Romme wordt 80 jaar
Een van Nederlands
grootste naoorlogse
parlementariërs wil
niet meer omkijken
EXTRA
Door
Theo
Kroon
Prof. mr. dr. C. P. M. Romme, de onbe
twiste KVP-leider van weleer en een
van Nederlands grootste na-oorlogse
parlementarirs, wordt 21 december 80
jaar,
Prof Romme wil ons graag in zijn Leidse
flat ontvangen. Beminnelijk en voor
komend. Maar geen interview. De
man, die vijftien jaar lang het politieke
toneel in ons land heeft beheerst, wil
niet omkijken en niet vooruit blikken.
Dat eerste om diverse redenen. Zijn ge
heugen laat hem nog wel eens in de
steek, en hij meent, dat men hem beter
zou kunnen leren kennen uit zijn werk
van weleer. Bovendien, het verleden
heeft voor hem afgedaan. Het heden
staat hem nader. Van hem zijn geen
memoires te verwachten.
Maar ook geen visie op het heden. ,,Wij
hebben onze tijd gehad. Wij hebben de
fakkel overgedragen aan hen, die nu
de verantwoordelijkheid dragen. Wij
zouden zonder die verantwoordelijk
heid gemakkelijk kunnen praten".
Om toch een idee te geven van de ver
diensten van deze uitermate begaafde
katholieke politicus uit vroeger dagen
hierbij een schets van zijn loopbaan.
Die spreekt eigenlijk voor zichzelf.
Romme, zoals hij zo vaak op het
Binnenhof werd gezien: Groot
en statig. De onbetwiste leider
van de KVP.
WOENSDAG 24 NOVEMBER 1976
Carl Paul Maria Romme werd op 21 de
cember 1896 in het Brabantse Oirschot
geboren, alwaar zijn vader zijn gouden
tijd beleefde als kantonrechter. Zijn
vader werd daarna rechter in Roer
mond en Den Haag en tenslotte raads
heer en later vice-president van het ge
rechtshof in Amsterdam. Aldaar door
liep dejonge Romme van 1908 tot 1914
het gymnasium van het St. Ignatius-
college van de paters Jezuiten.
Na het behalen van het einddiploma
studeerde hij tot 1920 rechten aan de
gemeentelijke universiteit van Am
sterdam. Tijdens zijn studie vervulde
hij niet alleen een rol van betekenis in
de Amsterdamse r.k. studentenver
eniging Santus Thomas Aquinas maar
ook in het Amsterdamse studenten
corps. Hij werd toen al reeds geken
schetst als een "spreker en organisator
zonder weerga". In 1919 promoveerde
hij op stellingen bij prof. dr. P. Schol
ten. Het jaar daarop trouwde hij met
Tony Wiegman.
Romme wilde aanvankelijk in de eco
nomische richting, maar zijn a.s.
schoonvader, een bankier, wilde daar
niets van weten. Hij vond dat een jurist
advocaat moest worden. In 1920 ves
tigde Romme zich dan ook als advo
caat op het kantoor van zijn zwager mr.
Th. J. K. van Hilterman en van dr. L. G.
Kortenhorst, de latere voorzitter van
de Tweede Kamer. Hij bleef dit tot zijn
benoeming als kamerlid en fractie
voorzitter van de KVP in 1946.
„Baby"
Rond die tijd zette hij zijn eerste schreden op
het pad van de politiek. In juli 1921 werd hij
- wettelijk te jong om te kiezen, kennelijk
oud genoeg om gekozen te worden - lid van
de Amsterdamse gemeenteraad voor de
Watergraafsmeer. Schertsend noemde men
hem "de baby van de raad". In vier jaar tijd
echter verwierf hij zoveel gezag, dat hij in
1925 werd gekozen tot voorzitter van de 7
man tellende katholieke raadsfractie. In die
tijd was er nauwelijks een initiatief denk
baar, waaraan hij niet actief deelnam.
„Zijn werkzaamheid leek bijna onuitputte
lijk. Men vroeg zich af hoe hij alles wat hij
aanvatte meester bleef "Romme was een
man, die voor alles tijd scheen te hebben",
aldus mr. A. L. de Block bij gelegenheid
van Rommes afscheid van de politiek. Als
fractievoorzitter streed hij in "de rode
raad" fel tegen de socialistische wethouder
van financiën Wibaut, de almachtige, en
kruiste hij vaak de degen met de wethouder
van onderwijs. Vliegen.
In die tijd legde dejonge politicus het funda
ment voor zijn latere brede- basispolitiek.
De programma's kwamen na koel en zake
lijk overleg tot stand. Rommes onderhan-
delingstaktiek: grote programma's opstel
len, omdat er noodzakelijk iets af moet val
len is nadien niet meer gewijzigd. "Hij was
de onbetwiste leider van de fractie. Hij was
de weloverwogen tacticus, die hij altijd is
gebleven en zeer gezien bij iedereen", ver
klaarde later dr. G. C. J. D. Kropman, toen
malig wethouder van Amsterdam.
In de raad, waar hij een wethouderszetel bleef
weigeren, was hij een meer uitgesproken
debater dan later in de Kamer, waar zijn
bedoelingen vaak schuil gingen achtereen
waas van in elkaar kronkelende frases en
eindeloze volzinnen. In de raadsverslagen
uit die tijd staat herhaaldelijk: (gelach) of
(vreugde) achter zijn uitspraken.
Lector
Rond de jaren dat hij glorieerde als fractie
voorzitter in de Amsterdamse gemeente
raad begonnen zijn kwaliteiten ook buiten
Amsterdam op te vallen. In 1933 werd hij
benoemd tot lector in de sociale wetgeving
te Tilburg. Het verbaasde niemand, dat hij
een jaar later tot hoogleraar werd benoemd.
Van 31 januari tot 8 mei 1933 maakte hij
deel uit van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal.
Na kamerontbinding en verkiezingen kwam
hij niet meer terug. De "arbeiderszetel", die
hij tussentijds had ingenomen, moest weer
door een afgevaardigde uit de arbeiderswe
reld worden bezet. In 1935 werd hij gekozen
tot lid van de Provinciale Staten van
Noord-Holland. Dit duurde slechts kort
ï.v.m. zijn benoeming tot hoogleraar in Til
burg. Daarna was hij korte tijd tot zijn mi
nistersbenoeming eerste-kamerlid.
Minister
In 1937 werd hij mede op aandrang van zijn
ambtgenoten in Tilburg minister van So
ciale Zaken. In 1933 was hij reeds gepolst
voor de ministerspost van Economische
Zaken, maar hij weigerde toen met het mo
tief. dat hij liever hoogleraar wilde blijven.
In 1937 echter liet hij zich vermurwen. In
het 4de Kabinet Colijn bezette hij tot 1939
de post van Sociale Zaken. "Hij is een mili
tant lid van de gemeenteraad. Aan be
kwaamheid ontbreekt het hem niet. Het zal
echter de grote vraag zijn of hij maat zal
weten te houden", zo schreef prof. mr. J. P
Oud in zijn "Jongste verleden" bij zijn be
noeming.
Zijn ministeriële carrière mag men zonder
overdrijving een heel bijzondere i
Vöör- en tegenstanders hebben c
den verklaard, dat Romme zijn departe
ment voortreffelijk "aankon" en buitenge
woon produktief is geweest. De principiële
Romme vindt men o.a. terug in Ouds be
kende parlementaire geschiedschrijving
"Romme zal met Goseling vooral trachten
op de politiek van het kabinet een r.k.
stempel te drukken". Hij rekent Romme tot
de mannen van de "nieuwe denkrichting".
En ofschoon hij erg kritisch staat tegenover
de bewindsman dwingt zijn impliciete op
somming van hetgeen door Romme werd
opgezet de onbevoordeelde lezer 'onwille
keurig respect af.
In het eerste jaar van zijn bewind trachtte de
minister hoofdzakelijk de gevolgen van de
werkloosheid te lenigen, o.a. door het ver
beteren van de steunverleningen. Hij ont
wierp daartoe een "spaarregeling", die de
geschiedenis is ingegaan als "het kwartje
van Romme". Bij elk kwartje, dat een
steuntrekker kon oversparen, legde de
overheid er èèn bij. Verder gaf hij extra
steun aan de grote gezinnen van de werklo-
Zijn tweede ministeriële levensjaar zette mi
nister Romme in met de werkloosheid zelf
krachtig te bestrijden. Plannen werden
gemaakt tot behoud en ter verruiming van
de werkgelegenheid en het vrije bedrijfsle
ven en later tot inperking van het aantal
werkzoekenden door verschillende groe
pen arbeiders, zoals gehuwde vrouwen,
immigranten en vreemdelingen, van de ar
beidsmarkt af te voeren.
Naast zijn strijd tegen de werkloosheid ij
verde hij ook op het gebied van de sociale
verzekering. Het grote succes van Rommes
ministeriële optreden is ongetwijfeld de
Kinderbijslagverzekeringswet geworden.
Dit behelsde een verplichte kinderbijslag-
verzekering voor loontrekkenden. De
werkzaamheid van minister Romme is
voor de volksgezondheid ook bijzonder
vruchtbaar geweest. We noemen slechts de
Inentingswet, een nieuwe wet op de ge
neesmiddelen en een wetsontwerp tot rege
ling van het vraagstuk van tandtechnici.
Verkenningen
In de oorlog bleef Romme in Overveen en liet
weinig van zich merken. Hij zette zijn ad
vocatenpraktijk door en zette bepaalde
ideeën omtrent de politiek, die na de bezet
ting in een vrij Nederland zou moeten wor
den gevoerd, op schrift. In 1940 verscheen
van zijn hand "Nederlandsche Sociale Poli
tiek. Verkenningen. Een reeks wegwijzers
naar den nieuwen tijd.".
In 1943 schreef hij vervolgens een proeve voor
een uitvoerige herziening van de Grond
wet. Het boekje draagt als titel: "Nieuwe
Grondwetsartikelen Een bijdrage tot her
stel en vernieuwing". Later had Romme
zitting in de speciale staatscommissie voor
deze arbeid en zette zich schrap - deels door
de opstelling van minderheidsnota's - voor
de invoering van processievrijheid en voor
Godserkenning in de Grondwet. Dit laatste
wilde hij ook met name als een van de eer
ste Grondwetsartikelen zien.
De na-oorlogse rentree van Romme in de poli
tiek had op 4 juni 1946 plaats, toen hij na de
eerste verrassende verkiezingsuitslagen tot
de KVP-fractie van de Tweede Kamer toe
trad en tegelijkertijd haar voorzitter werd.
Met het Kamerlidmaatschap verviel zijn
aandeel in een bloeiende advocatenprak
tijk en het voorzitterschap van het College
van Rijksbemiddelaars, dat hij sinds de
oorlog bekleedde.
Hij was nog maar nauwelijks voorzitter toen
bij hem erop werd aangedrongen premier
te worden. Dit aanvaardde hij echter niet
omdat hem maandenlang was voorgehou
den, dat men hem op de plaats van fractie
voorzitter nodig had. De plaats als voorzit
ter van de grootste fractie achtte hij der
mate belangrijk, dat hij die niet wilde inrui
len vooreen ministersportefeuille. In de ja
ren vijftig is hij wel enige malen kabinets
formateur geweest.
In het begin moest Romme al zijn diploma
tieke gaven aanwenden om de conserva
tieve en vooruitstrevende vleugels in de
partij te lijmen. Toen het hem was gelukt
kon hij het lijmen in groter verband begin
nen. Er werden hem- ook in katholieke
kring - telkens verwijten gemaakt vanwege
zijn bijna fervente streven naar de brede-
basissamenwerking.
Van het nut van deze samenwerking met de
socialisten was hij dermate overtuigd, dat
hij hierin van geen wijken wilde weten. Het
werd zelfs voor een deel aanleiding tot de
stichting van Welter's KNP in 1948. Tel
kens hield hij de brede basis hoog als enig
mogelijke regeringsvorm. Hij vond het in 's
lands belang als belangrijke groeperingen
en zeker de twee grootste partijen zoveel
mogelijk in de regering hun geestverwan
ten hebben. In zijn brochure „Katholieke
politiek" die men een, zy het wat vooroang
(het verscheen in 1953) politiek testament
zou kunnen noemen, verklaart en verde
digt hij zijn jarenlange streven naar een zo
breed mogelijke regering.
"Zelfs is zonder monsterverbond in Neder
land geen politiek te voeren. Twee of meer
minderheden moeten samenwerken of
minstens haar geestverwanten niet verhin
deren om aan een Kabinet deel te nemen
wil in ons democratisch bestel de rege
ringsmachine kunnen lopen", aldus Rom-
Zijn invloed op het politieke leven van na de
oorlog was onmiskenbaar. Met onver
saagde vechtlust streed hij vasthoudend,
soms sluw, soms agressief, soms tot com
promis geneigd naar de doorvoering van
zijn wensen als algemene kinderbijslag,
publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties,
bezitsspreiding, weduwen- en wezenrente
en verlaging van de kiesgerechtigde leef
tijd. Wat hij deed voor partij en parlement
was slechts weinigen ten volle bekend.
Mede vanwege zijn slechte gezondheid - het
feit, dat men vaak, vooral van socialistische
kant, bruusk tegen hem tekeer is gegaan,
ging hem niet in de koude kleren zitten -
wilde hij er in 1959 mee ophouden. Men liet
hem echter niet gaan. Romme zegde toe
nog 4 jaar aan te blijven, doch beslist niet
langer.
Voordat Romme zijn plaats in de Kamer in
nam had hij al andere na-oorlogse politieke
activiteiten ontwikkeld. In de hongerwin
ter bereidde hij samen met zijn vriend en
latere minister van publiek-rechtelijke be
drijfsorganisatie (PBO) A. C. de Bruyn en
de uitgever Asberg een landelijk katholiek
arbeidersblad voor: De Volkskrant ver
scheen op de eerste bevrijdingsdag en
Romme had er in de laatste maanden van
de oorlog het politiek program voor opge
steld. Hij werd staatkundig hoofdredac
teur. Politici, die wilde weten wat hij ging
doen, moesten met een loep zijn hoofdarti
kelen bestuderen. Hij schreef namelijk
zoals hij sprak. En dat was vaak zö inge
wikkeld, dat zelfs zijn geestverwanten wel
eens moeite hadden om zijn stukken te
doorgronden.
Politieke tegenstanders vermoedden dat De
Volkskrant in haar geheel het instrument
van Romme was en dat hij bij wijze van
spreken elke letter zoal niet schreef dan
toch onder ogen kreeg. Zo hield de toen
malige fractievoorzitter van de PvdA in
de Tweede Kamer mr. J. A. W. Burger, eens
dagen een kabinetsformatie op, omdat hij
in een niet door Romme gezien artikel van
de parlementair correspondent een vuilig
heidje van Romme meende te ontdekken.
Hij bleef staatkundig hoofdredacteur tot 1 ja
nuari 1953. Zijn scherpzinnige commenta
ren hebben de lezers daarna elke zaterdag
in de krant kunnen vinden als "Politiek Al
lerlei". Deze rubriek schreef hij met grote
vaardigheid en bekwaamheid tot 1 oktober
1960, tot zijn ziekte.
Hoofdpijnen
Romme had teveel van zijn krachten gevergd
en werd vrijdag 21 oktober 1960 onwel. Za
terdag daarop ontbrak hij op het KVP par
tijcongres waar de aanwezigen verontrust
de woorden van voorzitter mr. H. W. van
Doorn beluisterden: "Prof. Romme is vrij
vervelend ziek geworden".
Door overmatige intellectuele inspanning
leed hij vooral in het laatste jaar aan on
draaglijke hoofdpijnen. Maar dit is het
waarschijnlijk niet alleen geweest. De vrij
wel dagelijks terugkerende kritiek op zijn
persoon en zijn werk hebben er zeker toe
bijgedragen, dat het politieke einde moest
naderen. In de weken, die volgden, ook tij
dens de kabinetscrisis bleef Romme buiten
het politieke leven.
Op vrijdag 17 februari 1961 viel de beslissing.
In een brief aan de voorzitter van de
Tweede Kamer zette hij definitief een
streep onder zijn politieke loopbaan. Zijn
ziekte bleek van dien aard, dat terugkeer in
de politiek tot het onmogelijke moest wor
den gerekend.
Z)e verslagenheid in de politieke wereld van
- Nederland en vooral in de KVP gelederen
was groot. Allerwege werd zijn heengaan
betreurd. KVP-voorzitter Van Doorn kon
dan ook met rechten rede constateren, dat
"er zelden iemand, begeleid door zulke
hooggestemde en dankbare commentaren
uit de politiek zal zijn heengegaan".
Romme relativeerde deze lofuitingen in
een brief aan de schrijver 2 januari 1965 met
de vraag te stellen: "Zou al die lof niet mede
door wat medelijden zijn opgestuwd?"
Prof. mr. P. J. Oud noemde het heengaan van
Romme "niet veel minder dan een ramp
voor het politieke leven" en prof. mr. dr. I.
A. Diepenhorst zei voor de NCRV over
Romme o.a.: "Nimmer van zijn stuk ge
bracht, glashard, met toenemende gloed
betogend. Verbijsterend deskundig, ver
wonderlijk alzijdig, ongeëvenaarde werk
kracht". Dr. Kortenhorst stelde in de
Tweede Kamer dat Romme "al die tijd een
toonbeeld van bezielde ijver was, een mees
ter op alle wapenen en door zijn grote gaven
een sieraad van de Kamer". De minister
van Buitenlandse Zaken mr J. M. A. H.
Luns had het namens de regering over een
"ervaren, wijs en begrijpend man".
Groot-officier
Koningin Juliana benoemde hem tot grootof
ficier in de orde van Oranje Nassau. In zijn
eigen KVP-gelederen bracht men hem
dank "die als fractievoorzitter als een on
gemeen bekwaam tacticus leiding aan de
discussies wist te geven" (W. J. Andries-
sen). Het KVP bestuur tenslotte bracht zijn
blijvende erkentelijkheid en waardering
voorde staatkundige arbeid van Romme en
zijn verdiensten voor de KVP tot uitdruk
king door de naam van het Vormingsinsti
tuut van de partij te wijzigen in "Romme-
instituut".
Raad van State
Hierna trad hij nog maar zelden voor het voet
licht. T.V. kijkend Nederland zag hem een
paar maal als lid van een politiek forum
samen met dr. W. Drees. In hetzelfde jaar
werd hij benoemd tot lid van de Raad van
State, het hoogste adviescollege van de Re
gering. Ter gelegenheid van het zevende
lustrum van de katholieke hogeschool te
Tilburg werd hem in november 1962 het
ere-doctoraat in de sociale wetenschappen
verleend", die als staatsman van hoge al
lure met opmerkelijke moed en overtui
gingskracht, gedragen door een diep ge
voel van menselijkheid, als man van actie
en als kritische wetenschappelijk denker
beide, lange tijd en meermalen onder zeer
moeilijke omstandigheden invloed deed
uitgaan op de wetgeving en het bestuur des
lands".
Geruchten bleven aanhouden 'dat Romme
nog wel eens in de politiek zou terugkeren.
Hij was de eerste die deze geruchten tel
kens de kop indrukte. En dan verschijnt 20
november '63 voor iedereen als een verras
sing in de kranten onder grote koppen het
bericht: prof. Romme informateur. In alle
stilte stelde hij de lijnen op. waarlangs de
kabinetsformatie uiteindelijk tot stand
kwam.
Het werd daarna stil om hem heen Bij zijn
75ste verjaardag en afscheid als lid van de
Raad van State benoemde koningin Ju
liana hem tot minister van Staat. De afgelo
pen jaren had hij gezwegen om dat hij het
onverenigbaar vond met zijn lidmaatschap
van de Raad van State. Nu echter voelde hij
zich niet meer gebonden. Hij liet zich uit
voerig interviewen voor de KRO-tv. en
voerde het woord op de KVP vergadering
in Leiden.
Robert Ammerlaan beschrijft dit openbare
optreden van de oude meester in zijn ge
ruchtmakende boek over Schmelzer als
een spannende roman.
"Het wordt doodstil in de zaal als Romme
opstaat", aldus Ammerlaan. "Het is voor de
jonge mensen hier misschien goed dat ik
eerst even zeg wie ik ben", begint hij met
gevoel voor theater. "Mijn naam is Romme.
Ik ben lid van de afdeling Leiden en heb uit
hoofde van een vroegere functie enige er
varing in de politiek".
Vol ontzag horen de aanwezigen vervolgens
hoe hij met onverdaagde overtuigings
kracht of liever overredingskracht de vloer
aanveegt met Jurgens van de PPR. De ou
deren herkennen hun politiek voorman
van vroeger.
Met dit Leidse optreden kwam een definitief
einde aan het openbare leven van een man,
wiens politieke gaven onmiskenbaar wa
ren, die dat beter wist dan wie ook en die
daardoor niet populair was. Het is "Vader
Drees" geworden: het is echter altijd ge
woon "Romme" gebleven.
sm>