Stijlen laatste 150 jaar: bonte verzameling ZATERDAG 11 DECEMBER 1976 ■k De Jugendstil gevel van (Hassel- man en) Pander met gemoderni seerde begane grond: te vinden in Amerikaanse leerboekjes over ar chitectuur. Geen beschermd mo nument. k Detail van een kledingzaak in de MaarsmansteegDergelijke om lijstingen van etalages zijn veel te vinden in Leidenbijvoorbeeld langs de Nieuwe Rijn. i de Stadsgehoorzaal lijkt een bont uitgedoste tempel met timpaan (driehoekige bovenbouw) e LEIDEN - "We gaan niet heel Neder land beschermen, het moet karakte ristiek zijn". Deze uitspraak van P. S. Blaauw, chef gemeentelijke monu mentenzorg, geeft weer waar het in de monumentenzorg om draait. Wat ka rakteristiek is voor de bouwkunst tot de achttiende eeuw is over het alge meen geen twistpunt, maar wat moet behouden blijven van de negentiende en twintigste eeuw? Voob sommigen verdwijnt meer dan hun lief is: er wordt gevraagd om een beter beleid ten aanzien van "jonge monumen ten". Leiden kwam enige maanden geleden landelijk in de aandacht door de af braak van een bijzonder, onvervang baar pand. Het ging om een hoekige grijze pakhuis van V en D aan de Aalmarkt, dat het internationaal be kende architectenbureau Brink man/Van der Vlugt vijftig jaar gelden bouwde voor Van Nelle. Deze archi tecten bouwden in Rotterdam tevens de fabriek voor Van Nelle, die in de architectuurgeschiedenis een unieke plaats inneemt, ook internationaal gezien. Nieuwe zakelijkheid werd deze revolutionaire, bouwstijl ge noemd. Van deze stijl zijn weinig voorbeelden te vinden. De afbraak van het pand aan de Aalmarkt wordt door velen betreurd als het ernstige verlies van een van de weinige ge bouwen in Leiden van internationaal belang. Hoe kon deze afbraak ongestoord plaatsvinden en hoe wordt een herha ling voorkomen, zijn de vragen die bij deze geschiedenis opkomen. Verder zou er een discussie moeten komen over de Leidse panden van de laatste honderd jaar wat vinden we de moeite van het behouden waard en wat niet? Daarbij moet in het oog ge houden worden dat de wet de grens stelt alleen gebouwen van vijftig jaar of ouder mogen op de monumenten lijst komen. Het pand a^if de Aalmarkt stond niet als monument geregistreerd, er gold dus geen speciale bescherming voor. Blaauw vertelt dat hij er ook weinig voor had gevoeld dit pand op de lijst te laten zetten (via de in Zeist geves tigde Rijksdienst voor de Monumen tenzorg en het ministerie van CRM), gezien de plaats van dit strakke mo derne pand in de historische omge ving van de Aalmarkt. De sloopaan- vraag voor het pand kon niet gewei gerd worden. Omdat het pand geen monument was had de dienst monu mentenzorg er niets over te zeggen, en Bouw en Woningtoezicht hadden geen gronden om de sloopvergun- ning te weigeren. De registratie van monumenten in Lei den is tot ongeveer 1850 compleet; tot circa 1829 is het nodige beschermd. Een willekeurig aantal panden van na die tijd is op initiatief van Blaauw tot monument verklaard (zoals de Leidse schouwburg van 1869) maar er wordt niet aan een systematische registratie gewerkt zoals gedaan is met de pan den van voor 1850. Blaauw geeft toe dat er geen werkschema is: "Je hebt nog wel meer te doen". Door studenten in de kunstgeschiede nis is, onder leiding van prof. Terwen. enige jaren geleden een lijst opge steld met panden in de binnenstad die dateren van de negentiende en twintigste eeuw. Deze inventarisatie is zeer globaal geschiedt. Er wordt helaas niets met deze docu mentatie gedaan. Het zou nuttig zijn als deze verzameling kaartjes (met daarop enkele gegevens van het ge bouw en een fotootje) doorgenomen zou worden aan de hand van een aan tal normen, om zo vast te stellen welke gebouwen perse behouden moeten blijven. Zo zou systematisch gewerkt kunnen worden aan de be scherming van negentiende en twin tigste eeuwse panden. Verder zou er op gelet moeten worden welke pan den karakteristiek genoeg geacht moeten worden om voor enige be scherming in aanmerking te komen. Dit laatste in verband met het be schermde stadsgezicht. Binnen afzienbare tijd zal de Leidse binnenstad waarschijnlijk een zoge naamd beschermd stadsgezicht wor den. Dat betekent dat een speciale bescherming gaat gelden voor het geheel van gebouwen, straten en grachten in de binnenstad. Ook pan den die op zich geen monument zijn moetqn dan zoveel mogelijk gehand haafd blijven. Sloop en nieuwbouw blijft mogelijk, mits Dassend in het geheel. Vooruitlopend op de officiële regeling van het te beschermen stadsgezicht wil Blaauw daar al reke ning mee houden, maar er zijn weinig harde maatregelen te nemen zolang de regeling nog niet geldt. Het is nu meer een kwestie van proberen te bemiddelen, aldus Blaauw. Wat beschouwd kan worden als een ze ker nadeel van de regeling is dat de nadruk gelegd wordt op het Leiden van de zeventiende en achttiende eeuw. Dat is de tijd waar de monu mentenbeschermers gewoonlijk toch al de meeste aandacht aan schenken. Zo dreigen de latere eeuwen echter te weinig aandacht te krijgen. Terwijl er toch in de stad genoeg panden zijn van de laatste honderd jaar die het gezicht van bepaalde punten in de stad bepalen. Juist ook het mengsel van stijlen geeft Leiden een afwisse lend beeld. Zo zijn er nog enkele etalages te vinden die niet gemoderniseerd zijn, maar behouden bleven in de oorspronke lijke sierlijke Jugendstil. De gevel van Pander in de Breestraat heeft zijn majestueuze uiterlijk behouden, on danks de vernieuwing van de begane grond. Rond de Maarsmansteeg zijn enkele stijlvolle panden uit het begin van deze eeuw behouden. Let bij voorbeeld eens op de sierlijke omlijs ting van de etalages van de kleding, zaak op de hoek Breestraat/Maars- mansteeg. Als men in de steeg gaat en in het portiekje direct naast de winkel gaat staan, kan men aan de overkant de zeer verfijnde gevel van architect Jesse (1913) zien (let niet op de bruut gemoderniseerde begane grond). De naaimachinehandel verderop heeft een nog geheel gave gevel: een op merkelijke combinatie van staal en gladde steen. De platenzaak er schuin tegenover heeft dezelfde soort staal constructie, die ook elders in het cen trum veel te vinden is. Het zou jammer zijn als, door de nadruk op de zeventiende en achttiende eeuw. de karakteristieke mengeling van de verschillende tijden en stijlen verloren zou gaan ten koste van aan de aandacht ontschoten monumen ten van de laatste honderdvijftig jaar TOM MAAS In de negentiende en twintigste eeuw is er een grote verschei denheid aan stijlen geweest. Door de hele negentiende eeuw heen speelden allerlei neo stijlen een grote rol. Op het eind van de achttiende eeuw was het classicisme herleefd: men richtte zich, ook in het bouwen, op de Romeihse en Griekse oudheid. De Koombeursbrug met zijn zuilen en tempelach tige opbouw is een duidelijk voorbeeld van deze stroming» Uit Engeland waait rond 1830 de neo-gotiek over waar Willem II wel door gecharmeerd was. Hij liet enkele paleizen in deze stijl bouwen. Verder treft men deze neo-gotiek veel aan bij kerke- bouw en romantische en land schappelijke bouwwerken. In de neo-gotiek spelen de zuilen en ribgewelven niet meer die essentiële rol in de constructie als vroeger, het is een uiterlijk, bepaald door gips en pleister werk. Het gemeentearchief aan de Boisotkade met z'n spitse smalle ramen is neo-gotisch. De romantiek van deze laatste stroming zet zich voort in het eclecticisme: men gaat gebruik maken van allerlei stijlen uit vele landen om gebouwen van uitbundige ornamenten te voorzien; soms wordt er rijke lijk gebruik gemaakt van gietij zer in allerlei vormen (Stadsge hoorzaal). Van 1880 tot 1895 heersen nog al lerlei neo-stijlen: neo-grec, neo-gotiek (kerken) en neo- k Stadsarchitect Schaap liet in de negentiende eeuw zijn sporen na: naast deze school aan de Boom- markt (1870) bouwde hij ook nog scholen aan de Pieterskerkgracht en het Plantsoen. Deze school is helaas enigszins verwaarloosd, maar blijft een stijlvol voorbeeld van Schaaps "pleisterarchitec- tuur". Het is geen beschermd mo nument. Het bedrijfsleven heeft voorstellen gelanceerd dit ge bouw op te ruimen om ruimte te scheppen voor een "parkeerdek". (Foto links). k Een verwaarloosdmaar ver fijnd geveltje dat de meeste men sen ontgaat: boven Menuet in de MaarsmansteegEen zeer ingeto gen voorbeeld van Jugendstil uit 1913 van architect Jesse. (Foto rechts) renaissance (wereldlijke ge bouwen). Deze neo-stijlen worden dan verdrongen door een soort Jugendstil (in België art nouveau genoemd). Deze kleurrijke stijl vol weke, ronde vormen werd vooral voor bij zondere gebouwen gebruikt. Sociale woningbouw kwam er niet aan te pas bij deze mooi- bouwers. In Leiden zijn veel voorbeelden van allerlei vor men van Jugendstil te vinden, maar de echte grote Jugend- stilwerken moet men in Den Haag en Amsterdam (Tu- schinski) zoeken. Pander in de Breestraat is een mooi voor beeld en bekend om zijn voor die tijd unieke constructie. Tot 1925 zullen de traditionele stromingen blijven bestaan naast alle andere stromingen. Dan pas zal de verticale stapel bouw, waarbij de ene complete verdieping op de andere gesta peld wordt, vervangen worden door de skeletbouw, waarbij men eerst het geraamte neerzet van een gebouw dat vervolgens opgevuld wordt. Bij deze laat ste bouwmethode kan een ge bouw er horizontaler uit gaan zien bijvoorbeeld door gebruik van bredere ramen. De skelet- bouw zal uiteindelijk van door slaggevende betekenis bljiken te zijn voor het uiterlijk van moderne gebouwen. Maar nog voor het zover is zorgt Berlage voor een omwenteling door een ongekend sobere vormgeving. Berlage ging er van uit dat het gebruikte mate- k Mooi of lelijk, de Stadsgehoor zaal trekt de aandacht met z'n bont uitgedoste gevel. Een mooi voorbeeld van eclecticisme: uit bundige ornamenten van allerlei stijlen, rijkelijk gebruik van giet ijzeren versieringen. Karakte ristiek, maar geen beschermd monument. riaal kenbaar moest zijn, en dat ornamenten slechts op de daarvoor geëigende plaatsen mogen worden toegepast. De beurs van Berlage aan het Damrak in Amsterdam is van grote betekenis geweest. Kropholler, volgeling van Ber lage, bouwde de St Petrus- kerk aan de Lammenschans en het daaromheenliggende woonwijkje. In de stijl van Ber lage werden in Amsterdam verschillende woonwijken ge bouwd voor de minder dr'aag- krachtigen. Van expressionisme in de bouw kunst kan gesproken worden als het gaat over de stroming die tegelijkertijd (vanaf 1911) optrad: de Amsterdamse School. Door gebruik te maken van constructies van gewapend beton waren in de gebouwen van de Amsterdamse School voor het eerst de horizontale lijnen opvallender dan de ver ticale. Deze School bouwt woonwijken in baksteen waar bij van uitbundige versiering sprake is. Op zeer expressieve wijze wordt baksteen gebruikt in golvende vlakken. In de late re, strakkere periode van de Amsterdamse School bouwde C. J. Blaauw de raadhuizen van Leiden en Alphen aan den Rijn. Deze School kwam tenslotte in de loop van de jaren twintig uit bij het internationale expres- sionisme onder invloed van de grote Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright. Daarbij werden de bouwblokken op sprekende wijze gegroepeerd, er werd gebruik gemaakt van grote luifels en dakoversteken in plaats van de bekende kleine regengoot aan de voorkant van een huis bijvoorbeeld. Het raadhuis van Hilversum (Du- dok van Heel) geeft iets ervan De Nieuwe Zakelijkheid trok (vanaf 1925) de lijn van Berlage door in een andere richting: ook hier wilde men het mate riaal laten zien (beton en staal) en het niet aan het oog onttrek ken door een bakstenen be- metseling. In de Nieuwe Zake lijkheid vond de echte door braak van skeletarchitectuur plaats. Omdat het gebouw steunt op zijn kolommen, en niet meer op de muren, zijn de gevels alleen nodig als afschei ding van binnen en buiten: er kan veel gebruik worden ge maakt van glas. Veelvuldig treft men wit pleisterwerk aan op de bakstenen buitenmuren. Omdat de opdrachten voor deze revolutionnaire architec ten schaars waren is er van de Nieuwe Zakelijkehid nog maar weinig over. Het pakhuis van Van Nelle aan de Aalmarkt was gebouwd volgens de regels van de Nieuwe Zakelijkheid. De Nederlandse richting in deze internationale beweging stond sterk onder invloed van het blad De Stijl dat grote witte vlakken binnen en buiten pro pageerde, en heldere interieurs met stalen meubels. Opmerke lijk is dat de voormannen van dit blad en de administratie in Leiden gevestigd waren. Het redactie-adres was Kort Gal gewater 3, de administratie heeft gezeten op de Haarlem merstraat 73A en Morsweg 20. Daarnaast had De Stijl enkele internationale contactadres- De Nieuwe Zakelijkheid heeft een strijd op leven en dood uit gevochten met de Delftse School, verloor deze strijd, maar bleek veel later (na de tweede wereldoorlog) de uit eindelijke winnaar. De Delftse School, onder aanvoering van Grandpré Molière legde de nadruk op de schoonheid, het ambachtelijke en de traditie van de eenvoudige landelijke bouwkunst. Hoewel de Delftse School verreweg de meeste opdrachten kreeg zijn de meeste bouwwerken heden ten dage tamelijk oninteressant en saai. Na 1930 is de Delftse School sterk opgekomen, gep aard met buitenlandse, vooral Scandinavische invloeden. De stijl als geheel sluit aan bij de traditie van Berlage en Krop holler. Na 1955 is de Delftse School sterk opgekomen, ge paard met buitenlandse, vooral functionalisme. Het functiona lisme was het directe vervolg van de Nieuwe Zakelijkheid. Het gebouw van V en D, (kant Aalmarkt), met het glazen zo genaamde Zweedse torentje, is een voorbeeld van werk van de Delftse School.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 15