Aanslag op milieu al heel oud Computer op de boerderij Van paard tot machine Groeiremmer als insectbestrijder ZATERDAG 27 NOVEMBER 1976 Nederland besteedt ongeveer 0,075 procent van het bruto nationaal produkt voor landbouwkundig onderzoek en agrarische techno logie. In Europa worden wij in dit opzicht alleen overtroffen door Ierland en het Nederlandse percentage is tweemaal zo hoog als dat voor de gehele Europese Gemeenschap (0,037 van het BNP). Niet achter Niet alleen wat de omvang van dit onderzoek betreft, ook in het op zicht van de geschiedenis loopt ons land bepaald niet achteraan. Nu is de geboorte van een be paalde activiteit altijd een wat dubieuze aangelegenheid. Want twee eeuwen geleden werd er na tuurlijk ook al geëxperimenteerd met agrarische technieken en methoden, en die experimenten mag men evenzeer tot onderzoek rekenen als hetgeen thans in de technisch verfijnd geoutilleerde laboratoria en proefstations van de Wageningse hogeschool wordt bedreven. Niettemin heeft men af en toe een aanleiding nodig om één of an dere activiteit meer in het zon netje te stellen. Dus koos men de oprichting van de Rijksland bouwschool te Wageningen (waaruit later de landbouwhoge school zou voortkomen) een eeuw geleden als beginpunt van het landbouwkundig onderzoek in Nederland. Dit gaf aanleiding tot een herdenking door middel van een tweedaags symposium in Wageningen. Daar werd de lof trompet gestoken over wat zich op dit terrein thans afspeelt en heeft afgespeeld. Op deze pagina enkele aspecten van de talloze, die daar ter sprake kwamen. Een schat aan histori sche gegevens op het gebied van het landbouwkundig onderzoek is verzameld doordr. ir. D. J. Mal tha in een boek onder de titel, ge lijkluidend aan het "jubileum". Wageningen kan zich gelukkig prijzen met een agrarisch des kundige met auteursgaven als deze Maltha, wiens gedetail leerde en gedegen kennis van de materie al eerder geleid heeft tot veelzijdige publicaties. Het offi cieel "eerste" exemplaar van dit nieuwe waardevolle werk, waarin voornamelijk organisato rische aspecten aan de orde ko men, werd tijdens het sympo sium uitgereikt aan de minister voor Wetenschapsbeleid, mr. F. H. P. Trip. Deze bewindsman heeft in de jaren van zijn ministerschap ondanks een opmerkelijke bescheiden heid en afkeer van publiciteit tel kens weer een ongewone belang stelling voor het agrarisch gebeu ren zoals dat zich in Wageningen afspeelt. Hij wees er ditmaal in een voordracht op, dat het van het grootste belang is dat ook het agrarisch onderzoek zich in deze tijd mede toespitst op de relatie tussen landbouw en milieu, de energiebalans van de landbouw en het facet van de ontwikke lingssamenwerking. Hij stelde dat er duidelijk een "her verkavelingsproces" op gang moet komen in de beleidsorgani- satie, onder meer via instelling van sectorraden waarin richting gevende uitspraken moeten worden gedaan over het gebruik van grote brokken van met name door de overheid gefinancierd onderzoekspotentieel. Tot duide lijke geruststelling van vele deel nemers aan het symposium ver klaarde minister Trip een voor stander te zijn van het handhaven van de bestaande concentratie van de universitaire landbouw wetenschappen in één instelling, die dan ook een overheersende rol zal kunnen spelen in het schema van de sectorraden op dit gebied. Tot slot van zijn uiteenzettingen liet minister Trip nog een waarschu wing horen; de belangrijkste uit daging aan het landbouwkundig onderzoek in Nederland is te voorkomen, dat het ten prooi valt aan het verschijnsel van de rem mende voorsprong. Gaslicht Dit verschijnsel is door de histori cus Jan Romein geïllustreerd met het voorbeeld van degenen, die in de negentiende eeuw het eerst overgingen van olielampen op gaslicht, het laatst de sprong naar de elektriciteit waagden. Een bestaande voorsprong mag niet voorkomen, dat weer ver dere stappen worden gezet. Zo geschiedde het oogsten kort na de bevrijding: met paarden Het landbouwkundig onderzoek heeft zich razendsnel ontwik keld. Niet alleen wat betreft de kennis van gewassen en hun vijanden, maar ook aangaande de technieken die worden ge bruikt bij teelt en - vooral - oog sten. Op bijgaande foto's is die ontwik keling in beeld gebracht. Links de paardentractie van kort na de oorlog, rechts gemotoriseerde oogstmachines, die niet alleen de gewassen van het veld halen maar ook de eerste "behande lingen" geven. Grote landbouwbedrijven zoals in de polders van de voormalige Zuiderzee zouden zonder deze vergaande mechanisatie on denkbaar zijn. .nu halen complexe machines de gewassen „binnen". Het is schijnbaar een onuitroeibaar misverstand dat pas „de moderne mens" zich schuldig maakt aan vervuiling en verslechtering van het natuurlijk milieu. In de eerste mil joenen jaren van zijn bestaan heeft de mensheid geleefd van wat de natuur in onbewerkte vorm te bieden had aan voedsel, maar het begin van de landbouw betekende al een aanslag op de natuur. Het milieu werd toen al aangetast door het omhakken van de eerste bomen en het bouwrijp maken van de eerste veldjes voor agrarische produkten. Over de toxicologische gesteldheid van het milieu in historisch per spectief sprak tijdens het Wage ningse symposium prof. dr. J. H. Koeman van de vakgroep toxicolo gie van de landbouwhogeschool, die daarmee een begrensd aspect van dergelijke milieuvraagstukken behandelde. Die toxicologische ge steldheid („giftigheid") is lang niet altijd een gevolg geweest van men selijke activiteiten, maar is even zeer van natuurlijke oorsprong. De mens is op het pad van zijn ontwik keling voortdurend geconfron teerd geweest met een grote ver scheidenheid aan chemische stof fen, waarvan sommige hetzij acci denteel, hetzij regelmatig een be dreiging vormden voor zijn ge zondheid. Over de levensgewoon ten van de oudste bewoners van de aarde zijn wij slecht geïnformeerd. Niet bekend is bijvoorbeeld of de eerste mensen overwegend carni voor (vlees-etend) dan wel herbi voor (planten-etend) waren. Sommige archeologen achten dit laatste onwaarschijnlijk gezien de omstandigheden dat in planten - meer dan in dieren het geval is - dikwijls giftige stoffen voorkomen, waardoor hun bruikbaarheid als voedingsgewas in belangrijke mate werd beperkt. In een artikel in Science hebben Leonard en Ardrey er enige jaren geleden op gewezen, dat de ontdekking van het vuur als hulpmiddel bij het levensonder houd zeer waarschijnlijk grote in vloed heeft gehad op de voedings gewoonten van de pre-historische mens. Veel toxische stoffen werden door hittebehandeling geneutrali seerd, terwijl bovendien de toe gankelijkheid van de voedingsstof fen in een groot eental planten werd bevorderd. Vuur werd pas onge veer 40 tot 50 duizend jaar geleden voor het eerst toegepast. Het gro tere aanbod van voedingsplanten door de vuurbereiding heeft de mens betrekkelijk snel daarna op het denkbeeld gebracht enkele daarvan in cultuur te nemen, waar door ongeveer tienduizend jaar ge leden de landbouwkundige ont wikkeling een aanvang nam. De pe riode van naar schatting 2xh mil- Viel het Romeinse rijk door lood- vergiftiging? joen jaar waarin hij als jager en ver zamelaar in zijn levensonderhoud voorzag kwam daarmee groten deels ten einde. Potentieel toxische stoffen zijn in middels aangetoond in de meeste gewassen die in de loop der milen- nia met zorg door de mens zijn ge domesticeerd (gecultiveerd) en veredeld. Alleen grondig weten schappelijk onderzoek kan deze verschijnselen aantonen, eventueel voorkomen of de gevolgen bestrij den van landbouwkundige ont wikkelingen, die waarlijk niet als milieubedervend in de moderne betekenis van het woord konden worden aangemerkt. Prof. Koeman wees er voorts op, dat natuurlijke concentraties van bepaalde mine ralen, waaronder de zware metalen, ernstige gevolgen kunnen hebben voorde gezondheid van die mensen die de landbouwprodukten, maar ook het vee in die gebieden nutti gen. Een voordeel van de onregel matige verdeling van de elementen is, dat de concentraties hoog ge noeg kunnen zijn om belangrijke mineralen uit de bodem te winnen. Wanneer de elementen „at ran dom" (willekeurig) in de aardkorst verdeeld zouden zijn geweest, was een industriële ontwikkeling nau- welijke voorstelbaar geweest. Maar de concentraties hebben wel geleid tot omvangrijke vergiftigingen. Uit de loodgehaltes in de botten van prehistorische mensen mag wel licht worden geconcludeerd dat in die tijd loodvergiftigingen in be paalde gebieden reeds zeer talrijk voorkwamen. Vooral de Romeinen maakten op grote schaal gebruik van lood voor waterleidingssyste men. Volgens sommige historici is de val van het Romeinse rijk daar aan en aan de gezondheidstoestand van de Romeinen te wijten ge weest. Dat zou betekenen dat zui ver natuurlijke oorzaken, een handje geholpen door de mens, tot zeer invloedrijke gebeurtenissen in het verloop van de historie kunnen leiden. De meest revolutionaire verander ing in de relatie tussen leefbaarheid van het milieu en natuurlijke en menselijke factoren die daarop van invloed waren en zijn, heeft de op komst van de industrie gebracht, met een ongekende toeneming naar aard en omvang van het aantal chemicaliën waarmee de mens en zijn milieu in contact kunnen ko- Er zijn thans echter voortekenen, aldus prof. Koeman, die er op wij zen dat er een kentering in zicht is en dat een aantal onaangename ontwikkelingen die tijdens de laat ste decennia hebben plaats gevon den geleidelijk een einde komt. Een belangwekkend artikel over bodemverontreiniging in vervlo gen biologische tijden is juist dezer dagen verschenen in het tijdschrift Natuur en Techniek (nr. 10 van 44ste jaargang) van de hand van M. J. Frissel van het Instituut voor de Toepassing van Atoomenergie in de Landbouw te Wageningen spe ciaal over Nederlandse aspecten. Belangrijke technieken in het agrarisch bedrijf zijn de be strijding stechnieken van plan tenziekten. De kwalijke erva ringen die met verschillende methoden zijn opgedaan in de laatste decennia hebben tot de ontwikkeling van geheel nieuwe methoden geleid, die meer en meer worden toegepast. Ongewenst De foto toont het laboratorium onderzoek van schadelijke in secten. Tot voor kort was be strijding van voor de gewassen schadelijke- insecten alleen mo gelijk met behulp van dodelijke chemicaliën, insecticiden. De nevenwerkingen waren echter dikwijls zeer ongewenst. over een geheel andere boeg. Men probeert niet de insecten te doden met vergiften, maar de groei te belemmeren en het ont staan van nieuwe generaties te voorkomen Deze groeiremmers werken zeer selectief voor een heel bepaalde soort zodat het milieu zo min mogelijk wordt aangetast. Al leen de schadelijke soorten wor den er door uitgeroeid, de on schadelijke blijven onaange tast. Bovendien zijn de groeirem mers niet schadelijk voor de mens en-wat belangrijk is-ook niet voor andere dieren bv. vo gels, veldmuizen etc., zodat geen schade wordt gedaan aan de overige fauna hetgeen wel het geval was bijv. bij het gebruik Het consumeren van bespoten of bestoven groente of fruit kon voor de mens gevaarlijk zijn, zeker wanneer door overigens nimmer volkomen te vermijden fouten verkeerde doses werden gebruikt. Te velde staande ge wassen, die nog niet oogstrijp waren uitgewerkt of afgebro ken, konden per ongeluk toch in omloop komen Een uitermate ernstig bezwaar tegen insecticiden van de tradi tionele soort was, dat de insec ten zelf over het algemeen na verloop van tijd resistentie weerstand) tegen het gif gingen ontwikkelen, waarna weer nieuwe en krachtiger middelen moesten worden ontwikkeld Nieuwe methoden gooien het van DDT. De hormonen die als groeirem mers worden ontwikkeld onder meer in Wageningen, veroorza ken zoals de naam al zegt een vertraging van de natuurlijke groei, waardoor in de ontwikke ling ei-larve-pop-insect geen volwaardig individu ontstaat, dat voor een nageslacht kan zorgen Sterft uit De soort sterft dan uit na hoog stens één generatie. Men heeft grote verwachtingen van dit nieuwe systeem, dat al enige tijd met groot succes ten aan zien van bepaalde insectensoor ten wordt gebruikt. Ook in het landbouwkundig hoger onderwijs heeft de computer zijn in trede gedaan. Min of meer als eerste stap naar de invoering van dit moderne denk- en rekenwonder in de leiding van het agrarisch bedrijf. Die computer beheert in Wageningen thans de imaginaire (denkbeeldige) boerderij "Zelden Goed", die kort geleden van 60 tot 80 hectare is uitge breid en waar de gewassen aardappelen, suikerbieten, wintertarwe, zaaiuien en zomergerst in het teeltplan voorkomen. De boerderij is gesi tueerd gedacht in het zuidwestelijke zeekleigebied van ons land. Ingevoerd Alle gegevens omtrent het bedrijf (grootte, grondsoorten, ligging, kapi- taalvoorraad, aanwezige werktuigen, beschikbare krachten in loon dienst en ook verwachte klimatologische omstandigheden, marktprij sontwikkelingen, kostprijzen van benodigde grondstoffen en nieuw te kopen werktuigen etc.) zijn in de computer DEC-10 van de Landbouw hogeschool ingevoerd. Tien groepen van elk drie studenten kunnen hiermee ervaring opdoen met bedrijfsmanagement. Deze studenten kunnen via de in de computer gestopte gegevens bijvoorbeeld nagaan, wanneer het de beste tijd is om nieuwe aardappelen te poten, hoeveel manuren daarvoor benodigd zijn, welke werktuigen moeten worden gebruikt die reeds op het bedrijf aanwezig zijn, welke nieuwe werktuigen moeten worden aangeschaft tegen welke kosten etc. etc. Via de computer kunnen deze werkzaamheden en investeringen worden omgezet in verwachte bedrijfsuitkomsten, welke gegevens door terug koppeling weer meespreken in de initiële programmering (basis- programmering). Zodoende kunnen de beste werkzaamheden worden uitgestippeld, mede dank zij het feit dat in de terugkoppeling allerlei maatschappelijk te verwachten factoren de wenselijkheid van bepaalde werkzaamheden en investeringen bepalen. Uiteraard dient het streven van dit rekenmodel steeds te zijn, zo gunstig mogelijke bedrijfsuitkomsten te bereiken. In de praktijk worden beheersbeslissingen tot dusver over het algemeen met grote kundigheid met het systeem van de natte vinger te worden genomen. De uitkomsten van de agrarische bedrijven in ons land tonen, dat dit natte-vinger-systeem, berustend op ervaring en feeling, tot dus ver redelijk werkt, maar naarmate de maatschappij complexer wordt zal dit steeds moeilijker blijken te worden. Op den duur zullen er wetenschappelijk uitgewerkte rekenmethoden no dig zijn, om het bedrijfsbeheer optimaal te laten verlopen. De computer kan daartoe een belangrijk hulpmiddel blijken te zijn. In de praktijk Deskundigen van de Landbouwhogeschool zijn de stellige overtuiging toegedaan, dat een soortgelijk computerbeheer van agrarische bedrij ven vrij snel in de praktijk ingang zal vinden. De inrichtingskosten ervan zijn betrekkelijk gering, in verhouding tot de kosten van de gehele apparatuur waarover een goed geleide boerderij moet beschikken: een fractie van de kosten van één landbouwtrekker. Voor de bedrijfsleiding is er enige ervaring en begrip voor het vernuft van de computer nodig om een dergelijk systeem te hanteren. Maar tegen over de nieuwe arbeid die dit vergt staan enorme voordelen, zoals het tegelijk beschikbaar komen van een volledige bedrijfsadministratie, waarover de boer toch moet beschikken. De tijd zal niet meer veraf zijn, aldus deze deskundigen, dat ook ingewik kelder problemen in de boerderij aan de computer kunnen worden voorgelegd. Bijvoorbeeld de vraag, waarin het beste geïnvesteerd kan worden, wanneer daarvoor enkele tienduizenden guldens of tonnen beschikbaar zijn. Er kunnen verantwoorde beslissingen worden genomen over het al of niet wenselijk zijn van bedrijfsvergrotingen, uitbreiding van het personeels bestand, vernieuwing van panden, keuze van te telen produkten en dergelijke, afgestemd op maatschappelijke en sociale ontwikkelingen, op prijzen voor gronden, produkten en hulpmiddelen etc. Het computersysteem van de gesimuleerde boerderij "Zelden Goed" is thans vrijwel operatief (voor de alledaagse praktijk bruikbaar). Maar er zitten nog wat foutjes in die op grond van ervaring moeten worden gladgestreken. Thans is het echter al zover, dat het als basis-voorbeeld voor soortgelijke systemen kan gelden. Veel sneller Er is echter nog nauwelijks ervaring mee opgedaan in klassikaal oplei- dingsverband. Wel is al duidelijk geworden, dat het als scholingsmiddel onovertrefbaar is, omdat in de praktijk in korte tijd nooit zoveel ervaring kan worden opgedaan. De simulatie gaat namelijk veel sneller dan de werkelijkheid, die van oogstseizoenen etc. afhankelijk is. Voor opleidingsdoeleinden wordt het systeem dan ook ideaal geacht. Bin nen naar verwachting tien jaren zal het systeem echter ook in de praktijk op honderden bedrijven ingang hebben gevonden. WETENSCHAP en TECHNOLOGIE door P. Bok

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 15