De buskruit-ramp van 1807
De mast kwam
terecht op
de Hooigracht
Explosie schiep ruine van "wel 200 huizen"
EXTRA
PAGINA 15
ZATERDAG 29 JANUARI 1977
Deze maand was het 170 jaar
geleden dat Leiden opge
schrikt werd door de legen
darische buskruitramp. Een
ooggetuige van dat gebeu
ren, in de namiddag van
maandag 12 januari 1807,
vertelde:
Bebouwing
Intussen waren de open vlakten
echter allang beplant met iepen
en populieren en was een deel
van de randbebouwing hersteld.
De oude Saaihal werd tussen
1807 en 1809 geheel opgeknapt en
ter beschikking gesteld van de
Leidse katholieke gemeenschap.
Sindsdien fungeerde het gebouw Een gapend gat viel op het terrein tussen de Nieuwsteeg en de tegenwoordige St. Lodewijkskerk. Vrij snel echter werden de
als St. Lodewijkskerk. puinhopen opgeruimd, waarna het "Plein der Ruïnes" deze aanblik bood.
Op 12 januari 1807 was het Koppermaandag, een feestdag
waarop de werkman gewoon was zijn natje en droogje in
de kroeg te halen.
De schipper van een in het Rapenburg gemeerd schip (met
een zeer gevaarlijke lading van 37.000 pond buskruit zón-
fier voorkennis van het stadsbestuur rustig de stad bin
nengevaren) loopt die dag om 3 uur in de Ketelboeter-
steeg "met sehellevis aan de hand, hy kon byna op zijn
beenen door beschonkenheid niet staan en liet zich in de
herberg nog een borrel geven".
Tegen vieren keert hij naar zijn schip terug.
In de buurt gaan de scholen uit. Een loopjongen bezorgt
een pakje. Een paar dienstboden zijn aan het werk, me
vrouw heeft theevisite.
Om kwart over vier ontploft de lading van het rampschip.
De schade is ontzettend. Vlammen laaien huizenhoog op,
gewonden schreeuwen om hulp. Het lijk van de schipper
wordt aan het Utrechtse Veer gevonden, de mast ligt op
de Hooigracht.
'Met een daverende
knal vloog op 12 ja
nuari -1807 een kruit
schip in Leiden de lucht
in. Een Amsterdammer
schreef naar huis:
"Tweehonderd huizen
zijn zo door elkaar ge
worpen, dat niet te
herkennen valt wat
straten, huizen, regen
bakken of tuinen ge
weest zijn
Ook de St. Lodewijks
kerk raakte zwaar be
schadigd.
'Mijn huis is geruïneerd en onbe
woonbaar dog nog niet geheel in
gestort. Mijn oudste meisje was
in de zijkamer en viel op het
ogenblik op de grond. Zij is aan
het linkeroog gekwetst, dog het is
niet gevaarlijk
Mijn broeder en zuster zijn beyde
gekwetst, doordien zij een ge
deelte van de schoorsteen in de
zijkamer op het hoofd gekregen
hebben; dog de wonden staan
goed Hun zoon is door het half
omvallen van een boekenkastje
behoed geworden van de balken
op het lijf te krijgen
Pook
Een jongetje van 9 jaar was met een
vriendje bij de kachel aan het spe
len. Ze maakten de pook gloeiend
om daarmee gaatjes in een stuk
hout te branden. "De slag en het
instorten was op 't ogenblik, dat
hij de pook op het houtje zette. Zij
wierden beyden naar binnen de
schoorsteen op elkander gesla
gen en de kagchel naast de lin
kerzijde van mijn zoontje neder,
waardoor zijn linkerarm ook
schrikbarend is gebrand.
Zij kwamen Godlof bij kennis en
het gillen en kermen hoorende
zeide het makkertje; Og mijn
God, nu ben ik oorzaak, dat alle
menschen sterven! denkende het
geval door de gloeyende pook
veroorzaakt te hebben".
Koning
s Avonds om 9 uur arriveerde de
inmiddels gewaarschuwde ko
ning Lodewijk Napoleon op de
puinhopen, waar hij tot in de
vroege morgen aanwezig was bij
de reddingswerkzaamheden.
Aan ieder die iemand redde
loofde hij een beloning uit.
Maar hij deed meen hij zond zijn
lijfartsen naar het zo getroffen
gebied, zorgde voor een aantal
Haagse brandspuiten, ongeveer
400 werklieden en het eerst be
nodigde kapitaal.
Goed voorbeeld doet volgen; in
korte tijd werden allerlei com
missies gevormd om geld bijeen
te brengen ter leniging van de
materiele schade. Een bedrag van
1.156.216.15 was het eindsaldo.
Een trieste aanblik moet de plaats
van de ramp geboden hebben.
Een Amsterdammer schreef naar
huis: "Aan beide zijden van de
Rapenburg-gracht ligt een ruïne:
misschien wel 200 huizen zijn zo
door elkaar geworpen, dat niet te
herkennen valt wat straten, hui
zen, regenbakken of tuinen zijn
geweest
Lodewijkskerk
Vooral het terrein tussen de
Nieuwsteeg en de tegenwoordige
St. Lodewijkskerk raakte zwaar
Het maken van
nieuwbou w-plannen
na de explosie
ramp stagneerde
spoedig. De zoge
naamde "Grote
Ruine" werd ge
bruikt als
exercitie-terrein
en voor studen
tenfeesten
Op de foto
(rond 1880 geno
men) oefende ar
tillerie op het
terrein.
beschadigd. Aan de zuidkant van
het Rapenburg concentreerden
de ergste verwoestingen zich op
het gebied tussen Garenmarkt.
Raamsteeg en Koepoortsgracht
(thans Doezastraat).
Lodewijk Napoleon nam de we
deropbouw krachtig ter hand. De
Leidenaars besloten niet bij de
pakken neer te "zitten, ze wilden
restaureren en waren zelfs van
mening dat deze gelegenheid
aangegrepen moest worden om
de al lang vergane bloei van de
stad te herstellen.
Al op 19 januari liet de koning een
advertentie in de Leidsche Cou
rant plaatsen, waarin architecten
werden opgeroepen om binnen
een maand een plan voor een
nieuwe bebouwing in te dienen.
In dat plan zouden moeten wor
den opgenomen een nieuw uni
versiteitsgebouw, stallen voor de
cavalerie, een kazerne voor de in
fanterie, een korenbeurs, een
twintig tot dertig villa's in een
park en een herinneringsmonu
ment. Het geheel kreeg de opzet
van een prijsvraag. Voor de beste
inzending werd een bedrag van
1000 uitgeloofd.
Overhaast
Ondanks de wel zeer korte tijd die
beschikbaar was gesteld en die
tot 1 april verlengd werd, kwa
men er nog diverse inzendingen
binnen. Spoedig begreep men
echter dat men wel wat overhaast
Nieuwe bouwplannen voor' het
ruïneterrein kwamen voorlopig
niet meer van de grond. De zoge
naamde Grote Ruïne, aan de
zuidzijde van het water, werd ge
bruikt als exercitieterrein voor
militairen. Het bleek bovendien
een ideale plaats voor de studen
tenfeesten bij universitaire lus
tra.
Van de Kleine Ruïne aan de andere
zijde van het Rapenburg werd in
1835 een stukje gebruikt voor de
bouw van de Petruskerk aan de
Langebrug. De restanten van
deze in 1933 afgebrande kerk be
horen nu tot de brandweerkazer
ne.
Op de hoek van Langebrug en
Steenschuur verrees in 1850 het
Nutsgebouw, terwijl tussen Lan
gebrug en Nieuwsteeg in de jaren
1856- 59 een laboratorium voor
natuur- en scheikunde, anatomie
en fysiologie werd gebouwd, het
Kamerlingh Onneslaboratorium.
Daarmee raakte de Kleine Ruïne
geleidelijk volgebouwd.
Over het gebrek aan plannen voor
het terrein aan de overzijde werd
echter in 1857 bij de 50-jarige
herdenking van de ramp door de
Leidsche Courant bitter ge
klaagd.
Nieuwe plannen
Enkele jaren later echter barstte de
plannenmakerij weer los. In 1867
leverde gemeente-architect
Schaap een plan voor de. bouw
van een groot concert- en ten
toonstellingsgebouw.
Toen besloten werd om de Stads
gehoorzaal te vernieuwen, kwam
er een nieuw plan voor de Ruïne,
waarbij in een parkachtige aanleg
rond het monument van de ramp
een hoeveelheid woningen van
diverse soorten en een enkel
schoolgebouw werden geprojec
teerd.
Intussen naderde het 300-jarig be
staan van de IJniversiteit en de
oude droom van een groot nieuw
academiegebouw stak de kop
weer op. Weer werd een prijs
vraag uitgeschreven en ruim tien
jaar lang was er voldoende ge
spreksstof over de verschillende
al dan niet geheel mislukte ont
werpen.
Die discussie was nog niet geëin
digd, toen in 1883 enige stukken
grond aan de zijkanten van het
terrein een definitieve bestem
ming kregen: aan de Garenmarkt
verrees de meisjes-HBS en aan de
Doezastraat het nieuwe gymna
sium.
Op het centrale gedeelte van de
Grote Ruïne kon het volgend jaar
een al jarenlang bestaande droom
van vele Leidenaars worden ge
realiseerd. Op 3 oktober 1884 kon
de feestredenaar prof. Matthijs de
Vnes constateren dat eindelijk de-
blijde dag was aangebroken,
"waarnaar wij zoo lang met
klimmend ongeduld hebben uit
gezien.
"Jubeltonen"
"Wel mogen feestzangen en jubel
tonen ruischen, om uitdrukking
te geven aan het vaderlandsch
gevoel, dat in dit uur ons aller
borst doorstroomt".
Het ging hier, zoals wel duidelijk
zal zijn, om de onthulling van het
monument voor Pieter Adria-
nesz. van der Werff, waarvoor
meer dan tien jaar was gestreden.
Rond het standbeeld werd twee
jaar later een park aangelegd,
terwijl intussen de discussie over
de bestemming van het reste
rende gedeelte van de Grote
Ruïne voortging.
Musea
De strijd werd uiteindelijk beslist
ten gunste van twee musea. Aan
de Garenmarkt werd in 1892 het
Rijksmuseum voor Geologie en
Mineralogie gebouwd, aan de
Raamsteeg verrees tussen 1899
en 1905 het enorme gebouw van
het Rijksmuseum van Natuur
lijke Historie. Daarmee was nog
juist voor de honderdste verjaar
dag van de ramp van 1807 het ge
hele terrein van de verwoesting
weer gevuld.
te werk was gegaan. De jury vopr
de prijsvraag, waarin o.a. de be
kende Amsterdamse stadsarchi
tect Abraham van der Hart zitting
had, kreeg opdracht met behulp
van de ingezonden plannen ver
der te werken aan een ontwerp
voor een academiegebouw en een
herinneringsmonument. Het
idee dat het oude Academiege
bouw aan het Rapenburg en de
eveneens weinig representatieve
Universiteitsbibliotheek vervan
gen zouden moeten worden door
een indrukwekkend nieuw ge
bouw kreeg dus de grootste aan
dacht.
Obelisk
Het resultaat van de werkzaamhe
den van de juryleden was dat er in
de zomermaanden een ontwerp
ter tafel kwam voor een groot
universiteitsgebouw, dat qua
vorm enige overeenkomst zou
vertonen met het Amsterdamse
Stadhuis (Paleis op de Dam).
Ook leverden de heren een ontwerp
voor een monument in, een meer
dan 20 meter hoge obelisk op een
zware sokkel, te plaatsen op de
plek waar die bewuste 12 januari
het kruitschip had gelegen.
Koortsachtig werd er voortgewerkt
aan een nadere detaillering van
de plannen, waarvan de uitvoer
ing op een bedrag van twee mil
joen gulden werd geschat. Op 12
januari 1808, precies een jaar na
de ramp, werd de eerste steen
voor de gedenknaald gelegd.
Maar veel verder dan de funder
ing en een deel van de sokkel is
men niet gekomen. De ambte
lijke molen was blijkbaar door de
grote activiteiten in het vooraf
gaande jaar dolgedraaid.
Alle werkzaamheden bleven stil
liggen. Men vond de plannen te
duur en wist niet waar men het
geld vandaan moest halen. Het
nieuwe academiegebouw raakte
geheel in de vergetelheid en over
het monument werd nog bijna
twintig jaar doorgezeurd, totdat
koning Willem I in 1837 besloot
dat het er niet zou komen.
Ingrid Moerman U §>(0]# (§>(|>(yi^
en Rudi Ekkart