'Niets erger dan een lui leven..' Conflict bij bibliotheek Pieter Jongeling (GPV) verhuist naar Eerste LEZERS SCHRIJVEN ZATERDAG 5 MAART 1977 EXTRA PAGINA 13 "Ik heb altijd zo bloemen gedragen, omdat ik mij verbonden voel met de natuur. Toen ik veertien jaar geleden in de Kamer kwam heb ik die gewoonte, na kort beraad, niet opgegeven". Op de tafel in de huiskamer van het stemmige pand in Amersfoort staat nog wat bloemenpracht uit eigen tuin. „Om het aankomend vooijaar te eren", zegt mevrouw Jongeling. Zij, die Pieter Jongeling goed ken nen, zeggen, dat hij bergen werk verzet. Enkele jaren geleden werd hij gewaarschuwd: een har taanval, maar, opnieuw op krach ten gekomen, is de fractievoorzit ter in de hoogste versnelling blij ven doorgaan. Na de verkiezingen zal Pieter Jongeling door velen node worden gemist; een politicus met kleur, een begaafd spreker, een type in de Kamerbanken verdwijnt. Heeft Pie ter Jongeling dan tijd "Het zal er ook wel van komen, met dien verstande, dat ik wellicht in de Eerste Kamer zal terechtko men. Maar dat geeft aanzienlijk minder werk". Pieter Jongeling stelt ons niet teleur. Hij draagt verse bloemen in het knoopsgat. Lelietjes-van-dalen. Achter de revers van zijn donkere pak is een glazen buisje met water vastgemaakt, dat de bloemen een dag lang kracht geeft. Eén van de kleurrijkste parlementariërs gaat de Tweede Kamer verlaten: Pieter Jongeling, fractievoorzitter van het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij werd in 1909 in het Friese Dantumadeel geboren. Zijn vader was onderwijzer, een beroep, dat Pieter Jongeling zelf ook enige tijd zou uitoefenen in Groningen. Al snel besloot hij echter in de journalistiek te gaan. Hij kreeg een baan bij de Nieuwe Provinciale Groninger Courant, waarvan hij onmiddellijk na de oorlog hoofdredacteur werd. Een conflict met de directie deed hem verhuizen naar De Vrije Kerk. (Dat was in 1948). Het blad veranderde in het Gereformeerd Gezinsblad en nog later in Het Nederlands Dagblad. In 1974 gaf hij het hoofdredacteurschap over aan zijn schoonzoon J. P. de Vries, getrouwd met de oudste van zijn negen kinderen. Onder de naam Piet Prins schreef Jongeling vele jeugdboeken, die bijzonder goed werden verkocht. In de Kamer zal hij worden opgevolgd door dr. A. J. Verbrugh. U weet dat nog nog niet zeker? "Och eigenlijk wel, maar by de ge trapte verkiezingen voor de eer ste Kamer kunnen de gekste din gen voorkomen. Maarja, het zal wel doorgaan. We hebben een afspraak met de SPG, dat wij in de provincies waar we toch geen kans hebben op hen zullen stemmen. En andersom net zo. Praktisch zeker is, dat we een ze tel zullen krijgen en ik ben lijs taanvoerder." Hoe diep gaat de sa menwerking met de SGP? "Niet zo diep. Er zijn van beide kan ten nooit plannen geweest voor een fusie of federatie. Er zijn ver schillen, neem artikel 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis: de geestelijke vrijheid. De over heid heeft niet het recht om met het zwaard, om die oude uitdruk king te gebruiken, mensen te vervolgen of om bepaalde gods diensten te verbieden. De SGP zegt ja, dat moet ze wel. We stemmen wel vaak gelijk, uit on gelijke motivering. Vroeger vonden we die gelijkheid ook nog wel bij AR en CHU, maar dat is minder geworden en zal steeds minder worden, gezien het CDA. De CHU is een tydlang in de oppositie geweest en stond daardoor iets dichter bij ons, maar is de laatste tijd ook wegge- schrompeld. Ik begrijp dat nie- t allemaal". Pieter Jongeling aarzelt en zucht: onder zijn tong liggen nog vele woorden, maar hij blijft de fat soenlijke rrian. „Het is hun zaak.." „Hoewel we het helemaal niet ge wenst hebben, zijn we wat geïso leerd geworden. En de SGP zit in een vergelijkbare situatie". RKPN En de RKPN; er is wel eens gedacht aan nauwere banden, ook met die partij. "Daar is niets van terecht gekomen. Het zou niet ondenkbaar zijn ge weest, ondanks de brede kloof tussen katholieken en calvinis ten. Bij de SGP is het anti papisme veel minder sterk ge worden. Duidelijk. We zouden ook niet ver zijn gegaan met af spraken, maar ik moet met tele urstelling zeggen, dat meneer Beuker een heel andere manier van optreden heeft. Ik hoef dat niet breed uit te leggen. Toen wij in de Kamer kwamen heb ik ge zegd: we komen niet om een aan tal stokpaardjes te berijden, en verder maar wat te zitten. Nee, hard werken! Het is ook een wet tenfabriek, je moet willen mee- peuteren en - helpen". In de biografie van Pie ter Jongeling („Jon geling ten voeten uit") staat een voor val, dat hem typeert. EN dan snel weer ernstig: „Nee, ik eet soms een kopje soep tussen de middag. Mijn vrouw geeft me een paar boterhammetjes mee en meestal eet ik die niet op. De middagpauze is voor het werk. 's Avonds breng ik meestal het volle zakje weer mee en roep ik: kind, ik ben er weer niet aan- toegekomen. Als ik mijn pillen voor mijn hart en suikerziekte maar niet vergeet. Ik reis per trein, dan kijk ik van alles na. Maar op de terugweg denk ik, even de zinnen verzetten, een de tective: andere gedachten. Vooral in het begin als ik had ge sproken in de Kamer, dan lag ik in bed te woelen en te denken. Het maalde maar door. In zulke situaties neem ik een leuk ver haal, dat kan boeien. Ik bemoei me verder ook niet veel met Den Haag. Ik krijg een massa uitnodi gingen en neem er bitter weinig aan. Er kan een gevaar in schui len. In de loop van de jaren zijn er enke le, en zeker niet onbelangrijke. Kamerleden geweest, die meteen borrel-op te veel dingen hebben gezegd, snelheidsbepalingen hebben overtreden. Dat moet je niet overkomen. Ik zou voor me zelf heel streng zijn, als me zoiets overkwam. Dan ging ik weg, maar ik wil niet hard oordelen. Het werk brengt het voor een deel soms mee. Ik roep niet snel boe". Als we op dit thema doorgaan en prins Bernhard noemen, wordt Pieter Jonge ling bepaald somber. "Ik heb heel lang gehoopt dat de prins der Nederlanden brand schoon zou zijn. Dat was hij be paald niet. Maar ook hier: de sfeer brengt het zo makkelijk met zich mee. Er is iets dat gaat boven de trouw aan het Huis van Oranje. Dat is de trouw aan de wet. Als het moet aan de Wet met een hoofdletter". We praten dan over de Zuidmolukkers. („Niemand mag Hem voor zijn karretje spannen", zegt Jonge ling.) Over de oorlog en de houding die moest worden aan genomen na de schending van de grenzen. "We hebben met velen besloten dat we de Duitsers niet als nieuwe overheid moesten erkennen. Ze vertegenwoordigden in mijn ogen wat Groen van Prinsterer ooit heeft genoemd, „de ge kroonde rover". Dat betekende voor ons, dat we mochten sabotQ Toen ik bij mijn gevangenneming in Groningen werd verhoord, heb ik ook gelogen, de Duitsers van alles op de mouw gespeld hoe zeer er ook in de Tien Geboden staat: Gij zult geen valse getuige nis spreken tegen uw naaste. De vijand had geen recht op de waarheid. Door mijn leugens zijn er mensen aan de dood ontsnapt. Dat gold ook voor het leven in het concentratiekamp, alleen de mo gelijkheden waren gering, Je deed het minst mogelijke. Een vriend van mij, Kees Schilpe- roort, werd voor sabotage opge hangen". Typerend voor Pieter Jongeling was zijn gedrag direct na de oorlog Getekend, li chamelijk, door het kampleven, kwam hij weer in Gronin gen terecht en ging onmiddellijk weer aan de slag. Er moest wat worden gedaan en het verleden was verleden. Maar ook bij heeft toch een ver schrikking moeten verwerken? "Ik heb veel vrienden, voor wie die bezettingstijd in zekere zin een tragisch hoogtepunt van hun le ven is geweest. Soms gruwelijk, soms glorieus: Zo te leven, zo te strijden. En toen eindigde dat plotseling, de bevrijding kwam en met dat plotselinge einde zijn ze nooit terechtgekomen. Ik kwam naar huis met de gedachte: morgen weer aan het werk. Die toekomstidealen hebben mij toen opgevreten, eh dat is zo ge bleven. Misschien dat anderen niet vooruit konden kijken. Vrienden van mij zitten er zo vol van, gaan naar congressen, con tacten zoeken. Ik heb wel wat an ders te doen. Er zijn natuurlijk mensen, die veel erger dan ik, onvoorstelbaar veel erger hebben geleden. De joden bijvoorbeeld. Toch ben ik over het algemeen ook daarmee voor zichtig. Iedereen moet er met een boog omheenlopen, ze moeten zo ontzien worden.... Je kunt er ook teveel over praten. Men moet het eigen leed nooit gaan koesteren. Dat er van de idealen die na de oor log opbloei den, niet veel terecht is gekomen, bedroeft me. Dat brengt me niet tot fatalisme en pessimisme. Ik heb al gezegd, ten diepste komt het goed. Daarvoor meet ik wer ken". Jongeling in de Kamer: "Je zit daar niet om stokpaardjes te berijden. Het is ook een wettenfabriek... Tijdens de doden mars uit Sachsev hausen geeft Jonge ling vrijwillig een slaapplaats in een schuurtje op; hij wil niet strijden met me degevangenen. On danks de wetenschap dat zijn leven er di rect mee gemoeid kan zijn. Hoe kan zo'n man „meespe len" op het Binnenhof? "Ik kan me die vraag begrijpen. De heer Van Agt zegt te pas en te on pas: Ik ben geen homo politicus. Je moet het nemen of je moet het laten. Niet aldoor over je inner lijke roerselen spreken. Ik., ben inderdaad niet een bijzon der strijdlustig man. Ik." Hij onderbreekt zijn zin. En pau zeert lange tijd, om dan te mom pelen: „Altijd dat ik. Maar ja". Dan: Ik ben zelfs verlegen van aanleg. Maar dat is niet beslis send. Je wordt in situaties ge steld, datje moet doen. God wijst de taken aan, dat geldt ten diep ste voor het hele leven.Ik heb ook in de journalistiek een strijd ge voerd, terwijl ik een hekel aan vechten heb. Maar het moest. Ik ben vriendelijk van aard en in schikkelijk, maar in principiële zaken moet ik vechten". „De Kamer is me meegevallen. Ook de eerste reacties destijds in de AR, want het is nu eenmaal zo dat degenen die principieel het dichtst bij je zouden moeten staan, dat die mensen je het- felst bevechten. Een zekere hardheid is ook nodig, je mag niet over je heen laten lo pen. We hebben na de oorlog een capitulatie gezien: het spel van loven en bieden. De partijen die daaraan hebben meegedaan hebben niet voldoende geeste lijke ruggegraat. Niet de kwanti teit bepaalt de houding, maar- de kwaliteit". Pieter Jongeling groeide als onderwij zerszoon enkele jaren op in het Friese Dan tumadeel, maar werd gevormd in Gronin gen. Wat bindt hem aan dat vlakke land? "Och ik kom er een enkele keer en iedereen kan na enkele zinnen horen, dat ik uit het noorden kom. Al spreek ik dan niet zoals Koekoek". (Jongeling imiteert de leider van de Boerenpartij.) „Dat hoeft nu ook weer niet. Het is op vallend, dat mijn vader onderwij zer was, ik ook een tijdje; en een aantal van mijn kinderen even eens in het onderwijs is terecht gekomen. Waardoor? Ik weet het niet". Waarom heeft Pieter Jongeling besloten niet terug te keren in de Tweede Kamer? Nog maar een drietal jaren geleden gaf hij immers te kennen, voorlopig door te zul len gaan. "Ik houd er niet van als oude man te blijven zitten. Ik heb weieens ge zegd: ik wil niet zoals de heer Van Dis sr. worden, alle capaciteiten van zijn kant ten spijt. Adenauer was op hoge leeftijd vief en vitaal. Churchill ook en ik zou me met dergelijke reuzen bepaald niet willen vergelijken. Ik word achtenzestig jaar en in ei gen gelederen zijn mensen met een behoorlijke veerkracht. Niemand is onmisbaar. Ik merk, dat ik ouder word, ik kan niet meer zoveel als vroeger. Boven dien is het Kamerwerk wel ver driedubbeld. Je kunt niet overal tegelijk zijn, alle stukken le zen. Dan liever nog een poosje meedoen in de eerste kamer. Je moet vijf minuten voor het amen de kerk uit zijn. En de teleurstellingen: abortus, defensie, in flatie? Pieter Jongeling gaat rechtop in zijn stoel zitten en zegt fel: „Die zouden een reden zijn geweest om nog langer door te gaan. Wij menen dat we een roeping heb ben. En dat tenslotte ja dat klinkt zo gek dat tenslotte..., ja dan zal het toch goed komen. We vechten ervoor, anders had ik het al lang opgegeven. Maar ik weet, het- KOMT goed". Na een stilte: „Ik ga niet als een teleurgesteld mens uit de Tweede Kmer „Ik heb dingen meege maakt die me erg veel verdriet hebben gedaan. Defensie, ja denk aan onze troepen op de Grebben- berg tegenover de driemaal zo sterke Leibstandarte Adolf Hit ler. Ze hebben beter gevochten dan we eerst hebben gedacht, maar wat moesten ze? Ik ben zo bang dat zoiets terugkomt. Of er ooit zo'n oorlog weer komt? Het is als met de brandverzekering, je neemt hem toch maar. Als je bij voorbaat de mensen met bere kenbaar halfslachtige wapens eropuit stuurt, dan doe je groot- kwaad. Heeft u nooit moede loos het hoofd laten hangen bij de grote hoeveelheid kamer werk, de specialis men, waarvoor de grote fracties alle maal terzakekundi- gen hebben? "Het is moeilijk, maar we hebben de beschikking over adviseurs. Goeie adviseurs. Mijn opvolger, de heer Schutte, bijvoorbeeld heeft me altijd prima voorgelicht over binnenlandse aangelegen heden. Je loopt óf de kantjes eraf of je werkt je te sappel. Een mid denweg is er niet. Ik zou voor beelden kunnen geven van men sen, van wie de partij, de aanhang niet weet, hoe ze eigenlijk de kan tjes eraf lopen. Een moei radiop raatje en dan denkt de achterban: ah, dat heeft-ie weer mooi ge zegd! Dat vind ik funest. En na die hartaanval? Toen moet u toch hebben afgewogen? "We hebben nooit echt meegedaan. Het beslissen in achterafkamer- tjes, de zachte gesprekken in de gangen, nee daarvoor zijn we al tijd te klein geweest. De ouwe jongens-sfeer, eventjes onder een glaasje port de koers uitzetten, dat ken ik niet. 't Zou me ook- niet zo liggen. Wie politici en poli tieke commentatoren over u hoort, wordt vaak getroffen door de achting die men u toedraagt. Leiders van andere kleine partijen wor den vaak door het televisiekijkende volk gezien als ver- maakbrengers. ,Ach ja, die gekken, die allemaal hun eigen stuntnummertje wil len opvoeren. Ik heb wel gevoeld, dat ik geen echte vijanden heb en dat vergemakkelijkt de taak wel. Misschien voelen de Kamerleden die vent meent het. Verder ont houd ik mij van persoonlijke aanvallen. Dat ligt me niet. Ik wil soberheid. Ik hoop dat er nog een derde factor bijkomt, maar mag je dat wel zeggen, maar ze zijn geent op historische gedachten. Die calvinistische grondtoon van onze gedachten is nog altijd aan wezig. Dat voelt men soms. GPV-fractievoorzitter Jongeling heeft diverse malen op het konink lijk bordes gestaan bij een kabinets formatie. Hier bij paleis Huis Ten Bosch in 1972. Weer fel zegt Pieter Jongeling: „Er is maar een weg. Als je daarbij zou sterven, nou ja, dan sterf je. Er zyn zoveel mensen die voor hun overtuiging hebben moeten sterven. Daar hoef je niet melod ramatisch over te doen. Je zelf wegvagen en maar zien. Geen er ger ding dan een leeg leven. Dan kun je beter sterven". We krijgen koffie en zelfgebakken cake van mevrouw Jongeling die haar man op spreekbeurten altijd vergezelt. Ze vertelt een enthou siast verhaal over de pijl en boog die haar man uit Suriname heeft meegenomen en een pop die hij in Spakenburg kreeg. Gemoede lijkheid alom. We vragen Pieter Jon geling naar zijn deel neming aan het echte politieke spel, waar aan velen op het Bin nenhof zijn verslaafd. Een man als Troelstra heeft eens tegen de Belgen gezegd: ja, jullie kennen dat niet. Hoe het calvi nisme eigenlijk iedereen in Ne derland heeft beïnvloed. Mij ook, zei Troelstra. Bepaalde klanken resoneren nog. Een KVP'er complimenteerde mij eens. Hij was het met me eens en bewonderde mijn moed. Ik zei: Moed? Ik kan het niet laten! Ik ben bang om dingen niet te doen. Koekoek heeft eens voorgesteld het salaris van de toenmalige mi nister Veldkamp met een gulden te verlagen. Een zinloos gebaar. Ik ben toen opgestaan en heb ge zegd dat ik er niet van houd een taktiek te volgen, die in het voet bal is ingeburgerd: als je de bal niet kunt raken, dan geef je de speler maar een flinke trap". Als we vragen naar ae dagelijkse gang van zaken voor pendelaar Jongeling, hoe hij eet of hij zich tussen de middag bemoeit met collega-kamerleden, barsten Pieter Jonge ling en zijn vrouw in lachen uit. „Tja moe der, wat zullen we zeggen?" Naar aanleiding van het ingezonden stuk van de heer Van der Waals (ex- medewerker bij de bibliotheek) in deze krant van afgelopen donderdag over het conflict tussen het personeel van de biblio theek in Leiden en het dagelijks bestuur willen wij de volgende reactie geven. Het verbaast ons erg dat de heer Van der Waals zich als verdediger meent te moeten opwerpen van het bestuur openbare bi bliotheek en zijn ex-collega's afschildert als onmondige mensen, die in paniek een actie organiseren. Het feit dat hij toen de hele zaak door de halstarrigheid van het bestuur begon te escaleren, in het buitenland was, zal wel de verklaring zijn voor zijn eigen gebrek aar feitenkennis. Ondanks onze boosheid over de onte rechte inmenging willen wij alsnog een reactie en correctie geven op zijn brief, ten behoeve van de lezers. Er bestond misschien wel een goede rela tie tussen Ad van der Waals en het bestuur, maar van zo'n relatie met het personeel als geheel kun je onmogelijk spreken; óók de heer Van der Waals is niet voor niets ver trokken. Verder heeft het personeel zich niet ongemotiveerd achter de gemeente geschaard, maar zich gemotiveerd tegen het bestuur gekeerd. Het is in het belang van de bibliotheek voorziening in Leiden, dat er een be kwaam bestuur komt te zitten, dat wil zeg gen, geen vrije-tijdsbesteders, die geen verstand van bibliotheek-zaken hebben, en dat is waar het personeel van de open bare bibliotheek voor vecht. Dat het bestuur in eerste instantie mede delingen van het personeel uit de krant heeft gelezen, ligt daaraan dat het niet al leen de mondelinge maar ook de schrifte lijke mededelingen van het personeel naast zich neer legt. Dit is o.a. een van de grieven tegen dit bestuur. Onze woede op het bestuur is het gevolg van zijn starre houding ten opzichte van de gemeente. Niet omdat wij wilden dat het zou zwichten voor onredelijke eisen, maar omdat het weigerde in te gaan op het aan bod van de gemeente om bij een gift van 8 miljoen plus de realisatie van drie filialen een bezit van 7 ton in te leveren. Dat wei gerde het bestuur om een stukje oneigen lijk particulier initiatief te beschermen. Het stelde aldus dit particulier initiatief boven het belang van de bibliotheek, ter wijl het slechts het belang van de biblio theek behoort te dienen; dat is het doel van de stichting. Hieruit blijkt dat dit bestuur ondeskundig is en moet aftreden om plaats te maken voor deskundigen en belanghebbenden Uit de gemeente. De heer Van der Waals zou toch moeten weten dat er niets belang rijker is dan een goede verhouding met de subsidiegever, te weten de gemeente, waar we per jaar zo'n 1,8 miljoen gulden van ontvangen. Durft de heer Van der Waals nu nog te spreken van onredelijke eisen??? Het feit dat er nu veel meer voor de biblio theek gedaan wordt dan in het verleden is mede te danken aan een gemeentelijk col lege dat nu eindelijk eens de voorzienin gen van de openbare bibliotheek serieus Wij hopen dat meneer Van der Waals zijn commentaar in het vervolg na wat meer overleg, misschien wel, met zijn ex- coliega's, zal publiceren. Enkele personeelsleden bij de bibliotheek H. PUNSELIE P. NIEROP H. A. OUDSHOORN W. STRAATHOF H. STRAATHOF L. H. VAN NOORT W. J. WARNING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 13