"Natuurlijk regende het 'n dag of wat later: dat had ik beloofd Jan ("de Strijker") Wesselman uit "de Veen" onthult de toekomst en heeft greep op het weer ROELOFARENDSVEEN - "Zo'n jaar of drie geleden komt er een vent naar me toe. Een boer uit Rijnsaterwoude, geloof ik. Z'n grond was kurkdroog. Niks wilde er meer op groeien. Of ik voor wat regen kon zorgen, vroeg 'ie. Vijfentwintig gulden had 'ie er voor over. Nou, zeg ik tegen 'm, dat is dan verdiend. Want over een week regent 't." Stilte. En? dringen we belangstellend aan. Geïrriteerd kijkt hij op en of het de gewoonste zaak van de wereld is: "Natuurlijk regende het een dag of negen later. Dat had ik toch beloofd!" Maar naar die vijfentwintig gulden, die in het vooruitzicht waren gesteld, kon Jan Wesselman - hij noemt zich weermaker en heeft ook nog magnetiseur voor zijn naam staan - fluiten. De achtenzeventigjarige baas met hoge stem: "Weetje wat die kerel (vloek) zei? Je ziet maar. Je krijgt van mij geen cent. Jij wist dat het zou gaan regenen Jan Wesselman (78): "Mensen die wratten hebben liggen me wel Vijf honden, een kleine honderd konijntjes, een enkele hamster, wat kippen (die elkaar de veren uit het lijf hebben getrokken) en een geit zijn de levensgezellen van de vrijgezelle weermaker uit Roelofarendsveen. Hij is nooit getrouwd geweest. En dat is ook wel te zien aan de inrichting van z'n piepkleine huisje aan het Noordeinde. Onderweg hiernaar toe passeren we een weelderige tuin. Als Wesselman ons uitno digt "even" binnen te komen stuiten we op een toestand, die onbeschrijfelijk is. Hoog, tot heel hoog staan het "antiek" en ou derwets meubilair opgestapeld. In het kamertje staan zeker zes stoelen, een tafel met een berg brieven en een dressoir waar be slist niets meer bij kan. Het ver kopen van die oude prulletjes is één van Jan's broodwinningen. DOOR JAN WESTERLAKEN En hier tussenin staat een tweeper soonsbed. De dekens zijn zó dicht geslagen. Het versleten vloer kleed is, zo te zien, al weken niet in aanraking geweest met de bor stel van een stofzuiger. Maar toch eet Jan Wesselman op z'n brood chocolade flikken. Om Niet al te veel rommel op de grond te ma ken Als Jan wat kabaal maakt wordt één van z'n vijf hondjes wakker. Een dikkerdje met een hoog voorhoofd. Net een geleerde on der z'n soortgenoten. Het beestje begint direct te keffen en met z'n kleine, bijterige tandjes probeert het een broekspijp aan flarden te trekken. Maar daar steekt Jan een stokje voor. Hij jaagt "Pluisje", zo heet het diertje, terug in een ver weerde fauteuil. Daar snurkt het even later dat het een lieve lust is. Oud brood Juist als Jan iets van-z'n werk wil gaan vertellen stapt er een vrouw de binnenplaats op. Een bekende van Jan. Ze draagt een wit plastic tasje waarin ze een zak aardap pelschillen en wat oud brood heeft. Jan steekt het opgewekt in de hoogte en roept met z'n hoge stemmetje uit: "Bedankt hoor. Die beesten hebben tenslotte al lemaal een bek. Ik moet maar zorgen dat ze aan de knauw blij- En weg fietst de vrouw. Ze heeft nauwelijks een woord met de weermaker gewisseld. Later ko men er nog eens twee vrouwen uit het dorp: één met een tas vol oud brood. Ook voor de dieren. De ander brengt een doosje cho colade. "Zo," kreunt Jan, als hij de vrou wen heeft weggewerkt en achter de overvolle tafel zit. "Wat wil je nou precies? Je toekomst weten? Vertel me dan maar eens wan neer je bent geboren, 's Avonds of overdag?" eens lezen", dringt hij sterk aan. De boeken zien er verweerd uit. De titels "Meesters van het Verre Oosten", "Wereld der Weten schap" en nog wat andere exem plaren met mysterieuze titels doen denken aan tovenarij. Nijdig De weermaker veert plotseling op en piept: "Ik ben eens een keertje verschrikkelijk nijdig geweest. Toen heb ik het laten stormen dat het niet mooi weer was. De jon gens moesten zondags voetballen en toen kwamen ze mij vragen of ik voor mooi weer wilde zorgen. Natuurlijk heb ik dat gedaan. De barometer stond op "slecht", maar dat heb ik wel even voor el kaar gebracht." Wesselman zegt dat hij ook voor een plaatselijke bui kan zorgen. Als een bui dreigt over te drij ven, houdt Jan die gewoon tegen. Een klein kunstje voor de weer maker. Hoe doet hij dat? Kost het niet veel moeite om een weerbeeld te beïnvloeden? "Temet niks. Ik zou zeggen het gaat bijna vanzelf. Je moet vragen wat je wilt. Hoe meer je dit doet, hoe meer ze aan je gewend raken. Dan helpen ze je ook gemakkelijker. Ze gaan gewoon op ie rekenen." Tot heel hoog staat het antiekopgestapeld Jan zet wat krabbeltjes op een ver frommeld stukje papier. Het lijkt of hij het spelletje "boter, kaas en eieren" speelt. Dan voorspelt hij dat we een gezonde kerel zijn (dat wisten we overigens al) en wel eens wat voor een ander kunnen missen (nou, dat is ook geen nieuws). Verder "onthult" Jan, dat we vrij gemakkelijk geld uit geven (en daarmee schopte hij al weer een open deur in). Als het "spel" gespeeld is vertellen we de weermaker waarvoor we werkelijk zijn gekomen. Dat be valt hem maar half. Hij zegt "Ik verkoop je liever tien konijnen dan dat ik in de krant kom Maar als we beloven geen ge kkigheid te zullen schrijven, komt het allemaal toch goed. Wesselman, die in Roelofarends veen door het leven gaat als "Jan de Strijker" (vanwege zijn "gene zende" handen), krijgt 's avonds nogal eens bezoek van een dorpsgenoot. Overdag wagen ze zich liever niet in zijn omgeving. Roddels doen gauw de ronde. Het zijn niet alleen boeren en burgers, die bij Jan komen. Geestelijken, nonnetjes en zelfs een burge meester mag Jan tot zijn "klan ten" rekenen. Zo vertelt "De Strijker" dat er laatst een meisje met een soepoog bij hem kwam. "Ik legde er een paar keer 'n zakdoek op en het was over." Een Amerikaanse, die bij hem logeerde, had een wrat op haar tong. Jan behandelde haar. Een hal f jaar later was ze genezen. "Mensen, die wratten hebben, liggen me wel," lacht de bejaarde. "Kijk, dan zie je tenminste watje doet. Dan strijk ik even met m'n handen (maakt een gebaar) en ze verdorren. Zo gaat dat," knort hij van plezier. Er zijn patiënten, die al meer dan twintig jaar af en aan lopen naar het huisje aan het Noordeinde. Nog nooit heeft Jan er ook maar één arts gestuurd. "Omdat", zo verdedigt hij zich, "ik mensen kan beter maken met wie een dokter geen raad weet. Ik kan zelfs kinderverlamming genezen en Mongolen beter maken". De klantenkring van "De Strijker" uit Roelofsarendsveen is groot. Een stapel brieven (recente) met bedankjes en noodkreten om zijn hulp is daarvan getuige. En al die brieven leest Jan zonder bril. Al leen als z'n ogen wat vermoeid raken en de letters gaan ''dan sen", grijpt hij naar een formida bele loep, die hij dan voor één oog houdt en de tekst leest. Als hij zijn patiënten heeft geholpen, mogen ze zelf uitmaken wat hen dit waard is. "Meestal geven ze tussen een tientje en vijfentwin tig gulden". Ze betalen echter ook wel eens met dieren. Waar mee dan gelijk verklaard is hoe Wesselman aan al die beesten komt. Maar nu het weer. \\Tant daar zijn we tenslotte voor gekomen. Niet waar? Jan knikt en slaat z'n ar men over elkaar. Of hij zeggen wil: kom maar op. De weermaker denkt altijd aan z'n eigen streek Jan: "Ja, daar moet het weer goed zijn, hè? Kijk, als het koud is moeten de kwekers te hard sto ken voor de bloemen in de kas sen. Is het te warm, dan zijn ze niks waard. Daar houd ik reke ning mee. Maar je ken het toch nooit iemand naar de zin maken. De één wil zon, de ander regen. Ik ken doen met het weer wat ik wil Alleen z'n eigen omgeving vindt Jan dus van belang? "Zo mag je het min of meer wel stel len, ja. En toch zijn ze nooit te vreden. Ook al zijn de bloemen- prijzen goed. Toch kan ik niet alle mensen helpen. De één wil het zus, de ander zo. En wie weet er nou eigenlijk precies wat goed is? Ik zal je het sterker vertellen: dat weet ik zelfs niet Houdt Jan van winter? De weermaker "Nou, nee. Ik vind hem maar vervelend. Het kost een hoop geld aan stoken. En als het hard vriest bcnne de bollen niks waard. Schaatsenrijden ken ik ook niet meer. Daar ben ik te oud voor, hè Jan, die voor hij ging "strijken" tuinder was, grijpt naar een sta peltje boeken. "Hier, die moet je Jan wat vertoornd: "Van hoger hand natuurlijk. Ik ben een gelo vig mens. Als ik wil dat het weer beeld verandert, dan ga ik negen dagen om hetzelfde bidden. Nou en dan ken het niet mis gaan, be grijp je?" Voor de lol Soms schopt Jan het weer ook wel eens voor de lol in de war. Dat doet hij als het weerbericht hem niet aanstaat. "Dan stuur ik 't er op aan. dat het wordt zoals ik het wil hebben. Dat geeft toch niks?" De weermaker vertelt nog nooit te vergeefs een beroep op "boven" te hebben gedaan. Hij heeft altijd gekregen waarom hij heeft ge vraagd Kan hij eens wat meer zeggen over het beïnvloeden van het weer? Wesselman: "Ik vraag erom. Ik praat buiten met m'n planten en vraag of ze goed willen groeien en bloeien. Als ze mooi weer nodig hebben ga ik zo zitten (maakt een gebaar met z'n handen). Ik kan de wind later draaien. Als hij uit de regenhoek komt, kan ik ervoor zorgen dat hij draait. Dan blijft het droog, hè.") Doet hij dit met z'n handen, vra gen we ongelovig. Jan: "Ja, natuurlijk, waar anders mee. Ik bestuur de wind ge woon." Na een ingewikkelde uit leg, beweert Jan, dat iedereen zich schuldig maakt aan het slechte weer. Gewoon, omdat ie dereen er invloed op heeft. Alleen de één wat meer dan de ander. Hoe het precies met mij zit? Nou, ik blijf vragen, hè. En hoe meer je vraagt, hoe meer je krijgt. Dat is toch logisch? Of niet soms?" Kat Toen Jan beroeps "strijker" werd, was hij al in de vijftig. Z'n eerste patiënt was een doodzieke kat van z'n buurvrouw. Dat weet hij zich nog goed te herinneren. Het dier was van het dak gevallen en kon niet meer lopen. "Als het beestje pijn had", zegt Jan, "hield ik z'n pootjes vast. En steeds kwam die kat bij me terug. Tot m'n buurvrouw verwondert bij me binnen stapte en zei: Jan kom nou even kijken, die kat zit al weer op het kippenhok. Ze was genezen." Boeren komen dikwijls met half dooie lammetjes bij hem. Die maakt Jan dan weer beter. "Er is nog nooit een beest dood gegaan. Ik maak ze kalm. Als ik niet op pas ritselt het hier binnen de korts mogelijke tijd van de die ren. Op een keer heb ik overal gaas moeten spannen. De mus sen werden te opdringerig Als hij nu zelf ziek is, gaat hij dan naar een dokter? Jan: "Als ik bij een arts kom ben ik al beter. Pas had ik kou op m'n water. Met die warmte had ik 's nachts bloot gelegen en tot over maat van ramp in m'n bed ge plast. Dat maak ik zelf wel beter. Hoe? Gewoon, zo. (Wesselman legt z'n genezende" handen op de zieke plek). "Zo genees ik dat, hè." Een stuk of vier klokken beginnen pal achter elkaar. Het is vijf uur. Wesselman komt overeind. Het gaat moeizaam. Pluis wordt ook wakker van het geschuif met stoelen. Laat z'n blinkende tand jes zien, maar doet niks. Jan houdt de handen diep in de zakken van z'n regenjas gestoken als we in de deuropening staan. Een jas, die hij al aan had toen we kwamen. Halverwege het pad roept hij ons na: "Maak het niet al te gek. Mijn klanten vinden zo veel reclame niet zo leuk. Krijg ik het nog drukker. Dat hebben ze liever niet, begrijp je." "Het ibeer veranderen? Dat gaat bijna vanzelf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 21