Beenmergtransplantatie: ingrijpende zaak aanvaardbaar voor patient? Welke kans is DONDERDAG 23 DECEMBER 1976 PAGINA 17 Sinds 1974 worden er in het Isolatie Pa viljoen van het Instituut voor Radiopa- thologie en Stralenbescherming, op het terrein van het Leidse Academi sche Ziekenhuis, beenmergtransplan taties verricht bij volwassen patiënten die lijden aan aplastische anemie of acute leukemie. Beide categorieën van patiënten hebben één ding gemeen: als ze niet adequaat worden behandeld, zijn ze ten dode opgeschreven. Bij aplastische anemie stagneert de aanmaak van bloedcellen in het been merg, terwijl bij een acute leukemie een kwaadaardige woekering van on rijpe witte cellen optreedt, die de af weer van het lichaam tegen infecties en bacteriën en de vorming van bloed- plaatjes - o.a. nodig om bloedingen tegen te gaan - aantast. Tot op de dag van vandaag worden de meeste mensen die aan deze ziekten lijden met allerlei middelen (bijv. cy- tostatica middelen tegen kanker ziekten) behandeld. Maar nog altijd is volledige genezing uitgesloten. Voor een aantal patiënten echter is de kans op genezing dank zij de mogelijk heid van beenmergtransplantatie iets vergroot. Met nadruk: een aantal pa- tienten. Want niet iedereen beschikt over een donor - broer of zuster - die een vergelijkbare „weefseltypering" heeft. En dat is een absolute voor waarde voor een beenmergtransplan tatie. De kans op genezing door middel van een beenmergtransplantatie bij patiën ten met aplastische anemie, zo leren gegevens uit de Verenigde Staten, is intussen vrij redelijk. Bij patiënten met een acute leukemie is die kans echter kleiner. In het laatste geval wordt al gemeen aangenomen dat 15 tot 20 pro cent van de beenmergtransplantaties tot genezing leidt, zoals ook is vastges teld in de Amerikaanse plaats Seattle (Washington), waar deze transplanta ties bij acute leukemie-patienten op vrij grote schaal (tot nu toe bij zo'n 120 patiënten) zijn uitgevoerd. In Leiden - de enige plaats in Nederland waar beenmergtransplantaties worden gedaan - zijn inmiddels redelijke resul taten bereikt met beenmergtransplan taties bij volwassenen met aplastische anemie - en ook bij kinderen. Bij de eerste categorie zijn van de tien patiën ten die een transplantatie ondergin gen, er nog vier in leven, van wie de laatst getransplanteerde patient alweer 330 dagen na de transplantatie. De resultaten bij patiënten met een acute leukemie zijn, zoals gezegd, minder hoopgevend. Van de zes pa- tienten die in Leiden werden getrans planteerd, is niemand meer in leven. Twee patiënten hebben weliswaar nog zes maanden na de transplantatie ge leefd, maar uiteindelijk overleden zij, evenals de overige vier patiënten aan complicaties. Voorwaarden Voor het ondergaan van een beenmerg transplantatie moet de patient be schikken over een donor, waarvan de (zeer uiteenlopende soorten) bloed groepen overeen moeten komen met die van de ontvanger (patient). Een andere voor waarde is dat de patient een goede mentale instelling moet hebben en ook over een zeer groot doorzettingsver mogen moet beschikken. En niet in de laatste plaats: de beenmergtransplan tatie zelf moet willen. Voordat de beenmergtransplantatie wordt uitgevoerd, krijgt de patient een bepaalde voorbehandeling om te voorkomen dat de te transplanteren beenmergcellen van de donor door de ontvanger als vreemd worden ervaren en worden afgestoten. Daarom wordt het afweermechanisme van de patient lamgelegd door het toedienen van een zeer hoge dosis geneesmiddelen en door het al of niet bestralen van de pa tient met een eveneens zeer hoge dosis radioactieve straling. Als het afweerapparaat in het lichaam is lamgelegd en er dus vrijwel geen anti lichamen meer kunnen worden ge vormd, kunnen de beenmergcellen van de donor - door inspuiting in de ader - ongestoord het lichaam van de ontvanger worden ingelaten, waar ze vervolgens kunnen rijpen tot bloedcel len. Het zal duidelijk zijn dat als de afweer is lamgelegd, de patient een verminderd weerstandsvermogen heeft. Hij moet dus worden beschermd tegen infec ties. Daarom wordt de patient onder gebracht in een zg. laminair down flow isolator, een soort tentachtige ruimte van zo'n twee bij drie meter, waar een reguleerbare, ongewervelde lucht stroom doorheen wordt geblazen om te verhinderen dat er bacteriën de ruimte binnendringen. De isolatoren waarvan het isolatiepavil joen er drie heeft, zijn grotendeels van plastic, waarin rubber handschoenen zijn gemonteerd voor de aanvoer van steriel voedsel en medicijnen. De pa tient verblijft minimaal zes weken in deze ruimte, maar soms ook enkele maanden. Al die tijd is hij of zij versto ken van alle dingen waar ieder mens normaal gesproken aan gewend is: pri vacy, bewegingsvrijheid, lichamelijk contact en sexuele omgang. Rijpingsproces Het rijpingsproces van de beenmergcel len tot bloedcellen in het lichaam van de patient duurt gewoonlijk zo'n tien dagen tot twee weken. Meestal slaat het te transplanteren beenmerg goed aan en krijgt de patient een goed „bloedbeeld". Maar daarna kunnen er complicaties ontstaan, die zeer ern stige gevolgen kunnen hebben. Zoals bij de „graft versus host" ziekte. Hier bij herkennen de beenmergcellen van de donor de ontvanger als vreemd en gaan de ontvanger aanvallen. Het ge volg is dat er ernstige huid- en darmaf wijkingen en leverstoornissen ont staan. Ook kan de patient na de transplantatie een longontsteking oplopen en als derde mogelijke complicatie kan de leukemie terugkeren. Een afdoende behandeling tegen al deze complica ties is er nog niet, al kunnen niet al te ernstige vormen wel worden genezen. Beslissing Ofschoon het de patient is die uiteinde lijk beslist of de beenmergtransplanta tie al of niet wordt uitgevoerd, zal zijn relatie tot zijn behandelend arts - en diens advies - meestal bepalend zijn voor zijn beslissing. Hoe goed de voor lichting aan de patient ook geweest is, de patient kan nooit voor de volle hon derd procent overzien waarvoor hij toestemming geeft, omdat het resul taat tot het einde toe onvoorspelbaar blijft. Aan de andere kant rijst de vraag in hoeverre het menselijkerwijs ge sproken nog verantwoord is op deze wijze met de beenmergtransplantatie door te gaan, gezien bijvoorbeeld de tot nu toe bereikte resultaten bij patiënten met een acute leukemie. En de som- stijds afschuwelijke complicaties waaraan de patient wordt blootgesteld. Twaalf jaar geleden werd op het terrein van het academisch ziekenhuis in Leiden het Instituut voor Radiopathologie en Stralenbescherming opgericht, nu het inter universitaire Dr. A. J. Cohen Instituut geheten. Er werd een isolatiepaviljoen gebouwd met de bedoeling om slachtoffers van stralingsongevallen bij kernexplo sies op te vangen. Maar omdat niet te verwachten viel dat het paviljoen een grote toeloop zou krijgen, werd de doelstelling later iets verruimd: er zouden patiënten met soortgelijke afwijkingen worden behandeld, d.w.z. patiënten bij wie het beenmerg niet of onvoldoende bloedcellen vormde. Alvorens er in 1974 tot beenmergtransplantaties werd overgegaan, functioneerde het paviljoen nog enkele jaren als behandelingsruimte voor kankerpatiënten, pa tiënten met bloedziekten en patiënten bij wie een niertransplantatie werd verricht. Discussie in Leiden rondom medisch- ethische aspecten van transplantatie LEIDEN - De transplantaties van beenmerg bij volwassen patiënten die lijden aan een acute leukemie staan in Leiden sinds kort ter discussie. Na zes transplantaties - en zes patiënten die aan de complicaties ervan zijn overleden - is er een "periode van bezinning" aangebroken. Een periode waarin zowel de medische staf als de verpleegkundigen zich afvragen of ze de ingeslagen weg wel moeten vervolgen. Op verzoek van de afdeling haema- tologie (bloedleer) zal de medisch-ethische commissie van het stafconvent (adviesorgaan van de medische staf voor het be stuur) in het academisch zieken huis zich waarschijnlijk nog in januari met dit probleem gaan bezighouden. Bij de betrokken medische staf en verpleegkundi gen is de discussie evenwel al enige tijd aan de gang. Daar vraagx men zich aan de ene kant af of men de patient een kans op genezing wel mag ont houden. Aan de andere kant rijst echter de vraag of men de patient een beenmergtransplantatie nog wel mag aandoen. Want een transplantatie is een ingrijpende zaak. Vooral de mogelijke com plicaties na een transplantatie houden de betrokkenen erg bezig en doen een zwaar beroep op de mentale instelling van de patient. Op dat laatste werd overigens al eerder de aandacht gevestigd door een verpleegkundige die ge ruime tijd op de beenmergtransplantatie-afdeling in Leiden heeft gewerkt. Ruim een jaar geleden schreef zij een scriptie, getiteld "In de tent ge lokt. Gedachten rond de begelei ding van de streng geïsoleerde patient", waarin zij een beschrij ving gaf van de toen heersende omstandigheden, die overigens volgens de direct betrokkenen inmiddels ten gunste zijn veran derd. De verpleegkundige constateerde: "Gedurende het schrijven van deze scriptie realiseerde ik mij steeds duidelijker dat het Isolatie Paviljoen in de eerste plaats be staat ter bevordering van de we tenschap op het gebied van de beenmergtransplantaties". En: "We zien dat op technisch me disch gebied aan de ziekte van de patient intensief wordt gewerkt. Op geestelijk gebied echter, met name de strijd met de dood (het is alles of niets), die van de zieke reeds een eenzaam individu maakt, en het daarbij komende isolement, heeft men weinig hulp en begeleiding geboden". Ook ging de verpleegkundige in op de ingrijpende behandeling en het isolement van de patient.. Terwijl zij over de voorlichting schreef: "Mensen die ernstig ziek zijn, hebben er over het algemeen alles voor over om weer gezond te worden en klampen zich dan aan ieder strohalmpje vast. Wanneer een ernstig zieke patient in ons geval dan moet beslissen of hij deze behandeling zal ondergaan, zal hij zeker toestemmen. Ook al is de voorlichting omtrent deze behandeling en de duur ervan zeer vaag". Vervolgens bepleitte de verpleeg kundige een grondiger begelei ding op psycho-sociaal gebied. Er zou een team moeten komen met behandelend artsen, verpleeg kundigen, maatschappelijk werkster, psycholoog/agoog, pastor, psychiater, fysiothera peut en een arbeidstherapeut. Een team dat zich vanuit diverse invalshoeken met de problemen van de patient zou kunnen bezig houden, zoals de inrichting van de ruimte waarin de patient ligt, de voorlichting, de vraag in hoe verre de patient tegen de behan deling bestand is en de relatie met de familie, die de patient veelal dagelijks omringt. "Hope lijk is dit niet slechts een utopisch idee van mij, maar een toekomst beeld dat binnen niet al te lange tijd verwezenlijkt kan worden", aldus de verpleegkundige in haar scriptie. "Verwrongen zaak" Dr. Cocq A. Hartgrink-Groeneveld, directeur van het isolatie paviljoen, noemt de scriptie "een verwrongen zaak waar ik niet erg gelukkig mee ben". Weliswaar is zij het eens met de stelling dat de problemen rondom de begelei ding nog onvoldoende zijn opge lost. Maar aan de andere kant wijst ze erop dat er in de scriptie gegevens zijn verwerkt die af komstig zijn uit de beginperiode van de moderne isolatie techniek. "Sindsdien is er al weer veel veranderd, waardoor een deel van de genoemde bezwaren gelukkig tot de verleden tijd be horen". 'Ik heb sterk het gevoel", zegt dr. Hartgrink, "dat de scriptie het medische team een beetje afvalt. En dat zijn juist mensen die met de begeleiding altijd heel hard bezig zijn geweest, soms 48 uur achter elkaar. De indruk die hier wordt gewekt als zou de medis che staf er zonder enig menselijk gevoel tegenover staan is onjuist. Toen de discussie ontstond over het al of niet doorgaan met de transplantaties kwam die uit de hoek van de medische staf. Ook zij hebben, even goed als de ver pleging, hun twijfels. Het is juist het gevoel zo vaak met de rug tegen de muur te staan als de ge vreesde complicaties optreden, dat hen heeft doen besluiten om raad te vragen". Voorlichting Dr. Hartgrink erkent overigens dat de voorlichting aan de patient een groot probleem is. Maar be strijdt met grote nadruk dat de patient, zoals de scriptie sugge reert, in de tent gelokt zou wor den. Zij zegt "Het is een moei lijke zaak, omdat je iets moet uit leggen dat nauwelijks te overzien is. Bovendien moet je al die me dische termen die wij gebruiken, begrijpelijk maken. Dat doet dan de behandelend arts. En na het eerste gesprek gaat de patient naar huis en heeft er dan meestal nog niet de helft van begrepen. Dan komt hij terug en dan kan hij vragen gaan stellen. En dan kij ken wij of hij het heeft begrepen". 'In het algemeen gaan wij ervan uit dat als het medisch-technisch ge zien kan en als de patient die beenmergtransplantatie wil, dat we dan zeggen: ja, we doen het. Kijk, je kunt wel zeggen dat de kans op genézing bij een zoge naamde conservatieve behande ling nul is. En dat er bij een beenmergtransplantatie, af gaande op mondiale gegevens, voor sommige ten dode opge schreven patiënten toch een kans in zit. Dat schetsen we dan ook tegenover de patient. En ik weet uit eigen ervaring dat er niemand in de tent wordt gelokt. Ik heb een jongen meegemaakt, ge trouwd, een kind, die een acute leukemie had. Hij had op de afde ling gelegen en hij had een donor. En van anderen had hij gehoord, gezien en begrepen hoe het zou zijn. Toen zei hij:- als het zover met mij is dat je met een niet al te ingewikkelde therapie niets meer voor mij kunt doen, zeg het me dan eerlijk, dan pak ik mijn kof fers en wil ik nog een paar weken in de zon liggen. En voor het laatst genieten van wat ik heb mogen hebben". In navolging van de scriptie van de verpleegkundige is dr. Hartgrink zeker ook voorstandster van een zg. multi-disciplinair team dat zich met de begeleiding van de patient en de medewerkers gaat bezighouden. "Er zijn nog veel ernstige complicaties in de be handeling en de begeleiding is nog niet optimaal. Maar we moes ten nu eenmaal altijd roeien met de riemen die we hadden. Intus sen kunnen we een beroep doen op de dienst maatschappelijk werk, de dienst geestelijke ver zorging en vele andere vrijwilli gers op psycho-sociaal vlak. Maar het is nog lang niet ideaal". Veraangenaming Sinds er in het isolatiepaviljoen de eerste beenmergtransplantatie werd gedaan, is er veel veran derd. Het drie man tellende beenmergtransplantatieteam (de internisten prof. dr. J. J. van Rood, dr. Hartgrink en F. E. Zwaan) weet zich intussen door zeer vele medewerkers omringd en werkt nauw samen met vrijwel alle afdelingen van het acade misch ziekenhuis en o.a. TNO in Rijswijk. Ten behoeve van de patient wordt er volgens dr. Hartgrink intussen alles aan gedaan om zijn omstan digheden zoveel mogelijk te ver aangenamen. Zo zijn er aan de drie isolatoren re centelijk drie zg. pukkels vastge- bouwd. ofteweï ruimten waarin de patiënten zich wat vrijelijker kunnen bewegen. En bovendien zijn er plannen om twee kamers op soortgelijke wijze in te richten. Waarmee vermoedelijk een be langrijk psychologisch winst punt zal worden geboekt, omdat dan het tent-idee wegvalt. Bezinning Inmiddels zijn de medische staf en de veipleegkundigen rondom het isolatie-paviljoen, zoals gezegd, in een stadium van bezinning aangeland. Een stadium, waar volgens dr. Hartgrink, welover wogen op aan is gestuurd. "Toen wij in 1974 met de transplantaties bij patiënten met een acute leu kemie begonnen, hebben we af gesproken dat we zes beenmerg transplantaties zouden doen en dan de resultaten zouden bezien om te kijken of er wijzigingen moesten worden aangebracht in het protocol dat we voor onszelf hadden vastgesteld. En daarbij zouden we dan ook de psycho sociale factoren betrekken". "Nu bevinden de transplantaties zich in een therapeutisch sta dium. En er is alleen nog veel ex perimenteel werk nodig om ach ter de juiste behandeling van de gevreesde complicaties te ko men. Daar zijn we nog niet uit. En als je dan de medisch-ethische aspecten bekijkt en je vraagt je af: welk percentage kans is accepta bel om deze agressieve behande ling aan de patient aan te bieden, dan kan ik daar momenteel geen uitspraak over doen. Aangezien deze zaak nog met de medisch- ethische commissie moet worden besproken". Een van de isolatoren in het isolatiepaviljoen: een soort tent-achtige ruimte waarin de patiënt zes weken tot enkele maanden verblijft. Door Wim Wirtz

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 17