DAVIS CUP IN VERVAL V<§Hn) OKTOBER 1976 EXTRA Vele tientallen jaren lang is de Davis Cup één van de meest begeerde prijzen geweest in de tenniswereld. Het winnen van de beker, ook al betrof dat dan een landenwedstrijd, werd door de toptennissers, op één lijn gezet met het veroveren van een individuele titel op Wimbledon of Forest Hills. "The International Lawn Ten nis Trophy" heet de prijs offi cieel, maar in de sportwereld kreeg hij beroemdheid onder een veel eenvoudiger naam: de Davis Cup. Een (foeilelijke) bo kaal van 30 centimeter hoog en zeseneenhalve kilo (voorname lijk zilver) zwaar. Dwight Folley Davis, een Ame rikaanse student van 21jaar en een uitstekend speler, stelde de beker in 1900 beschikbaar om het internationale tennisver- keer op gang te brengen. Aan vankelijk had hij alleen het oog op een jaarlijkse ontmoeting (bestaande uit vijf partijen, vier enkelspelen en een dubbelspel) tussen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Dat de halve aardbol er later aan zou mee doen, kon Davis toen onmoge lijk bevroeden. Reizen was in die tijd tijdrovend en daardoor nogal kostbaar. In de zomer van 1900 kwam voor het eerste Davis-Cupduel een Engelse tennisploeg naar Amerika. Na aankomst in New York besloten de Britten eerst maar eens naar de Niagara- watervallen te toeren. Pas daarna gingen zij kalm en'be daard naar Boston, waar de strijd zou plaatsvinden. Het organisatie-comité, onwetend van het uitstapje, werd onge rust en vroeg zich af waar de Britten bleven. Ach ja, zo ging dat toen. Men keek niet op een dagje. Dat eerste Davis-Cupduel Ver enigde Staten-Groot- Brittannië verliep tamelijk een zijdig. Al op de tweede dag ver wierf Amerika (met Dwight Davis in de gelederen) een be slissende 3-0 voorsprong. Te rug op eigen eiland schreef een der Engelsen, Roper Barrett, een tamelijk bekakt verslag van t DWIGHT DAVIS slecht" geweest, het gras veel te hoog, het net leek nergens naar en de ballen waren "zacht en af schuwelijk". Kort en goed, er deugde daar in dat onbeheerste Amerika niets van. "Alleen be paalde dames onder de toe schouwers waren niet onplezie rig om naar te kijken", aldus de Britse hansworst. Tot 1903 hield Amerika de Cup vast, maar in dat jaar ging de trofee voor het eerst in Britse handen over. Dat hield in dat de volgende strijd op Britse bo dem moest plaatsvinden. He laas de Amerikaanse ten- nisbond bezat niet voldoende geld om een ploeg de grote wa terplas over te zenden. Het leek het einde van het Davis- Cuptoernooi, maar de redding kwam van het continent: België en Frankrijk'schreven in. Daarna groeide het aantal in schrijvers gestaag, tot over de vijftig. Echt wereldberoemd werd de beker na de eerste we reldoorlog, toen Amerikanen als de beroemde Bill Tilden en Bill Johnston en de Franse musketiers Cochet, Lacoste, Borotra en Brugnon kleUr en warmte gaven aan zovele Davis-Cupduels.. De geweldige opgang van de strijd om de tennistrofee heeft Dwight Davis ten zeerste ver rast. "De 1000 dollar die ik er in 1900 bij mijn vader voor lospeu terde, zijn uitnemend besteed geweest", zei hij er later van. Minder aangenaam vond hij dat de Cup in het spraakgebruik naar hem werd genoemd. Hij vond dat hij er te veel door in het zonnetje werd gezet. Dwight Davis, die zijn land diende als minister van Defen sie en als gouverneur-generaal van de Philippijnen, stierf in 1945, op 66-jarige leeftijd. Twee figuren die een grote rol speelden in de Davis Cup finales van 1938 en 1939: de Australiër Adrian Quist (links) en de Amerikaan Bobby Riggs. Over de Davis Cup heen reiken zij elkaar de hand alvorens de strijd te beginnen. Riggs is dezelfde als degenen die in de jaren zeventig zoveel furore maakte met zijn duels tegen de dameskampioenes Marga ret Court en Billy Jean Kingg Maar ook op al die spelers die jaar op jaar voor hun land in Davis- Cupwedstrijden uitkwamen en nooit de challenge round (finale) bereikten, straalde iets van de glorie af. Een Davis-Cupspeler was niet zo maar een tennisser; hij manifesteerde zich door zijn deelnemening op een bepaald plateau dat voor idereen direct herkenbaar was. Sommige spe lers, in gewone toernooien tot de middelmaat behorend, stegen in Davis-Cupgevechten boven hun normale peil uit. De "saladekom van de heer Davis", zoals de Belgen het zo aardig uit drukten, werkte zeer inspirerend. Door Ruud Paauw Van 1900 tot 1970 hebben maar vier landen de hand op de Davis Cup kunnen leggen: Verenigde Sta ten, Groot-Brittannië, Australië en Frankrijk. Van 1938 tot 1960 ging de challenge round onafge broken tussen Amerika en Aus tralië. Eenzijdig? Ongetwijfeld. Maar het schaadde de belangstel ling in het geheel niet. Integen deel, steeds weer keek de tennis wereld reikhalzend uit naar het gevecht tussen de erkende grootmachten. Zo vast verankerd in sfeer en tradi tie was het Davis-Cupgebeuren dat decennia lang niemand iets kon, wilde of durfde doen aan de volkomen verouderde opzet van het toernooi. Het land dat houder van de Cup was, had het namelijk wel erg gemakkelijk. Het hoefde zich niet te mengen in al'die ver moeiende voorrondes en zone finales, het kon rustig wachten tot de uitdager zich meldde. Een zege in die ene wedstrijd was dus al voldoende om de beker weer voor een jaar in de prijzenkast te zetten. Wimbledon kende dat zelfde onbjllijke, feodale systeem tot het begin van de jaren twintig en schafte het toen af. Bij de Da- vis Cup bleef men er aan vas thouden tot 1972 Teruggang Van heel die schittering die de Da- vis Cup uitstraalde, is niet veel meer over. Het verval begon in de jaren zestig. Het Amerikaanse tennis maakte in die periode een zware inzinking door en drong een aantal malen niet tot de chal lenge round door tegen het in ta lenten bijna grossierende Austra lië (Fraser, Emerson, Stolle, La- ver enz.). Men zou zeggen dat de doorbreking van de monotone serie finalegevechten Australië - Amerika wel verfrissend móest werken. Daar was geen sprake van: de interesse begon juist te tanen. Maar de zwaarste klap kreeg het Davis-Cuptoernooi te incasseren toen het professiona lisme in 1968 officieel zijn intrede in de tennissport deed. (En een eind maakte aan het schaamteloos voortwoekerende schijnamaterisme). Aan profs was van oudsher de deelneming aan het Davis-Cuptoernooi, Wimbledon, Forest Hills e.a. ont zegd, maar zolang het aantal echte profs beperkt bleef tot een select clubje (zelden toerden er in de jaren veertig en vijftig meer dan vier profs door de wereld), was dat geen punt van belang. Nu echter een zeer groot aantal voormalige "amateurs" volledig prof werd, normaal kon blijven uitkomen op Wimbledon e.a. maar werd geweerd uit de Davis-Cupcompetitie, ging het toernooi snel devalueren. Australië kon ineens zijn beste spe lers niet meer opstellen en was verder krachteloos. Later werd die rampzalige regel ge schrapt. Veel helpen deed dat niet meer. Want inmiddels waren andere slijtageplekken in het Davis-Cup-patroon zichtbaar geworden. In de tientallen, zwaar gesponsorde internationale toer nooien, die jaarlijks werden georganiseerd, waren tiendui zenden en nog eens tienduizen den dollars te verdienen en de topspelers gingen zich daarvoor steeds individueler opstellen. Voor Davis-Cupwedstrijden, die zich over het hele seizoen uit strekten en nauwelijks wat ople verden, was nauwelijks nog plaats in hun snel vollopende agenda's. Ineens was Davis' schepping niet belangrijk meer. Zelden of nooit kwamen Ame rika en Australië nog op hun sterkst uit. Schril contrast met vroeger. De laatste paar jaar zijn de beide tennisgiganten er dan ook niet meer aan te pas geko- Zuid-Afrika Nog verdere devaluatie van het DC-toernooi was het gevolg van politieke verwikkelingen die in de van oudsher zo bedaagde ten- nisgemeenschap werden geser veerd. Legio is het aantal keren geweest dat landen weigerden uit te komen tegen Chili en Zuid- Afrika. Laatstgenoemde landen konden het op die manier ver brengen. Aan die hinderlijke si tuatie is nog steeds geen eind ge komen omdat er in de tennisge- meenschap niet voldoende stemmen zijn te vergaren om Chili en Zuid-Afrika uit te slui ten. (De huichelarij viert daarbij hoogtij. Russische tennissers komen wel in dezelfde toer nooien uit als Chilenen en Zuid- afrikanen, maar als ze voor de Davis Cup tegen vrijwel dezelfde spelers moeten uitkomen, steekt het Kremlin daar ineens een stokje voor). De competitie verloopt door dit al les zeer brokkelig. Het toppunt van de ellende werd bereikt in 1974 toen India weigerde in de fi nale aan te treden tegen Zuid- Afrika, dat daardoor wel op een heel goedkope manier aan de Da vis Cup kwam. Kort en goed: de opzet van het toernooi zal op de helling moeten (het hele toernooi zal in een veel korter tijdsbestek moeten wor den afgehandeld, zoals de Feder ation Cup bij de dames) anders wacht de Davis Cup een zielto gend einde. 1927-28 Het is goed na die deprimerende taal stil te staan bij een paar be roemde pleisterplaatsen in de Davis-Cuphistorie. Eerst terug naar de jaren twintig, naar het fameuze koppel William Tilden en William Johnston. Zij wonnen de Cup voor de V.S. van 1920 tot en met 1926 - een record. Tilden („Big Bill") was groot, sterk en arrogant. Volgens Allison Danzig (de nu bejaarde tennis- verslaggever van de New York Times, die alle groten in actie heeft gezien) was hij de sterkste en meest complete speler aller tijden. Een lastig en veeleisend man ook, die voortdurend met zijn bond overhoop lag over de amateurbepalingen. Johnston („Little Bill"), was klein, lichame lijk niet al te sterk en bescheiden. Maar hij was snel en hij bezat een forehand zo hard als een geweer kogel. In 1927 speelde Amerika de finale tegen uitdager Frankrijk, dat toen met zijn roemruchte vier musketiers (Cochet, Borotra, La coste en Brugnon) sterker was dan ooit. De spanningen tussen Tilden en zijn bond waren weer eens hoog opgelopen en daar het vermoe den rees dat „Big Bill" op zijn re tour was, meenden de officials zich wel iets meer tegenover hem te kunnen permitteren. Het zou tot een grote rel leiden op de tweede dag, bij het dubbelspel. Na de eerste dag was de stand 1-1. Tilden had na een hard gevecht Cochet verslagen en Lacoste was over een ineens uitgebluste Johnston gewalst. Lew Hoad en Ken Rosewall, die zo verrassend in 1953 de beker voor Australië behielden. Voor het dubbelspel verwachtte Tilden dat hij zijn min of meer vaste partner Hunter toegewezen zou krijgen, maar nee, de bond deelde hem mee dat de keuze was gevallen op Williams. Tilden ont stak in woede en weigerde daarop het dubbel te spelen. Hij ging een potje bridgen (zjjn an dere grote hartstocht) en liet de heren weten slechts door hen ge stoord te willen worden als zij hun beslissing zouden herzien. Dat deed de bond, knarsetan dend, pas vlak voor de aanvang van de partij, toen de tribunes al volzaten. Tilden won samen met Hunter het dubbel, weer na hevige strijd. En daarmee was zijn energie ver bruikt. Op de slotdag verloor hij kansloos van Lacoste en aange zien Johnston klop kreeg van Co chet, ging de beker - eindelijk - terug naar Europa, naar Frank rijk. De vier musketiers groeven zich onmiddellijk in, in het speciaal ter ere van hen in Parijs ge bouwde stadion Roland Garros. Uitdager in 1928 was de ploeg van de VS, waarin Tilden nog altijd een dominerende positie innam. Vlak voor de challenge round zette de Amerikaanse tennis- bond, die niet geloofde in de her overing van de Cup, even de tan den in zijn sterspeler hij kreeg een schorsing van een half jaar wegens overtreding van de ama- teurbepalangen. Grote beroering in Frankrijk. Want de Fransen wensten niet te win nen van een Amerika-zonder- Tilden. De zaak liep zo hoog op dat de Amerikaanse ambassa deur in Parijs - op last van presi dent Coolidge - ging bemiddelen. Er kwam een compromis tot stand: Tildens straf zou pas na het seizoen ingaan. Frankrijk won de finale met 4-1. Tilden zorgde tegen Lacoste voor het enige Amerikaanse punt. In 1930 won hij zowaar nog Wimbledon, op 37-jarige leeftijd. Al$ prof bleef hij tot op hoge leeftijd een ijzer- sterke speler. Tilden stierf, arm en vereenzaamd, in 1953 op 60- jarige leeftijd. 1932 De vier musketiers hielden de Cup in Frankrijk tot 1933, maar eigen lijk hadden zij hem al in 1932 be horen te verliezen aan Amerika. Over die challenge round is heel wat te doen geweest. De V.S. brachten Wilmer Allison en de zeer hardslaaride Ellsworth Vi nes, de Wimbledon kampioen, in het veld. Een sterk team, maar geplaagd door pech. Vines kreeg een paar dagen voor de strijd last van ingewandstoornissen. Boro tra, zijn tegenstander, kwam het ter ore en zond hem bij wijze van (dubieuze) grap komkommers en wc-papier. Vines verloor er zijn laatste restje zelfvertrouwen door. Hij ging in vier sets ten on der tegen Borotra. Na het dub belspel was de stand 2-1 voor Frankrijk. Het derde enkelspel had Allison behoren te winnen van Borotra. Bij 5-4 in de vijfde set kreeg hij matchpoint en de Fransman serveerde daarop zo wel zijn eerste als tweede opslag voor iedereen waarneembaar buiten het vak. Dat zou dus in de score 2-2 hebben betekend. Maar ja, de betrokken Franse lijnrech ter deed of hij het in Nizny Now- gorod hoorde donderen. Bal uit? Nou, meneer, daar had hij niets van gezien. Ach, er zijn in Roland Garros meer merkwaardige be slissingen ten gunste van' de Fransen genomen. Toen daarna Borotra's schoen scheurde, raakte Allison zo van slag dat hij geen spel meer maakte. In plaats van 2-2 werd het nu 3-1. Hoe dicht Amerika bij de zege kwam, bleek wel in het laatste enkelspel dat de weer herstelde Vines van Cochet won. 1939 Van geen finale is de echo zo lang hoorbaar gebleven als die van 1939 tussen Amerika en Australië in Philadelphia. De V.S. leken aanvankelijk regelrecht op de zege af te stevenen. De geslepen Bobby Riggs (dezelfde die een paar jaar terug duels uitvocht met de dameskampioenen Margaret Court en Billy Jean King) had opvallend weinig problemen met de Australische nr. 1 John Bromwich en Frank Parker ver sloeg, zij het na heel wat meer strijd, Adrian Quist. Dat was dus 2-0. In het dubbelspel deed Aus tralië wat terug. De briljante combinatie Brom- wich-Quist zette in vier sets het jonge koppel Kramer (de later zo beroemde profmanager) en Hunt aan de kant. Op de laatste dag won Quist zeer verrassend van Riggs. Het betekende dat de Amerikaanse voorsprong weg gesmolten was en dat de beslis sing moest vallen in de laatste partij tussen de baseliners Bromwich en Parker. De eerste rally in die wedstrijd besloeg meer dan 30 slagen. Een presti- geslag in geduld en concentratie. Bromwich won hem en vrijwel al les wat daarna volgde: 6-0, 6-3, 6-1. Voor het eerst in de geschie denis van de Davis Cup had een land de finale gewonnen na een achterstand van 0-2. Een dag na de challenge round brak de Tweede Wereldoorlog uit. Vreemde overeenkomst met 1914. Ook toen versloeg Australië Amerika in de finale en ook toen brak een dag later de wereldoor- 1946 De eerste Davis-Cupfinale na de oorlog ging weer tussen Australië en Amerika. Plaats van hande ling dit keer Melbourne, in de kerstweek. Arthur Daley schreef in de New York Times: "Amerika doet er goed aan te winnen, want de twee keer dat we in de finale tegen Australië verloren, brak er een wereldoorlog uit". Er heerst een enorme spanning, omdat niemand wist hoe na al die tennisloze jaren de krachtsver houding was. Australië legde zijn lot in handen van de held van 1939, Brömwichen Pails voor het enkelspel en in Bromwich-Quist voor het dubbelspel. De oude captain Walter Pate van Amerika aarzelde lang met de samenstel ling van zijn ploeg. De verkiezing van Kramer, kampioen van zijn land, stond vast. Maar de tweede enkelspelerAustralië ver wachtte hier Parker, die intussen heel wat sterker was geworden dan in 1939. Maar Pate, die zich het debacle met Parker nog goed herinnerde, dorst het niet met hem aan. Er was, naar zijn me ning, een netstormer nodig om Bromwich te verslaan. Hij wees ten slotte de 25-jarige Ted Schroeder aan, internationaal to taal onbekend. Australië her ademde. Bromwich had die zelfde Schroeder een paar weken daarvoor in een toernooi vlotjes van de baan gespeeld. "Pate geeft de Cup weg" schreven een paar Australische kranten. Ze hadden het mis. Ze wisten niet wat Pate wel wist: dat Schroeder een man was met zenuwen als kabeltouw, wiens vorm en inspiratie groeide naarmate de spanning steeg. Geen zee kon hem te hoog gaan. Bromwich, zelfverzekerd, kwam het aan de weet in de challenge round. Schroeder versloeg hem, tot verbijstering van de 15.000 Australische toeschouwers, in vijf woeste sets. Eén van de sen sationeelste overwinningen in Davis-Cupfinales. Kramer zorgde er verder voor dat de Cup weer naar Amerika ging. - 1950 Van 1946 tot en met 1949 bleef de Davis Cup in de V.S., vooral dankzij Schroeder, die de Austra liërs het ene pak rammel na het andere verkocht. In 1950 kwam zijn Waterloo. Het Australische team werd toen voor het eerst voorbereid en getraind door een uitzonderlijk tennisbrein: Harry Hopman, voor de oorlog zelf een speler van allure. Voor het eerste enkelspel had hij de beschikking over het beste naoorlogse Austra lische talent: Frank Sedgman. Over de tweede enkelspelplaats dubde hij lang. Hier werd alge meen Bromwich verwacht, maar "Harry the Hop" wees op het laatste moment de lange Ken McGregor aan, een nog onbe schreven blad. Het bleek een meesterzet. Uitgerekend deze onervaren speler won de sleutel wedstrijd van de zo gevreesde Schroeder 13-11, 6-3, 6—4. De Amerikaan zal tijdens dat duel ,wel eens hebben teruggedacht aan 1946: toen was hij de onbe kende die onverwacht een der sterkste spelers ter wereld klop te, nu ging hijzelf als beroemd heid het schip in tegen een groentje .Na deze Amerikaanse nederlaag brak er zowaar geen wereldoorlog uit. 1953 Eind 1952 werden Sedgman en McGregor prof en voor de verde diging van de Davis Cup was Hopman aangewezen op twee opkomende -spelers: Lew Hoad en Ken Rosewall. Het zouden la ter beroemdheden worden, maar toen waren ze nog slechts acht tien jaar, juniores eigenlijk nog. De Amerikaanse captain Talbert schoof voor enkel- en dubbelspel Vic Seixas (30) en Tony Trabert (23) naar voren. Hoad opende de strijd mdt een moeiteloze zege op Seixas, van wie hij daarvoor nimmer had kunnen winnen. Ro sewall daarentegen acteerde zwakjes tegen de robuuste Tra- bert (1-1). Voor het dubbelspel hadden de Australiërs de be schikking over twee combinaties die sterker werden geacht dan de Amerikaanse dubbel: Hoad- Rosewall en Hartwig-Rose. Het Australische selectiecomité durfde Hoad-Rosewall niet in te zetten gezien de matige vorm van Rosewall. En Hartwig-Rose wilden de heren niet, omdat zij de formidabel in vorm zijnde Hoad niet wensten te passeren. Uit Uit de hoge hoed toverden zij toen een gedrocht de combinatie Hoad-Hartwig, die nog nooit sa men had gespeeld Hopman verbleekte toen hij het hoorde Seixas en Trabert boekten dan ook een zeer eenvoudige zege: 6-2, 6-4, 6-4. Het derde enkelspel werd een tita nengevecht in de motregen tus sen de twee beste spelers: Hoad en Trabert. Hoad won de eerste twee sets, Trabert de twee vol gende. De vijfde ging gelijk op met de opslag. Bij 6-5 voor Hoad raakte TYabert in zijn service- game van de kook door het pu bliek. Dat juichte nogal chauvi nistisch toen hij een dubbele fout serveerde. Hoad greep de partij (7-5). Trabert bleef lang ziedend: juichen voor-een dubbele fout In de beslissende partij haalde Rosewall het kunststukje uit Seixas te verslaan en zo hielden de juniores de Cup in Australië.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 21