Kortsjnoi"Is dat niet die wielrenner Dissidenten in Polen succesvol ZATERDAG 5 MAART 1977 PAGINA 17 Door Alexander Munninghoff Pentolaccia is een Italiaans feest dat het best omschreven kan worden als een soort nastuip van het carnaval. De opzet is eenvoudig: veel eten en drinken en dansen en zingen. Plus wat lacherig gedoe met serpentines in de soep en ijsblokjes in het decollete van je buurvrouw. En natuurlijk een hoop aangeplakte snorren en baarden en rare puntmut sen: iedereen wil weieens op zijn tijd een buffone, een grappenmaker, zijn. Het hoogtepunt wordt gevormd door een onduidelijk spel letje: er wordt een dame uit het publiek geblindoekt, ze krijgt een stok in haar hand en wordt dan naar een aan het plafond bevestigde grote papieren zak geleid. Daar krij gt zij van een vrijwilliger gesproken aanwijzingen: iets meer naar links, iets meer naar rechts. Tenslotte moet zij met een flinke klap die zak zien te raken, die dan een regen van kleurrijke voorwerpjes en confetti over de aanwezigen uit stort. De Italiaanse organisatoren van de schaaktweekamp tus sen Kortsjnoi en Petrosjan hebben bedacht dat het mis schien wel een aardig begin van dit gespannen duel zou zijn wanneer de beide grootmeesters als eregasten van Pento laccia dat gevierd werd op de avond van de lotingsdag, aanwezig zouden kunnen zijn. Misschien dat de vriendelijke di rectie van hotel II Ciocco, waar deze kwartfinale om het we reldschaakkampioenschap wordt gespeeld, zelfs gehoopt heeft dat de controverse tussen de beide Russen door deel name aan zo'n vrolijk, onge- compliceerd festijn opeens in het niet zou oplossen. Hun wrevel zouden ze misschien met die stok op die zak kunnen afreageren, om elkaar daarna ten dans te vragen of zoiets. Tot driemaal kwam de directeur persoonlijk vragen of de sig- nori scacchisti toch alsjeblieft naar beneden wilden komen. En telkens weer keerde hij in de feestzaal terug met een hulpe loze, verbaasde blik in de ogen: eregasten die het zomaar laten afweten, dat kon hij niet be grijpen. Maar Kortsjnoi en Petrosjan wa ren bezig met hun voorberei dingen, die nog even doorge nomen moesten worden nu be kend was wie wit en wie zwart had. Uit de kamer van Petros jan steeg geheimzinnig Rus sisch geroezemoes op, uit de kamer van Kortsjnoi weer klonk het harde staccato van stukken die met grote kracht op het bord werden geplaatst, af en toe onderbroken door een holle lach. De match van de- haat was begonnen. Het Italiaanse onbegrip voor wat er zich de komende maand in hun eigen land op schaakge bied zou afspelen is ontroe rend. Hoewel het avondland in de middeleeuwen onbetwist de leidende Europese schaaknatie was (nog steeds kennen we de Italiaanse en Siciliaanse ope ning en gebruiken we de Ita liaanse term fianchetto) is de belangstelling voor het spel der koningen gaandeweg tot bijna nul geslonken. Onbekend Zoals ik via een kleine enquete in Castelvecchio Pascoli, het dorpje aan de voet van de berg waarop II Ciocco ligt, heb kun nen constateren wist niemand iets van de match af. Notoire sportliefhebbers die vlekke loos de opstelling van Ajax konden opdreunen verzonken in grondeloos gepeins bij het horen van de namen Kortsjnoi en Petrosjan. „Corzi"?, mijmerde er een nadat ik een paar maal zeer duidelijk Kortsjnoi had gezegd en hij vervolgde met een blik vol twij fels naar zijn vrienden: „Corzi, e un ciclista vero?" („Een wiel renner, is het niet?"). Maar de volgende dag, toen de RAI drie minuten beeld van de match had uitgezonden, be grepen ze er iets meer van. Niet dat ze nou in dat programma goed werden voorgelicht. Aan Hans Ree, de secondant van Kortsjnoi werd bijvoorbeeld gevraagd: „How does it feel to be second if Kortsjnoi is first?", waarbij dus kennelijk ook weer in wielertermen werd gedacht. Want dat „second" behalve „tweede" ook „secondant" kan betekenen, daar was men niet opgekomen. Maar ach, wat geeft het. Het is wel eens goed voor het relativer ingsvermogen van de topspor ter om zijn vak te bedrijven in een omgeving die hem welis waar vriendelijk, maar tevens met eerlijk onbegrip tegemoet treedt. Laat ze maar schuiven, denken de Italianen en alleen als ze toevallig in II Ciocco moeten zjin. lonen _zp even de speelzaal binnen om met gepo seerde ernstige belangstelling het voor hen totaal nietszeg gende schouwspel van twee zwijgend tegenover elkaar zit tende norse Russen te volgen. De verpletterende stilte van het mausoleum, die iemand die in het stadion gewend is zijn keel schor te schreeuwen tege- moetwalmt bij dit duel is mees tal voldoende om na een paar minuten de zaak definitief voor gezien te houden. Haat Ondertussen is er van enige ont luikende betrekkelijkheidszin bij de hoofdfiguren zelf geen sprake. De omgeving mag dan meewarig het hoofd schudden, zij weten wat er hier op het spel staat. Zoals zij beiden ook vast* besloten schijnen het vuur van de haat laaiend te houden. Haat is de drijfveer achter iedere zet die zij op het bord uitvoeren. Maar zowel Petrosjan als Kortsjnoi lijken zich te realise ren dat het in de 12 partijen waar het op aankomt zeer on verstandig is je door die haat op sleeptouw te laten nemen. De emoties moeten onderkoeld blijven, plaatsmaken voor zui ver technisch denkwerk, an ders krijg je de ander, die net zo sterk schaakt als jij zelf, niet plat. Hoe gelijkwaardig ze aan elkaar zijn blijkt wel uit de ba lans die we na de tweede matchpartij opmaakten. Toen hadden ze namelijk de 50e on derlinge partij achter de rug in de 31 jaar dat zij elkaar nu ken nen, met als resultaat allebei acht gewonnen en de rest remi- Effectief „Degene wiens haat het meest ef fectief is zal deze match win nen", heeft" de Duitse groot meester Hubner enkele weken geleden als zijn prognose gege- Wat is effectief, vraag je je af. Is dat soms de potsierlijke bekke- trekkerij waarop Petrosjan de aanwezigen trakteert wanneer hij toevallig iemand uit het vijandelijke kamp in zijn om geving waarneemt? Hans Ree, die de eervolle uitno diging om Kortsjnois secon dant te worden natuurlijk heeft aangenomen, maar in de per soonlijke vete verder geen en kele rol speelt, hoeft maar aan de bar te gaan zitten waar Pe trosjan met zijn gevolg vrolijk pratend doende is, of het Ar meense hoofd krijgt er opeens duizend plooitjes en voüwtjes en rimpeltjes bij, die allemaal tezamen de indruk wekken alsof er zojuist een onsmakelijk insect in zijn glas is gevallen. Een koddige act, maar dan wel gebracht op tweederangs ama- teurtoneelniveau. Wij moeten èr om lachen. Van Kortsjnoi gaat op een of an dere manier een veel grimmi ger dreiging uit. Zijn gelaat is niet zo beweeglijk als dat van Petrosjan en daarom valt er bij hem veel minder te lachen. In tegenstelling tot Petrosjan, die nog wel eens inktzwarte blik ken naar de man tegenover hem werpt, kijkt Kortsjnoi- hem nooit of te nimmer aan. Een soort zelfbescherming: tij dens het spelen zit Kortsjnoi met de handen als een zonne- klep voor het voorhoofd ge vouwen, de duimen krachtig tegen de slapen gedrukt. Alleen aan de onderhuidse bewegin gen van de kaakspieren valt iets van de enorme spanning waaronder gespeeld wordt- te merken. Reflexen Soms komen zij elkaar in het ho tel toevallig tegen, zoals die ochtend dat Kortsjnoi gekleed in helblauw trainingspak juist binnenkwam van zijn dage lijkse trainingsloop op het moment dat Petrosjan samen met Gelier, Zajtsev en Aver- bach een blokje om wilde ma ken. Het groepje Nederlandse journa listen dat op het terras zat, hield de adem in: als ze tegen elkaar zouden opbotsen, zo wisten wij, zou er een ernstig incident volgen. Maar twee mensen die elkaar als lucht beschouwen zijn er kennelijk heel handig in elkaar op de millimeter te ont wijken: in een seconde komen alle geprogrammeerde re flexen in werking, de pas wordt iets ingehouden, de blik afge wend en zo passeert men elkaar rakelings, zonder dat hetnoch- tans tot lijfelijk contact komt. .Het lijkt onmogelijk dat deze manier van leven een maand lang volgehouden kan worden. Als een van beiden het wrokkig stilzwijgen verbreekt, gaan ze elkaar alles toevoegen wat ze nu met zoveel moeite binnen houden. Averbach, de voorzit ter van de Sowjet-schaakbond, was daar heel duidelijk oven als Kortsjnoi begint met een provocatie moet Petrosjan erop reageren, dat is een bevel. Maar wie kan een maandlang zwij gen als de haat hen dagelijks aanvreet? Rotterdam Kortsjnoi doelde daar ook op, toen hij tegen me zei dat wat hem betreft het tempo van de match best wat opgevoerd mag worden. De organisatoren hebben telkens na een speel dag een dag gereserveerd voor eventuele afgebroken partijen. Na twee speeldagen komt daar nog eens een extra rustdag ach teraan. Maar omdat de eerste twee partijen al snel in remise eindigden, zijn die dagen voor de afgebroken partijen in feite ook rustdagen geworden. „We hebben nu vier dagen nodig gehad om in totaal nog geen 40 zetten te doen", vatte Kortsjnoi samen. Maar de organisatoren schijnen niet van hun oor spronkelijke schema te willen afwijken. Dat betekent dat je moet probe ren loze dagen door te komen op een hoge bergtop waar zel den iemand komt en bijna niets te beleven valt. De omgeving is mooi, maar al na een dag over bekend. De grote stad in de buurt is Lucca, ook prachtig mooi, maar is het wel zinnig om helemaal daar naartoe te reizen teneinde de tijd te doden? Enige afleiding valt er nog wel te peuren uit de telexberichten die het hotel bereiken uit Lu- zern, Reykjavik en Rotterdam, waar de parallelle kandida- tentweekampen worden ge speeld. Vooral de Russen zijn erg nieuwsgierig naar de verrich tingen van Spasski tegen Hort en Poloegajevski tegen Mec- king. Op een sukkeldrafje ko men ze als er nieuws is met z'n allen naar de bar waar twee schaaktafels staan opgesteld en slaan dan aan het analyseren. Doorgaans met Petrosjan in de hoofdrol, duidelijk superieur acterend in een gezelschap waar toch geen kleine jon gens bijzitten. Paard Op een gegeven moment stelde Petrosjan een bepaalde variant voor, waarin een paard geruild werd en een loper op het- bord bleef. „Dat is pas een goede loper", stelde Petrosjan tevreden vast. Iemand verstoutte zich hierna tot het bekijken van een tweede variant, waarin juist de loper werd geruild en het paard be houden bleef. Petrosjan pakte het houten dier in de hand, keek er naar met huizenhoog opgetrokken wenkbrauwen en vroeg toen afkeurend: „En wat mag dit dan wel wezen?". Zijn vrouw, die weinig van scha ken weet maar haar ex- wereldkampioen zo goed mo gelijk probeert van dienst te zijn antwoordde ongevraagd, maar geheel naar waarheid dat dit een paard was. „Ach wat, een paard, bulderde de groot meester geergerd. „Jij bent zelf een paard". En met een nijdig gebaar smakte hij het schaak stuk terug op het bord. Maar meer dan dit soort huiselijke ta fereeltjes valt er tot nu toe niet te noteren in II Ciocco. Ledigheid en drankmisbruik dringen zich op en de meeste journalisten, die gekomen wa ren om een dynamisch partijtje vrij worstelen tussen een ra zende Kortsjnoi en een tie rende Petrosjan mee te maken zijn alweer bezig hun koffers te pakken. Daarmee het voor beeld van FIDE-president Max Euwe volgend, die op de ope ning aanwezig was, de stem ming tijdens de eerste partij peilde en vervolgens met een geruststellend knikie naar de organisatoren weer afreisde: „Dit komt wel in orde, nu ze eenmaal aan het spelen zijn valt er geen ordeverstoring meer- te verwachten". WARSCHAU - "Onthoud het nu. wij zijn geen politieke organisatie, maar een sterk sociale beweging. De regering weet dat. Acties om de arbeiders tegen ons op te zetten draaiden op een volkomen mislukking uit". Jan Josef Lipske, lid van het Comité ter verdediging van de Arbeiders in Polen, zal er steeds weer de nadruk op leggen: het Comité heeft geen politiek doel, maar vecht alleen tegen het machtsmonopolie van de communistische partij. Anders dan in de overige Oosteuropese landen lijkt die strijd juist in Polen enig succes te hebben: zo heeft het partijbestuur vorige maand een amnestie aangekondigd voor de arbeiders die na de opstand tegen de verhoging van de voedselprijzen verleden jaar in de cel belandden. "Dit zogenaamde. Comité heeft daarmee zijn bestaansrecht verloren" zei een hoge functionaris op het ministerie van buitenlandse zaken ons. Een bewijs dat - ondanks de talloze verzekeringen van het tegendeel - het Comité toch ernstig genomen wordt door de autoriteiten? Lipski: "Dat is moeilijk te zeggen. Ook de roomskatholieke kerk heeft in Polen grote invloed. De motieven van de regering om een „amnestie" af te kondigen zijn moeilijk te onderzoeken. Maar het feit dat men nu pas reageert op de talloze verzoeken om clementie is een duidelijk bewijs dat de regering geen echt contact heeft met de arbeiders". Dat gebrek aan contact kwam in juni van het vorig jaar tot uiting toen de regering onverwacht een drastische verhoging aankondigde van de voedselprijzen. Vooral in de industrie-steden Radom en Ursus laaiden dé*gemoederen hoog op: de politie greep in toen stakers vernielingen aanrichtten en de partijgebouwen in brand probeerden te steken. Lipski: „Meteen na de rellen kwamen jongeren, ouderen, geestelijken en intellectuelen bij elkaar om de gearresteerde arbeiders te helpen. Drie maanden later werd het Comité opgericht. Er zijn nu 23 leden, maar talloze medewerkers die rechtshulp geven en andere bijstand verlenen. Een erg hechte organisatie vormen we niet, zo is er bijvoorbeeld geen zegsman, ieder lid spreekt voor zichzelf'. Vervalsingen HET Comité geeft communique's uit met nieuws over de besteding van het ingezamelde geld en de gang van zaken bij rechtbanken in Ursus, Radom en andere steden. Communique nummer zeven is het laatste dat in omloop is gebracht. Lipski legt een aantal getypte vellen op tafel: „De communique's gaan van hand tot hand, ze worden eindeloos gefotocopieerd en bereiken zo enorm veel mensen. We signaleren echter dat er ook vervalsingen in omloop zijn". „Zo maakte een communique onlangs bekend dat ons Comité was gestopt. Arbeiders in Lodz zouden dat hebben geschreven. Een controle ter plaatse maakte snel duidelijk dat niemand er iets van bleek te weten. Uitgevers in Warschau hebben brieven ontvangen van Poolse emigranten-verenigingen in het buitenland. Volgens een brief van vrijmetselaars in Parijs was het Comité een Loge in Warschau. Uit New York kwam het nieuws dat wij een zionistische organisatie zijn, een brief met een sterk anti-semitische ondertoon. Ik ben ervan overtuigd dat die brieven in Warschau zijn geschreven. De vervalsingen in de pers zijn nog primitiever, in een van de dagbladen in Warschau stond onlangs dat kardinaal Wijszynski nu helemaal achter de communistische I partij staat!" Het Comité wordt niet alleen tegengewerkt met vervalsingen. Lipski: „Ikzelf ben eens vierentwintig uur vastgehouden toen ik in Radom een rechtszaak tegen een arbeider wilde bijwonen. Mijn zoon Jan kreeg handboeien om en is Poolse arbeiders plunderen een winkel in de stad Gdansk. naar een politiebureau meegenomen. De agenten vroegen hem inlichtingen over het Comité, rnaar daar heeft hij uiteraard niets over verteld. Andere Comite-leden kregen voor de rechtbank eieren naar hun hoofd. De politie deed niets, ook niet toen een van de advocaten door een groepje mannen werd geslagen". De autoriteiten doen heel wat moeite om het handjevol Comite-leden het zwijgen op te leggen, al betitelen top-ambtenaren hen als „een klein groepje conservatieven, dat niet representatief is voor de Poolse intelligentsia". Goede bekenden Nog een verschil met andere oppositie-groepen in Oost-Europa: de dissidenten in Polen behouden in verreweg de meeste gevallen hun baan nadat ze zich openlijk hebben gemanifesteerd. Lipski zelf, rond de vijftig, werkt als literatuur-historicus op de Academie van Wetenschappen in Warschau. Daar had hij een gesprek met een Nederlandse jounalist terwijl een mede-ambtenaar onduidelijk in de kamer ronsnuffelde. Tijdens het gesprek in zijn flat in het centrum van Warschau merkt hij op dat het niet onmogelijk is dat anderen meeluisteren. "Hoe opener, des te beter", reageert Lipski op de verbazing van de buitenstaander. „In de grondwet staat nergens dat het verboden is om voor je mening uit te komen". Lipski en andere leden van het Comité zijn goede bekenden van de autoriteiten sinds de regering eind 1975 voorstelde om de grondwet te wijzigen. Lipski:" Op drie punten wilde men veranderingen aanbrengen: de nauwe band tussen Polen en de Sovjet-Unie moest worden vastgelegd, de rol van de communistische partij duidelijker omlijnd en de partij-top wilde vastgelegd zien dat alleen „oppassende mensen" het recht hadden om te worden beschermd" „Op al die punten is de regering wat tegemoet gekomen aan de protesten. Wij wezen erop dat geen enkele grondwet de band tussen twee verschillende staten mag vastleggen. Dat zou immers een invasie een wettigè basis geven. Hetzelfde geldt voor de rol van de communistische partij: de grondwet mag een politieke groepering nooit de alleenheerschappij geven, zoals werd voorgesteld. En verder moet een dronkaard dezelfde rechten hebben als ieder ander. Die drie bepalingen zijn niet uit de grondwet geschrapt, maar nu kunnen ze wel op verschillende manieren worden uitgelegd. Ongeveer 50.000 mensen hebben eind 1975 protestbrieven over deze zaak geschreven. Het was het eerste sterke vertoon van de oppositie in twintig jaar". Vernederend Zijn de autoriteiten hier dan toch op bescheiden wijze ontvankelijk voor protesten van de oppositie? Lipski: „Het is duidelijk dat" Tsjechoslowakije en de DDR harder optreden. Maar de overheid hier is nog lang niet op alle eisen van het Comité ingegaan. De regering heeft alleen amnestie afgekondigd voor arbeiders die berouw tonen. Dat is vernederend. Ze moeten zonder beperkingen vrijkomen en hun werk terugkrijgen, met behoud van salaris en pensioenrechten, die door de werkonderbreking vervallen kunnen worden verklaard. Ook zijn er aanwijzingen dat alleen diegenen vrijkomen die bereid zijn om met de politie samen te werken. Het is dus duidelijk dat het Comité nog geen enkele reden heeft om zijn werk te beeindigen". Lipski en de andere Comite-leden beschouwen zich niet als een politieke oppositie. Gelooft hij dan in een communistische staat zonder de alleenheerschappij van een kleine partij-top? Lipski: „Alle problemen komen juist voort uit het feit dat er hier geen aanvaarde oppositie is. Polen wordt nooit meer een kapitalistisch land, dat is de realiteit. Maar wel moet men proberen om een werkelijk democratische staat te scheppen. In een land waar in één partij alle macht heeft, blijf je deze misstanden behouden. Niet de naam van het systeem is belangrijk, maar het feit of er al dan niet epn machtsmonopolie bestaat". Lipski vindt niet dat hij onder de huidige omstandigheden een utopie nastreeft. „Ook de Italiaanse communisten, die toch in feite nauw bij het landsbestuur zijn betrokken, hebben beloofd een meer-partijen systeem te respecteren als ze eenmaal aan het bewind zijn. Juist de steun van de Euro-communisten is voor ons erg belangrijk, die kan vervolging voorkomen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 17