Monstermetropool Tokio (13 miljoen) verrassend netjes Schets van een fraaie Japanse tempel: de kinkaju-Ji in de oude keizerstad Kioto. Een beeld van Ja panse architectuur midden in een schitterende tuin, geheel volgens de riten zonder gras en bloemen. Er fluiten vogels in de hal van het grootste hotel van Tokio. Mechanische vogels wel te verstaan. De wereldstad Tokio is arm aan vogels. De diertjes zien het daar kennelijk niet zo zitten. Het is er toch al zo vol met dertien miljoen mensen op een oppervlakte van de provincie Utrecht. Maar iets, wat er in Japan niet is, kan worden gemaakt. Dus draaien er bandjes in de hal van „New Otani". Met vogelgetsjilp 's Ochtends zorgt de computer ervoor dat we telefonisch worden gewekt op het door onszelf de avond tevoren ingedraaide tijdstip. Met vogelgetsjilp Het zijn maar kleine bijzonderhe den. Ze vallen alleen op. Zoals zo veel opvalt in Japan. Want natuur lijk verschilt het leven daar he melsbreed met wat wij hier gewend zijn. Uitersten van oost en west, die elkaar volgens de befaamde Ame rikaanse auteur Mark Twain nooit zouden ontmoeten. Maar Twain leefde driekwart eeuw geleden. Sindsdien hebben vele ontmoetin gen op tal van fronten plaats gehad. Of daardoor die werelden dichter bij elkaar zijn gekomen? Nauwe lijks. Nog altijd liggen bijvoorbeeld in Japan de verschillen voor het op rapen. Het kan niet anders. Zulke andere denkpatronen. Zulke an dere hiërarchische verhoudingen. Zulke andere religieuze achter gronden. Er moeten afgronden ga pen tussen hen en ons. Krentjes Velen, die langdurig in Japan ver bleven, hebben getracht analyses te geven van het Japanse karakter. Getracht het ogenschijnlijk on doorgrondelijke te doorgronden. Daar was ons verblijf te kort voor. Wij kunnen slechts wat krentjes pikken uit die wonderlijke maar fa scinerende Japanse pap, die zo vol ledig anders, zo echt oosters smaakt. Zelfs in een gigantische metropool als Tokio met zijn toch ontelbaar internationale contacten. Waar een langdurige Amerikaanse bezetting toch een invloed zou moeten hebben achtergelaten. Waar men een wat cosmopoliti- scher inslag zou verwachten. Vergeet het maar. Een sprekend voorbeeld vinden wij de onlees baarheid van de verkeersborden. Ook in Tokio. Alleen zij die een grondige studie hebben gemaakt van de Japanse karaktertekens kunnen in de Japanse hoofdstad (en natuurlijk ook daarbuiten) de weg vinden. Een enkele keer staat er wel eens een Engelse tekst onder de aanduidingen maar even buiten de algemeen gangbare toeristische routes is het goed mis. De Euro peaan raakt er totaal de kluts en het gevoel voor richting kwijt. Hij kan weg noch steg herkennen. We weten van een collega die het desondanks toch eens wilde probe ren. Die per sé het Japanse verkeer aan den lijve wilde ondervinden. Al na heel korte tijd moest hij zijn dappere pogingen opgeven. „Kom me alsjeblieft halen", riep hij wanhopig in een telefoon. Hij was volledig verloren geraakt in de mist van de Japanse karaktertekens. Zelfs cijfers zijn soms niet te her kennen. Alleen als hij van links naar rechts schrijft heeft een Ja panner voor cijfers geen aparte ka rakters. Dan kan ook een Euro peaan ze lezen. Maar van boven naar beneden schrijvend (in het Japans heel gewoon) zijn ze er wel. En dan begrijpt de Europeaan er nog minder dan geen jota van. Netheid We zeiden het al, er zijn zovele din gen, die opvallen. Men hoeft er niet naar te zoeken. Het begint al als men zich wat amechtig van de lange vliegreis naar dit afgelegen werelddeel met moeite langs de lang niet malse Japanse douane heeft gewrongen. Eenmaal buiten wordt men meteen getroffen door het opvallende beeld van netheid en reinheid, dat de straten bieden. En door de indruk van gediscipli neerdheid, die de op bussen wach tende mensenrijen geven. Eerste impressies die later her haaldelijk worden bevestigd. In tal van zaken. In kleding en gedrag. Talloze malen bijvoorbeeld hebben we Japanners met grote veren plumeau's in de weer gezien. Bezig hun auto's af te stoffen. Als ze even ergens een rustpauze hebben zijn ze alweer aan de gang. Ceen won der, dat de meeste Japanse auto's eruit zien of ze zo uit de showroom zijn gereden. Ze glanzen en glim men je tegemoet. Alleen aan het model kan men zien dat ze wat ou der zijn. Als men althans op de hoogte is van de Japanse automo dellen. Want wat er aan Ameri kaanse en Europese wagens rijdt kan men rustig verwaarlozen. Een fractie van het totale autobestand. Het is duidelijk te merken, dat de Japanse automarkt nog niet zo lang geleden voor de „buitenlanders"is open gezet. En dan nog maar op een kiertje. Formeel De kleding van de Japanners - we hebben het al eerder opgemerkt in onze „Japanse" verhalen - is vrij formeel. De mannen vrijwel alle maal in een opvallend goed geperst colbertcostuum (bij voorkeur grijs of donkerblauw) compleet met overhemd, stropdas en als het even kan met vest. De vrouwen modieus, dat ongetwijfeld, maar erg netjes.' Wat stijfjes, om zo te zeggen. Spij- kergoed hebben we maar hoogst zelden gezien. Wat meer kimono's, hoewel dat ook geen algemene dracht meer is. De beeldschone, rijk geborduurde en veelkleurige Een monnik in een lang gewaad met een grote hoed en een bedel nap in de vragende hand. Een nog altijdnormale verschijning bij de tempels, in Tokio's drukste wereldstraatde Ginza,en op andere plaatsen waar veel publiek is te verwachten. Ook elders kan men bij herhaling de religieuze achtergronden van het Japanse volk proevenDat hebben we gezien. En in alle geschriften over Japan kan men lezen over de diepe gevoelens in deze. Over de grote invloed van het Boeddhisme en vooral het Sjintoïsme. ,Jiet zal allemaal wel waar zijn", reageerde een jonge, zakelijk ingestelde Japanner (24 jaar).Maar met de jeugd ligt het toch anders. Neem mij nu. Mijn ouders waren protestant. Ik dus elke zondag braaf aan het handje naar de kerk. Maar nu ben ik niets meer. En zo denken vele jongeren erover. De invloed van ouders is niet meer zo groot dat ze ons kunnen zeggen wat we moeten doen die zelfs Japanse vrou wen aantrekkelijk maken, worden kennelijk bewaard voor de zon- en feestdagen. Alleen toen hebben wij ze kunnen bewonderen. Letterlijk, want ze zijn inderdaad uiterst charmant en elegant. Maar als men in de winkels de prijskaartjes op deze kleurige stukken handwerk ziet (soms meer dan tweeduizend gulden) dan kan men begrijpen, dat de vrouwen daar een beetje zuinig mee omspringen. De schooljeugd loopt er strak geü niformeerd bij. Meisjes in mantel pakjes (natuurlijk donkerblauw of groen) met plooirok en witte sokjes, de jongens eveneens in donker pak met hooggesloten boord en petje. Zelfs veel taxichauffeurs zitten keurig in uniform. Compleet met pet en smetteloos witte hand schoenen. En die zijn er heel wat in Tokio, taxi's bedoelen we. Het we melt ervan. Eigenlijk ook het beste middel van vervoer. Zeker voor vreemdelingen, die de weg niet we ten. Maar zorg er wel voor een in het Japans geschreven adres bij de hand te hebben. Anders loopt de meter in de taxi op zonder dat men ook maar een stap dichter bij het doel komt. Geen Engels Als men „New Otani Hotel" tegen een taxichauffeur zegt zal hij niet weigeren. Hij laat rustig instappen en rijdt weg. Maar tien tegen één dat hij het niet heeft verstaan. Dat hij overal naar toe rijdt behalve naar de bedoelde hotelgigant. Hoe simpel het ons ook lijkt, hoe uni verseel ook, de beste brave man verstaat het gewoon niet. Het onderwijs mag in Japan ver plicht zijn tot en met het zestiende jaar en op de hogere scholen mag het Engels als verplicht vak op het lesrooster staan, dat betekent nog niet dat men op erg veel plaatsen in Japan met Engels terecht kan. Als zelfs handelsmensen die geregeld contact hebben met Europeanen zich in een gesprek met journalis ten door een tolk laten bijstaan, dam kan men wel aannemen, dat de modale mijnheer Suzuki er weinig van terecht brengt. De meesten zelfs helemaal niets. Zo ook de taxichauffeurs. Maar een kaartje van het hotel of een lucifer doosje - in elke hotelkamer aanwe zig - doet wonderen. Het geeft de man elke benodigde informatie. Terwijl wij door de heksenketel van het Tokiose verkeer werden ge loodst bleef de strakke bijna myste rieuze figuur achter het stuur ogen schijnlijk emotieloos luisteren naar de opgewonden klanken, die uit de autoradio naar boven kwamen. Zelfs wij, die van Japans nog min der kenden dan hij van Engels, be grepen dat het hier een radiover slag van een Japanse worstelwed strijd betrof. Populair Worstelen is een waanzinnig popu laire sport in Japan. Bepaald niet onze sport. We vinden het niet zo aantrekkelijk die honderden pon den menselijk vlees, slechts ver pakt in een horizontaal smal lint tussen de tweede en derde vetlaag en één even smalle verticale band tussen de benen, met veel kabaal en geschreeuw tegen elkaar te zien ploffen. Nadat ze eerst enige tijd met doorgezakte knieën elkaar grommend hebben staan beloeren. Nagenoeg elke avond kan men der gelijke vleesmassa's in felle kleu ren in de weer zien op de televisie schermen. De stampvolle al of niet overdekte stadions brullen en loeien van enthousiasme. Dat deed onze taxichauffeur niet. Hij luis terde onaangedaan, terwijl hij ons snel en veilig naar het hotel reed. Hoe gek ook, die wedstrijd en het hotel hielden in de verte toch ver band met elkaar. Want mijnheer Otani - Otani-san dus in goed Ja pans - naar wie het hotel is ge noemd, was eens worstelaar van beroep. Meestal worden die zwaar lijvige kerels niet oud. Gemiddeld niet ouder dan veertig jaar heeft men ons verteld. Maar Otani-san is er op tijd mee ge stopt. Hij heeft althans de gelegen heid gekregen en aangegrepen om met zijn bijeen geworsteld geld een machtig staalconcern op te zetten. Toen hij daar geen zin meer in had heeft hij zijn fabrieken van de hand gedaan en met de daarvoor gekre gen yens heeft hij zich in het hotel leven gestort. Hij zag daar letterlijk en figuurlijk meer brood in. Nu prijkt zijn naam op hotels in diverse wereldsteden. Waardig We moeten toegeven dat zijn hotel in Tokio een worstelaar waardig is. Een verschrikkelijke kolos met een hoofdgebouw en een woontoren van maar liefst veertig verdiepin gen. Met meer dan 2500 kamers en 25 restaurants. Een hotel om in te ver dwalen, zó kolossaal van afmetin gen. Daar zijn ze in Japan toch gek op. Hoe groter hoe mooier. De replica van de Eiffeltoren in Tokio is hoger dan het origineel in Parijs. Een stad als Tokio barst van de enorme ge bouwen. Zo op het oog kris kras neergezet. Het lijkt wel of ze daar nog nooit van rooilijnen hebben gehoord. En die betonnen kolossen en de armoedige woonstulpjes staan soms gewoon door elkaar heen. Slechts op één stuk in het hart van Tokio komt men geen hoogbouw tegen. Rondom het keizerlijk paleis dat is gebouwd op een eilandje om geven door een gracht met hoge walmuren. Midden op dat rijk be boste eilandje woont de keizer in een paleis, waarvan zelfs geen fo to's beschikbaar zijn. En om te voorkomen, dat er ook maar van uit de verte inbreuk kan worden ge daan op het privéleven van de kei zer en de zijnen is het verboden binnen een bepaalde afstand hoog te bouwen. Maar meteen daar buiten gaat het weer vrolijk door. Monster Tokio is bepaald geen mooie stad. Integendeel. „Een monster van een metropool", zo schreef een collega eens kernachtig. Schoonheid is er een schaars artikel. Bewaard in de nabijheid van tempels, in vaak adembenemend mooie Japanse parken en verrassend neergelegd in een enkel bouwwerk. Maar daar waar het drukke ver keer zijn grijpgrage tentakels heeft uitgestoken is niets meer aan moois overgebleven. Maar we moe ten wel eerlijk blijven, het kon nauwelijks anders. Zoveel miljoe nen mensen met zoveel auto's op Niet alleen deze speelgoedverkoper zagen wij met een witte doek voor de mond. We zagen er niet tientallen zo lopen, maar wel honderdenIn de eerste plaats gedragen door mensen, die ver kouden zijn of zich grieperig voelen. Ze willen zo voorkomen dat anderen worden aangestoken. Maar het schijnt dat anderen ze preventief dragen. Om te voor komen dat ze zelf een verkoudheid of een griepje oplopen. Er zouden zelfs Japanners zijn, die altijd zo'n doek dragen. Als een protest tegen de luchtvervuiling Overigens hebben wij nergens iemand gezien, die een vuile of zelfs maar smoezelige doekvoor de mond droeg .Integendeelze waren altijd smetteloos wit. Desondanks zien wij in ons land i nog niet zo de straat op gaan zo'n klein lapje grond. Dat schept bijna onoplosbare problemen. Ze hebben getracht die verkeerskno- pen toch te ontwarren met vier- en zesbaanswegen kris kras door de stad. Daarop wikkelt het intensieve ver keer zich af in twee. drie of vier la gen boven elkaar. En als dat nog niet genoeg is dan zet men er zon der scrupules nog eens een extra verdieping bovenop. De stad stikt bijna in de „kunstwerken". Ze zijn noodzakelijk om het verkeer in deze leefgigant gaande te houden. Maar of het de leefbaarheid van zo'n metropool ten goede komt, te betwijfelen. Meters Ze zijn er echter wel in geslaagd door strenge en zeer strak aange houden bepalingen de luchtvervui ling van het verkeer aanzienlijk te drukken. Op digitaal meters op vele plaatsen in de stad kan men in lich tende cijfers aflezen hoe groot de graad van vervuiling op dat mo ment is. Was die in het verleden vaak boven de rode streep, thans heeft men die uitlaatvervuiling te ruggebracht tot aanvaardbare pro porties. Desondanks zullen wat dat betreft de touwtjes in Japan nog strakker worden aangehaald. Ep op andere meters in de stad kan men lezen hoeveel decibellen kabaal er door het verkeer worden geprodu ceerd. Ja, zelfs het aantal verkeerss lachtoffers wordt op deze wijze be kend gemaakt. En dat is helaas nog steeds aanzienlijk. Maar in dergelijk problematiek staat Tokio niet alleen. Vrijwel elke wereldstad kent de aanhoudende spanningen van verkeer, wonen, leven en werken. Overal kampt men met vraagstukken van criminali teit, verdovende middelen en derge lijke. Maar nooit tevoren zagen wij een wereldstad, die zo netjes op zichzelf is. Een zo zindelijke metro pool. Voor ons belichaamd in die veren plumeaus, waarmee de auto's worden afgestoft. Het wonder van de veren plumeau. KOOS POST

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 21