spionnen in de V.S. Maar de manier waarop het tenslotte ge schiedde, moest wel leiden tot een pijn lijke chaos. Je kunt niet iedereen en alles aan een onderzoek onderwerpen. Dat was wel wat er zo ongeveer ge beurde. Vriendschap, hoe lang geleden ook, met een progressief, het ondertekenen van protestbrieven, meelopen in demon straties - het was in vele gevallen al genoeg om als "communist" te worden gebrandmerkt. Wat voor een absurde richting het op den duur op ging, bleek het duidelijkst in de staat Indiana, waar zich een heftige discussie ont spon over de vraag of men in het ge schiedenisonderwijs wel de nodige aandacht moest besteden aan een fi guur als Robin Hood, want die had ge stolen ten behoeve van de armen en moest dus als communist worden be schouwd. Zaak-Alger Hiss De communistenjacht kwam in 1948 op gang met de zaak-Alger Hiss, waarin Richard Nixon zo'n voorname rol ver vulde. Hiss, een jurist, had als ambte naar briljant carrière gemaakt bij Bui tenlandse Zaken. Hij liep bijna reclame voor de Roosevelt-periode en had de president ook vergezeld naar de Krim-conferentie in 1945. Dus beten de Republikeinen (met name Nixon) zich in de zaak vast. Hiss werd ervan be schuldigd voor de oorlog een commu nistisch agent te zijn geweest en do cumenten van het ministerie in Russi sche handen te hebben gespeeld. Geen Democraat geloofde dat de ele gante patriciër Hiss zoiets had ged&an. Tot hun onaangename verrassing kwam er echter nogal wat belastend materiaal op tafel. Het delict zelf was verjaard, maar wegens het plegen van meineed ging Hiss wel vijf jaar d^ge- vangenis in. Tot degenen die de zaak-Hiss met grote belangstelling volgden, behoorde de Republikeinse senator Joe McCarthy, de vijfde zoon van een arme boeren familie in Wisconsin. Hij had zijn leven lang hard aangepakt en was in 1946 in de senaat gekozen. Daar stelde hij weinig voor. McCarthy had alle reden te vrezen dat hij niet zou worden herkozen. Maar hij wilde sena tor blijven - tot elke prijs. Hij zocht naarstig naar een onderwerp dat hem in de belangstelling zou brengen. Het werd, als gevolg van de zaak-Hiss, de jacht op de roden. McCarthy toonde zich daarbij een mee dogenloze politicus met een voorliefde voor de botte bijl; een demagoog met een geweldig gevoel voor publiciteit, een wilde schreeuwer die zonder het minste gewetensbezwaar de feiten manipuleerde tot ze naar zijn hand stonden. Een man die genoot van zijn succes en zich niet bezig hield met de vraag of zijn slachtoffers wel recht was gedaan. Tal van Republikeinen moes ten hem niet, maar zo lang hij de De mocratische regering in discrediet bracht, lieten ze hem zijn gang gaan. Begin 1950 kwam zijn eerste aanval en hij kreeg er meteen landelijke bekendheid door. In het plaatsje Wheeling ver Dean Acheson klaarde hij dat hij een lijst bezat met namen van 205 functionarissen op Bui tenlandse Zaken, van wie bekend was dat zij communistische sympathieën hadden, maar die door de regering- Truman werden gehandhaafd. Minis ter Acheson brak het hele verhaal tot de grond toe af. Het hielp niet. Het feit dat McCarthy met zo'n exact ge tal werkte (hij zou dat later nog vaak doen), maakte grote indruk in Ameri ka. Ultra-rechtse groeperingen schaarden zich juichend aan zijn zijde, zagen in hem de grote kruisvaartrid der. McCarthy had geen lijst, hij wist niet eens veel van het communisme af. Maar hij camoufleerde dat allemaal in drukwekkend. Voortdurend zeulde hij met tassen vol zogenaamde documen ten en dossiers. Het miste zijn uitwer king niet. Dat men in die truc trapte, lijkt nu wat onwezenlijk, maar dan vergeet men het geestelijk klimaat in die dagen. McCar thy's populariteit steeg zo snel in het land dat geen der senatoren iets tegen hem durfde te ondernemen. Ook de la ter zo bewonderde John Kennedy haalde het niet in zijn hoofd. McCarthy werd steeds driester in zijn op treden. Zijn beschuldigingen vlogen in het rond. China-kenner en regerings adviseur prof. Lattimore wees hij aan als de communistische topspion in de VS, een verdachtmaking waarvoor nimmer een spoor van bewijs werd ge vonden. Mannen als Dean Acheson en generaal Marshall kregen, zonder enig fundament, harde vegen uit de pan. The New York Times en The Washing ton Post stelden hem al vlug als knoeier aan dl kaak, maar niet ieder-- een las die kranten. Mooiste uren McCarthy's mooiste uren moesten over igens nog komen. In 1952 werd Eisen hower de eerste Republikeinse presi dent sinds 1933. Op zijn eigen manier had McCarthy tot de zege bijgedragen en hij diende te worden beloond. Hij werd voorzitter van de onderzoekcommissie van de senaat. De Republikeinse top rekende er op dat hij zich verder koest zou houden. Nu ze zelf aan de macht waren, hadden ze niet meer zo'n behoefte aan zijn lawaai. Maar Joe had te veel van het succes geproefd om zich rustig te houden. Hij bezat nu de macht in zijn ogen ver dachte regeringsinstanties aan te pak ken. En hij gebruikte die. De geruchtmakende verhoren van zijn senaatscommissie werden door de tv uitgezonden. Het waren vaak bescha mende taferelen. McCarthy had niet veel nodig om iemand tot communist te stempelen. Hij blafte zijn slachtof fers onbarmhartig af. Moeizaam opge-> bouwde carrières boorde hij in enkele minuten de grond in. De hele Ameri kaanse voorlichtingsdienst, werd door hem "gezuiverd". In 1953 stond hij op het toppunt van zijn macht. Het jaar daarop zou hij onder dramatische omstandigheden worden teruggeworpen in de duisternis waar uit hij was voortgekomen. Hierover gaat onderstaand verhaal. De afreke ning met de heksenjager. Het einde van een nihilist. Joe McCarthy zette in 1954 zijn tanden in het leger. De zaak begon tamelijk onbenullig. De senator wilde weten wie verantwoordelijk was voor de bevordering van de militaire tandarts Peress, een man van wie McCarthy te weten was gekomen dat hij vroeger lid was geweest van een linkse organisatie. Er brak een rel los en Peress vroeg en kreeg, tot grote woede van de sena tor, eervol ontslag voor er een onderzoek op gang was ge komen. McCarthy zocht verder. Maar hij kreeg op andere, en voor hem zeer onplezierige manier met het leger te maken. In zijn persoonlijke staf zaten twee jongemannen, Roy Cohn (26) een met venijn geladen juri disch wonderkind op wie McCarthy zeer leunde, en Da vid Schine, de verwende zoon van een miljonair, het type van de lefgozer. Cohn en Schine klitten dusdanig aan elkaar dat er praatjes over de ronde deden. Werkend in de machtssfeer van McCarthy veroorzaakte het tweetal met zijn brutale manier van op treden overal waar het kwam angst en verwarring. Dienstplicht Toen werd Schine opgeroepen om zijn militaire-dienstplicht te vervullen. Cohn bewoog hemel en aarde om zijn vriend dat te besparen. Het lukte niet. Zoals William Manches ter in "The Glory and the Dream" schreef: nog banger dan voor Schine/Cohn waren de strijdkrachten voor een se lectief dienstschandaal. Ver volgens eiste Cohn dat zijn vriend onmiddellijk officier zou worden. Ministers en ge neraals bogen zich over de kwestie en weigerden. Schine ging als gewoon soldaat de dienst in, maar Cohn hield de zaak gaande. Op de meest onmogelijke uren belde hij de legerautoriteiten op om privi leges voor zijn vriend te be pleiten. Toen Schine over zeese dienst boven het hoofd hing, dreigde Cohn "het leger kapot te zullen maken". Op dat moment deden de strijdkrachten iets terug. Zij lieten het hele geval-Schine naar de kranten uitlekken. De opschudding was groot. McCarthy raasde en tierde. De eerste getuige die hij na de publikaties voor zijn senaats commissie kreeg, was brigade-generaal Zwicker, die zich in de oorlog een moe dig man had getoond. Zwicker werd meer dan vrese lijk behandeld. Dat bracht minister Stevens in het ge weer. Hij verbood Zwicker nog verder voor de commissie van McCarthy te verschijnen. Om de impasse te doorbreken kwam er overleg tussen de senator, vergezeld van enige vrienden, en de minister. Stevens zei dat hij niet tegen McCarthy's onderzoek was, maar zijn topofficieren voor een dergelijke behandeling diende te behoeden. Hem werd gevraagd of hij een door McCarthy in die geest opge stelde verklaring wilde on dertekenen. Stevens deed dat zonder het geschrevene goed te lezen. Kort daarna merkte hij tot zijn afgrijzen dat hij het leger vrijwel had uitgeleverd aan de senator. Dit had een zeer demoraliserende uitwerking op de hogere officieren. "McCarthy heeft bereikt wat nog geen enkele vijandelijke legermacht heeft kunnen be werkstelligen", zei één "van hen. Onderzoek Het Amerikaanse Congres, vroeg een onderzoek naar de' gedragingen van McCarthy en Cohn. De senaatscommis sie voor de strijdkrachten weigerde dat te doen. En zo ontstond de idiote situatie dat McCarthy's eigen subcom missie over zijn gedragingen mocht oordelen, zij het dat McCarthy niet zelf voorzitter van de vergadering mocht zijn. Dat werd Mundt, één van zijn bewonderaars. Maar* McCarthy hield het recht van kruisverhoor van alle Betui gen. De zittingen werden door de tv uitgezonden. Raadsman van het leger was de 36-jarige Joseph Welch. En dat leek een rampzalige keu ze. Welch had een uitne mende staat van dienst, maar hij leek niet uitgerust met de wapens om McCarthy werke lijk aan te pakken. Welch was voorkomend, hoffelijk, door drongen van de ethiek van zijn vak. Maar de tragedie was dat je een tank als McCar thy niet met gedegenheid en wetskennis tegenhield. Daar voor was meer nodig. De eerste zittingen werden vol ledig door McCarthy be heerst. Hij viel iedereen in de rede die iets onaardigs over hem te"2eggen had en riep dan dat hij zo moe werd van al die praatjes enz. En de hem ado rerende voorzitter Mundt liet de senator rustig al zijn stok paardjes berijden. Welch luis terde verbaasd en zei weinig. Op de negende dag flitste, zoals William Manchester ir) "The Glory and the Dream" schreef, voor het eerst het staal in de legeradvocaat. Het ging over een geheime FBI- brief die M cCarthy in handen had gekregen. De senator had die brief laten copiëren, wat volgens de Amerikaanse wet gelijk stond aan publikatie. McCarthy was hierover uitleg verschuldigd aan het Con gres, maar hij weigerde te zeggen hoe hij aan de brief was gekomen. Joseph McCarthy Door Ruud Paauw Welch: "Hebt u een of ander privé-voorbehoud als u de eed aflegt dat u de volle waar heid zult vertellen?" McCarthy: "Het antwoord is dat er geen voorbehoud is wat het vertellen van de volle waar heid betreft". Welch: "Dank u. Vertelt u ons dan wie u het document heeft gegeven". McCarthy: "Het antwoord is nee. Die informatie krijgt u niet". Er kwamen meer van dit soort i confrontaties. En langzaam daagde bij de toeschouwers waarmee Welch bezig was. Wetsovertreder Hij toonde aan dat McCarthy, die zovelen had afgebekt, zelf een ordinaire westsovertreder was die met wilde antwoorden op de vragen die hem werden gesteld. Op listige, uiterst geraffineerde wijze werd de tank door de hof felijke Welch buiten werking gesteld. Maar de bom barstte pas echt een week voor het eind van de hoorzittingen. In de getuige- bank zat Cohn, die ironisch door Welch aan de tand werd gevoeld. Welch wilde o.a. weten waarom Cohn niet direct naar de minister was gestapt als er inderdaad in een bepaalde le gerplaats zoveel communisten zaten als hij beweerde. McCarthy kwam luidruchtig tussenbeide. „Gezien de aan sporing van meneer Welch om informatie te geven zodra we iets te weten komen over ie mand die wel eens voor de communistische partij zou kunnen werken, wijs ik er op dat hij op zijn eigen advocaten kantoor een jongeman heeff die Fischer heet en die heel vroeger een aantal jaren lid is geweest van een organisatie die bekend stond als het juridisch bolwerk van de communistische partij". McCarthy draaide alle feiten en bijzonderheden over Fisher af. Diens carrière liep daardoor groot gevaar, want als je naam door McCarthy werd genoemd in een tv-uitzending kon je in het Amerika van de jaren vijftig wel je biezen pakken. Infaam Toen McCarthy was uitgespro ken grijnsde hij breed. Welch zat er bij als een geslagen hond. Niet omdat de zaak-Fisher hem onbekend was, maar juist om dat hij ter sprake was gebracht. Het duurde even voor de leger advocaat het woord nam. Welch legde uit wat voor infame streek McCarthy hier eigenlijk had uitgehaald. Het verhaal kwam hier op neer. Welch was naar Washington gekomen met twee assistenten: Fred Fisher en James St. Clair (20 jaar later de raadsman van Nixon in het Watergate- schandaal). Om pijnlijke situa ties op de hoorzittingen te voorkomen had Welch hun ge vraagd of er iets in hun verleden was dat moeilijkheden zou kunnen geven. Fischer had hem daarop verteld lid te zijn geweest van een zeer linkse ju ridische organisatie. Welch had hem toen vriendelijk gezegd dat hij in deze zaak maar beter niet zijn assistent kon zijn. Fisher was daarop terug naar Boston gegaan. McCarthy en Cohn kenden Fis hers achtergrond en Welch zocht hen vóór de hoorzittingen op om tot een regeling te ko men. Als McCarthy Fisher buil ten de zaak wilde houden, zou Welch niet ingaan op een be paalde delicate zaak die Cohn betrof. McCarthy stemde toe. Door Fisher ter sprake te bren gen had de senator dus op een laaghartige manier woordbreuk gepleegd. Welch, die moeite had zijn emo tie de baas te blijven, gaf de se nator nu de volle laag. „Ik had nooit gedacht dat u zo roekeloos en zo wreed zou zijn om die jon gen een lage streek toe te bren gen. Hij werkt bij ons en hij zal bij ons blijven werken. Maar ik vrees dat hij altijd een nodeloos door u toegebracht litteken zal blijven dragen. Als het in mijn macht lag u uw wreedhied te vergeven, zou ik dat doen. Ik denk graag dat ik een zacht moedig man ben, maar vergif fenis zal van iemand anders moeten komen dan van mij". McCarthy probeerde door te gaan over Fisher, maar Welch sneed hem de pas af. „Laten we deze jongen nog niet meer in de modder trappen, senator. U hebt genoeg gedaan. Hebt u dan geen enkel gevoel voor fatsoen, meneer?" Weer poogde McCarthy iets te zeggen, maar weer blokkeerde Welch hem. „Ik wil hier niet meer met u over praten. U hebt vlak bij me gezeten en u had me onder vier ogen alles kunnen vragen over Fisher. U heeft dat niet gedaan, u heeft het hier ter sprake gebracht." Doodsbleek Welch richtte zich weer tot Cohn, die doodsbleek was ge worden toen McCarthy zijn woordbreuk pleegde. Hij was bang dat Welch zich niet aan zijn deel van de afspraak zou houden en hem zou vragen waarom er van hem, Cohn, geen militair dossier bestond. Welch deed dat niet. Hij vroeg kalm: „Hebt u reden zich over mij te beklagen, meneer Cohn?" Cohn schudde het hoofd. „Dan zal ik u geen verdere vra gen stellen". Daarna gebeurde er iets onge woons in de senaatskamer. „Het publiek sprong overeind om Welch toe te juichen. De zes politiemannen die tot taak had den iedereen die applaudis- eerde de zaal uit te zetten, ble ven roerloos staan. Welch liep naar de deur en een vrouw die daar stond legde haar hand op zijn arm en begon te huilen" (William Manchester in „The Glory and the Dream"). „McCarthy hing als een zoutzak in zijn stoel, hij ademde zwaar. Iedereen meted hem. Tegen de tv-technici maakte hij het ge baar van opperste verbazing: „Wat heb ik verkeerd ge daan"?" (Erich Goldman in „The crucial decade"). Hij besefte nog niet wat weldra bleek: dat hij was ontmaskerd, dat de ban en zijn macht waren gebroken. Nooit zou hij meer een rol van betekenis spelen. In 1957 stierf McCarthy. Verbid terd. Vergeten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 21