STAD LEYDEN, iVIEUWEJAARS HEIL-EN ZEGEN WENSCII Opgedragen aan de Gr. Achtb. Heeren BURGEMEESTER en WETHOUDERS alsmede aan alle verdere RADEN, en INGEZETENEN der Door de STADS LANTARENLIEDEN, Met den aanvang van het Jaar MDCCCXXXV. Te Leydenbij A. van B E N T E NBoekverkooper op de Mare, C*e Tedenlc uw Schipper, mensch! gevoel toch utve waarde! Besef tot welk een floel jai jijt bellemd op aarde Op aarde slechts? O neen! uws Scheppers wijs beleid, Bestemde uw aanzijn hier tot zaalge onsterflijkheid. Waarom zondt Gij, O mensch! uw adel niet gedenken? Gijpronkstuk van *t Heelalwien alles hulde biedt Voor wien Gods Goedheid all* tot zaligheid wou schenken, Wiens Liefde alleen wat u tot nadeel is verbiedt. Wie op den Heer steeds let, op zijnen weg wil merken, Ziet in Hem overal de bron van heil en goed, Wiens WijsheidLiefde en Magt men leest op al 'zijn werken, Wie alles wat bestaat met vaderzorg behoedt, Moest het verschenen jaar die waarheid ons niet leeren? Hoe heerlijk stond niet all* op boom, en veld en gras! Scheen ons niet elke dag de vreugde te vermeeren? En was het ieder niet of 't Edens lusthof was? De lente prijkte op 't schoonst, kwam oog en hart verrukken. Wie meldt de wederga van 't geen de zomer bood? En in den herfst zag men den landman Juichend plukken, Den rijken overvloed uit *s aardrijks milden schoot. En thans, in wintertijd, nu zal *t weêr heerlijk wezen, Daar alles wat God wrocht hoogst wijs is en hoogst goed, Voor elk die Hem bemint en kinderlijk wil vreezen En zich aan Hem gewent, in voor en tegenspoed. Geen twist of tweedragt kwam Oud Nederland beroeren, Daar eendragtliefde en trouw ons leidden bij de hand Hij die steeds opwaarts ziethoe moet hem dat vervoeren Tot dankbaarheid aan God, in eiken kring en stand. Jazalig is de mensch die hier zijn God leert loven, Hij smaakt de ware rust, geniet ze meer en meer. En veilig loopt zijn pad naar 't Vaderland hier hoven Wat op den weg des grafs ook wisslen moog' of keer'. Die wijze en vrome zin beziel, den dierbren Koning, Cod zij zijn hulp en troost in zijn* verheven stand, Zoo ga Hij vrolijk voort naar zijne hemelwoning, Doch blijv' nog lang gespaard tot heil van *c Vaderland! Het Koninklijk Geslacht deele in Gods besten zegen Het blijv* voor ramp en druk en allen leed bewaard, Gods vaderlijke zorg bestuur* Hen op zijn* wegen, Zij Smaken hemelvreugd reeds op hun pad op aard'! Dat hemel wijsheid dale in 't hart van 's Konings Raden, Op dat hun Wijs beleid het land ten voordeel zij, Gods milde zegening bekroone al huune daden Zij wói-de.-, «eeds verblijd door 't heil der maatschappij Des Heeren oog zij steeds op Leadens Burgervadren, <?p dat door hun béstuur en bloei en vreugd vermeêr', Moog niets wat smartlijk is Hen of bun Huis ooit nadren Zij deelen in het heil van God den Opperheer l Zij die voor orde en wet zoo tronwlijk blijven waken Zij smaken ware rust en vrede in hun gemoed, En moest tot hunne smart de dood een hunner naken Ras wordetot hun' troost t dat zwaar verlies vergoed Moog Lejdens Hoogeschool dit jaar weer heerlijk bloeijea En Leer aar en Student zijn werk gezegend zien, Der Curatoren zorg Haar welvaart steeds doen groeijen God will', tot aller vreugd', daar toe zijn* hulpe bién Zijdie naar 't Godlijk woordden weg des heils ons leeren Zij zien hun werk bekroond door zegen van den Heer} Op dat en Christenzin en wijsheid steeds vermeêren, En men den Heer steeds vreeze en leve tot zijne eer! Der Ouderlingen werk en der Diak'nen zorgen Zij 't voorwerp weêr, dit jaar, van Hemels zegening, Gods alziend* vaderoogwaar voor niets is verborgen Zij zegenrijk op Henin eiken stand en kring 1 De Landmagt van den Staat geniet* dit jaar Gods zegen De Zeemagt worde op nieuw door zijne gunst behoed De Heer besture Hen, op alle hunne wegen, Hun oog zij steeds op Hem, Hij sterke hunnen moed! Moog Leydent Schutterij dit jaar Gods gunst genieten Tot onzer aller vreugd gelukkig weêr gekeerd, Moog' milde Zegening voor Hen als stroomen vlieten Zij deelen in de gunst van Hem die 't all* regeert! Hij die ons werk bestuurt zij 't voorwerp van Gods zegen, De Heer zij met zijn Huisin allen weg en stand, Van ieder hunner worde Godsvtucht mild verkregen, Zoo gaan zij welgemoed, naar 't hemelsch Vaderland'. Moog Leydens Burgerschaar dit jaar die wijsheid leeren, Met oog en hart te zijn bij Godin vreugd en strijd Dan zal elks zielenheil op 't heuchelijkst vermeêren Dan gaat men vrolijk heen naar 't oord der zaligheid. Dit is de hartenwensch va« Uw DfV. Dienaren De Werkers van Stads Licht. a/ t ie n

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 17