fj STEMPEL VAN EEUWEN flEESQEB ffRiiuiTtrr-i Links: stoet van ihoogleraren op de Nonnenbrug (1828). Op de ach tergrond het Academiegebouw met de daar toen nog aanwezige Sterrenwacht. Rechts: college van Thorbecke, in het schuurtje achter zijn huis aan de Garen- markt. Een schets van Ver- huell, zelf stu dent van "de Tor". Al vier eeuwen lang heeft de aanwezigheid van een uni versiteit op de stad Leiden een opvallend stempel ge drukt. Dit geldt ook voor de 19e eeuw, al was toen die universiteit veel kleiner dan tegenwoordig. Nu staan er meer studenten in Leiden ingeschreven, dan gedurende de gehele vorige eeuw bij elkaar. Jaarlijks kwamen er vorige eeuw maar zo'n honderd nieuwe leergierigen naar de Sleutelstad, waar men slechts enkele universitaire gebouwen kon aantreffen en niet meer dan énige tientallen docenten. Toch zijn die proffessoren en studenten niet weg te denken uit het beeld van Leiden in de 19e eeuw. Net als tegenwoordig waren in de vorige eeuw de meeste aankomende Leidse stu denten zo'n 17, 18 a 19 jaar oud. Ze hadden de lagere schoolen de Latijnse school, de voorloper van het gymnasium, met succes doorlopen. Bij de keuze welk vak en in welke stad gestudeerd zou worden had de jongeman zelf (meisjes ver schenen pas rond 1870 aan de Nederlandse universiteiten) meestal niet veel in te brengen. Vaak stond bij voorbaat al vast dat hij het vak van zijn vader zou kiezen en zich daarin zou be kwamen. In de stad waar ook zijn vader had gestudeerd. Soms echter koos men bewust voor Groningen, Utrecht of Leiden op grond van de reputatie van de daar docerende professoren, of omdat er in één van die plaatsen een bezadigde vriend des huizes woonde die een oogje zou kun nen houden op de jeugdige los bol. Deftig latijn Om een duidelijker beeld te krijgen van het begin van een studie vol gen we een aankomend Leids Student van omstreeks 1850. In september komt de jongen, al dan niet vergezeld van zijn vader, in Leiden aan. Een eerste taak is het vinden van kamers. De meeste studenten beschikken over twee kamers, een kleine slaapkamer en een wat ruimere studeer- en zitkamer. Overal waar nog woonruimte vrij is, hangen bordjes uit, waarop na tuurlijk niet in gewoon Neder lands kamers te huur" staat, maar de deftige Latijnse Verta ling "cibicula locanda" prijkt. Het merendeel van die kamers is gelegen in het centrum van de stad, aan of in de directe omge ving van de Breestraat en het Ra penburg. Kachel De prijzen variëren vanzelfspre kend. Aangezien er in Leiden veel zonen van adellijke en aan zienlijke families studerén, kun nen dure kamers óók wel aan de man gebracht worden, maar voor de zoon van een eenvoudige dorpspredikant zijn er voor zo'n tientje in de maand wel kamers aan de Haarlemmerstraat te krij gen. Die kamers zijn dan gestoffeerd en gedeeltelijk gemeubileerd. Een "bed met toebehoren" moet nog voor 48 gulden gekocht worden, 15 gulden is nodig voor het kopen van een kachel en bijna 25 gulden voor ander huisraad. Petje Eenmaal gevestigd in de acade miestad moet nu zo snel mogelijk de eerste stap worden gedaan om de status van "student" te krij gen. Veel studenten hadden vroeger een hond. Op de stoel het in die tijd gangbare petje. Daar is bijvoorbeeld de sociëteit met steeds in voldoende mate aanwezige dranken van diverse soorten. Daar zijn de gezellige samenkomsten op studenten kamers, waarbij vooral wijn 14.90 per half anker) wordt ge dronken en veel sigaren 4 per kistje van 100) worden gerookt. Daar zijn, de vele disputen, die meestal wel met serieuze doe leinden zijn opgezet, maar in sommige gevallen meer het ka rakter van een eet- en drinkclub hebben gekregen. Ook op wat cultureier of sportiever niveau zijn er nog tal van moge lijkheden om de tijd vol te ma ken, zoals bij de toneel- en mu ziekverenigingen, de dichtge nootschappen, de schaakclubs of de schietgezelschappen. Maagden Binnen enkele dagen gaat de jon geman dus naar het Academie gebouw aan het Rapenburg om zich voor 11 gulden bij de pedel te laten inschrijven. Daarmee is hij nog lang niet klaar met zijn inves teringen, want voor elk college dat hij gaat lopen moet hij apart betalen. Zo'n twee driehonderd gulden per jaar is hij daarmee al gauw kwijt. Dat geld wordt uitgekeerd aan de professoren, die een vrij laag vast salaris hebben en dus voor hun inkomsten afhankelijk zijn van de belangstelling die hun colleges trekken. Onmisbaar zijn natuurlijk papier, pennen en potloden, waarvan voor een gulden of twee vol doende voorraad te krijgen is om een tijdje vooruit te kunnen. De meeste nieuwelingen hebben van thuis voldoende kleren mee gekregen en hoeven voorlopig niet naar de kleermaker. Eén ding missen ze echter nog: het studentenpetje, waaraan ieder een hun nieuwe status kan afle zen. Voor anderhalve gulden is een dergelijk onmisbaar attri buut te koop. Met dit petje gewa pend kan hij zich nu gaan aan melden voor het lidmaatschap van het studentenkorps. Sinds 1839 is het studentenleven voor een groot deel gebundeld in één vereniging het Leidsche Stu denten Corps, waarvoor mini maal twee tientjes entreegeld jnoet worden betaald. De aankomende leden moeten wel worden ontgroend, maar om streeks 1850 stelt die ontgroening niet meer voor dan wat pesterijen en een poging tot dronkenvoer- ing. Het Corps heeft een sociëteit aan de Breestraat, waarvan men apart lid moet worden. Dat kost alweer twintig gulden en boven dien vijf gulden contributie voor een half jaar. Student worden is dus zeker niet goedkoop. Naast al deze bijzon dere kosten zijn er namelijk ook nog de vaste kosten voor eten (40 a 50 cent voor een maaltijd), voor de wasvrouw en voor enig vertier. Bovendien moeten er studieboe ken gekocht worden en af en toe nieuwe kleren. Ook een zuinig levende student geeft toch al gauw een honderd gulden per maand uit. Aangezien hij de zomermaanden bij zijn ou ders doorbrengt, moet een vader die zijn zoon wil laten studeren minimaal 1000 gulden per jaar daarvoor uittrekken. Dan kan zoonlief echter het beste onder wijs genieten dat erin Nederland te krijgen is. In die tijd immers wordt de Leidse Universiteit nog beschouwd als de meest vooraanstaande van Nederland en is voor professoren een benoeming in Leiden de hoogste eer. Er zijn dan ook on der de hoogleraren heel wat be roemdheden. Hun populariteit onder de studenten is echter erg verschillend. Bij de professoren van de juridis che faculteit vinden we bijvoor beeld Thorbecke, die door zijn studenten erg gewaardeerd wordt en op zijn collega's veel mensen trekt. in 1849 verlaat "de Tor" Leiden vanwege zijn benoeming tot minister-president. Heel wat minder geliefd is profes sor Van Assen, die door Klik spaan in zijn Studenten-typen op weinig vleiende manier onder de naam professor Scholl belache lijk gemaakt wordt. We lezen daar hoe door de studenten de ruiten bij de hooggeleerde worden in gegooid, iets wat inderdaad re gelmatig voorkwam, en hoe ze hem vanuit het veilige donker van de straat door de gebroken ruiten uitjouwen. Eén van de deftigste mensen van de universiteit is professor Cock. Hij woont met zijn vrouw, zes kinde ren, een gouvernante, drie dienstboden en een oppasser tegenover het Academiegebouw Bovendien kon men, wanneer men genoeg had van het studentenge zelschap, nog altijd proberen de Leidse maagden van die status te beroven of met groepjes medes tudenten politiemannen en bur gers te treiteren. Kortom, er zijn mogelijkheden ge noeg om de studie geheel te ver geten. Wanneer men thuis er ach ter komt dat de studie door zoon lief minder ernstig wordt opgevat dan bedoeld was, komen de schrobberingen. Helaas is dat echter voor sommigen niet vol doende, zodat het regelmatig voorkomt dat studenten de aca demie zonder succes moeten ver laten. Zulke gesjeesde studenten worden "afleggers" genoemd. Theevisites Het merendeel van de "studerende jongelingschap" is echter oppas- sender en weet, ondanks een ple ziertje op zijn tijd, voldoende ge legenheid over te houden om de studie te verrichten. Zij bezoeken min of meer regelmatig de colle ges, brengen de verplichte theev isites aan de professoren en mel den zich, tegen dat de tijd daar voor gekomen is, aan voor de De studieduur varieert van onge veer vier tot zeven jaar, afhanke lijk van het vak en de persoon. Natuurlijk zijn er studenten die het langer uithouden en hun ver blijf aan de academie laten uitlo pen tot tien jaar of meer. Het be roemdste voorbeeld daarvan is wel de in 1893 aangekomen me disch student Theo Himpe, die zijn studie tot meer dan een kwart eeuw weet te rekken. Promotie Behalve voor theologen is voor de meeste studenten de promotie pas het eindpunt van de studie. Die promotie is een plechtige ge beurtenis in het Academiege bouw, die wordt gevolgd door een nette receptie in één van de plaatselijke koffiehuizen. 's Avonds wordt er in een kleinere kring van vrienden met een rijk met drank besprenkeld feest maal afscheid genomen van het academieleven. Wanneer de jonge doctor zijn roes heeft uitgeslapen kan hij zijn kof fers gaan pakken en vertrekken, terwijl de hospita het bordje met "cubicula locanda" te voorschin haalt om zijn kamers weer zo snel mogelijk bezet te krijgen. Sociëteit Miner va, omstreeks 1850. Drank steeds in ruime mate en diverse soorten aanwe zig. Thee werd gedronken tij dens de ver plichte visites aan de professo ren aan het Rapenburg, maar wan neer hij college moet gaan geven laat hij steevast zijn koets voor rijden om zich naar de overkant van de gracht te laten rijden. Hij had nu eenmaal zijn stand als welgesteld en deftig heer op te houden en kon er bovendien op bogen de leermeester van enkele Oranjeprinsen in hun Leidse stu diejaren te zijn geweest. Thorbecke De meeste colleges worden 's mor gen gegevën, maar enkele 's mid dags. De vroegste beginnen al om acht uur. Veel professoren geven hun colleges niet in het Acade miegebouw, maar thuis. Thor becke heeft bijvoorbeeld achter in de tuin van zijn huis aan de Garenmarkt een schuurtje tot collegezaal ingericht. De meeste middag- en avonduren gebruiken de studenten om te iten te ontspannen en te studeren. Dit laatste natuurlijk alleen als ze de studie ook serieus nemen, hetgeen voor lang niet alle studenten geldt. Hoewel immers Leiden een pro vinciestadje met weinig vertier is, zyn er studenten die toch uitste kend hun dagen en nachten kun nen vullen zonder ooit een stu dieboek in handen te nemen of zelfs een college te bezoeken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 19